Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Vlissingen

Algemeen sociaal statuut gemeente Vlissingen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVlissingen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemeen sociaal statuut gemeente Vlissingen
CiteertitelAlgemeen sociaal statuut gemeente Vlissingen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Vervangt 'Het Sociaal Statuut 1989', vastgesteld op 23 februari 1989.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet op de ondernemingsraden, art. 25
  2. Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst, artt. 8:4, 8:4:1, 12:1:5, 12:2 en 15:1:10

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200001-01-2016Onbekend

23-11-1999

Gemeenteblad, 1999, X.13

Geen.
10-09-199601-01-1996nieuwe regeling

03-09-1996

Gemeenteblad, 1996, X.13

Geen.

Tekst van de regeling

Intitulé

ALGEMEEN SOCIAAL STATUUT

 

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1:1 Uitgangspunten

In het Algemeen sociaal statuut (verder: het statuut) worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • 1.

    Het statuut geldt als een bijzondere regeling en wordt toegepast voor alle bestaande rechtspositieregelingen. Het bevat rechten en plichten van zowel burgemeester en wethouders als van de ambtenaren.

  • 2.

    De ambtenaar volgt bij verandering van de organisatie zijn werk.

  • 3.

    Om de mogelijkheden tot (her)plaatsing te optimaliseren worden alle vacatures van de organisatie gebruikt.

  • 4.

    De regeling Personeelsvoorziening gemeente Vlissingen 2002 is niet van toepassing op de in het derde lid bedoelde vacatures.

  • 5.

    Indien als gevolg van het initiatief van burgemeester en wethouders een betrekking vervalt wordt geen ongevraagd ontslag verleend, met uitzondering van de ambtenaren die elders een passende of geschikte betrekking krijgen aangeboden.

  • 6.

    Tegenover de verplichting van burgemeester en wethouders om gedwongen ontslagen te voorkomen staat de verplichting van de ambtenaar een passende of geschikte functie te aanvaarden. Een passende of geschikte functie kan ook een functie zijn bij een andere publiek- of privaatrechtelijke instelling of organisatie.

  • 7.

    Ook wanneer gemeentelijke taken vervallen als gevolg van wijzigingen in het beleid van derden (bijv. de rijksoverheid) is het de intentie van burgemeester en wethouders ongevraagd ontslag te voorkomen en zoveel mogelijk te handelen overeenkomstig de geest van dit statuut.

Artikel 1:2 Begrippen

Voor de toepassing van het statuut wordt verstaan onder:

  • a.

    ambtenaar: de ambtenaar als bedoeld in artikel 1:1 van de Algemene Rechtspositieregeling 2002;

  • b.

    CAR: Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten;

  • c.

    betrekking: het geheel van werkzaamheden dat door de ambtenaar is te verrichten;

  • d.

    passende betrekking: een betrekking, waarin de ambtenaar redelijkerwijs in verband met zijn persoonlijkheid, omstandigheden en vooruitzichten intern kan worden aangesteld danwel bij een externe onderneming of instelling in dienst kan treden; onder persoonlijkheid, vooruitzichten en omstandigheden kunnen onder meer worden verstaan: interesse, capaciteiten, ervaring, kennis, vaardigheden, leeftijd, gezondheidstoestand, (gezins)omstandigheden, scholing, salaris, salarisaanspraken en vastgelegde bevorderingsmogelijkheden;

  • e.

    geschikte betrekking: een betrekking die niet valt onder het begrip "passend", maar die de ambtenaar, nadat deze hem is aangeboden, bereid is te vervullen;

  • f.

    salaris: wat daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Algemene Salarisverordening;

  • g.

    toelagen: de toelagen als bedoeld in de Algemene Salarisverordening en in de Regeling Bezoldigingsbeleid 1995, met uitzondering van de persoonlijke en garantietoelagen;

  • h.

    salarisaanspraken: de opeenvolgende salarisperiodieken van de schaal waarin de ambtenaar is ingedeeld tot en met het hoogste bedrag van de salarisschaal. Zolang een personeelsbeoordelingssysteem nog niet wordt gehanteerd, geldt deze aanspraak tot en met de uitlooprang;

  • i.

    plaatsing boven de sterkte: plaatsing in een niet-formatieve plaats;

  • j.

    college: het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen.

