Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Baarn

Nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning Baarn 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBaarn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning Baarn 2015
CiteertitelNadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning Baarn 2015
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, artikel 156, eerste en derde lid
  2. Verordening maatschappelijke ondersteuning Baarn 2015, artikelen 2.1, tweede lid, 3.4, vierde en vijfde lid, en 4.1, tweede en derde lid

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201505-02-2016nieuwe regeling

02-12-2014

Gemeenteblad Jaargang 2014 23 december 2014 Nr. 79591

14CV000475

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning Baarn 2015

Nadere regels

Verordening maatschappelijke ondersteuning Baarn 2015

 

Burgemeester en wethouders van Baarn;

gelet op:

de artikelen 2.1, tweede lid, 3.4, vierde en vijfde lid, en 4.1, tweede en derde lid, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Baarn 2015 en artikel 156, eerste en derde lid, van de Gemeentewet;

 

BESLUIT:

Vaststellen van de Nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning Baarn 2015

 

Hoofdstuk 1: Begrippen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • a.

    algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten;

  • b.

    algemene voorziening: een voorziening die wordt aangeboden door maatschappelijke organisaties en door de markt en die vrij toegankelijk is voor alle inwoners;

  • c.

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • d.

    cliëntondersteuner: degene die de cliënt kosteloos ondersteunt door het geven van informatie en advies over vraagstukken van maatschappelijke ondersteuning en hulp bij het verkrijgen daarvan. Ook uitgebreide vraagverheldering en kortdurende en kortcyclische ondersteuning bij het maken van keuzes op diverse levensterreinen maken deel uit van de taken van een cliëntondersteuner;

  • e.

    hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2,3,2, eerste lid, van de wet;

  • f.

    pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet;

  • g.

    voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen;

  • h.

    wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

Hoofdstuk 2: Procedureregels aanvraag maatschappelijke ondersteuning

Artikel 2. Melding hulpvraag

  • 1.

    Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld bij:

    • a.

      het loket Wonen, Zorg en Welzijn van de gemeente Baarn;

    • b.

      het Lokaal Team;

    • c.

      de door de centrumgemeente Amersfoort aan te wijzen instellingen voor opvang indien het gaat om een hulpvraag op het gebied van opvang.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk of digitaal.

  • 3.

    In de ontvangstbevestiging is informatie opgenomen over de mogelijkheid van cliëntondersteuning, een persoonlijk plan en eventueel aanvullende informatie welke bij de eerste afspraak moet worden meegenomen.

  • 4.

    In spoedeisende gevallen, als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet, treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 3. Vooronderzoek en indienen persoonlijk plan

  • 1.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2.

    Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument, als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, ter inzage.

  • 3.

    Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4.

    Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan, als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet, op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

  • 5.

    Bij het opstellen van het persoonlijk plan kan de cliënt gebruik maken van cliëntondersteuning die via de gemeente wordt aangeboden.

  • 6.

    De cliëntondersteuner ziet erop toe dat het persoonlijk plan ingaat op alle mogelijkheden waarover de cliënt zelf beschikt om een (gedeeltelijke) oplossing voor zijn probleem te vinden.

  • 7.

    Een persoonlijk plan omvat tenminste:

    • a.

      een beschrijving van de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

    • b.

      een inventarisatie van de oplossingsmogelijkheden;

    • c.

      mogelijkheden om, indien van toepassing, de mantelzorger te ondersteunen;

    • d.

      mogelijkheden van lokaal en regionaal beschikbare algemene voorzieningen die bijdragen aan het oplossen van het probleem;

    • e.

      mogelijkheden die ontstaan door voorliggende voorzieningen vanuit diverse regelingen, zoals zorgverzekering, openbare gezondheidszorg, jeugdhulp, (passend) onderwijs, wonen, werk en inkomen;

    • f.

      toestemming om in het kader van de hulpvraag relevante persoonlijke gegevens uit te wisselen met personen betrokken bij de uitvoering van het plan.

Artikel 4. Gesprek

  • 1.

    Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger(s) en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • c.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • d.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • e.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

    • f.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • g.

      de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;

    • h.

      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • i.

      welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn;

    • j.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze, en

    • k.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de cliënt.

  • 2.

    Als de cliënt een persoonlijk plan, als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid van de wet, aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.

  • 4.

    Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.

Artikel 5. Verslag

  • 1.

    Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek, als bedoeld in artikel 4.

  • 2.

    Het verslag is een zorgvuldige weergave van alle relevante feiten en omstandigheden die in de fase van vraagverheldering zijn verzameld.

  • 3.

    Een ingediend persoonlijk plan maakt (als bijlage) onderdeel uit van het verslag.

  • 4.

    Het college verstrekt het verslag aan de cliënt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen zeven dagen, na het gesprek.

  • 5.

    De cliënt tekent het verslag voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen zeven dagen wordt geretourneerd.

  • 6.

    Als de cliënt tekent voor gezien, kan hij daarbij tevens de reden aangeven waarom hij niet akkoord is.

  • 7.

    Als de cliënt van mening is dat hij in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, kan hij dit aangeven op het door hem ondertekende verslag.

Artikel 6. Aanvraag

1.Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag voor een maatwerkvoorziening doen bij het college door het indienen van een ondertekend verslag van het gesprek, voorzien van naam, adres, burgerservicenummer (BSN) en dagtekening.

Hoofdstuk 3: Aanvullende regels vervoer en woonvoorzieningen

Artikel 7. Vervoer

  • 1.

    Het gebruik van het collectief (openbaar) vervoer heeft het primaat als het de cliënt naar het oordeel van het college in voldoende mate in staat stelt tot participatie.

  • 2.

    Indien gebruik wordt gemaakt van de regiotaxipas kan maximaal 2000 km per jaar worden gereisd.

  • 3.

    Een persoon die naar het oordeel van het college bij het vervoer met het collectief (openbaar) vervoer is aangewezen op persoonlijke begeleiding, kan gratis een begeleider laten meereizen.

  • 4.

    Een vervoersvoorziening wordt geweigerd indien de cliënt:

    • a.

      in het bezit is van een auto die hij gebruikt; en

    • b.

      bij het gebruik van de auto geen problemen ondervindt; en

    • c.

      de auto voorziet in de lokale vervoersbehoefte.

Artikel 8. Woonvoorzieningen

  • 1.

    Bij de beoordeling van de vraag of een woonvoorziening van bouwkundige of woontechnische aard noodzakelijk is geldt het primaat van verhuizing naar een passende of een goedkoper aanpasbare woning in Baarn of in de nabijheid van Baarn liggende gemeenten.

  • 2.

    Indien een verhuizing in de situatie genoemd in het eerste lid naar het oordeel van het college in redelijkheid niet van de cliënt kan worden gevergd, geldt het primaat van de losse woonunit.

  • 3.

    Indien een verhuizing of een losse woonunit, genoemd in het eerste en tweede lid, naar het oordeel van het college in redelijkheid niet van de cliënt kan worden gevergd, kan een woningvoorziening van bouwkundige aard of woontechnische aard worden verstrekt.

Hoofdstuk 4: Regels voor het persoonsgebonden budget

Artikel 9. Aanvragen van een pgb

  • 1.

    Uit de aanvraag blijkt op welke wijze deze voorziening bijdraagt aan participatie en zelfredzaamheid.

  • 2.

    Uit de aanvraag blijkt dat de voorziening voldoet aan het door het college vastgestelde kwaliteitseisen.

  • 3.

    Uit de aanvraag blijkt op welke wijze de kwaliteit van de voorziening is gewaarborgd.

  • 4.

    Uit de aanvraag blijkt op welke wijze eventuele meerkosten van de voorziening worden bekostigd.

  • 5.

    Bij de aanvraag voor een pgb verstrekt de cliënt de volgende informatie: welke voorziening wordt met het pgb ingekocht en door wie deze wordt geleverd.

  • 6.

    Indien het pgb wordt ingezet voor het afnemen van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen van iemand die behoort tot het sociale netwerk van de cliënt, dan wordt de meerwaarde daarvan aangetoond.

  • 7.

    Een pgb kan worden verstrekt als tegemoetkoming voor voorzieningen die vanwege hun aard niet in natura kunnen worden aangeboden.

Artikel 10. Wijze waarop de hoogte van het persoonsgebonden budget (pgb) wordt vastgesteld

  • 1.

    De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt bepaald aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;

    • b.

      is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering.

  • 2.

    De hoogte van een pgb voor:

    • a.

      dienstverlening waaronder huishoudelijke hulp, individuele begeleiding en dagbesteding door:

      • 1.

