Organisatie | Velsen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2012 gemeente Velsen |
Citeertitel | Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2012 gemeente Velsen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Per 1 april 2012 vervalt:
Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2009 gemeente Velsen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2012 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 08-03-2012 De Jutter / De Hofgeest, 29 maart 2012 | R12.021 |
II. Recht op langdurigheidstoeslag
Artikel 3 – Langdurig, laag inkomen
Aan de in artikel 36, eerste lid, van de wet gestelde voorwaarde van het hebben van een langdurig, laag inkomen is voldaan als gedurende de referteperiode het inkomen per maand niet uitkomt boven 110% van de bijstandsnorm.
Artikel 4 – Hoogte van de langdurigheidstoeslag
Indien één van de gezinsleden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13, eerste lid, van de wet waardoor slechts één van de gezinsleden recht op langdurigheidstoeslag heeft, komt dit gezinslid in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden. Indien sprake is van een gezin dat bestaat uit drie of meer volwassen personen komen de twee of meer rechthebbenden in aanmerking voor langdurigheidstoeslag die voor hen als gezin zou gelden.
In gevallen waarin de toepassing van deze verordening een bijzondere hardheid zou betekenen voor de belanghebbende is het college bevoegd om af te wijken van het bepaalde in deze verordening.
De Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2009 gemeente Velsen wordt ingetrokken.
Deze verordening treedt in werking op de dag volgend op de datum waarop deze is gepubliceerd.
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Velsen 2012.
Op grond van artikel 8, eerste lid, onderdeel d, WWB dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te leggen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag.
Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip langdurig, laag inkomen, zoals die in artikel 36, eerste lid, WWB wordt gebruikt. Tevens dient in de verordening de hoogte van de toeslag te zijn vastgelegd.
Artikel 36, eerste lid, WWB vermeldt tot slot als criterium dat belanghebbende (op de peildatum) geen uitzicht heeft op inkomensverbetering. Volgens de toelichting bij dat artikel wordt hiermee gewaarborgd dat bepaalde groepen met een goed arbeidsmarktperspectief, zoals studenten, niet in aanmerking komen voor een langdurigheidstoeslag.
Met betrekking tot het begrip ‘inkomen’ is een van de WWB afwijkende definitie opgenomen. Nu de wetgever de gemeenteraad opdracht gegeven heeft om in de verordening regels te geven met betrekking tot het begrip ‘langdurig, laag inkomen’ is de gemeenteraad bevoegd om dit begrip voor de toepassing van artikel 36, eerste lid, WWB nader te definiëren. Met de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde (en ook door de wetgever bedoelde) invulling van het begrip inkomen in artikel 36, eerste lid, WWB.
Met de omschrijving van het begrip peildatum wordt beoogd dat de langdurigheidstoeslag met terugwerkende kracht kan worden aangevraagd, namelijk vanaf de datum waarop men aan alle voorwaarden voldoet. De peildatum is niet de aanvraagdatum, maar de datum waarop alle alle voorwaarden is voldaan.
Een referteperiode van vijf jaar (60 maanden), zoals artikel 36 WWB (tekst tot 1 januari 2009) voorschreef, wordt als te lang ervaren. Nadat belanghebbenden drie jaar op een minimum inkomen zijn aangewezen is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte over. Daarom wordt hier voor langdurig een termijn van drie jaar aangehouden.
Het begrip ‘langdurig, laag inkomen’ wordt ingevuld als een inkomen dat niet hoger is dan 110% van de bijstandsnorm.
De hoogte van de langdurigheidstoeslag is bij benadering gebaseerd op de toeslagen, zoals die tot 1 januari 2009 uit de wet voortvloeiden. Er wordt onderscheid gemaakt naar een gezinssituatie met en zonder ten laste komende kinderen.
Om niet jaarlijks de verordening aan te hoeven passen is ervoor gekozen om de hoogte van de langdurigheidstoeslag jaarlijks automatisch mee te laten bewegen met de bijstandsnomen. Omdat de bijstandsnormen in beginsel twee maar per jaar worden geïndexeerd en de langdurigheidstoeslag maar eenmaal, wordt steeds vergelijking gemaakt met de bijstandsnormen per 1 januari van het betreffende jaar.
Indien er sprake is van gehuwden, waarvan één persoon geen recht heeft op bijstand, wordt tot 1 januari 2012 de langdurigheidstoeslag vastgesteld naar de norm voor een alleenstaande of alleenstaande ouder. Dit blijft zo, als er sprake is van een gezin dat slechts uit gehuwden bestaat.
In het derde lid is tot uitdrukking gebracht dat als in de verordening voorzien is in een specifieke bepaling die dat regelt, die bepaling wordt vervangen door een bepaling die regelt dat als er tot het gezin een niet-rechthebbende behoort, dit slechts tot aanpassing van de hoogte van de langdurigheidstoeslag leidt als er slechts één rechthebbend gezinslid overblijft.