Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Woerden

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWoerden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2015
CiteertitelVerordening parkeerbelastingen 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening is vervangen door de Verordening parkeersbelastingen 2016

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 225 van de Gemeentewet en parkeerverordening 2013

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201601-01-2016intrekking

16-12-2015

Elektronisch Gemeenteblad, 21-12-2015

124607/2015
01-01-201501-01-2016nieuwe regeling

17-12-2014

Elektronisch Gemeenteblad 24 december 2014

80702/2014

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen (Verordening parkeerbelastingen 2015)

De raad van de gemeente Woerden,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethoudesvan 18 november 2014;

 

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening 2013;

 

besluit;

 

vast te stellen de "Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2015" (Verordening parkeerbelastingen 2015)

 

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

a. Parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet in gevolge een wettelijk voorschrift is verboden.

b. Motorvoertuig: hetgeen onder motorvoertuig wordt verstaan in het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990) met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder i.a. van het RVV 1990.

c. Houder:

1. Degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het kentekenregister zoals bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994 was ingeschreven met dien verstande dat indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als houder van het voertuig;

2. Degene die krachtens een lease-overeenkomst of een verklaring van de werkgever kan aantonen dat hij, anders dan degene bedoeld onder 1, de feitelijke gebruiker is van het motorvoertuig dat ten tijde van het parkeren op naam van de leasemaatschappij respectievelijk de werkgever in het hiervoor bedoelde register was ingeschreven of;

3. Degene die krachtens een schriftelijke overeenkomst met degene bedoeld onder 1, kan aantonen dat hij, anders dan degene bedoeld onder 1, het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren tot duurzaam gebruik onder zich heeft.

d. Parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, het Centraal register en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan.

e. Parkeerapparatuurplaats: Een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

f. Centraal register: Het register van het Servicehuis Parkeer- en Verblijfsrechten bestemd voor de registratie van parkeerrechten.

g. Belparkeren: Het in werking stellen van de parkeerapparatuur met behulp van een mobiele telefoon of op een andere door de serviceprovider geaccepteerde methode, of op een andere in het maatschappelijk en economisch verkeer geaccepteerde methode om achteraf aan de betaalplicht te kunnen voldoen.

h. Serviceprovider: Aanbieder van belparkeren welke is aangesloten bij het Centraal register.

 

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam ‘parkeerbelastingen’ worden de volgende belastingen geheven:

1. Een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze.

2. Een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

 

Artikel 3 Belastingplicht

1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

2. Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

a. degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

b. zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig,

3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruikgemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven bij het gebruik van een gehandicaptenparkeerkaart op algemene gehandicaptenparkeerplaatsen.

5. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

 

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5 Ontstaan van de belastingschuld

1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij bij de aanvang van het parkeren de parkeerapparatuur in werking is gesteld.

2. De belasting, als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd bij de aanvang van het heffingstijdvak waarover de belasting wordt geheven.

 

Artikel 6 De wijze van heffing en termijnen van betaling

1. De belasting, als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren. In afwijking op het hierboven bepaalde moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen één maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren het in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het inloggen op het centrale register.

2. De belasting, als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

3. Een naheffingsaanslag moet worden betaald binnen de termijn die op de opgestuurde beschikking en acceptgiro vermeld is.

 

Artikel 7 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd, geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 8 Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 59,00.

 

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.

 

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De “Verordening parkeerbelasting 2014”, vastgesteld op 18 december 2013, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich voor de in het derde lid genoemde datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 3.

    De datum van ingang van heffing is 1 januari 2015.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening parkeerbelastingen 2015”.

 

Aldus besloten door de raad van de gemeente Woerden in zijn

openbare vergadering, gehouden op 17 december 2014

De griffier De voorzitter

E.M. Geldorp V.J.H. Molkenboer

Tarieventabel

Behorende bij en deel uitmakende van de “Verordening Parkeerbelastingen 2015”, zoals deze is vastgesteld bij raadsbesluit van 17 december 2014.

 

Onderdeel 1

Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Verordening parkeerbelastingen 2015, bedraagt:

 

In het gebied

Bij parkeerapparatuur

geschikt voor een

parkeertijd van

Bedrag

In euro’s

Per tijdseenheid

Zone A

60 minuten

€ 0,20

6 minuten*

Zone B

240 minuten

€ 0,20

6 minuten*

*Bij belparkeren geschiedt betaling per minuut.

 

Onderdeel 2

De vergunning bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt afgegeven voor het tijdvak zoals die is gesteld in artikel 5, eerste lid, van de geldende parkeerverordening.

