Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Renkum

Besluit nadere regels jeugdhulp

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRenkum
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit nadere regels jeugdhulp
CiteertitelBesluit nadere regels jeugdhulp
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Verordening jeugdhulp

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-01-201501-01-201501-01-2017nieuwe regeling

07-10-2014

Gemeenteblad, 29-01-2015

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit nadere regels jeugdhulp

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum,

 

Gelet op de Jeugdwet, het Besluit Jeugdwet, de Kadernota Sociaal Domein gemeente Renkum en de toepasselijke bepalingen uit de Verordening jeugdhulp gemeente Renkum;

 

Overwegende dat het wenselijk is nadere regels te stellen met betrekking tot de toegang tot de jeugdhulp, de toekenning van individuele voorzieningen, de aanvraag en de inhoud van de beschikking ;

 

BESLUIT vast te stellen het volgende Besluit nadere regels jeugdhulp gemeente Renkum:

Artikel 1 Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag

  • 1.

    Jeugdigen en ouders of derden kunnen een hulpvraag melden bij het college.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 4.

    Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een vrij toegankelijke voorziening.

Artikel 2 Vooronderzoek

  • 1.

    Het college registreert de ontvangst van een hulpvraag.

  • 2.

    Het college verzamelt alle voor het gesprek als bedoeld in artikel 3 noodzakelijke en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie.

  • 3.

    Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 4.

    Zo spoedig mogelijk nadat de gegevens zijn verzameld, maakt het college een afspraak voor een gesprek.

  • 5.

    Indien de gegevens van de jeugdige en zijn situatie reeds voldoende bekend zijn, kan het college afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het tweede, derde en vierde lid.

Artikel 3 Het gesprek

  • 1.

    Voorzover noodzakelijk onderzoekt het college zo spoedig mogelijk na het vooronderzoek in een gesprek met de jeugdige of zijn ouders en zo nodig met deskundigen:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van zijn sociale netwerk een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een vrij toegankelijke- of laagdrempelige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te treffen;

    • g.

      de wijze waarop de individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen, en

    • h.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget, waarbij de jeugdige of zijn ouders conform artikel 8.1.6 van de wet, in voor hen begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2.

    In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de wet informeert het college de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd.

  • 3.

    Het college kan wanneer de omstandigheden dat eisen, al of niet in overleg met de jeugdige of zijn ouders, gemotiveerd afzien van een gesprek.

Artikel 4 Gespreksverslag en handelingsplan

  • 1.

    Van het gesprek wordt een verslag gemaakt, waarin het oordeel van het college over de wenselijkheid van een individuele of vrij toegankelijke dan wel laagdrempelige voorziening wordt vastgelegd onder vermelding van de aan de jeugdige of zijn ouders kenbaar gemaakte gevolgen.

  • 2.

    Indien het gesprek naar het oordeel van het college leidt tot de wenselijkheid van een individuele voorziening, wordt ter zake een handelingsplan opgesteld, tenzij dit gelet op de aard van de te leveren hulp niet noodzakelijk is.

  • 3.

    Zo spoedig mogelijk na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders, het gespreksverslag , in voorkomend geval het handelingsplan.

  • 4.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag of ondersteuningsplan toegevoegd.

  • 5.

    Het verslag en het handelingsplan worden door de jeugdige of zijn ouders voor akkoord ondertekend.

Artikel 5 De aanvraag

  • 1.

    Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening indienen bij het college; deze aanvraag wordt schriftelijk of elektronisch gedaan.

  • 2.

    Een voor akkoord ondertekend verslag van het gesprek en, in voorkomend geval, een ondertekend handelingsplan worden door het college als complete aanvraag voor een individuele voorziening beschouwd.

Artikel 6 Toekenning individuele voorzieningen

  • 1.

    Het college kent een individuele voorziening toe voor zover in het verslag of het handelingsplan zoals bedoeld in artikel 4, vijfde lid, wordt vastgesteld dat de jeugdige:

    • a.

      op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn sociale netwerk geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

    • b.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een vrij toegankelijke- of laagdrempelige voorziening, of

    • c.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening;

Artikel 7 Inhoud beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of in de vorm van een pgb wordt verstrekt.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te treffen voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de geldigheidsduur van de verstrekking is;

    • c.

      welke gecontracteerde of gesubsidieerde aanbieder van jeugdhulp de voorziening verstrekt, en indien van toepassing,

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      wat het beoogde resultaat van het pgb is;

    • b.

      welke kwaliteitseisen hieraan verbonden zijn;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe deze is berekend;

    • d.

      hoe de feitelijke betaling ten laste van het verstrekte pgb plaatsvindt;

    • e.

      wat de geldigheidsduur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • f.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4.

    Als sprake is van een te betalen ouderbijdrage wordt hierover informatie in de beschikking opgenomen.

Artikel 8 Slotbepaling

De begripsbepalingen uit de verordening jeugdhulp gemeente Renkum en de Jeugdwet zijn van overeenkomstige toepassing op dit besluit.

Aldus besloten op 7 oktober 2014 te Renkum,

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VOORNOEMD

De secretaris, de burgemeester,

 

 

 

A.E.J. Steverink MBA drs. J.P. Gebben