Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Uithoorn

Beleidsregels Jeugdhulp Uithoorn 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUithoorn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Jeugdhulp Uithoorn 2015
CiteertitelBeleidsregels Jeugdhulp Uithoorn 2015
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Aangepaste versie maart 2015. Wijziging met betrekking tot ouderbijdrage.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201501-01-2018Artikelen

05-03-2015

Nieuwe Meerbode (Uithoorn, De Kwakel), 15-04-2015

Onbekend.
01-01-201501-01-2015nieuwe regeling

09-12-2014

Nieuwe Meerbode (Uithoorn, De Kwakel), 23-12-2014

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Jeugdhulp Uithoorn 2015

 

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

De Verordening Jeugdhulp Uithoorn 2015 en deze Beleidsregels Jeugdhulp Uithoorn 2015 geven uitvoering aan de Jeugdwet. In de Jeugdwet wordt de verantwoordelijkheid van de gemeenten uitgebreid met de provinciale (geïndiceerde) jeugdzorg, de gesloten jeugdzorg, geestelijke gezondheidzorg voor kinderen en jongeren (jeugd-ggz), zorg voor jeugd met een licht verstandelijk beperking (jeugd-lvb), ggz in het kader van het jeugdstrafrecht (forensische zorg), jeugdbescherming en jeugdreclassering.

Daarnaast wordt met deze wet een omslag gemaakt naar een stelsel met een voorzieningenplicht, waarvan de aard en omvang in beginsel door de gemeente worden bepaald. Het doel van het jeugdzorgstelsel blijft echter onverminderd overeind: jeugdigen en ouders krijgen waar nodig tijdig bij hun situatie passende hulp, met als beoogd doel ervoor te zorgen de eigen kracht van de jeugdige en het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin te versterken.

Met deze stelselwijziging streven we naar een grotere inzet op preventie, tijdige ondersteuning en het versterken van eigen kracht van jeugdigen en hun ouders. Door gemeenten verantwoordelijk te maken voor alle taken op het gebied van jeugdhulp, krijgen zij de mogelijkheid om een samenhangend stelsel te realiseren. Daarbij gelden in Uithoorn de volgende uitgangspunten:

  • Preventie en vroege signalering van opgroei-, opvoedings- en psychische problemen en stoornissen.

  • De-medicaliseren, ontzorgen en normaliseren door onder meer het opvoedkundig klimaat te versterken in gezinnen, wijken, buurten, scholen en voorzieningen als kinderopvang en peuterspeelzalen.

  • Het bevorderen van de opvoedvaardigheden van ouders en de sociale omgeving, zodat de ouders zoveel mogelijk in staat worden gesteld om zelf de verantwoordelijkheid voor de opvoeding te dragen.

  • Het inschakelen, herstellen en versterken van het eigen probleemoplossend vermogen van de jeugdige, zijn ouders en zijn sociale omgeving (eigen kracht).

  • Het bevorderen van de veiligheid van de jeugdige in de opvoedsituatie waarin hij opgroeit.

  • Integrale hulp aan gezinnen volgens het uitgangspunt: één gezin, één plan, één regisseur.

De beleidsregels jeugdhulp zijn anders van opzet dan de beleidsregels die gelden bij de participatiewet en de Wmo voorzieningen. De reden hiervoor is dat de Wet op de jeugdzorg ruimte geeft aan gemeenten om voorzieningen op basis van professionele analyse te beoordelen. Uithoorn kiest ervoor om in 2015 aan te sluiten bij deze behoefte binnen de jeugdhulpsector om niet alles nodeloos dicht te regelen met protocollen. Aansluitend bij bovenstaande doelstellingen streven wij creatieve en innovatieve ideeën voor hulp na die aansluit bij de vraag van het gezin en daarvoor zijn beleidsregels die ‘lucht’ geven van belang.

Anders dan bij de overige transities, komen hulpvragen van jeugdigen en ouders in het kader van de Jeugdwet daarom ook via verschillende routes binnen. Er werken veel professionals in het voorveld die het eerste contact en de eerste ondersteuning laagdrempelig kunnen bieden. Indien er meer hulp nodig is dan kan er altijd worden ‘opgeschaald’. Een aantal voorbeelden:

  • Ouders met een kind dat tekenen van angst vertoont gaan voor advies naar de huisarts, naar de schoolmaatschappelijk werker op de school of naar de GGD. Vervolgens kan door de huisarts en de praktijkondersteuner GGZ worden besloten om het kind door de praktijkondersteuner te laten behandelen, of bij meer zorgen van een van de professionals door te verwijzen naar een psycholoog in de basis GGZ voor een nadere diagnose op een stoornis.

