Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oegstgeest

Maatregelenverordening Wet werk en bijstand Gemeente Oegstgeest 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOegstgeest
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingMaatregelenverordening Wet werk en bijstand Gemeente Oegstgeest 2009
CiteertitelMaatregelenverordening Wet werk en bijstand Gemeente Oegstgeest
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is vastgesteld en bekendgemaakt als onderdeel van het verzamelbesluit voor het opnieuw vaststellen en bekendmaken van de verordeningen ten behoeve van centrale ontsluiting van lokale regelgeving.

De Maatregelenverordening gemeente Oegstgeest 2007 wordt ingetrokken per 1 juli 2009.

Artikel 24 bevat een hardheidsclausule.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet werk en bijstand, art. 8, lid 1
  2. Wet werk en bijstand, art. 18, lid 2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-12-201003-04-2021nieuwe regeling

28-10-2010

Oegstgeester Courant, 15-12-2010

Raadsstuk, nr. 67/09

Tekst van de regeling

Intitulé

Maatregelenverordening Wet werk en bijstand Gemeente Oegstgeest 2009

De raad van de gemeente Oegstgeest;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 8 juni 2009, nr. 67/09;

 

gelet op artikel 8, eerste lid, onder b, en artikel 18, tweede lid, van de Wet werk en bijstand (WWB);

HOOFDSTUK 1 algemene bepalingen
Artikel 1

Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.de wet :

de Wet werk en bijstand (WWB);

b.bijstand :

de bijstandsnorm als bedoeld in hoofdstuk 3, paragraaf 2 en 3, en/of de bijzondere bijstand als bedoeld in de artikelen 12 en/of 35 van de wet;

c.maatregel :

het verlagen dan wel geheel of gedeeltelijk weigeren van de

bijstand op grond van artikel 18, tweede lid,van de wet;

d.het college :

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oegstgeest;

e.sociale activering :

het verrichten van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten gericht op arbeidsinschakeling of, als arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is, op zelfstandige maatschappelijke participatie.

Artikel 2

Het opleggen van een maatregel

Indien sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid in de voorziening van de bestaanskosten, de in de artikelen 9, 17, 40, 55 en 56 van de wet, of de in de artikelen 28, tweede lid, 29 eerste lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (wet SUWI) genoemde verplichtingen zijn geschonden, dan wel als er sprake is van zeer ernstige misdraging, worden overeenkomstig deze verordening een of meerdere maatregelen opgelegd.

Artikel 3

Afstemmingsgronden van een maatregel

De maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert.

Artikel 4

Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Een maatregel wordt niet opgelegd indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt of

    • b.

      de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 2.

    Van een maatregel kan geheel of gedeeltelijk worden afgezien indien daarvoor dringende redenen aanwezig geacht worden.

HOOFDSTUK 2 schending van arbeidsverplichtingen
Artikel 5

Verplichtingen ten aanzien van de arbeidsinschakeling

Behoudens de situatie dat om dringende redenen tijdelijk ontheffing is verleend, is de belanghebbende van 18 jaar of ouder, maar jonger dan 65 jaar, gelet op artikel 9 en gelet op artikel 55 van de wet, vanaf de datum van melding bij het Centrum voor Werk en Inkomen verplicht om:

  • a.

    naar vermogen te trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en te aanvaarden;

  • b.

    gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling;

  • c.

    mee te werken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

  • d.

    te voldoen aan bepaalde andere verplichtingen die aan de bijstandsverlening zijn verbonden en die strekken tot arbeidsinschakeling, waaronder begrepen een voorziening gericht op inburgering of educatie of het zich onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard.

