Organisatie | Baarn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels Verordening jeugdhulp gemeente Baarn 2015 |
Citeertitel | Nadere regels Verordening jeugdhulp gemeente Baarn 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 05-02-2016 | nieuwe regeling | 02-12-2014 | 14CV000475 |
Verordening jeugdhulp gemeente Baarn 2015
Burgemeester en Wethouders van Baarn;
de artikelen 2, derde lid, 4 en 6, derde en vierde lid, van de “Verordening jeugdhulp gemeente Baarn 2015” en artikel 156, eerste en derde lid, van de Gemeentewet;
Vaststellen van de Nadere regels Verordening jeugdhulp gemeente Baarn 2015
Hoofdstuk 3: Toegang jeugdhulp via de gemeente
Het college verzamelt alle voor het onderzoek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het college de jeugdige en/of zijn ouder(s) op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet op te stellen. Als de jeugdige en/of zijn ouder(s) daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.
Voor het gesprek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouder(s) aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en/of zijn ouder(s) verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouder(s) afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.
Artikel 9. Afwegingskader individuele voorziening
Hoofdstuk 4: Regels voor persoonsgebonden budget
Artikel 10. Aanvragen van een pgb
Artikel 11. Wijze waarop de hoogte van het persoonsgebonden budget (pgb) wordt vastgesteld
Artikel 13. Inwerkingtreding en citeertitel
burgemeester en wethouders van Baarn,
gemeentesecretaris burgemeester
Nadere regels Verordening jeugdhulp gemeente Baarn 2015
Artikel 2 Overige voorzieningen
De overige voorzieningen zijn beschikbaar zonder een aanvraagprocedure. De overige voorzieningen bestaan uit het laagdrempelig verlenen van informatie en advies en uit het verstrekken van lichte ambulante hulpverlening. De overige voorzieningen zijn laagdrempelig beschikbaar en moeten voorkomen dat de dure individueel voorzieningen moeten worden ingezet. Daarnaast kunnen de overige voorzieningen een goede ondersteuning bieden bij de inzet van individuele voorzieningen.
Artikel 3 Individuele voorzieningen
De individuele voorziening is een voorziening die alleen via een aanvraag en een beschikking kan worden ingezet. Het is een dure voorziening, die niet vrij toegankelijk is voor ouders en jeugdigen. Het Lokaal Team heeft het mandaat om een individuele voorziening in te zetten en zal deze procedure zorgvuldig moeten doorlopen. Voorzieningen ter uitvoering van het gedwongen kader zijn hier niet opgenomen, omdat deze geen jeugdhulp zijn in de zin van de wet en niet op aanvraag beschikbaar zijn. Het gaat hier om jeugdbescherming en jeugdreclassering. De gemeente is wel verantwoordelijk voor een toereikend aanbod van deze voorzieningen.
Toegang jeugdhulp via de gemeente
Ouders en jeugdige kunnen zonder een aanvraag rechtstreeks toegang krijgen tot overige jeugdhulp. De gemeente communiceert duidelijk naar de inwoners welke voorzieningen vrij toegankelijk zijn en welke voorzieningen niet vrij toegankelijk zijn.
De gemeente organiseert de toegang tot de jeugdhulp. We gaan er hiervan uit dat de toegang naar jeugdhulp zo dicht mogelijk bij het kind en gezin wordt georganiseerd.
Na registratie en een melding van een hulpvraag wordt door een lid van het Lokaal Team een afspraak gemaakt voor een gesprek, indien mogelijk zal het gesprek bij de jeugdige thuis plaatsvinden. Het lid van het Lokaal Team informeert de jeugdige en/of zijn ouder(s) bovendien over de procedure omtrent het gesprek en informeert de jeugdige en/of zijn ouder(s) over zijn/hun rechten en plichten.
Wanneer er sprake is van spoedeisende hulp (artikel 4, lid 4), kan het lid van het Lokaal Team direct een individuele voorziening inzetten. Dit betekent dat de jeugdige en/of zijn ouder(s) geen procedure hoeft te doorlopen om de nodige zorg te ontvangen.
Het kan zijn dat een lid van het Lokaal Team op basis van de gegevens uit het brede gesprek nader onderzoek doet om te bepalen of belanghebbende een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet nodig heeft. Het aanvragen van advies door de expertisepool kan onderdeel uitmaken van het onderzoek. Het is van belang dat de jeugdige en/of zijn ouder(s) toestemming geeft voor het uitwisselen van persoonsgegevens.
Wanneer de gegevens bekend zijn bij het Lokaal Team, dan is het niet nodig om het gehele vooronderzoek opnieuw te houden.
