Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Uithoorn

Beleidsregels waarschuwing of matiging boete Participatiewet, IOAW en IOAZ Uithoorn 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUithoorn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels waarschuwing of matiging boete Participatiewet, IOAW en IOAZ Uithoorn 2015
CiteertitelBeleidsregels waarschuwing of matiging boete Participatiewet, IOAW en IOAZ Uithoorn 2015
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2015nieuwe regeling

09-12-2014

Nieuwe Meerbode (Uithoorn, De Kwakel), 23-12-2014

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels waarschuwing of matiging boete Participatiewet, IOAW en IOAZ Uithoorn 2015

 

 

Artikel 1. Begrippen

Artikel 2. Schriftelijke waarschuwing

In plaats van een bestuurlijke boete wordt een schriftelijke waarschuwing gegeven als de schending van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan verstrekte uitkering tenzij:

  • a.

    uit de gebezigde bewoording en/of het gedrag van de belanghebbende onomstotelijk vaststaat dat de belanghebbende opzettelijk de inlichtingenplicht heeft geschonden, of

  • b.

    de schending van de inlichtingenplicht plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat de belanghebbende voor een eerdere schending van de inlichtingenplicht een waarschuwing heeft gekregen.

Artikel 3. Boetewaardig gedrag tijdens de aanvraagprocedure

  • 1.

    Als een belanghebbende tijdens de aanvraagprocedure pas na daartoe een hersteltermijn te hebben gekregen voor de beoordeling van het recht op uitkering benodigde gegevens inlevert wordt een schriftelijke waarschuwing gegeven en wordt geen boete opgelegd.

  • 2.

    Als de belanghebbende ook in de hersteltermijn niet aan zijn inlichtingenverplichting voldoet wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld. Aan de belanghebbende wordt dan een boete opgelegd wegens 0-fraude.

  • 3.

    De boete wegens boetewaardig gedrag tijdens de aanvraagprocedure, zoals bedoeld in het tweede lid van dit artikel, wordt niet ingevorderd tenzij het binnen een jaar na het boetewaardig gedrag tot inzet van een bijstandsuitkering komt.

Artikel 4. Verminderde verwijtbaarheid

  • 1.

    De mate waarin de schending van de inlichtingenplicht de belanghebbende kan worden verweten, wordt beoordeeld naar de omstandigheden waarin de belanghebbende verkeerde toen hij de inlichtingenplicht had moeten nakomen.

  • 2.

    Bij de beoordeling van de mate waarin de gedraging de belanghebbende kan worden verweten, leiden de navolgende criteria tot verminderde verwijtbaarheid:

    • a.

      indien de belanghebbende in onvoorziene en ongewenste omstandigheden verkeerde, die redelijkerwijs niet tot de normale levenspatroon behoren en hem weliswaar niet in de feitelijke onmogelijkheid heeft gebracht niet aan de inlichtingenplicht te voldoen, maar emotioneel zo ontwrichtend waren dat hem de schending van de inlichtingenplicht niet geheel kan worden verweten;

    • b.

      indien de geestelijke gezondheid van de belanghebbende zodanig was dat hem het schenden van de inlichtingenplicht niet volledig valt aan te rekenen;

    • c.

      indien de belanghebbende wel inlichtingen heeft verstrekt, maar deze inlichtingen onjuist of onvolledig waren waarbij deze onvolledigheid de belanghebbende niet geheel kan worden verweten, en de belanghebbende uit eigen beweging alsnog de juiste inlichtingen heeft verstrekt voordat door het college de overtreding is geconstateerd;

    • d.

      indien er sprake is van een combinatie van omstandigheden die elk op zich niet, maar in onderling verband wel leiden tot het oordeel dat er sprake is van verminderde verwijtbaarheid.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid, onderdeel c van dit artikel is er geen sprake van verminderde verwijtbaarheid indien de belanghebbende de juiste inlichtingen heeft verstrekt in het kader van het toezicht op de naleving van de inlichtingenverplichting.