        Professionals in dienst van een instelling wordt per uur of per resultaat bepaald op basis van het door het college vastgestelde tarief voor het betreffende onderdeel.

      • 2.

        Professionals, werkzaam als zelfstandigen, wordt per uur of per resultaat bepaald op basis van 75% van het door het college vastgestelde tarief voor het betreffende onderdeel.

      • 3.

        Niet-professionals wordt bepaald op basis van 50 % van het door het college vastgestelde tarief voor het betreffende onderdeel.

    • b.

      kortdurend verblijf- en respijtzorg:

      • 1.

        met laag intensieve ondersteuning uitgevoerd door vrijwilligers met ondersteuning van een beroepskracht, of

      • 2.

        met hoog intensieve ondersteuning uitgevoerd door daartoe opgeleide personen; wordt per dagdeel of per resultaat voor kortdurend verblijf- en respijtzorg bepaald op basis van het door het college vastgestelde tarief voor het betreffende onderdeel;

    • c.

      overige maatwerkvoorzieningen:

      • 1.

        Het college stelt het pgb voor overige maatwerkvoorzieningen vast op maximaal de kostprijs van de door het college ingekochte maatwerkvoorziening in natura, waarbij het college er zorg voor draagt dat de cliënt met het pgb in staat is kwalitatief goede ondersteuning in te kopen.

      • 2.

        Het college kan het pgb in ieder geval lager vaststellen dan het bedrag, zoals bedoeld in het vorige lid, als in dat bedrag salariskosten zijn begrepen en de cliënt gebruik maakt van ondersteuning in het informele circuit.

  • 3.

    De hoogte van een pgb is opgebouwd uit salaris en eventuele reiskosten.

  • 4.

    Het college stelt het tarief voor de onderdelen genoemd onder a en b vast in het financieel besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Baarn.

  • 5.

    Het college stelt de maximale hoogte van de tegemoetkoming als bedoeld in artikel 9, lid 7, vast in het financieel besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Baarn.

Artikel 11. Bestedingstermijn

  • 1.

    De cliënt kan schriftelijk en gemotiveerd vragen het pgb later te mogen aanwenden dan zes maanden na toekenning van de voorziening.

  • 2.

    Dit verzoek wordt gehonoreerd indien latere aanwending van het budget onvermijdbaar is en de cliënt nog steeds is aangewezen op de voorziening.

Hoofdstuk 5: Bijdrage in de kosten

Artikel 12. Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen

  • 1.

    Voor het gebruik van een algemene voorziening kan een bijdrage in de kosten worden gevraagd door de aanbieder.

  • 2.

    De aanbieder van de algemene voorziening bepaalt de hoogte van de bijdrage. Deze kan niet hoger zijn dan de kostprijs.

Artikel 13. Eigen bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening

  • 1.

    Voor een maatwerkvoorziening, dan wel pgb, wordt aan de cliënt een eigen bijdrage gevraagd, maar niet langer dan dat hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of langer dan de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

  • 2.

    Voor de bepaling van de hoogte van de eigen bijdragen en inkomensgrenzen wordt aangesloten bij het uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 3.

    Het aantal perioden van 4 weken waarover een eigen bijdrage wordt berekend, is afhankelijk van de kostprijs van de voorziening.

  • 4.

    De eigen bijdrage wordt, bij afschrijving van voorzieningen, maximaal tot het moment dat de voorziening economisch is afgeschreven, opgelegd.

  • 5.

    Voor de eigen bijdrage voor beschermd wonen en opvang zijn de Nadere regels opvang en beschermd wonen van de gemeente Amersfoort van toepassing.

Hoofdstuk 6: Slotbepalingen

Artikel 14. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    De regeling wordt aangehaald als: Nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning Baarn 2015.

BAARN, datum

burgemeester en wethouders van Baarn,

drs. A. Najib M.A. Röell

gemeentesecretaris burgemeester

Toelichting

Nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning Baarn 2015

Inleiding

In algemene zin heeft de Wmo tot doel om mensen in staat te stellen tot maatschappelijke participatie en te stimuleren tot zelfredzaamheid. Voor veel mensen is deelnemen aan de samenleving en zich inzetten voor zichzelf én anderen een vanzelfsprekendheid. Soms lukt dat meedoen niet op eigen kracht. Dat kan zijn omdat burgers beperkingen hebben, de weg niet weten of de regie kwijt zijn. Als meedoen op eigen kracht niet kan, is er ondersteuning nodig. Wij ondersteunen mensen die dat nodig hebben in hun bijdrage aan de samenleving, bieden hulp bij het herstellen van hun zelfredzaamheid en rusten mensen toe om maatschappelijk te participeren.