Artikel 6

Gedragingen

Onder schending van de in artikel 5 genoemde arbeidsverplichtingen worden in ieder geval de volgende gedragingen verstaan:

  • a.

    niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en te aanvaarden;

  • b.

    niet of niet tijdig ingeschreven staan als werkzoekende bij het Centrum voor Werk en Inkomen, dan wel de inschrijving niet of niet tijdig verlengen;

  • c.

    zich op zodanige wijze gedragen dat de inschakeling in de arbeid wordt belemmerd;

  • d.

    het niet (tijdig) ondertekenen en/of niet (tijdig) aan het college verstrekken van een trajectplan en/of trajectovereenkomst gericht op arbeidsinschakeling, sociale activering, inburgering of educatie;

  • e.

    niet dan wel niet tijdig voldoen aan een oproep om, in verband met de inschakeling in de arbeid, op een bepaalde plaats en tijd te verschijnen;

  • f.

    niet dan wel in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de geschiktheid voor scholing of opleiding of aan scholing of opleiding zelf;

  • g.

    weigeren of het niet voldoende gebruik maken van de door het college aangeboden voorziening(en) en/of reïntegratietraject(en) gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen sociale activering, inburgering of educatie.

  • h.

    niet voldoen aan bepaalde andere verplichtingen die aan de bijstandsverlening zijn verbonden en die strekken tot arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 55 van de wet;

  • i.

    niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid, waaronder begrepen het niet meewerken aan bemiddeling naar een concrete dienstbetrekking;

  • j.

    door eigen toedoen niet behouden van arbeid in dienstbetrekking of uit eigen bedrijf.

Artikel 7
  • Hoogte en duur van de maatregel

  • 1.

    Bij gedragingen als bedoeld in artikel 6, onder a tot en met h, wordt de bijstand voor de duur van een maand met 10% verlaagd.

  • 2.

    Indien belanghebbende ook na afloop van de in het eerste lid genoemde maand in de gedraging volhardt, wordt de bijstand voor de duur van een maand met 50% verlaagd.

  • 3.

    Indien belanghebbende na afloop van de in het tweede lid genoemde maand in de gedraging volhardt, wordt de bijstand voor de duur van een maand met 100% ver-laagd.

  • 4.

    Indien belanghebbende ook na afloop van de in het derde lid genoemde maand in de gedraging volhardt, wordt de bijstand voor de duur van drie maanden met 100% verlaagd. Indien de gedraging wordt opgeheven binnen de in dit lid ge-noemde drie maanden wordt de maatregel beëindigd per de eerste van de volgen-de maand.

  • 5.

    Indien belanghebbende na afloop van de in het vierde lid genoemde drie maanden in de gedraging volhardt, zal een onderzoek tot het al dan niet voortzetten van het recht op bijstand plaatsvinden.

Artikel 8
  • Recidive

    • 1.

      Indien binnen 12 maanden na de datum van het besluit tot het opleggen van een maatregel voor een gedraging als bedoeld in artikel 6, onder a tot en met h, wederom een zelfde of andere gedraging onder a tot en met h plaatsvindt, wordt de bijstand voor de duur van een maand met 50% verlaagd.

    • 2.

      Indien belanghebbende ook na afloop van de in het eerste lid genoemde maand in de gedraging volhardt, wordt de bijstand voor de duur van een maand met 100% verlaagd.

    • 3.

      Indien belanghebbende ook na afloop van de in het tweede lid genoemde maand in de gedraging volhardt, wordt de bijstand voor de duur van drie maanden met 100% verlaagd. Indien de gedraging wordt opgeheven binnen de in dit lid genoemde drie maanden wordt de maatregel beëindigd per de eerste van de volgende maand.

    • 4.

      Indien belanghebbende ook na afloop van de in het derde lid genoemde drie maanden in de gedraging volhardt, zal een onderzoek tot het al dan niet voortzetten van het recht op bijstand plaatsvinden.

Artikel 9
  • Hoogte en duur van de maatregel

  • 1.

    1. Indien sprake is van een gedraging als bedoeld in artikel 6, onder i en j, wordt de bijstand voor de duur van een maand met 100% verlaagd. Deze verlaging is eveneens van toepassing indien de belanghebbende in de periode voorafgaand aan de bijstandsaanvraag door eigen toedoen niet of onvoldoende arbeid in dienstbetrekking of uit eigen bedrijf heeft behouden.

  • 2.

    2.Indien belanghebbende ook na afloop van de in het eerste lid genoemde maand in de gedraging als bedoeld in artikel 6, onder i, volhardt, wordt de bijstand voor de duur van drie maanden met 100% verlaagd. Indien de gedraging wordt opgeheven binnen de in dit lid genoemde drie maanden wordt de maatregel beëindigd per de eerste van de volgende maand.

