Organisatie | Uithoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels waarschuwing of matiging boete Participatiewet, IOAW en IOAZ Uithoorn 2015 |
Citeertitel | Beleidsregels waarschuwing of matiging boete Participatiewet, IOAW en IOAZ Uithoorn 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Onbekend.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | nieuwe regeling | 09-12-2014 Nieuwe Meerbode (Uithoorn, De Kwakel), 23-12-2014 | Onbekend. |
Alle begrippen die in deze beleidsregels gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (Ioaw) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz).
recidiveboete: de bestuurlijke boete bij recidive binnen vijf jaar, zoals bedoeld in artikel 18a vijfde lid Participatiewet;
Artikel 2. Schriftelijke waarschuwing
In plaats van een bestuurlijke boete wordt een schriftelijke waarschuwing gegeven als de schending van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan verstrekte uitkering tenzij:
Artikel 4. Verminderde verwijtbaarheid
Bij de beoordeling van de mate waarin de gedraging de belanghebbende kan worden verweten, leiden de navolgende criteria tot verminderde verwijtbaarheid:
indien de belanghebbende in onvoorziene en ongewenste omstandigheden verkeerde, die redelijkerwijs niet tot de normale levenspatroon behoren en hem weliswaar niet in de feitelijke onmogelijkheid heeft gebracht niet aan de inlichtingenplicht te voldoen, maar emotioneel zo ontwrichtend waren dat hem de schending van de inlichtingenplicht niet geheel kan worden verweten;
indien de belanghebbende wel inlichtingen heeft verstrekt, maar deze inlichtingen onjuist of onvolledig waren waarbij deze onvolledigheid de belanghebbende niet geheel kan worden verweten, en de belanghebbende uit eigen beweging alsnog de juiste inlichtingen heeft verstrekt voordat door het college de overtreding is geconstateerd;
Artikel 5. Hoogte boete bij verminderde verwijtbaarheid
Indien er sprake is van verminderde verwijtbaarheid zoals bedoeld in artikel 4, wordt het bestuurlijke boetebedrag verlaagd met 50%.
Artikel 6. Hardheidsclausule en onvoorziene gevallen
Van het opleggen van een bestuurlijke boete wordt ook (gedeeltelijk) afgezien wegens (uitzonderlijk) zeer dringende redenen. Onder zeer dringende redenen wordt verstaan als er in de individuele situatie van de belanghebbende op het moment waarop over de oplegging van een boete moet worden besloten, sprake is van zo ernstige financiële en/of sociale omstandigheden dat een oplegging van verdere lasten in redelijkheid niet aanvaardbaar kan worden geacht.
TOELICHTING BELEIDSREGELS WAARSCHUWING OF MATIGING BOETE PARTICIPATIEWET, IOAW EN IOAZ UITHOORN 2015
Het sociale zekerheidsstelsel vormt een vangnet voor mensen die niet zelf in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Om te zorgen voor maatschappelijk draagvlak, is het van belang dat er geen personen ten onrechte gebruik maken van de sociale voorzieningen. De regering is van mening dat uitkeringsinstanties en gemeenten in het algemeen onvoldoende scherp zijn op de naleving van de plichten van uitkeringsgerechtigden.
Met ingang van 1 januari is de "Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving" in werking getreden. Dit heeft als gevolg dat het college bij schending van de inlichtingenplicht verplicht is op grond van de WWB, Ioaw en Ioaz een bestuurlijke boete op te leggen.
Wanneer er geen sprake is van een benadelingsbedrag, kan het college volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing (mits er in de laatste twee jaar geen waarschuwing is geweest). In deze beleidsregels wordt vastgelegd wanneer van deze bevoegdheid gebruik gemaakt wordt. Ook wordt in deze beleidsregels het begrip “verminderde verwijtbaarheid” nader omschreven.
De begrippen die in deze beleidsregels zijn gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, IOAW en IOAZ.
Artikel 2. Schriftelijke waarschuwing
Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om een waarschuwing te geven in plaats van een boete op te leggen wanneer er sprake is van zogenoemde ‘nulfraude’ bij schending van de inlichtingenplicht. De waarschuwing kan slechts éénmaal worden gegeven in een periode van twee jaar.