Artikel 5. Hoogte boete bij verminderde verwijtbaarheid

Indien er sprake is van verminderde verwijtbaarheid zoals bedoeld in artikel 4, wordt het bestuurlijke boetebedrag verlaagd met 50%.

Artikel 6. Hardheidsclausule en onvoorziene gevallen

  • 1.

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende afwijken van deze regeling als toepassing daarvan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

  • 2.

    Van het opleggen van een bestuurlijke boete wordt ook (gedeeltelijk) afgezien wegens (uitzonderlijk) zeer dringende redenen. Onder zeer dringende redenen wordt verstaan als er in de individuele situatie van de belanghebbende op het moment waarop over de oplegging van een boete moet worden besloten, sprake is van zo ernstige financiële en/of sociale omstandigheden dat een oplegging van verdere lasten in redelijkheid niet aanvaardbaar kan worden geacht.

  • 3.

    In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 7. Inwerkingtreding en intrekken oude beleidsregels

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    Deze beleidsregels vervangen de Beleidsregels waarschuwing of matiging boete socialezekerheidswetten Aalsmeer-Uithoorn 2013.

Artikel 8. Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: ‘Beleidsregels waarschuwing of matiging boete Participatiewet, IOAW en IOAZ Uithoorn 2015.’

TOELICHTING BELEIDSREGELS WAARSCHUWING OF MATIGING BOETE PARTICIPATIEWET, IOAW EN IOAZ UITHOORN 2015

Algemene toelichting

Het sociale zekerheidsstelsel vormt een vangnet voor mensen die niet zelf in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Om te zorgen voor maatschappelijk draagvlak, is het van belang dat er geen personen ten onrechte gebruik maken van de sociale voorzieningen. De regering is van mening dat uitkeringsinstanties en gemeenten in het algemeen onvoldoende scherp zijn op de naleving van de plichten van uitkeringsgerechtigden.

Met ingang van 1 januari is de "Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving" in werking getreden. Dit heeft als gevolg dat het college bij schending van de inlichtingenplicht verplicht is op grond van de WWB, Ioaw en Ioaz een bestuurlijke boete op te leggen.

Wanneer er geen sprake is van een benadelingsbedrag, kan het college volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing (mits er in de laatste twee jaar geen waarschuwing is geweest). In deze beleidsregels wordt vastgelegd wanneer van deze bevoegdheid gebruik gemaakt wordt. Ook wordt in deze beleidsregels het begrip “verminderde verwijtbaarheid” nader omschreven.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begrippen

De begrippen die in deze beleidsregels zijn gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, IOAW en IOAZ.

Artikel 2. Schriftelijke waarschuwing

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om een waarschuwing te geven in plaats van een boete op te leggen wanneer er sprake is van zogenoemde ‘nulfraude’ bij schending van de inlichtingenplicht. De waarschuwing kan slechts éénmaal worden gegeven in een periode van twee jaar.

In de volgende situaties is een waarschuwing niet aan de orde:

  • a.

    het college heeft het gegronde vermoeden dat de belanghebbende opzettelijk zijn inlichtingenplicht heeft geschonden. Dit is bijvoorbeeld aan de orde als belanghebbende aangeeft geen zin te hebben gehad om op de afspraak te verschijnen.

  • b.

    Als er in een periode van twee jaar voorafgaand aan de schending van de inlichtingenplicht al een boete of waarschuwing is opgelegd, kan er niet meer worden volstaan met het geven van een waarschuwing. In dat geval moet meteen een bestuurlijke boete worden opgelegd. Hier geldt dus een recidivetermijn van twee jaar, terwijl voor het vaststellen van een recidiveboete (dus de tweede schending van de inlichtingenplicht met een benadelingsbedrag) een termijn van vijf jaar van toepassing is.

Een waarschuwing wordt altijd schriftelijk opgelegd, middels een voor bezwaar vatbare beschikking.

Artikel 3. Boetewaardig gedrag tijdens de aanvraagprocedure

Geen nadere toelichting

Artikel 4. Verminderde verwijtbaarheid

In artikel 18a van de Participatiewet (en artikel 20a van de IOAW en 20a van de IOAZ) is geregeld dat bij schending van de inlichtingenplicht een bestuurlijke boete wordt opgelegd. Als er geen benadelingsbedrag is, dan bedraagt de boete €150,--. Is er wel sprake van een benadelingsbedrag, dan is de boete gelijk aan dat bedrag, met een minimum van €150,--.