  • 3.

    3.Indien belanghebbende na afloop in van de in het tweede lid genoemde drie maanden in de gedraging volhardt, zal een onderzoek tot het al dan niet voortzetten van het recht op bijstand plaatsvinden.

Artikel 10

Recidive

  • 1.

    1. Indien binnen 12 maanden na de datum van het besluit tot het opleggen van een maatregel voor een gedraging als bedoeld in artikel 6, onder i en j, wederom een zelfde gedraging onder i en j plaatsvindt, wordt de bijstand voor de duur van drie maanden met 100% verlaagd. Indien de gedraging wordt opgeheven binnen de in dit lid genoemde drie maanden wordt de maatregel beëindigd per de eerste van de volgende maand.

  • 2.

    2. Indien belanghebbende ook na afloop van de in het eerste lid genoemde drie maanden in de gedraging onder i volhardt, zal een onderzoek tot het al dan niet voortzetten van het recht op bijstand plaatsvinden.

HOOFDSTUK 3 schending van inlichtingenverplichting
Artikel 11

Opschorting van het recht op bijstand

  • 1.

    Indien belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en belanghebbende dit te verwijten valt, dan wel indien de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking aan de uitvoering van de wet verleent, wordthet recht op bijstand gedurende maximaal acht weken opgeschort:

    • a.

      vanaf de eerste dag van de periode waarop het verzuim betrekking heeft of

    • b.

      vanaf de dag van het verzuim, indien niet kan worden bepaald op welke periode dit verzuim betrekking heeft.

  • 2.

    Belanghebbende ontvangt een mededeling van de opschorting, waarin tevens een hersteltermijn wordt gesteld waarbinnen het verzuim dient te zijn hersteld.

Artikel 12

Herziening of intrekking van het recht op bijstand

  • 1.

    Indien het verzuim als bedoeld in artikel 11 niet wordt hersteld binnen de daarvoor gestelde hersteltermijn, wordt het besluit tot toekenning ingetrokken met ingang van de datum van opschorting.

  • 2.

    Het besluit tot toekenning van bijstand wordt voorts herzien of ingetrokken:

    • a.

      indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een inlichtingenverplichting als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de wet, of de artikelen 28, tweede lid, en 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand;

    • b.

      indien anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.

Artikel 13

Niet tijdig verstrekken van inlichtingen

  • 1.

    Indien belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de wet niet is nagekomen door informatie over het recht op bijstand en/of de arbeidsinschakeling niet binnen de daartoe gestelde termijn te verstrekken, wordt bij het alsnog verstrekken van de juiste en volledige informatie binnen de op grond van artikel 11, tweede lid van deze verordening geboden hersteltermijn de bijstand voor de duur van een maand met 10% verlaagd.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt uitsluitend in het geval van een niet volledig en/of niet correct ingevulde mutatieformulier WWB:

  • a.

    bij de eerste maal in een periode van 12 maandenvolstaan met een schriftelijke waarschuwing;

  • b.

    bij de tweede maal in een periode van 12 maanden de bijstand voor de duur van een maand met 10% verlaagd;

  • c.

    bij de derde maal in een periode van 12 maanden de bijstand voor de duur van een maand met 50% verlaagd;

  • d.

    bij de vierde maal in een periode van 12 maanden de bijstand voor de duur van een maand met 100% verlaagd;

  • e.

    bij de vijfde maal in een periode van 12 maanden de bijstand voor de duur van drie maanden met 100% verlaagd. Indien de gedraging wordt opgeheven binnen de in dit lid genoemde drie maanden wordt de maatregel beëindigd per de eerste van de volgende maand.

    • 4.

      Indien belanghebbende ook na afloop van de onder e genoemde drie maanden in de gedraging volhardt, zal een onderzoek tot het al dan niet voortzetten van het recht op bijstand plaatsvinden.

    • 5.

      Indien de gedraging als bedoeld in het eerste en tweede lid niet heeft geleid tot een ten onrechte of te hoog verstrekte bijstand, kan worden afgezien van een verlaging als bedoeld in het eerste lid en volstaan worden met een schriftelijke waarschuwing, tenzij de gedraging heeft plaatsgevonden binnen een periode van 12 maanden vanaf de datum van het besluit waarbij eerder een waarschuwing aan de belanghebbende gegeven is.

