Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nijkerk

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Nijkerk houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNijkerk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Nijkerk houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015
CiteertitelVerordening maatschappelijke ondersteuning 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp
Externe bijlageToelichting

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is vervangen door de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2018.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. art. 2.1.3 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  2. art. 2.1.4 lid 1 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  3. art. 2.1.4 lid 2 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015,
  4. art. 2.1.4 lid 2 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  5. art. 2.1.4 lid 7 Wet maatschappelijke ond
  6. art. 2.1.5 lid 1 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  7. art. 2.1.6 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  8. art. 2.1.7 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  9. art. 2.3.6, lid 4 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  10. art. 2.6.6 lid 1 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-02-201701-01-201701-01-2018artikel 1a, 2, 3, 4, 6, 7, 10, 11, 13, 13a, 13b, 14, 16

26-01-2017

Gemeenteblad 2017, 15344

2017-001-A
15-10-201501-01-2017art. 13a, hoofdstuk 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7

08-10-2015

Elektronisch Gemeenteblad, 2015, 95046

2015-053-C
16-09-201515-10-2015art. 1a

10-09-2015

Elektronisch Gemeenteblad, 2015, 84692

2015-041
01-01-201516-09-2015nieuwe regeling

30-10-2014

Elektronisch Gemeenteblad, 2014-63795

2014-073/4

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015

Raadsbesluit nummer 2014-073-4

De raad van de gemeente Nijkerk;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 september 2014;

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4 eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.5 eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6 vierde lid en 2.6.6 eerste lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

b e s l u i t :

vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    aanbieder: natuurlijke persoon of rechtspersoon die jegens de gemeente gehouden is een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening te leveren;

  • -

    algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten;

  • -

    algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning;

  • -

    beschermd wonen: wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving;

  • -

    bijdrage (in de kosten): bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;

  • -

    cliënt: persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening of aan wie een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget is verstrekt of door of namens wie een melding is gedaan als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • -

    collectieve voorziening: een voorziening die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk gebruikt kan worden;

  • -

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijkerk;

  • -

    echtgenoot: persoon die gehuwd is of een geregistreerd partnerschap heeft als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek;

  • -

    gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten; 

  • -

    gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • -

    hoofdverblijf: de plaats waar een persoon daadwerkelijk de meeste nachten per jaar doorbrengt;

  • -

    huiselijk geweld: lichamelijk, geestelijk of seksueel geweld of bedreiging daarmee door iemand uit de huiselijke kring;

  • -

    hulpvraag: de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • -

    langdurig noodzakelijk: een situatie waarbij het, vanwege de behoefte aan ondersteuning, naar het oordeel van het college noodzakelijk is een voorziening voor langer dan zes maanden toe te kennen;

  • -

    maatwerkvoorziening: een op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet;

  • -

    mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep;

  • -

    mantelzorger: een persoon die mantelzorg verleent;

  • -

    melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • -

    ondersteuningsplan: de schriftelijke weergave van het onderzoek en de gemaakte afspraken;

  • -

    opvang: onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, en niet in staat zijn zich op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit hun sociale netwerk te handhaven in de samenleving;

  • -

    persoonlijk plan: plan zoals bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet; in een persoonlijk plan kan een budgetplan opgenomen zijn;

  • -

    persoonsgebonden budget (of: pgb): bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken;

  • -

    sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt;

  • -

    verslag: de schriftelijke weergave van het intakegesprek;

  • -

    wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • -

    wettelijke voorliggende voorziening: een voorziening ter bevordering van de zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang op grond van een wettelijke bepaling anders dan ingevolge de wet, waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden.

Artikel 1a. Nadere regels

[vervallen]

Artikel 2. Melding hulpvraag

  • 1.

    Een hulpvraag kan door of namens een cliënt schriftelijk of mondeling bij het college worden gemeld.

  • 2.

    Het college zendt de melder binnen twee weken een ontvangstbevestiging, met daarbij zo mogelijk de uitnodiging voor een gesprek.

Artikel 3. Informatie en identificatie

  • 1.

    De cliënt dan wel diens vertegenwoordiger verschaft het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 2.

    Bij het onderzoek, bedoeld in artikel 4, stelt het college de identiteit van de cliënt vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Artikel 4. Onderzoek

  • 1.

    Een gesprek kan deel uitmaken van het onderzoek. Het gesprek wordt gevoerd met de cliënt, dan wel zijn vertegenwoordiger, voor zover mogelijk zijn mantelzorger en voor zover nodig zijn familie.

  • 2.