Het in het tweede lid genoemde familiegroepsplan is in artikel 1.1 van de Jeugdwet gedefinieerd als: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren. In artikel 4.1.2 van de Jeugdwet is bepaald dat de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling bij het uitvoeren van artikel 4.1.1 van de wet en indien sprake is van vroegsignalering van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als eerste de mogelijkheid biedt om, binnen redelijke termijn, een familiegroepsplan op te stellen. Op grond van artikel 2.1., sub g, van de wet, maakt het familiegroepsplan onderdeel uit van het gemeentelijk beleid.
Wanneer er sprake is van verblijf buiten de thuissituatie is een ouderbijdrage verschuldigd, zoals beschreven in de Jeugdwet. Deze ouderbijdrage zal vanaf 1 januari 2015 door het Centraal Administratiekantoor (CAK) worden vastgesteld en geïnd. Het CAK krijgt informatie van de gemeente. Op basis van deze informatie neemt het CAK al dan niet contact met de ouder op. In de Jeugdwet worden ook enkele situaties benoemd, wanneer de ouder geen bijdrage verschuldigd is, het gaat dan met name om situaties waarbij de ouders geen ouderlijk gezag (meer) hebben of in acute noodsituaties met ‘crisisplaatsing’.
Van het gesprek wordt een schriftelijk verslag opgesteld. Daarin staan de in samenspraak met de jeugdige en/of zijn ouder(s), en indien aanwezig andere personen uit het sociale netwerk, tot stand gekomen oplossingen. In plaats van een verslag kan ook een plan van aanpak worden opgesteld. De inhoud daarvan bevat in ieder geval ook de strekking van de genoemde onderzoeksonderwerpen.
Het verslag vormt de belangrijkste basis voor de beslissing op de aanvraag. Nadat de jeugdige en/of zijn ouder(s) beschikt over het verslag is het de verantwoordelijkheid van de jeugdige en/of zijn ouder(s), al dan niet met personen uit het sociale netwerk, zelf te beslissen of een aanvraag wordt ingediend. Als de jeugdige en/of zijn ouder(s) het niet eens is met het opgestelde plan, dan is er altijd een mogelijkheid voor de jeugdige en/of zijn ouder(s) om aan te geven waarom hij niet akkoord is.
Als de jeugdige en/of zijn ouder(s) het plan ondertekent en het plan is voorzien van zijn naam, burgerservicenummer (BSN), adres, geboortedatum en een dagtekening, kan het plan fungeren als aanvraagformulier voor een individuele voorziening; als dat (mede) de uitkomst is van het gesprek.
Regels voor persoonsgebonden budget (pgb)
Artikel 11 Wijze waarop de hoogte van het pgb wordt vastgesteld
Een individuele voorziening in de vorm van een pgb wordt alleen verstrekt indien de aanvrager dit gemotiveerd, aan de hand van een opgesteld plan vraagt. De jeugdige en/of zijn ouder(s) moet motiveren dat het bestaande aanbod van zorg in natura (ZiN) niet passend is. In het plan moet duidelijk worden aangetoond dat de verstrekking van een pgb aantoonbaar leidt tot veilige, betere en effectievere ondersteuning. Ook dient de ondersteuning aantoonbaar doelmatiger te zijn. De gemeente beoordeelt of dit plan voldoet. Door het opstellen van een persoonlijk plan wordt de jeugdige en/of zijn ouder(s) gestimuleerd na te denken over zijn zorgvraag, deze uit te werken en te concretiseren.
Bij de vaststelling van de tarieven voor dienstverlening wordt een onderscheid gemaakt tussen zorgverlening door professionals in dienst van een instelling, professionals niet in dienst van een instelling en niet professionals (zoals werkstudenten, sociaal netwerk). Het pgb voor dienstverlening door professionals in dienst van een instelling bedraagt 100% van het door het college vast te stellen tarief. Voor dienstverlening door professionals niet in dienst van een instelling (zoals ZZP-ers) wordt uitgegaan van 75% van het vastgestelde tarief, omdat deze professionals lagere overheadkosten hebben. Voor de categorie niet professionals hanteert het college een bedrag van 50% van het vastgestelde tarief.
De gemeente keert een “bruto” pgb uit aan het SVB, hierop is geen eigen bijdrage in mindering gebracht.
Wanneer de jeugdhulp die gefinancierd wordt uit het pgb duurder blijkt te zijn dan de hulp in natura, mag het pgb niet op voorhand worden geweigerd. Gemeenten mogen in dit geval ervoor kiezen alleen een budget te verstrekken ter hoogte van het ingekochte ZiN-tarief (zorg in natura). De extra kosten om de jeugdhulp uit het pgb te contracteren, kunnen dan bijbetaald worden door de aanvrager.