Artikel 14
  • Recidive

  • 1.

    Indien binnen 12 maanden na de datum van het besluit tot het opleggen van een maatregel voor een gedraging als bedoeld in artikel 13, eerste en tweede lid, wederom een zelfde gedraging plaatsvindt, wordt de bijstand voor de duur van een maand met 50% verlaagd.

  • 2.

    Indien binnen 12 maanden na de datum van het besluit tot het opleggen van een maatregel voor een gedraging als bedoeld in het eerste lid wederom een zelfde gedraging plaatsvindt, wordt de bijstand voor de duur van een maand met 100% verlaagd.

  • 3.

    Indien belanghebbende ook na afloop van de in het tweede lid genoemde maand in de gedraging volhardt, wordt de bijstand voor de duur van drie maanden met 100% verlaagd. Indien de gedraging wordt opgeheven binnen de in dit lid genoemde drie maanden wordt de maatregel beëindigd per de eerste van de volgende maand.

  • 4.

    Indien de belanghebbende ook na afloop van de in het derde lid genoemde drie maanden in de gedraging volhardt, zal een onderzoek naar het al dan niet voortzetten van het recht op bijstand plaatsvinden.

Artikel 15
  • Te laat, geen, onvolledige of onjuiste inlichtingen verstrekken

    • 1.

      Indien belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de wet en de artikelen 28, tweede lid, 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet is nagekomen door niet binnen de in artikel 11, tweede lid, van deze verordening geboden hersteltermijn informatie te verstrekken of doorgeen, onvolledige of onjuiste informatie over het recht op bijstand en/of de arbeidsinschakeling te verstrekken en dit niet geleid heeft tot een ten onrechte of te hoog verstrekt bedrag van bijstand, wordt de bijstand voor de duur van een maand met 10% verlaagd.

    • 2.

      Van een verlaging als bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien en worden volstaan met een schriftelijke waarschuwing, tenzij de gedraging heeft plaatsgevonden binnen een periode van 12 maanden vanaf de datum van het besluit waarbij eerder een waarschuwing aan belanghebbende gegeven is.

    • 3.

      Indien belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de wet en de artikelen 28 tweede lid, 29 eerste lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet is nagekomen door niet binnen de in artikel 11, tweede lid, van deze verordening geboden hersteltermijn informatie te verstrekken of door geen, onvolledige dan wel onjuiste informatie over het recht op bijstand en/of de arbeidsinschakeling te verstrekken en dit geleid heeft tot een ten onrechte of te hoog verstrekt bedrag van bijstand, wordt de bijstandvoor de duur van een maand met 10% verlaagd.

    • 4.

      Een maatregel als bedoeld in het eerste en derde lid wordt niet opgelegd na verloop van 36 maanden nadat de desbetreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

    • 5.

      Indien op de datum van het besluit tot het opleggen van een maatregel als bedoeld in het derde lid sprake is van voortzetting van het recht op bijstand, wordt de bijstand verlaagd per de eerste van de maand volgend op de datum van het besluit tot het opleggen van de maatregel.

    • 6.

      Indien op de datum van het besluit tot het opleggen van een maatregel als bedoeld in het derde lid het recht op bijstand niet wordt voortgezet dan wel het recht op een eerder tijdstip is beëindigd, wordt de bijstand verlaagd door middel van herziening op grond artikel 12, tweede lid onder a, van deze verordening.

    • 7.

      Indien de bijstand niet of niet volledig door middel van herziening als bedoeld in het vijfde lid kan worden verlaagd, wordt bij hernieuwd recht op bijstand binnen 36 maanden nadat het besluit tot het opleggen van de maatregel is genomen, per de eerste van de maand volgend op de datum van toekenning de maatregel alsnog ten uitvoer gebracht.

Artikel 16
  • Recidive

  • 1.

    1.Indien binnen 12 maanden na de datum van het besluit tot het opleggen van een maatregel voor een gedraging als bedoeld in artikel 15, eerste lid en derde lid, wederom een zelfde gedraging plaatsvindt, wordt de bijstand voor de duur van een maand met 50% verlaagd.