  • Een gezin met problemen op meerdere gebieden (schulden, verslaving, mogelijk een beperking) en zorgen voor hun autistisch kind zoekt contact met het sociaal loket of via een van de partners in het jeugddomein (bijvoorbeeld via maatschappelijk werk van Vita). Het gezin kan vervolgens worden aangemeld voor een casusoverleg van het sociaal team om de hulp af te stemmen en het daarmee overzichtelijk te houden voor de ouders en het kind. Na dit casusoverleg blijkt dat de veiligheid in het gezin zorgelijk is en dat het kind door de problemen van de ouders, niet de volledige aandacht in de opvoeding kan krijgen waardoor het ondervoed is geraakt. Het sociaal team probeert samen met de ouders, een ambulant begeleider (bijvoorbeeld van Spirit of Altra, of MOC bij het jonge kind) een oplossing te vinden voor deze situatie.

  • Een ouder van een kind met een licht verstandelijke beperking kiest er uiteindelijk voor om bij MEE informatie in te winnen of een diagnose te laten stellen naar het IQ van het kind, waarna het sociaal loket samen met MEE en de ouders een maatwerkvoorziening opstelt, bijvoorbeeld een vorm van begeleiding voor ouders en kind specifiek gericht op het leren omgaan met de beperking. Het eerste contact tussen MEE en de ouders ontstond via het kinderdagverblijf en de ondersteuning die MOC daar geeft aan leidsters in het kader van Alert4you.

  • Tot slot is een casus denkbaar waarbij het kind op school zit en de leerkracht, na overleg met de intern begeleider of de zorg coördinator, tot de conclusie komt dat er meer ondersteuning nodig is voor dit kind vanwege het onvermogen tot het concentreren in de klas. De school neemt contact op met de onderwijsspecialist op het PO, of via het regioloket op het VO, om te bekijken welke aanvullende ondersteuning er vanuit passend onderwijs beschikbaar is. Na deze aanvullingen blijkt na 4 maanden dat het kind toch teveel problemen thuis heeft vanwege de vechtscheiding tussen de ouders. Er wordt voor gekozen om samen met school, de schoolmaatschappelijk werker en het sociaal team een traject in te zetten dat zowel de thuissituatie (ambulante jeugdhulp) als de schoolsituatie (denk aan een trajectklas) ondersteunt voor dit kind en het gezin.

Bovenstaande voorbeelden maken duidelijk dat de gemeente samen met de partners in het jeugddomein een nauwe samenwerking dient na te streven om een dekkende en passende vorm van (al dan niet gemeenschappelijke) hulp te kunnen bieden. Dat geldt specifiek voor de huisarts, jeugdarts en de medisch specialist, omdat zij op basis van de wet direct kunnen verwijzen naar specialistische jeugdhulp. Dit gaat meestal om verwijzingen naar de (basis) geestelijke gezondheidszorg.

Uithoorn kiest er niet voor om een eigen gemeentelijk indicatieorgaan in te richten dat volledig los staat van de hulpverlening, zoals in het verleden het geval is geweest. Het uitgangspunt is dat iedereen gebruik kan maken van de algemene voorzieningen en dat daar ook de nadruk wordt gelegd op het eerste contact en het inzichtelijk maken van de hulpvraag. Voor gezinnen met geen of verminderde regie en problemen op meerdere leefdomeinen kan vervolgens intensieve ondersteuning worden geboden door het sociaal team. Wanneer deze professionals constateren dat aanvullende hulp nodig is die zij zelf niet kunnen bieden, dan kunnen zij deze maatwerk voorziening via een eenvoudige procedure met behulp van het sociaal loket toekennen. De stappen die de professional reeds heeft gezet met het betreffende gezin zullen hier worden meegenomen in de beoordeling. Zo kan zoveel mogelijk worden voorkomen dat er een voorziening wordt gecreëerd die losstaat van het werk dat daarvoor al is gedaan binnen het gezin.

Het uitgangspunt hierbij is om adequate hulp snel en laagdrempelig in de omgeving van de jeugdige en zijn ouders aan te kunnen bieden, zonder dat daarbij wordt vergeten dat hulp niet het inzetten van een traject betekent en ‘klaar is kees’. Goed leren luisteren naar de hulpvraag van de ouders om in te schatten wat wel én wat niet nodig is, of wat zelf kan worden opgepakt in het gezin, is de norm. Daar zijn vervolgens meerdere instrumenten voor, denk aan zorg in natura of een persoonsgebonden budget.