In de volgende situaties is een waarschuwing niet aan de orde:
Als er in een periode van twee jaar voorafgaand aan de schending van de inlichtingenplicht al een boete of waarschuwing is opgelegd, kan er niet meer worden volstaan met het geven van een waarschuwing. In dat geval moet meteen een bestuurlijke boete worden opgelegd. Hier geldt dus een recidivetermijn van twee jaar, terwijl voor het vaststellen van een recidiveboete (dus de tweede schending van de inlichtingenplicht met een benadelingsbedrag) een termijn van vijf jaar van toepassing is.
Een waarschuwing wordt altijd schriftelijk opgelegd, middels een voor bezwaar vatbare beschikking.
Artikel 3. Boetewaardig gedrag tijdens de aanvraagprocedure
Artikel 4. Verminderde verwijtbaarheid
In artikel 18a van de Participatiewet (en artikel 20a van de IOAW en 20a van de IOAZ) is geregeld dat bij schending van de inlichtingenplicht een bestuurlijke boete wordt opgelegd. Als er geen benadelingsbedrag is, dan bedraagt de boete €150,--. Is er wel sprake van een benadelingsbedrag, dan is de boete gelijk aan dat bedrag, met een minimum van €150,--.
Als iedere vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, dan wordt op grond van artikel 5:41 Awb (Algemene wet bestuursrecht) afgezien van het opleggen van een boete of het geven van een waarschuwing. Het gaat hierbij om onvoorziene omstandigheden die het de belanghebbende feitelijk onmogelijk maakten om aan zijn verplichting te voldoen, zoals een plotselinge ziekenhuisopname.
Als de belanghebbende de schending van de inlichtingenplicht niet volledig valt te verwijten, kan de op te leggen boete op een lager bedrag worden vastgesteld. In de algemene maatregel van bestuur heeft de wetgever vastgelegd in welke gevallen in ieder geval sprake is van verminderde verwijtbaarheid (a t/m c). Hieronder volgen enkele concrete voorbeelden bij de genoemde criteria:
Hierbij gaat het om de situatie dat de geestelijke toestand van de belanghebbende zelf zodanig is dat de gedraging niet volledig kan worden toegerekend. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de persoon die in verband met zijn geestelijke vermogens administratief onbekwaam is. Indien de belanghebbende, gelet op zijn geestelijke toestand, structureel niet in staat is de inlichtingenverplichting na te komen, is er reden dat een wettelijke vertegenwoordiger deze verplichting, namens de belanghebbende, nakomt.
Door alsnog op eigen initiatief de juiste informatie te leveren, vormt dit een grondslag voor verminderde verwijtbaarheid. Indien de juiste informatie alsnog wordt gegeven in het kader van toezicht op de naleving van een inlichtingenverplichting dan levert dit evenwel geen omstandigheid op die leidt tot verminderde verwijtbaarheid.
In de volgende situaties is in ieder geval geen sprake van verminderde verwijtbaarheid:
De inlichtingenplicht gaat uit van de plicht om informatie onverwijld te melden, waarvan het de belanghebbende redelijkerwijs duidelijk is dat het van invloed kan zijn op het recht op en de hoogte van de uitkering. Van belanghebbende wordt daarnaast een redelijke inspanning gevergd om op de hoogte te geraken van de feiten die van invloed zijn op de uitkering. Het enkele feit dat het college belanghebbende niet expliciet op de hoogte heeft gesteld van de plicht een bepaalde omstandigheid door te geven, is geen reden om verminderde verwijtbaarheid aan te nemen.
Bovenstaande betekent wel dat het wenselijk is dat het college de belanghebbenden bij aanvang van de uitkering goed op de hoogte stelt van de inlichtingenplicht, en de zaken die er onder vallen.
Artikel 5. Hoogte boete bij verminderde verwijtbaarheid
De hoogte van de boete bij verminderde verwijtbaarheid bedraagt 50% van het vastgestelde boetebedrag.
Artikel 6. Hardheidsclausule en onvoorziene gevallen
De hardheidsclausule wordt in zeer bijzondere omstandigheden toegepast ten gunste van belanghebbende. Van deze mogelijkheid wordt sporadisch en in incidentele gevallen gebruik gemaakt ter voorkoming van precedentwerking.