Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Velsen

Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2012 gemeente Velsen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVelsen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2012 gemeente Velsen
CiteertitelVerordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2012 gemeente Velsen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Per 1 april 2012 vervalt:

Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2009 gemeente Velsen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet werk en bijstand, art. 8
  2. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers art. 35
  3. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, art. 35

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-201201-01-2015nieuwe regeling

08-03-2012

De Jutter / De Hofgeest, 29 maart 2012

R12.021

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2012 gemeente Velsen

 

 

Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2012 gemeente Velsen
  •  

    • I. Algemene bepalingen

      Artikel 1 –Begrippen

      • 1.

        In deze verordening wordt verstaan onder:

      • a.

        de wet: de Wet werk en bijstand;

      • b.

        referteperiode: een ononderbroken periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum;

      • c.

        peildatum: de datum met ingang waarvan langdurigheidstoeslag wordt aangevraagd;

      • d.

        inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat:

      • -

        voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’;

      • -

        voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag wordt een bijstandsuitkering, in afwijking van artikel 32 van de wet, als inkomen gezien;

      • e.

        bijstandsnorm: de norm bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de wet, geldend per 1 januari van het jaar waarin de peildatum valt;

      • f.

        college: het college van burgemeester en wethouders.

      • 2.

        Voor zover niet anders bepaald, worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de wet en de Algemene wet bestuursrecht.

      Artikel 2 – Uitvoering

      • 1.

        De uitvoering van deze verordening berust bij het college.

      • 2.

        Het college kan in verband met deze uitvoering nadere regels stellen.

    • II. Recht op langdurigheidstoeslag

      Artikel 3 – Langdurig, laag inkomen

      Aan de in artikel 36, eerste lid, van de wet gestelde voorwaarde van het hebben van een langdurig, laag inkomen is voldaan als gedurende de referteperiode het inkomen per maand niet uitkomt boven 110% van de bijstandsnorm.

      Artikel 4 – Hoogte van de langdurigheidstoeslag

      • 1.

        De langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar 40% van de toepasselijke bijstandsnorm bedoeld in artikel 20 van de wet, vermeerderd met de toeslag als bedoeld n artikel 25, tweede lid, van de wet, voor één maand.

      • 2.

        Voor de toepassing van het eerste lid is de situatie op de peildatum bepalend.

      • 3.

        Indien één van de gezinsleden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13, eerste lid, van de wet waardoor slechts één van de gezinsleden recht op langdurigheidstoeslag heeft, komt dit gezinslid in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden. Indien sprake is van een gezin dat bestaat uit drie of meer volwassen personen komen de twee of meer rechthebbenden in aanmerking voor langdurigheidstoeslag die voor hen als gezin zou gelden.

      • 4.

        De langdurigheidstoeslag wordt rekenkundig afgerond op hele euro’s.

    III. Slotbepalingen

    Artikel 5 – Hardheidsclausule

    In gevallen waarin de toepassing van deze verordening een bijzondere hardheid zou betekenen voor de belanghebbende is het college bevoegd om af te wijken van het bepaalde in deze verordening.

    Artikel 6 - Intrekking

    De Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2009 gemeente Velsen wordt ingetrokken.

    Artikel 7 - Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgend op de datum waarop deze is gepubliceerd.

    Artikel 8 – Citeertitel

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Velsen 2012.

  • Toelichting Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2012 gemeente Velsen

Algemeen

Op grond van artikel 8, eerste lid, onderdeel d, WWB dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te leggen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag.

Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip langdurig, laag inkomen, zoals die in artikel 36, eerste lid, WWB wordt gebruikt. Tevens dient in de verordening de hoogte van de toeslag te zijn vastgelegd.

Artikel 36, eerste lid, WWB vermeldt tot slot als criterium dat belanghebbende (op de peildatum) geen uitzicht heeft op inkomensverbetering. Volgens de toelichting bij dat artikel wordt hiermee gewaarborgd dat bepaalde groepen met een goed arbeidsmarktperspectief, zoals studenten, niet in aanmerking komen voor een langdurigheidstoeslag.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Met betrekking tot het begrip ‘inkomen’ is een van de WWB afwijkende definitie opgenomen. Nu de wetgever de gemeenteraad opdracht gegeven heeft om in de verordening regels te geven met betrekking tot het begrip ‘langdurig, laag inkomen’ is de gemeenteraad bevoegd om dit begrip voor de toepassing van artikel 36, eerste lid, WWB nader te definiëren. Met de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde (en ook door de wetgever bedoelde) invulling van het begrip inkomen in artikel 36, eerste lid, WWB.

Met de omschrijving van het begrip peildatum wordt beoogd dat de langdurigheidstoeslag met terugwerkende kracht kan worden aangevraagd, namelijk vanaf de datum waarop men aan alle voorwaarden voldoet. De peildatum is niet de aanvraagdatum, maar de datum waarop alle alle voorwaarden is voldaan.

Artikel 2

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 3

Een referteperiode van vijf jaar (60 maanden), zoals artikel 36 WWB (tekst tot 1 januari 2009) voorschreef, wordt als te lang ervaren. Nadat belanghebbenden drie jaar op een minimum inkomen zijn aangewezen is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte over. Daarom wordt hier voor langdurig een termijn van drie jaar aangehouden.

Het begrip ‘langdurig, laag inkomen’ wordt ingevuld als een inkomen dat niet hoger is dan 110% van de bijstandsnorm.

Artikel 4

De hoogte van de langdurigheidstoeslag is bij benadering gebaseerd op de toeslagen, zoals die tot 1 januari 2009 uit de wet voortvloeiden. Er wordt onderscheid gemaakt naar een gezinssituatie met en zonder ten laste komende kinderen.

Om niet jaarlijks de verordening aan te hoeven passen is ervoor gekozen om de hoogte van de langdurigheidstoeslag jaarlijks automatisch mee te laten bewegen met de bijstandsnomen. Omdat de bijstandsnormen in beginsel twee maar per jaar worden geïndexeerd en de langdurigheidstoeslag maar eenmaal, wordt steeds vergelijking gemaakt met de bijstandsnormen per 1 januari van het betreffende jaar.

Indien er sprake is van gehuwden, waarvan één persoon geen recht heeft op bijstand, wordt tot 1 januari 2012 de langdurigheidstoeslag vastgesteld naar de norm voor een alleenstaande of alleenstaande ouder. Dit blijft zo, als er sprake is van een gezin dat slechts uit gehuwden bestaat.

In het derde lid is tot uitdrukking gebracht dat als in de verordening voorzien is in een specifieke bepaling die dat regelt, die bepaling wordt vervangen door een bepaling die regelt dat als er tot het gezin een niet-rechthebbende behoort, dit slechts tot aanpassing van de hoogte van de langdurigheidstoeslag leidt als er slechts één rechthebbend gezinslid overblijft.

Artikel 5, 6, 7 en 8

Deze artikelen spreken voor zich.