HOOFDSTUK 2 RECHTEN EN PLICHTEN

Artikel 2:1 De ambtenaar volgt zijn werk

  • 1.

    Het college verplicht zich tot het (her)plaatsen van alle ambtenaren, met uitzondering van hen die:

    • a.

      uitdrukkelijk aangeven niet geplaatst te willen worden;

    • b.

      hun werk volgen als bedoeld in het derde lid.

  • 2.

    De ambtenaar, wiens werkzaamheden tot de gemeentelijke taak blijven behoren na de verandering van de organisatie, wordt in principe geplaatst.

  • 3.

    De ambtenaar, wiens werkzaamheden op initiatief van het college worden overgedragen aan een andere publiek- of privaatrechtelijke instelling of onderneming, wordt in principe gelijktijdig bij die instelling of onderneming onder nadere voorwaarden en garanties in dienst genomen.

  • 4.

    De ambtenaar is verplicht een passende betrekking, of in overleg geschikte betrekking, te aanvaarden.

Artikel 2:2 Passende of geschikte betrekking

  • 1.

    De ambtenaar wiens betrekking op initiatief van het college wordt opgeheven komt in aanmerking voor een passende betrekking of, in onderling overleg, voor een geschikte betrekking.

  • 2.

    De ambtenaar komt in aanmerking voor een aanvulling van de betrekking met passende of, in onderling overleg, geschikte werkzaamheden indien een betrekking ingrijpend wijzigt door het wegvallen van een of meer hoofdbestanddelen.

  • 3.

    Het college treft in overleg met de ambtenaar nadere regelingen, als voor hem geen passende of geschikte betrekking beschikbaar is en een ingrijpende bijscholing in redelijkheid niet kan worden gevorderd.

Artikel 2:3 Functierang

  • 1.

    (Her)plaatsing geschiedt in principe in een betrekking met een functierang die ten minste gelijk is aan de functierang van de oude betrekking.

  • 2.

    Het college kan de ambtenaar niet verplichten tot het aanvaarden van een betrekking die meer dan één functierang lager is dan zijn huidige functieschaal.

  • 3.

    De ambtenaar is verplicht tot het aanvaarden van een passende betrekking die één functierang lager is dan zijn huidige functierang. Deze bepaling wordt bij opeenvolgende reorganisaties niet cumulatief toegepast.

  • 4.

    De ambtenaar die niet in een betrekking met een zelfde functierang kan worden geplaatst en in een betrekking wordt geplaatst dan wel een betrekking aanvaardt met een lagere functierang, behoudt het salaris en de salarisaanspraken verbonden aan zijn betrekking die hij op het moment van plaatsing vervult, alsmede de op de datum van inwerkingtreding van het statuut voor hem schriftelijk vastgelegde vooruitzichten.

Artikel 2:4 Afbouwen toelagen

Bij de plaatsing gelden voor de werknemers de volgende garanties:

  • a.

    de werknemer behoudt zijn salaris, de toelagen en salarisaanspraken verbonden aan zijn functie, welke hij voor de reorganisatie vervult;

  • b.

    indien aan de oude functie vergoedingen zijn verbonden, welke niet of niet in dezelfde mate aan de nieuwe functie zijn verbonden, geldt de volgende regeling:

    • -

      vergoedingen worden in het eerste jaar na de plaatsing voor 100% behouden. In het tweede jaar wordt 75% toegekend en in het derde kalenderjaar wordt 50% toegekend. In het vierde jaar wordt 25% toegekend, waarna de vergoeding wordt beëindigd;

    • -

      indien een lagere dan de oorspronkelijke vergoeding moet worden toegekend, gaat deze in bij de aanvang van het tweede jaar na de plaatsing in de nieuwe functie, tenzij de vergoeding meer dan 50% lager is dan de oorspronkelijke. In dat geval wordt gedurende het tweede jaar 50% van de oude en met ingang van het derde jaar de nieuwe vergoeding toegekend.