Het college van B&W stelt nadere regels vast die gelden als richtlijn voor het uitvoeren van taken op het gebied van de Wmo, zoals deze door de gemeenteraad zijn vastgesteld in de Verordening Maatschappelijke ondersteuning Baarn 2015. Deze regels treden in werking per 1 januari 2015.

Procedureregels

Melding hulpvraag

Een inwoner met een hulpvraag kan zich melden bij het loket Wonen, Zorg en Welzijn van de gemeente. Daarnaast kunnen mensen met een ondersteuningsvraag worden aangemeld bij het Lokaal Team door de verschillende zorg- en welzijnspartijen, zoals algemeen maatschappelijk werk, MEE, ouderenadviseur, etc.

Voor een hulpvraag op het gebied van opvang kan de inwoner zich melden bij een door de gemeente Amersfoort aan te wijzen instelling voor opvang.

Wanneer de inwoner niet kan worden geholpen in de eerste ondersteuningsvraag en een breed gesprek nodig is, ontvangt de inwoner een bevestiging van de melding en informatie waarin wordt uitgelegd wat het brede gesprek inhoudt.

Vooronderzoek en persoonlijk plan

De Wmo 2015 kent geen limitatieve opsomming van gegevens die de aanvrager moet verstrekken. Wel is de aanvrager verplicht mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan de aanvrager redelijkerwijs mag verwachten dat deze belangrijk zijn voor het vinden van een passende oplossing. Hieruit blijkt dat de Wmo 2015 niet gericht is op het vaststellen van het recht op een bepaalde voorziening. De Wmo 2015 beoogt maatwerk te leveren, aansluitend bij de vraag en de geconstateerde problematiek.

De eigen verantwoordelijkheid en kracht van degene met een hulpvraag om een oplossing te vinden voor het probleem dat wordt voorgelegd, wordt bevestigd door de mogelijkheid voor de inwoner om een persoonlijk plan in te dienen. Het persoonlijk plan is een belangrijk document in de fase van vraagverheldering en vooronderzoek, omdat de inwoner daarin zelf een beeld geeft van de relevante feiten en omstandigheden, van de te ondernemen acties en van resultaten die bijdragen aan zijn participatie in de samenleving.

Het persoonlijk plan is nadrukkelijk aan de orde bij een aanvraag van een persoonsgebonden budget (pgb) en geeft inzicht in de keuze van een pgb boven verstrekking in natura. Op basis van de specificaties van het plan moet de hoogte van het budget op een zorgvuldige wijze kunnen worden vastgesteld.

De Wmo 2015 gaat uit van een “aantoonplicht” voor de aanvrager. Dit betekent dat het aan de inwoner is om alle relevante feiten naar voren te brengen. Vervolgens is het aan de medewerker(s) van de gemeente om de juistheid van deze feiten te verifiëren. De inwoner geeft daartoe uitdrukkelijk toestemming. Het spreekt vanzelf dat de inwoner door de medewerker(s) ondersteund wordt in het volledig en duidelijk presenteren van de relevante feiten en omstandigheden.

Het gesprek

Na bevestiging van de hulpvraag wordt een afspraak gemaakt voor een gesprek. Indien mogelijk zal het gesprek zoveel mogelijk bij de inwoner thuis plaatsvinden. Bij het gesprek kunnen ook andere personen dan de inwoner aanwezig zijn. Denk bijvoorbeeld aan personen uit diens sociale netwerk. In geval van mantelzorg wordt de mantelzorger in principe altijd uitgenodigd voor het gesprek.

In het gesprek wordt in samenspraak met de inwoner bekeken welk resultaat hij wil bereiken ten aanzien van zijn zelfredzaamheid en participatie en welke oplossingen daarvoor mogelijk zouden kunnen zijn.

Het verslag

Het verslag geeft de mogelijkheden van de cliënt, de mogelijkheden in zijn netwerk en/of vrijwilligers en de mogelijkheden van algemene voorzieningen weer. Indien nodig geeft het een beschrijving van de in te zetten maatwerkvoorzieningen. Een ingediend persoonlijk plan maakt onderdeel uit van het verslag.