 

Onderdeel 3

Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de “Verordening parkeerbelasting 2015”, bedraagt per vergunning:

In het gebied

Soort vergunning

Bedrag per jaar in Euro’s

Zone B, D

Bedrijfsparkeervergunning

€ 699,60

Zone A, B, D

Aannemersparkeervergunning

€ 1.080,00

Zone B

Bewonersparkeervergunning

€ 156,00

Zone B

2e Bewonersparkeervergunning

Bezoekersparkeervergunning

€ 312,00

Kosteloos*

Zone B

Marktparkeervergunning

€ 36,00

Zone B, D

Zorgparkeervergunning

€ 156,00

Zone D

Woonwerkparkeervergunning:

 

 

Volledig (voor 5 of 6 vaste dagen)

€ 156,00

 

Voor 4 vaste dagen (10% korting)**

€ 140,40

 

Voor 3 vaste dagen (20% korting)**

€ 124,80

 

Voor 1 of 2 vaste dagen (30% korting)**

€ 109,20

Zone D

Bewonersparkeervergunning

€ 36,00

Zone A, B, D

Werknemersparkeervergunning

kosteloos

Zone B, D

Bijzondere vergunning

€ 156,00

Vrachtwagenparkeerterrein

Vrachtwagenparkeervergunning

10 meter plaats

€ 369,30

Vrachtwagenparkeerterrein

Vrachtwagenparkeervergunning

> 10 meter plaats

€ 662,40

* Zie onderdeel 4, de kosten worden niet jaarlijks in rekening gebracht maar op basis van werkelijke geparkeerde minuten.

** De hoeveelheid korting wordt bepaald op basis van het in de werkgeversverklaring genoemde aantal vaste dagen.

 

Onderdeel 4

In afwijking van onderdeel 3 bedraagt het tarief voor parkeren met parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de “Verordening parkeerbelasting 2015”, zijnde een bezoekersparkeervergunning, zoals bedoeld in de geldende parkeerverordening, € 0,60 per uur (betaling geschiedt per minuut) met een plafond van € 75,- per kalenderjaar. De aanvraag is kosteloos.

 

Onderdeel 5

Indien de belastingplicht voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de “Verordening parkeerbelasting 2015” in de loop van het in onderdeel 2 genoemde tijdvak wordt aangegaan, bedraagt het tarief, in afwijking tot hetgeen gesteld in onderdeel 3, een naar rato berekend bedrag over de resterende periode tot het einde van het in onderdeel 2 genoemde tijdvak.

 

Onderdeel 6

Indien de belastingplicht voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b van de “Verordening parkeerbelasting 2015” wordt beëindigd in de loop van het in onderdeel 2 genoemde tijdvak, bestaat aanspraak op restitutie voor de volle maanden die resteren na het einde van de belastingplicht.

 

Onderdeel 7

Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de “Verordening parkeerbelastingen 2015”, geldig voor de op de vergunning aangegeven plaats en data bedraagt per vergunning:

 

In het gebied

Soort vergunning

Bedrag per parkeer-vergunning in Euro’s

Zone A, B, D

Dagparkeervergunning

€ 15,00

Zone A, B, D

Weekparkeervergunning

€ 45,00

Vrachtwagenparkeerterrein

Dagparkeervergunning

10 meterplaats

€ 17,50

Vrachtwagenparkeerterrein

Dagparkeervergunning

> 10 meterplaats

€ 20,00

 

Onderdeel 8

In afwijking van hetgeen in de onderdelen 1 tot en met 7 is gesteld bedraagt het tarief voor het verkrijgen van een vergunning voor het mogen gebruiken van een voor autodate aangewezen parkeerplaats per jaar € 620,00.

Artikelgewijze toelichting op de parkeerbelastingverordening 2015

Begripsomschrijvingen (artikel 1 van de verordening)

Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van een aantal in de verordening voorkomende begrippen is daarvan een omschrijving opgenomen in artikel 1. Zo is betrekkelijk uitvoerig gedefinieerd wat wordt verstaan onder het parkeren van een motorvoertuig. Om eenduidigheid in de wetgeving te houden wordt voor het begrip motorvoertuigen verwezen naar het begrip motorvoertuig uit het RVV 1990. Het begrip houder is uitvoering gedefinieerd om duidelijkheid te verschaffen in welke opties toegestaan worden. Voor de houder van motorvoertuigen wordt gekeken naar degene die naar de omstandigheden beoordeeld als houder van het motorvoertuig moet worden beschouwd. Voor de houders van motorvoertuigen die zijn ingeschreven in het kentekenregister wordt gekeken naar degene op wiens naam het voor dat motorrijtuig afgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven. Mocht er een leaseovereenkomst voor het betreffende kenteken kunnen worden overlegd of een overeenkomst met de in het kentekenregister geregistreerde houder van het voertuig waaruit blijkt dat de gebruiker van het voertuig als houder kan worden aangemerkt, dan worden deze ook als houder beschouwd. Voor het parkeren van andere voorwerpen dan motorvoertuigen komt de heffing van parkeerbelastingen niet aan de orde. Voorts is nog een definitie opgenomen van het begrip parkeerapparatuur en parkeerapparatuurplaats. De begrippen ‘Belparkeren’, ‘Centraal register’ en ‘Serviceprovider’ zijn opgenomen in het kader van digitalisering van betalingsmogelijkheden.