  • 2.

    2.Indien binnen 12 maanden na de datum van het besluit tot het opleggen van een maatregel voor een gedraging als bedoeld in het eerste lid wederom een zelfde gedraging plaatsvindt, wordt de bijstand voor de duur van een maand met 100% verlaagd.

  • 3.

    3.Indien belanghebbende ook na afloop van de in het tweede lid genoemde maand in de gedraging volhardt, wordt de bijstand voor de duur van drie maanden met 100% verlaagd. Indien de gedraging wordt opgeheven binnen de in dit lid genoemde drie maanden wordt de maatregel beëindigd per de eerste van de volgende maand.

  • 4.

    4.Indien belanghebbende in de situatie zoals bedoeld in artikel 15, vijfde lid, ook na afloop van de in het derde lid genoemde drie maanden in de gedraging volhardt, zal een onderzoek tot het al dan niet voortzetten van het recht op bijstand plaatsvinden.

Artikel 17
  • Onderzoek Openbaar Ministerie

    • 1.

      De maatregel als bedoeld in artikel 15, derde lid, wordt niet opgelegd zolang de gedraging wordt onderzocht door het Openbaar Ministerie en blijft definitief achterwege indien ter zake een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.

    • 2.

      Indien het Openbaar Ministerie mededeling aan het college doet dat geen strafvervolging is ingesteld en geen onderzoek ter terechtzitting is aangevang dan wel dat geen schikking ingevolge artikel 74 van Wetboek van Strafrecht is getroffen, wordt alsnog een maatregel op grond van artikel 15, derde lid, opgelegd.

HOOFDSTUK 4 Overinge onverantwoordelijke gedragingen
Artikel 18

Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

  • 1.

    Indien belanghebbende in de periode voorafgaand aan de bijstandsverlening, of nadien, een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft betoond voor de voorziening in het bestaan, waardoor eerder of langer een beroep op bijstand wordt gedaan dan redelijkerwijs nodig zou zijn geweest, wordt de bijstand:

  • a.

    in het geval van te snel interen van vermogen voor de duur dat eerder of langer bijstand verstrekt moet worden met 10% per maand verlaagd, met dien verstande dat de maatregel nooit langer kan voortduren dan 36 maanden;

  • b.

    in alle overige gevallen voor de duur van een maand met 10% verlaagd.

  • 2.

    Indien belanghebbende de opgelegde verplichting(en) die verband houden met de aard en doel van een bepaalde vorm van bijstand of die strekken tot vermindering of beëindiging van de bijstand niet of onvoldoende nakomt, wordt de bijstand voor de duur van een maand met 10% verlaagd.

  • 3.

    Indien belanghebbende de opgelegde verplichting tot het instellen van een verzoek tottoekenning van een uitkering tot levensonderhoud voor kinderen zoals bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de wet niet of niet voldoende nakomt, wordt de bijstand voor de duur van een maand met 10% verlaagd.

  • 4.

    Indien belanghebbende de opgelegde verplichting tot het instellen van een verzoek tot toekenning van een uitkering tot levensonderhoud voor zich zelf niet of niet voldoende nakomt, wordt de bijstand voor de duur van een maand met 10% verlaagd.

Artikel 19
    • Recidive

      • 1.

        Indien binnen 12 maanden na de datum van het besluit tot het opleggen van een maatregel voor een gedraging als bedoeld in artikel 18, onder a, wederom een zelfde gedraging plaatsvindt, wordt het percentage van de verlaging op 20% vastgesteld voor de duur dat eerder of langer bijstand verstrekt moet worden, met dien verstande dat de maatregel nooit langer kan voortduren dan 36 maanden.

      • 2.

        Indien binnen 12 maanden na de datum van het besluit tot het opleggen van een maatregel voor een gedraging als bedoeld in artikel 18, onder b, wederom een zelfde gedraging plaatsvindt, wordt de bijstand voor de duur van een maand met 50% verlaagd.

      • 3.

        Indien binnen 12 maanden na de datum van het besluit tot het opleggen van een maatregel voor een gedraging als bedoeld in het tweede lid wederom een zelfde gedraging plaatsvindt, wordt de bijstand voor de duur van een maand met 100% verlaagd.