In de Verordening Jeugdhulp Uithoorn 2015 staat opgenomen dat het college bij nadere regeling regels stelt met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een maatwerkvoorziening. In deze beleidsregels wordt het proces van de toegang tot een maatwerk voorziening gedetailleerd vastgelegd.

De Jeugdwet en de Verordening Jeugdhulp Uithoorn 2015 leggen veel bevoegdheden bij het college. De uitvoering hiervan zal echter in de regel namens het college gedaan worden (in mandaat) door het sociaal loket.

Hierbij moet worden opgemerkt dat dit de startsituatie betreft bij de inwerkingtreding van de wet. Aangezien het over veel nieuwe taken gaat en de uitvoering nog in ontwikkeling is, kan het nodig zijn de beleidsregels op basis van opgedane ervaring aan te passen in de loop van komend jaar. Dat is ook precies de reden om de beleidsregels een dergelijke flexibiliteit mee te geven: soms is een kleine snelle aanpassing vereist om optimale ondersteuning te kunnen blijven bieden aan inwoners van Uithoorn.

Hoofdstuk 2 Het afwegingskader – de niveaus van hulp

In de toegangsprocedure wordt onderscheid gemaakt in zorg en ondersteuning op drie niveaus:

  • Sociale infrastructuur (eigen netwerk, informele zorg en ondersteuning);

  • Algemene voorzieningen;

  • Maatwerk voorzieningen in het kader van specialistische jeugdhulp.

Niveau 0: sociale infrastructuur

Het eerste niveau vormt de basis van de sociale infrastructuur. Binnen jeugd wordt ernaar gestreefd om ouders zoveel mogelijk zelf verantwoordelijk te houden voor de opvoeding van hun kind. Hier zijn echter meer mensen bij betrokken, want een kind groeit niet op in een geïsoleerde omgeving. Naast de eigen netwerken van mensen zijn er allerlei particuliere initiatieven en vrijwilligersorganisaties in Uithoorn, die een belangrijke bijdrage leveren aan onderlinge hulp- en dienstverlening en het versterken van de sociale cohesie. Denk bijvoorbeeld aan de vrijwillige hulpdiensten (al dan niet van de buren), buurtteams en maatjesprojecten. Maar hier vallen uiteraard ook de scholen onder, de sportverenigingen. Dit niveau heeft verder geen reikwijdte in deze beleidsregels, maar wij vinden het van belang om het te noemen omdat het aansluit bij de doelstellingen die genoemd zijn in het vorige hoofdstuk.

Niveau 1: algemene voorzieningen

In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de beschikbare algemene voorzieningen. Deze voorzieningen zijn voor iedereen toegankelijk en flexibel van inzet. Ouders en kinderen die een lichte, eenvoudige ondersteuningsvraag hebben kunnen hier altijd terecht zonder bureaucratische rompslomp.

Niveau 2 & 3: maatwerk voorzieningen in het kader van specialistische hulp

Niet alle problemen zijn nabij, in de buurt en via de inzet van het eigen netwerk, informele zorg of algemene voorzieningen op te lossen. Soms hebben inwoners specifieke, specialistische en/of intensieve ondersteuning nodig. Het gaat om voorzieningen die vaak bovenlokaal, regionaal of soms zelfs landelijk zijn georganiseerd, denk aan de crisisopvang, pleegzorg, jeugdbescherming. Ook als deze ‘zwaardere’ vormen van hulp nodig zijn, blijft het uitgangspunt van nabijheid overeind.

In situaties waar het eigen netwerk en algemene voorzieningen niet voldoende ondersteuning kunnen bieden kijkend naar de hulpvraag, moet snel en dichtbij ondersteuning vanuit een maatwerkvoorziening worden ingezet. Deze hulp moet in een keer goed zijn. Dat wil zeggen zo licht als het kan en zo zwaar als nodig, zolang het maar past bij de specifieke hulpvraag van het gezin. In hoofdstuk 4 wordt weergegeven welke maatwerkvoorzieningen in het kader van specialistische hulp beschikbaar zijn.

Tijdens de procedure bekijkt de klantmanager van het sociaal loket, al dan niet aangevuld met de analyse van het sociaal team en overige professionals die al contact hebben gehad met het gezin, welke (combinatie) van zorg en ondersteuning passend is bij de hulpvraag van de cliënt. Het sociaal loket zorgt ook voor de uitvoering met het oog op de wet, zoals het opstellen van de beschikking en/of de PGB afspraken.

