De raad van de gemeente Roermond
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 4 november 2014,
raadsvoorstelnummer 2014/088/1
gelet op artikel 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening 2015;
gezien het advies van de commissie Ruimte van 3 december 2014;
besluit:
vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van
parkeerbelastingen 2015 (Verordening parkeerbelastingen 2015).
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten
staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig
is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van
personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op
binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande
terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet
ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
- b.
motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990
met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia
van het RVV 1990;
- c.
houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven
kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het
krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van
opgegeven kentekens;
- d.
parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van
verzamelparkeermeters, centrale computer, en hetgeen naar
maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt
verstaan;
- e.
centrale computer: computer van het bedrijf waarmee de gemeente
Roermond een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de
registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van
diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een
telefoon.
- f.
gehandicaptenparkeerplaats: een gehandicaptenparkeerplaats zoals
bedoeld in artikel 26 van het Reglement Verkeersregels en
Verkeertekens 1990 ( RW 1990), aangeduid met verkeerstekens op een
bord volgens model E6 van bijlage 1 van het R W 1990.
- g.
E-laad parkeerplaats: een parkeerplaats die bestemd is voor het
parkeren van een (semi)elektrisch motorvoertuig ten behoeve van het
opladen van het voertuig en die nader aangeduid is met het onderbord
met opschrift "opladen elektrische voertuigen" of het
overeenkomstige pictogram.
- h.
autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van
motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke
personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer
dan een huishouden.
- i.
Autodateplaats: een parkeerplaats die bestemd is voor het parkeren
van een autodate voertuig en die nader aangeduid is met het
onderbord met het opschrift "autodate";
- j.
Kwartaal: 3 aaneengesloten kalendermaanden ingaand op 1 januari, 1
april, 1 juli of 1 oktober.
- k.
Maand: alle dagen behorende tot één kalendermaand.
Artikel 2 Belastbaar feit
Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen
geheven:
- a.
een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een
bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen
gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze;
- b.
een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning
voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning
aangegeven plaats en wijze.
Artikel 3 Belastingplicht
- 1.
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van de
degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.
- 2.
Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede
aangemerkt:
- a.
degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of
heeft gegeven de belasting te willen voldoen;
- b.
zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel
2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het
motorvoertuig, met dien verstande dat
1e als een voor ten hoogste drie maanden
aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt
wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst
de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de
huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig
heeft geparkeerd;
2e als blijkt dat een ander in het
kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander
wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft
geparkeerd.
- 3.
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven
van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als
degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als
deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander
tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat
hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
- 4.
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van
degene die de vergunning heeft aangevraagd.
Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak
De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn
vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende
tarieventabel.
Artikel 5 Wijze van heffing
- 1.
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven door
voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt
het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de
parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming
van de door het college gestelde voorschriften.
- 2.
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven door
voldoening op aangifte.
Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld
- 1.
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij
de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het
parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door
het via een telefoon inloggen op de centrale computer.
- 2.
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op
het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.
Artikel 7 Termijnen van betaling
- 1.
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig
de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.
- 2.
In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting
overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen een maand na het
einde van het parkeren, als het bij de aanvang van het parkeren in
werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een
telefoon inloggen op de centrale computer.
- 3.
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig
de aangifte worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning
wordt verleend.
- 4.
In afwijking van het derde lid geldt, zolang de verschuldigde
bedragen door middel van automatisch betalingsincasso kunnen worden
afgeschreven conform de "Beleidsregels automatisch incasso" van de
Gemeente Roermond. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing
op de gestelde termijnen.
- 5.
Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.
Artikel 7A Vrijstelling
- 1.
Houders van een geldige Europese Gehandicapten Parkeerkaart,
landelijke invalidenparkeerkaart (zowel voor bestuurders als
passagiers) of buitenlandse invalidenparkeerkaart die parkeren op
een gehandicaptenparkeerplaats zijn vrijgesteld mits deze
parkeerkaart met de daartoe bestemde zijde op een van buitenaf
duidelijk leesbare plaats direct achter de voorruit van het
motorvoertuig is geplaatst. Indien geen voorruit aanwezig is, dient
de vergunning op een van buitenaf zichtbare plaats leesbaar te
worden aangebracht.
- 2.
Bestuurders die op grond van een overeenkomst met een autodate
gebruik maken van een aangewezen autodateplaats zijn
vrijgesteld.
- 3.
Bestuurders die gebruik maken van een e-laad parkeerplaats ten
behoeve van het opladen van het (semi)elektrische motorvoertuig zijn
vrijgesteld.
Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen
De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen
betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden
geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college bij openbaar te maken
besluit.
Artikel 9 Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling
- 1.
Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van
de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan het
motorvoertuig een wielklem worden aangebracht.
- 2.
Het college wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de
terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.
- 3.
Als na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken kan
het motorvoertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid,
onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar
aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden
gesteld.
Artikel 10 Kosten
- 1.
De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld
in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 59,00
- 2.
De kosten van het aanbrengen en van het verwijderen van de wielklem
bedragen € 50,00
- 3.
De kosten voor de overbrenging en bewaring bedragen:
- a.
Voor de overbrenging op werkdagen van 8:00 tot 18:00 uur €
165,60
- b.
Voor de overbrenging op werkdagen van 18:00 tot 8:00 uur €
188,70
- c.
Voor de opslag en afgifte van 8:00 tot 18:00 uur €
38,53
- d.
Voor de opslag en afgifte van 18:00 tot 8:00 uur €
53,89
- e.
Voor het bewaren per dag € 8,43
- 4.
Het bedrag van de ingevolge het tweede en derde lid in rekening te
brengen kosten wordt bij voor bezwaar vatbare beschikking
vastgesteld.
Artikel 11 Betaling en teruggave van parkeerbelasting
- 1.
Over het aangegeven tijdvak van de parkeervergunning of
parkeerabonnement wordt per kalendermaand het maandtarief van de
parkeerbelasting geheven. Indien een parkeervergunning of
parkeerabonnement in de loop van een kalendermaand wordt verleend,
wordt over de resterende dagen van deze maand het volledige
maandtarief van de parkeerbelasting geheven;
- 2.
Bij opzegging of intrekking van de parkeervergunning of
parkeerabonnement wordt restitutie van de betaalde parkeerbelasting
verleend over het aantal nog niet ingetreden volledige
kalendermaanden waarvoor betaling heeft plaatsgevonden;
- 3.
Indien tengevolge van maatregelen getroffen door of met instemming
van de gemeente de vergunninghouder voor een tijdvak waarvoor reeds
betaling van parkeerbelasting heeft plaatsgevonden, geen gebruik kan
maken van de parkeervergunning of parkeerabonnement en voor dat
tijdvak geen vervangende parkeergelegenheid op redelijke afstand is
aangeboden, wordt restitutie van betaalde parkeerbelasting verleend
over het aantal volledige kalendermaanden gedurende welke dat
gebruik niet mogelijk is geweest.
Artikel 12 Kwijtschelding
Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding
verleend.
Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de heffing en
de invordering van de parkeerbelasting.
Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De 'Verordening parkeerbelastingen 2014' van 7 november 2013, wordt
ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van
ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing
blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben
voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na
die van bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
- 4.
Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening
parkeerbelastingen 2015'.