    De elementen, genoemd in artikel 2.3.2, vierde lid, van de wet maken in ieder geval deel uit van het onderzoek en vormen de basis van het gesprek als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    De cliënt wordt gewezen op de mogelijkheid van onafhankelijke cliëntondersteuning. Het college draagt, indien de cliënt dit vraagt, zorg voor de beschikbaarheid van kosteloze onafhankelijke cliëntondersteuning.

  • 4.

    Tijdens het gesprek wordt aan de cliënt dan wel diens vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor een algemene voorziening en / of een maatwerkvoorziening in natura, dan wel een persoonsgebonden budget en wat de gevolgen van die keuze zijn.

  • 5.

    Het college wijst de cliënt dan wel zijn vertegenwoordiger op de mogelijkheid om een aanvraag als bedoeld in artikel 6 in te dienen.

  • 6.

    Als de cliënt in aanmerking wil komen voor een maatwerkvoorziening, zoals kan blijken uit het persoonlijk plan respectievelijk ondersteuningsplan, wordt dit opgenomen in het verslag van het gesprek.

  • 7.

    Het college verstrekt de cliënt dan wel diens vertegenwoordiger een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek.

Artikel 5. Advisering

  • 1.

    Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor het onderzoek, degene door of namens wie een aanvraag is ingediend of bij gebruikelijke hulp diens relevante huisgenoten:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen;

    • b.

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.

  • 2.

    Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie of andere deskundige(n) om advies vragen indien:

    • a.

      het een melding of aanvraag betreft van een persoon aan wie niet eerder een voorziening op grond van de wet is toegekend dan wel met wie niet eerder een gesprek als bedoeld in artikel 4 is gevoerd;

    • b.

      het een melding of aanvraag betreft van een persoon aan wie eerder een voorziening op grond van de wet is toegekend of met wie een gesprek als bedoeld in artikel 4 is gevoerd, maar van wie de medische omstandigheden zodanig zijn veranderd dat die gewijzigde omstandigheden de noodzaak van een voorziening of de soort van voorziening kunnen beïnvloeden;

    • c.

      het college dat overigens gewenst vindt.

  • 3.

    Het college kan in het geval de cliënt, zonder tijdig te berichten, niet op het afgesproken tijdstip aanwezig is, dan wel niet verschenen is, eventuele kosten voor no show doorberekenen aan de cliënt.

Artikel 6. Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan door of namens een cliënt schriftelijk bij het college worden ingediend, in de vorm van een ondertekend verslag of ondersteuningsplan, dan wel met gebruik van een door het college ter beschikking gesteld formulier.

  • 2.

    Indien de aanvraag is voorafgegaan door een melding en een intakegesprek, kan een ondertekend verslag, respectievelijk persoonlijk plan of ondersteuningsplan op verzoek van de cliënt worden aangemerkt als aanvraag.

  • 3.

    Als de cliënt een aanvraag indient voor ondersteuning in de vorm van een pgb, doet hij dat door middel van een persoonlijk plan waarin een budgetplan is opgenomen.

  • 4.

    De cliënt die, zonder voorafgaande melding en gesprek, een aanvraag doet voor een maatwerkvoorziening, verstrekt het college desgevraagd terstond een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Artikel 7. Criteria voor maatwerkvoorziening

  • 1.

    Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:

    • a.

      ter compensatie van de beperkingen, chronische psychische of psychosociale problemen, als gevolg waarvan cliënt niet voldoende in staat is tot zelfredzaamheid of participatie en voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen:

      • i.

        op eigen kracht;

      • ii.

        met gebruikelijke hulp;

      • iii.

        met mantelzorg;

      • iv.

        met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;

      • v.

        met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen;

      • vi.

        met gebruikmaking van algemene voorzieningen; of

      • vii.

        met gebruikmaking van een wettelijke voorliggende voorziening.

        De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in het voorgaande hoofdstuk bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en/of

    • b.

      ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico's voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen:

      • i.

        op eigen kracht;

      • ii.

        met gebruikelijke hulp;

      • iii.

        met mantelzorg;

      • iv.

        met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk; of

      • v.

        met gebruikmaking van algemene voorzieningen.

        De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in het voorgaande hoofdstuk bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 2.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.

Artikel 8. Voorwaarden en weigeringsgronden

  • 1.

    Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      voor zover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke of privaatrechtelijke bepaling bestaat;

    • b.

      voor zover de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de beperkingen kan wegnemen;

    • c.

      voor zover de cliënt met gebruikmaking van algemene voorzieningen de beperkingen kan wegnemen;

    • d.

      indien de voorziening voor een cliënt in diens specifieke situatie of levensfase algemeen gebruikelijk is;

    • e.

      indien het een voorziening betreft die de cliënt na de melding en vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld;

    • f.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die aan cliënt al eerder is verstrekt in het kader van enige wettelijke of privaatrechtelijke bepaling of regeling en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen, of tenzij cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten;

    • g.

      voor zover deze niet in overwegende mate op de cliënt is gericht;

    • h.

      indien de cliënt tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft betoond.