 

Belastbaar feit (artikel 2 van de verordening)

In artikel 2 is omschreven welke parkeerbelastingen geheven kunnen worden. Het gaat dan om de belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bepaalde aangewezen plaats en om een belasting ter zake van het vergunningparkeren.

Belastingplicht (artikel 3 van de verordening)

In artikel 3 is voor de belastingplicht een uitzondering gemaakt voor gehandicapten met een gehandicaptenparkeerkaart. Met het duidelijk zichtbaar plaatsen van een gehandicaptenparkeerkaart in combinatie met zichtbaar plaatsen van een parkeerkaart (blauwe kaart) waarop de aanvangstijd van het parkeren is ingesteld, worden gehandicapten die parkeren op een algemene gehandicaptenparkeerplaats (gehandicaptenparkeerplaatsen waaraan geen kenteken gekoppeld is) uitgezonderd van de belastingplicht.

Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak (artikel 4 van de verordening)

In artikel 4 wordt voor het tarief, het tijdvak en de maatstaf van heffing verwezen naar de tarieventabel.

Ontstaan van de belastingschuld (artikel 5 van de verordening)

In artikel 5 is geregeld op welk tijdstip de belastingschuld ontstaat. Voor de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, is geregeld dat deze is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren tenzij bij de aanvang van het parkeren de parkeerapparatuur in werking is gesteld. Deze toevoeging heeft betrekking op bijvoorbeeld belparkeren waarbij achteraf de belastingschuld ontstaat op basis van de daadwerkelijk geparkeerde minuten. De belasting genoemd in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd bij de aanvang van het heffingstijdvak waarover de belasting wordt geheven. Dit is gedaan om ook in het geval van een doorlopende vergunning steeds de belastingschuld te laten ontstaan bij de aanvang van een nieuw tijdvak.

Wijze van heffing en termijnen van betaling (artikel 6 van de verordening)

In artikel 6 hebben de wijze van heffing en de betalingstermijn een plaats gevonden. Op grond van de wettelijke regeling wordt de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, aangemerkt als geheven bij wege van voldoening op aangifte en zij moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren. Het achteraf voldoen van de parkeerbelasting kan middels belparkeren zoals als tweede bepaling weergegeven in het eerste lid van artikel 6. Als geen betaling heeft plaatsgevonden kan een naheffingsaanslag worden opgelegd. Voor de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel b, is bepaald dat deze wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen (artikel 7 van de verordening)

In artikel 7 is opgenomen dat het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid heeft om aan te wijzen de plaats waar en het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van belasting mag worden geparkeerd. Op grond van artikel 225 van de Gemeentewet moet de verordening namelijk een regeling bevatten in welke gevallen het college van burgemeester en wethouders die aanwijzing kan doen. In het verleden is discussie geweest over de vraag of bezwaar en beroep mogelijk is tegen een dergelijke aanwijzing indien deze is vervat in een afzonderlijk besluit, dat gebaseerd is op de verordening, maar er geen deel van uitmaakt. In een uitspraak van 12 april 1999 (nr. H01.98.1361) heeft de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beslist dat zulks niet mogelijk is. Een op grond van de verordening parkeerbelastingen genomen aanwijzingsbesluit berust namelijk op een wettelijk voorschrift inzake belastingen (artikel 225 Gemeentewet). Op grond van artikel 8:4, aanhef en onder g, van de Awb staat daartegen geen voorziening open.

Kosten (artikel 8 van de verordening)

In dit artikel worden alle in rekening te brengen kosten, indien niet op reguliere wijze wordt betaald, geregeld. Het in rekening brengen van de kosten van een naheffingsaanslag is niet in strijd met artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De kosten van de naheffingsaanslag zijn niet aan te merken als een boete (Hof ’s-Gravenhage, 1 februari 1994, nr. 931235-E-3). Per 1 januari 2015 bedraagt het maximumbedrag dat voor een naheffingsaanslag aan kosten in rekening mag worden gebracht € 59,00.

Kwijtschelding (artikel 9 van de verordening)

Voor parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders (artikel 10 van de verordening)

Deze nadere regelgeving heeft betrekking op de regelgeving inzake zaken als aangifte, voorlopige aanslagen en invorderingsrente

Jurisprudentie

Van parkeren is geen sprake gedurende de tijd dat het motorvoertuig nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk laden of lossen van zaken (Hof ’s-Gravenhage 28 april 1993, nr. 921 361-E-3 en nr. 921 700-E-3, Belastingblad 1993, blz. 585 en 586, Hof Arnhem 16 september 1993, nr. 920 866, Belastingblad 1994, blz. 207 en Hof Amsterdam 12 november 1993, nr. 2108/92, M IV, Belastingblad 1994, blz. 208). De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 12 mei 1999, nr. 33 286, Belastingblad 1999, blz. 566 een definitie gegeven van het begrip onmiddellijk laden en lossen: ‘Onder het onmiddellijk laden en lossen (...) dient te worden verstaan het onmiddellijk nadat het motorvoertuig tot stilstand is gebracht bij voortduring inladen of uitladen van goederen van enige omvang of enig gewicht, gedurende de tijd die daarvoor nodig is.’