Artikel 2:5 Opleiding, scholing en vorming

  • 1.

    De ambtenaar is verplicht tot het volgen van opleiding, scholing en vorming wanneer het dienstbelang dat vordert en indien dit in verband met zijn persoonlijkheid, zijn omstandigheden en de voor hem bestaande vooruitzichten redelijk is.

  • 2.

    Het college stelt de ambtenaar in de gelegenheid voor hun rekening te worden opgeleid, om- of bijgeschoold, inclusief stages en proefperiodes. Voor opleidingen buiten de normale werktijden geven zij een redelijke compensatie.

Artikel 2:6 Privacy

  • 1.

    Iedereen die betrokken is bij de uitvoering van dit statuut is verplicht het recht op privacy van de ambtenaren te eerbiedigen en hun persoonsgegevens als vertrouwelijk te behandelen.

  • 2.

    Schending van dit recht wordt beschouwd als plichtsverzuim als bedoeld in artikel 16:1:1 van de UWO.

HOOFDSTUK 3 PLAATSING

Artikel 3:1 Afspraken over plaatsingsprocedure

  • 1.

    Voor iedere ingrijpende algemene verandering in de organisatie spreekt het college een plaatsingsprocedure af, waarbij aard en omvang van de verandering als bedoeld in artikel 3:3 een rol spelen.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde afspraken bevatten minimaal de volgende onderwerpen:

    • a.

      De organisatorische opzet van de plaatsingsprocedure.

    • b.

      Het uitgangspunt voor het onderzoek naar de mogelijkheden tot (her)plaatsing.

    • c.

      Op wie is het (her)plaatsingsproces gericht.

    • d.

      De centrale melding van vacatures.

    • e.

      Plaatsing boven de sterkte.

Artikel 3:2 Volgorde (her)plaatsing

Bij (her)plaatsing wordt de volgende volgorde gehanteerd;

  • a.

    Indien meer dan één ambtenaar voor (her)plaatsing in een functie in aanmerking komt is de volgende rangordening van toepassing:

    • 1.

      De ambtenaar wiens functie geheel of grotendeels in stand blijft.

    • 2.

      De ambtenaar die gelet op zijn leeftijd, diensttijd, ervaring, kennis, vaardigheden en de door de werkgever gedane schriftelijke toezeggingen de meeste rechten kan doen gelden op plaatsing in de gelijke functie.

    • 3.

      Uitgaande van de geschiktheid van de ambtenaar, de ambtenaar die te kennen heeft gegeven dat hij voor de betreffende functie in aanmerking wenst te komen en die voor de wijziging in de organisatie een functie bekleedde van een gelijk niveau in vergelijking tot de in het geding zijnde functie.

    • 4.

      De ambtenaar die te kennen heeft gegeven dat hij voor de betreffende functie in aanmerking wenst te komen en geschikt is voor de functie.

    • 5.

      Overige ambtenaren die voor herplaatsing in aanmerking komen.

  • b.

    Indien bij de rangordening als bedoeld onder de punten 3, 4 en 5 meerdere ambtenaren kandidaat zijn voor een functie, wordt bij gelijke geschiktheid de voorkeur gegeven aan vrouwelijke kandidaten.

Artikel 3:3 Ingrijpende algemene verandering

  • 1.

    Onder een algemene verandering wordt verstaan:

    • a.

      opheffing, inkrimping of uitbreiding (onder meer door splitsing en/of samenvoeging) van een of meer organisatorische eenheden;

    • b.

      het overgaan van een deel van de personeelsbezetting van een organisatorische eenheid naar een andere (nieuw in te stellen) organisatorische eenheid;

    • c.

      ingrijpende verandering van de taak van een organisatorische eenheid of de wijze van uitvoering;

    • d.

      het beëindigen van het dienstverband van een deel van de personeelsbezetting van een organisatorische eenheid door overgang naar een andere instelling of onderneming.