  • 2.

    Geen maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie wordt verstrekt:

    • a.

      als deze niet langdurig noodzakelijk is;

    • b.

      indien de cliënt geen ingezetene is van de gemeente Nijkerk.

  • 3.

    Geen woonvoorziening wordt verstrek:

    • a.

      voor zover de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • b.

      ten behoeve van verblijf in hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen, ADL-clusterwoningen en gehuurde kamers, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing en inrichting;

    • c.

      voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft, anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing en inrichting;

    • d.

      indien de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is;

    • e.

      indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college.

Artikel 9. Beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening, wordt aangegeven of deze als voorziening in natura of als persoonsgebonden budget wordt verstrekt.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura vermeldt de beschikking in ieder geval:

    • a.

      welke maatwerkvoorziening verstrekt wordt en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      de ingangsdatum en duur van de verstrekking;

    • c.

      of een bijdrage in de kosten verschuldigd is en de daarbij door het college gehanteerde uitgangspunten, zoals de kostprijs van de voorziening en de verwachte levensduur van de (on-)roerende voorziening.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van persoonsgebonden budget vermeldt de beschikking in ieder geval:

    • a.

      aan welk resultaat het persoonsgebonden budget kan worden besteed;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het persoonsgebonden budget;

    • c.

      wat de hoogte van het persoonsgebonden budget is;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarop het persoonsgebonden budget ziet;

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget, en

    • f.

      of een bijdrage in de kosten verschuldigd is en de daarbij door het college gehanteerde uitgangspunten, zoals de kostprijs van de voorziening.

  • 4.

    Een door de cliënt ondertekend ondersteuningsplan kan worden aangemerkt als beschikking.

Artikel 10. Regels voor pgb

  • 1.

    Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 3.

    De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;

    • b.

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

  • 4.

    Het college stelt in een nadere regeling de bedragen en andere voorwaarden vast die van toepassing zijn op de verschillende categorieën pgb’s. Het pgb voor maatwerkvoorzieningen bedraagt ten minste 75% van de kostprijs van de betreffende voorziening of dienstverlening in natura, berekend aan de hand van het derde lid.

  • 5.

    Het college kan toestaan dat een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt, diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk, mits volgens afwegingscriteria een duidelijke meerwaarde is aangetoond. In voorkomend geval:

    • a.

      krijgt deze persoon een lager tarief betaald voor zijn diensten, overeenkomstig het door het college in een nadere regeling vastgestelde tarief;

    • b.

      mogen tussenpersonen of belangenbehartigers niet uit het pgb worden betaald.

  • 6.

    Bij een pgb of een gedeelte van een pgb dat bedoeld is voor hulp bij het huishouden wordt het tarief, bedoeld in het vijfde lid onder a:

    • a.

      bij inschakeling van bloed- en aanverwanten in de eerste en tweede graad vastgesteld op een derde van de kostprijs ingevolge het derde lid, met een minimum van € 7,50 per uur,

    • b.

      bij inschakeling van andere personen uit het sociaal netwerk vastgesteld op de helft van de kostprijs ingevolge het derde lid, met een minimum van € 12,50 per uur.

Artikel 11. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015

  • 1.

    Het college informeert cliënten of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 3.

    Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

    • c.

      de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de cliënt niet voldoet aan de aan de maat-werkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of

    • e.

      de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 4.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden, tenzij hierover met het college andere afspraken zijn gemaakt.

  • 5.

    Als het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maat-werkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 6.

    Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 7.

    De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een maatwerkvoorzieningn of pgb voor een woonvoorziening heeft ontvangen bestaande uit een aanbouw, is gehouden om bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, de resterende waarde aan de gemeente terug te betalen. De restitutie bedraagt, te rekenen vanaf de datum van gereedmelding, gedurende het eerste jaar 100%, gedurende het tweede jaar 90%, gedurende het derde jaar 80%, gedurende het vierde jaar 70%, gedurende het vijfde jaar 60%, gedurende het zesde jaar 50%, gedurende het zevende jaar 40%, gedurende het achtste jaar 30%, gedurende het negende jaar 20% en gedurende het tiende jaar na gereedmelding 10% van de waarde van de voorziening.

Artikel 12. Controle

Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, of de verstrekte voorzieningen worden gebruikt of besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn.