Van het verslag kan niet verwacht worden dat het een altijd een objectieve weergave van de situatie van de cliënt is: het kan duidelijk subjectieve aspecten bevatten. Deze subjectieve aspecten zullen als zodanig herkenbaar moeten zijn.

Het verslag vormt de belangrijkste basis voor de beslissing op de aanvraag. Nadat de cliënt het verslag heeft ontvangen, is het zijn verantwoordelijkheid, of die van de mantelzorger, zelf te beslissen of een aanvraag wordt ingediend. Als de cliënt het niet eens is met het opgestelde plan, dan is er altijd een mogelijkheid voor de cliënt om aan te geven waarom hij niet akkoord is.

De aanvraag

Als de cliënt het plan ondertekent en het plan is voorzien van zijn naam, burgerservicenummer (BSN), geboortedatum, adres en een dagtekening, kan het plan fungeren als aanvraag voor een maatwerkvoorziening als dat (mede) de uitkomst is van het gesprek.

Een aanvraag kan alleen door de gemeente in behandeling worden genomen wanneer een gespreksverslag voorzien van naam, BSN, adres, geboortedatum en ondertekening door belanghebbende (of gemachtigde) bij de gemeente is ingeleverd. De datum waarop de aanvraag juist en volledig is, geldt als aanvraagdatum.

Regels voor persoonsgebonden budget (pgb)

Een pgb wordt verstrekt als de cliënt heeft gemotiveerd dat in zijn geval de maatwerkvoorziening als pgb de voorkeur heeft boven een verstrekking in natura. Hiertoe dient de aanvrager een persoonlijk plan met (financiële) onderbouwing in bij de gemeente. Het persoonlijk plan gaat ook in op de kwaliteit van de voorziening waarop het betrekking heeft en aan welk resultaat de voorziening bijdraagt.

Het pgb wordt ook gebruikt voor voorzieningen die vanwege hun aard niet in natura kunnen worden verstrekt. Denk hierbij aan de financiële tegemoetkomingen voor bijvoorbeeld kosten van vervoer, gebruik eigen auto, verhuiskostenvergoeding etc.

De medewerker van de gemeente/ het Lokaal Team vormt zich een oordeel over de bekwaamheid van aanvrager om de taken en verantwoordelijkheden die verbonden zijn aan een pgb verantwoord uit te voeren.

Voor het vaststellen van de hoogte van het pgb voor inzet van een mantelzorger of van iemand vanuit het netwerk van de cliënt is aansluiting gezocht bij het beleid van Mezzo (brancheorganisatie van organisatie van Mantelzorg) en de Wet langdurige zorg. Ook is rekening gehouden met gangbare tarieven in de regio voor professionele ondersteuning.

De hoogte van het pgb wordt bepaald aan de hand van het door de aanvrager ingediend persoonlijk plan. Het pgb is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken en wordt aangevuld met een vergoeding van kosten noodzakelijk voor de instandhouding van de voorziening.

Bijdrage in de kosten

Bij de vaststelling van eigen bijdragen en inkomensgrenzen wordt voor maatwerkvoorzieningen aangesloten bij het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Op grond van artikel 3.1 van dit besluit wordt de eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening vastgesteld binnen 24 maanden na het tijdstip waarop het CAK in kennis is gesteld dat een maatwerkvoorziening is verstrekt. De eigen bijdrage gaat met terugwerkende kracht in. Uitzondering op de eigen bijdrage geldt voor het collectief vervoer (de reiziger betaalt immers al een eigen bijdrage per zone) en rolstoelen (wettelijk niet toegestaan).

Wettelijk is geregeld dat het CAK (Centraal Administratie Kantoor) de enige instantie is die namens de gemeente de eigen bijdrage vaststelt, oplegt en int. Vervolgens vindt afdracht aan de gemeente plaats.

De eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen is gelijk aan de kostprijs van de voorziening. De eigen bijdrage zal nooit hoger zijn dan de daadwerkelijke kostprijs van de voorziening en wordt in principe nooit langer dan de duur van het gebruik van de voorziening opgelegd. Bij afschrijving van voorzieningen wordt de eigen bijdrage nooit langer opgelegd tot het moment dat de voorziening economisch afgeschreven is.