      • 4.

        Indien belanghebbende ook na afloop van de in het derde lid genoemde maand in de gedraging volhardt, wordt de bijstand voor de duur van drie maanden met 100% verlaagd. Indien de gedraging wordt opgeheven binnen de in dit lid genoemde drie maanden wordt de maatregel beëindigd per de eerste van de volgende maand;

      • 5.

        Indien belanghebbende ook na afloop van de in het vierde lid genoemde drie maanden in de gedraging volhardt, zal een onderzoek tot het al dan niet voortzetten van het recht op bijstand plaatsvinden.

Hoofdstuk 5 zeer ernstige misdragingen
Artikel 20
  • Begripsomschrijving, hoogte en duur van de maatregel

     

    • 1.

      Onder een zeer ernstige misdraging als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet wordt verstaan dat belanghebbende:

      • a.

        zich ten opzichte van een of meerdere medewerkers van Sociale Zaken of ten opzichte van een of meerdere andere medewerkers die zich in opdracht van Sociale Zaken bezighouden met de bijstandverlening en/of arbeidsinschakeling, op zodanige wijze gedraagt dat hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat de betrokken medewerker of medewerkers zich daardoor geschaad of bedreigd voelen;

      • b.

        door de gedragingen aan medewerkers als bedoeld onder a lichamelijk letsel en/of aan het gebouw of de inventaris materiële schade toebrengt.

    • 2.

      Indien belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt, wordt de bijstand gedurende een maand met 50% verlaagd.

Artikel 21

 

  • 1.

    Indien binnen 12 maanden na de datum van het besluit tot het opleggen van een maatregel voor een gedraging als bedoeld in artikel 20, tweede lid, wederom een zelfde gedraging plaatsvindt, wordt de bijstand voor de duur van een maand opnieuw met 50% verlaagd.

  • 2.

    Indien binnen 12 maanden na de datum van het besluit tot het opleggen van een maatregel voor een gedraging als bedoeld in het eerste lid wederom een zelfde gedraging plaatsvindt, wordt de bijstand voor de duur van een maand met 100% verlaagd.

  • 3.

    Indien belanghebbende ook na afloop van de in het tweede lid genoemde maand in de gedraging volhardt, wordt de bijstand voor de duur van drie maanden met 100% verlaagd. Indien de gedraging wordt opgeheven binnen de in dit lid genoemde drie maanden wordt de maatregel beëindigd per de eerste van de volgende maand.

  • 4.

    Indien de gedraging niet wordt opgeheven wordt de maatregel van 100% telkens voor de duur van 3 maanden verlengd. Indien de gedraging wordt opgeheven binnen de in dit lid genoemde drie maanden wordt de maatregel beëindigd per de eerste van de volgende maand

Artikel 22

Aangifte of betredingsverbod

 

Aan degene die zich ernstig misdraagt kan, ongeacht of er een maatregel is opgelegd als genoemd in het vorige artikel, een tijdelijk of definitief betredingsverbod worden opgelegd. Tevens zal aangifte worden gedaan bij de politie.

HOOFDSTUK 6 overige bepalingen
Artikel 23
  • Samenloop van gedragingen

    Indien sprake is van meerdere verwijtbare gedragingen wordt de maatregel vastgesteld op de som van de op te leggen verlagingpercentages, echter deze bedraagt nooit meer dan 100% dan de van toepassing zijnde bijstand per maand.

Artikel 24
  • Hardheidsclausule

    In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 25
  • Uitvoering

    • 1.

      De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders.

    • 2.

      Ter uitvoering van deze verordening kan het college, gehoord het advies van de raad, nadere regels stellen.

Artikel 26
  • Citeertitel

    Deze verordening wordt aangehaald als “Maatregelenverordening Wet werk en bijstand gemeente Oegstgeest ”.

Artikel 27
  • Inwerkingtreding

    • 1.

      Deze verordening treedt in werking ingaande 1 juli 2009.

    • 2.

      De Maatregelenverordening gemeente Oegstgeest 2007 wordt ingetrokken per 1 juli 2009.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 9 juli 2009.

, voorzitter

, griffier