Artikel 13. Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen

  • 1.

    Een cliënt die een indicatie heeft van het college voor het gebruik van collectief vervoer in de vorm van de Valleihopper, is een bijdrage in de kosten verschuldigd die bestaat uit:

    • -

      een starttarief van € 0,70 per rit enkele reis,

    • -

      een kilometerprijs van € 0,14 per kilometer,

    • -

      bij rolstoelvervoer een toeslag van 15% op de totale bijdrage per rit.

  • 2.

    De cliënt betaalt de bijdrage aan de vervoerder.

Artikel 13a. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en pgb’s

  • 1.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening in natura dan wel pgb, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt, en afhankelijk van het inkomen en vermogen van de cliënt en diens echtgenoot.

  • 2.

    Als een maatwerkvoorziening in natura of een pgb wordt verstrekt ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is geen bijdrage in de kosten verschuldigd.

  • 3.

    De bijdrage, dan wel het totaal van de bijdragen, is gelijk aan de kostprijs, tenzij overeenkomstig hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en met inachtneming van het volgende lid, een lagere bijdrage is verschuldigd.

  • 4.

    Voor alle categorieën personen, genoemd in artikel 3.8, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 wordt de bijdrage, dan wel het totaal van de bijdragen, verlaagd door het percentage, genoemd in dat lid, te verlagen naar 8%.

  • 5.

    De kostprijs van een:

    • a.

      maatwerkvoorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder;

    • b.

      pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.

Artikel 13b Jaarlijkse waardering mantelzorgers

  • 1.

    Mantelzorgers van cliënten in de gemeente kunnen door middel van een melding bij het college voor het ontvangen van een jaarlijkse blijk van waardering in aanmerking worden gebracht.

  • 2.

    Het jaarlijkse blijk van waardering heeft een waarde van ten hoogste honderd euro.

  • 3.

    Het college kan bij nadere regeling regels stellen over de manier waarop zorg wordt gedragen voor het jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten in de gemeente.

Artikel 14. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, voldoende deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door: i. periodieke overleggen met de aanbieders, zijnde een rechtspersoon en ii. een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek en iii. het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

  • 3.

    Aanbieders die rechtspersoon zijn, voldoen in ieder geval aan de volgende eisen met betrekking tot de bestuursstructuur en de bedrijfsvoering: i. zij leggen schriftelijk vast hoe de zorgverlening is georganiseerd en welke bevoegdheden de verschillende onderdelen of medewerkers hebben; ii. zij stellen jaarlijks een beleidsplan op en maken dit openbaar; iii. zij maken eventuele relaties met andere organisatorische eenheden en de aard van deze relaties openbaar; iv. zij hebben een zakelijke bestuursstructuur, waarbij de leden onafhankelijk en kritisch ten opzichte van elkaar kunnen staan, en v. zij voeren een overzichtelijke en verantwoorde financiële administratie waarbij inkomsten en uitgaven en verplichtingen te herleiden zijn naar bron en bestemming.

  • 4.

    [vervallen]

Artikel 15. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

  • 1.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke CAO- schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten van ten hoogste 10%;

    • d.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg; en

    • e.

      kosten voor bijscholing van personeel.

  • 2.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de marktprijs van de voorziening, en

    • b.

      de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals: i. aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening; ii. instructie over het gebruik van de voorziening; iii. onderhoud van de voorziening, en iv. verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden.

Artikel 16. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3.

    De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

Artikel 17. Klachtenprocedure

  • 1.

    Het college stelt een procedure vast voor afhandeling van klachten van cliënten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

  • 2.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van gedragingen van de aanbieder jegens een cliënt.

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 18. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 19. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4.

    Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 20. Onvoorziene gevallen en hardheidsclausule

  • 1.

    In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college met inachtneming van de doelstelling van de wet.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 21. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Verordening individuele voorzieningenmaatschappelijke ondersteuning 2013 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening, verstrekt op grond van de ingetrokken verordening, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 3.

    Op aanvragen die zijn ingediend voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening wordt beslist met inachtneming van de ingetrokken verordening, tenzij de nieuwe verordening gunstiger is voor de cliënt.

  • 4.

    Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op bezwaarschriften tegen beschikkingen waarvoor de aanvraag is ingediend voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 22. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit besluit wordt bekendgemaakt in het elektronisch gemeenteblad en treedt in werking op 1  januari 2015.

  • 2.

    Deze regeling wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van de raad van de gemeente Nijkerk d.d.

30 oktober 2014

de griffier,

de voorzitter,

de heer O. van Kolck

de heer mr. drs. G.D. Renkema

Toelichting

Toelichting