  • 2.

    De verandering als bedoeld in het eerste lid moet in samenhang daarmee tevens leiden tot:

    • a.

      ingrijpende verandering van de taakverdeling/taakinhoud of de wijze van uitvoering daarvan;

    • b.

      (her)plaatsing van ambtenaren;

    • c.

      overgang van ambtenaren naar een ander publiek- of privaatrechtelijk lichaam.

  • 3.

    Er is sprake van een ingrijpende algemene verandering indien daarbij meer dan één ambtenaar direct is betrokken.

  • 4.

    Het college kan bijzondere gevallen, waarin geen sprake is van een ingrijpende algemene wijziging, dit statuut op een individuele ambtenaar van overeenkomstige toepassing verklaren.

HOOFDSTUK 4 AANVULLENDE MAATREGELEN

Artikel 4:1 Non-activiteit

  • 1.

    Het college kan de ambtenaar op vrijwillige basis op non-activiteit stellen, tot het moment waarop hij direct aansluitend gebruik kan maken van de gemeentelijke FPU-regeling tegen uitkeringspercentage van minimaal 70%.

  • 2.

    De non-activiteitswedde bedraagt 90% van de normale wedde.

  • 3.

    De maximale duur van de non-activiteit is twee jaar.

  • 4.

    Voorwaarde voor toekenning van de non-activiteitswedde is dat er voor de ambtenaar geen plaatsingsmogelijkheden op redelijke termijn zijn, dan wel dat betrokkene plaatsing voor een ander mogelijk maakt, die anders niet geplaatst zou kunnen worden.

  • 5.

    Voorwaarde voor toekenning van de non-activiteitswedde is verder dat de ambtenaar vooraf schriftelijk verklaart van de gemeentelijke FPU-regeling gebruik te maken met algeheel ontslag op het moment dat het uitkeringspercentage minimaal 70% bedraagt.

Artikel 4:2 Verlaten van de dienst op eigen verzoek

  • 1.

    De ambtenaar, die dat wenst kan wegens verandering in de organisatie worden ontslagen met toekenning van wachtgeld op grond van hoofdstuk 10 CAR of een uitkering als bedoeld in hoofdstuk 11 CAR indien:

    • a.

      er voor hem geen herplaatsingsmogelijkheden op redelijke termijn (te verwachten) zijn, of

    • b.

      hij plaatsing voor anderen mogelijk maakt, die anders niet herplaatst zouden kunnen worden.

      Deze mogelijkheid wordt uitsluitend geboden voor zover de belangen van de dienst zich daar tegen niet verzetten.

  • 2.

    Na het 55-ste jaar geldt geen sollicitatieplicht meer voor de ambtenaar die wachtgeld of een uitkering ingevolge de CAR geniet.

Artikel 4:3 Overnemen van personeel bij afstoten van gemeentelijke taken

  • 1.

    Het college verplicht zich tot het uiterste in te spannen met de publiek- of privaatrechtelijke instelling of onderneming die door de gemeente afgestoten taken gaat uitvoeren, overeen te komen dat zoveel mogelijk ambtenaren wier betrekking hierdoor is vervallen gelijktijdig in dienst worden genomen bij die instelling of onderneming.

  • 2.

    De arbeidsvoorwaarden voor hen die in dienst treden bij de in het eerste lid bedoelde onderneming of instelling mogen niet in nadelige zin afwijken.

  • 3.

    De ambtenaar is verplicht zijn volle medewerking te verlenen aan het indiensttreden bij de onderneming of instelling aan wie de gemeente taken heeft afgestoten.

Artikel 4:4 Outplacement, uitleen en detachering

  • 1.

    Het college en de ambtenaar kunnen het aanvaarden van een betrekking buiten de gemeentelijke organisatie als enige oplossing zien van een (her)plaatsingsprobleem.

  • 2.

    Het aanvaarden van een betrekking buiten de gemeentelijke organisatie kan in overeenstemming met de ambtenaar vervolgens geschieden via outplacement, uitleen en/of detachering.