Als iedere vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, dan wordt op grond van artikel 5:41 Awb (Algemene wet bestuursrecht) afgezien van het opleggen van een boete of het geven van een waarschuwing. Het gaat hierbij om onvoorziene omstandigheden die het de belanghebbende feitelijk onmogelijk maakten om aan zijn verplichting te voldoen, zoals een plotselinge ziekenhuisopname.

Als de belanghebbende de schending van de inlichtingenplicht niet volledig valt te verwijten, kan de op te leggen boete op een lager bedrag worden vastgesteld. In de algemene maatregel van bestuur heeft de wetgever vastgelegd in welke gevallen in ieder geval sprake is van verminderde verwijtbaarheid (a t/m c). Hieronder volgen enkele concrete voorbeelden bij de genoemde criteria:

  • a.

    Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan problemen in de situatie thuis waardoor belanghebbende onder ernstige psychische druk staat, zoals een ernstige ziekte of het overlijden van de partner of kinderen.

  • b.

    Hierbij gaat het om de situatie dat de geestelijke toestand van de belanghebbende zelf zodanig is dat de gedraging niet volledig kan worden toegerekend. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de persoon die in verband met zijn geestelijke vermogens administratief onbekwaam is. Indien de belanghebbende, gelet op zijn geestelijke toestand, structureel niet in staat is de inlichtingenverplichting na te komen, is er reden dat een wettelijke vertegenwoordiger deze verplichting, namens de belanghebbende, nakomt.

  • c.

    Door alsnog op eigen initiatief de juiste informatie te leveren, vormt dit een grondslag voor verminderde verwijtbaarheid. Indien de juiste informatie alsnog wordt gegeven in het kader van toezicht op de naleving van een inlichtingenverplichting dan levert dit evenwel geen omstandigheid op die leidt tot verminderde verwijtbaarheid.

  • d.

    Hierbij gaat het om een combinatie van verschillende factoren.

In de volgende situaties is in ieder geval geen sprake van verminderde verwijtbaarheid:

  • -

    De inlichtingenplicht gaat uit van de plicht om informatie onverwijld te melden, waarvan het de belanghebbende redelijkerwijs duidelijk is dat het van invloed kan zijn op het recht op en de hoogte van de uitkering. Van belanghebbende wordt daarnaast een redelijke inspanning gevergd om op de hoogte te geraken van de feiten die van invloed zijn op de uitkering. Het enkele feit dat het college belanghebbende niet expliciet op de hoogte heeft gesteld van de plicht een bepaalde omstandigheid door te geven, is geen reden om verminderde verwijtbaarheid aan te nemen.

  • -

    Onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal is geen reden voor aannemen van verminderde verwijtbaarheid. Van belanghebbende mag worden verwacht dat hij zich laat informeren over de rechten en plichten rondom de uitkering, en over de inhoud van correspondentie.

  • -

    Verminderde verwijtbaarheid is verder niet aan de orde als de belanghebbende langere tijd niet in staat is zijn eigen belangen te behartigen. Hij wordt dan geacht ervoor te zorgen dat een ander zijn zaken regelt.

Bovenstaande betekent wel dat het wenselijk is dat het college de belanghebbenden bij aanvang van de uitkering goed op de hoogte stelt van de inlichtingenplicht, en de zaken die er onder vallen.

Artikel 5. Hoogte boete bij verminderde verwijtbaarheid

De hoogte van de boete bij verminderde verwijtbaarheid bedraagt 50% van het vastgestelde boetebedrag.

Artikel 6. Hardheidsclausule en onvoorziene gevallen

De hardheidsclausule wordt in zeer bijzondere omstandigheden toegepast ten gunste van belanghebbende. Van deze mogelijkheid wordt sporadisch en in incidentele gevallen gebruik gemaakt ter voorkoming van precedentwerking.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.

Artikel 8. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.