  • 3.

    De ambtenaar is verplicht ten volle mee te werken aan outplacement, uitleen en/of detachering.

  • 4.

    Indien het aanvaarden van een betrekking buiten de gemeente geschiedt via outplacement kan het college de betrokken ambtenaar een vertrekpremie verstrekken ter grootte van 1,5% van het bruto jaarsalaris per vol dienstjaar.

Artikel 4:5 Randvoorwaarden

Voor de uitvoering van de artikelen 4:3 en 4:4 worden de volgende (financiële) voorzieningen getroffen:

  • a.

    Gedurende een periode van maximaal twee jaar worden bij het aanvaarden van een betrekking buiten de gemeente Vlissingen de reiskosten vergoed tussen woonplaats en nieuwe werkplaats. De vergoeding van de nieuwe werkgever wordt hierop in mindering gebracht.

  • b.

    Indien het aanvaarden van een andere betrekking wordt belemmerd door terugbetalingsverplichtingen als gevolg van genoten studiekostenvergoedingen zal het college de ambtenaar van deze verplichtingen ontslaan.

  • c.

    Voor de termijn waarop de ambtenaar recht heeft op wachtgeld als bedoeld in hoofdstuk 10 van de CAR bij einde dienstverband wordt een garantietoelage verstrekt die is bedoeld om een verschil tussen het huidige en elders te verwerven inkomen te compenseren. De hoogte van deze toelage is ten hoogste een bedrag, gelijk aan het verschil tussen het maximum van de voor de betrokken ambtenaar geldende salarisschaal en dat van de salarisschaal, waarvan het schaalnummer 2 lager ligt.

  • d.

    Indien het aanvaarden van een betrekking als in dit artikel bedoeld leidt tot de - aannemelijk te maken - noodzaak van een verhuizing naar een andere woongemeente kan het college een éénmalige uitkering toekennen ter grootte van 5% van het op de dag voorafgaande aan het ontslag genoten jaarsalaris, met een minimum van € 1815,-.

Artikel 4:6 Bijzondere gevallen

  • 1.

    In die gevallen waarin volgens het college vorengenoemde maatregelen geen of onvoldoende oplossing bieden, kunnen zij een andere oplossing kiezen die past binnen de bestaande rechtspositieregelingen en uitgangspunten van dit statuut.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde oplossing mag slechts in positieve zin voor de ambtenaar afwijken van de bestaande rechtspositieregelingen en het statuut.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 5:1 Evaluatie

  • 1.

    Indien binnen een jaar na (her)plaatsing naar het oordeel van het college blijkt dat de ambtenaar een passende of geschikte betrekking niet op goede wijze vervult, anders dan wegens ziekten of gebreken, kan de (her)plaatsing onder vermelding van de motieven ongedaan worden gemaakt.

  • 2.

    Een jaar na de herplaatsing kan het college deze ongedaan maken, indien andere maatregelen waaronder opleiding en begeleiding in redelijkheid niet leiden tot een bevredigende oplossing. Zij onderzoeken de mogelijkheden voor een nieuwe herplaatsing.

Artikel 5:2 Werkingsduur en citeertitel

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op 1 januari 1996.

  • 2.

    De regeling wordt aangehaald als 'Algemeen sociaal statuut gemeente Vlissingen'.

Artikel 5:3 Intrekking

Het Sociaal Statuut 1989, vastgesteld op 23 februari 1989, wordt per 1 januari 1996 ingetrokken, met dien verstande dat het van toepassing blijft op de ambtenaren die op 1 september 1990:

  • a.

    in een geschikte functie zijn geplaatst en die daarbij een beroep op het Sociaal Statuut 1989 hebben gedaan;

  • b.

    niet zijn geplaatst.

Vlissingen, 3 september 1996.

Burgemeester en wethouders van Vlissingen,

de secretaris, de burgemeester,

get. drs. C.G.H. Koenst get. J.C.Th.van der Doef