De beslissing of iemand voor specialistische hulp in aanmerking komt, is naast het sociaal loket voorbehouden aan: de huisarts, kinderarts, jeugdarts, het OM, de directeur van een jeugd justitiële inrichting, de gecertificeerde instelling in opdracht van de kinderrechter en crisishulp vanuit Veilig Thuis. De inzet van specialistische jeugdhulp zal daarmee altijd worden gebaseerd op het oordeel van deskundigen.

Leeftijdsgrens

De inzet van jeugdhulp vindt plaats op basis van de Jeugdwet en het burgerlijk wetboek, waarbij de leeftijdsgrens van 18 jaar wordt gehanteerd. Indien er binnen 6 maanden nadat een kind 18 jaar is geworden wordt geconstateerd dat er aanvullende hulp noodzakelijk is, kan de hulp uiterlijk worden verlengd totdat de jongvolwassene 23 jaar is geworden [1]. Alle aanvullende hulp na die leeftijd zal in principe worden gecontinueerd op basis van de beschikbare Wmo voorzieningen.

Hoofdstuk 3 Vormen van jeugdhulp – de algemene voorzieningen

Een algemene voorziening is rechtstreeks toegankelijk zonder toegangsbeoordeling, dan wel met een lichte toegangsbeoordeling van een jeugdprofessional. Algemene voorzieningen zijn in drie categorieën beschikbaar:

  • Algemene voorziening – direct toegankelijk;

  • Algemene voorziening – toegankelijk na intake;

  • Overige vormen van algemene voorzieningen.

Algemene voorziening – direct toegankelijk

Deze vorm van algemene voorzieningen sluit zoveel als mogelijk aan op buurtniveau en op eigen initiatieven van cliënten. Ze zijn volledig toegankelijk zonder toegangsbeoordeling en daarmee zeer laagdrempelig. Deze voorzieningen geven ook invulling aan artikel 2.4 van de Jeugdwet, namelijk een voorziening die kosteloos en/of anoniem vragen van jongeren en/of ouders kan beantwoorden. Deze algemene voorzieningen in het kader van de jeugdhulp omvatten in elk geval de beschikbaarheid van:

  • Informatie, (opvoed)advies, voorlichting, cursussen en trainingen.

    • a)

      Hieronder valt ook de advisering over de aangewezen individuele voorziening, specifiek voor kinderen met een beperking.

  • Online hulpverlening en E-diensten.

    • a)

      Hieronder valt de ondersteuning die specifiek voor opvoed- en opgroeihulp digitaal wordt aangeboden en een platform biedt voor zelfhulp in het jeugddomein.

  • Versterking van de vrijwillige inzet en informele netwerken.

    • a)

      Hieronder valt bijvoorbeeld cliëntondersteuning.

  • Mantelzorgondersteuning.

  • Jongerencoaching en participatiebevordering (jongerenwerk).

  • De jeugdgezondheidszorg.

    • a)

      Op het consultatiebureau werken artsen en verpleegkundigen die gespecialiseerd zijn in de zorg voor nul- tot vierjarigen. Zij volgen kinderen in zijn of haar groei en ontwikkeling. Daarnaast doen zij onderzoek en geven inentingen, voorlichting en advies.

    • b)

      De opvoedadviseur van de jeugdgezondheidszorg houdt een pedagogisch spreekuur voor ouders met opvoed- en opgroeivragen. Het opvoedspreekuur wordt wekelijks gehouden. De nadruk voor deze ondersteuning ligt op het opvoeden en opgroeien van de kinderen.

    • c)

      Op scholen zijn jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen actief in een breed palet van preventieve ondersteuning, zoals voorlichting, verzuim op basis van ziekte, spreekuren, preventief gezondheidsonderzoek, vaccinatie.

  • Het jeugd- en schoolmaatschappelijk werk.

    • a)

      De jeugdmaatschappelijk werker geeft advies en ondersteuning aan ouders/verzorgers en kinderen rondom de opvoeding en sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen door middel van gesprekken, themabijeenkomsten en cursussen. Op deze manier worden vraagstukken vroegtijdig opgepakt en kan er, samen met de betrokkenen, naar passende oplossingen gezocht worden. Indien nodig wordt doorverwezen naar ambulante jeugdhulp, die meer intensieve trajecten uitvoeren met gezinnen.

    • b)

      De schoolmaatschappelijk werker geeft net als de jeugdmaatschappelijk werker advies en ondersteuning aan ouders/verzorgers en kinderen rondom de opvoeding en sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen door middel van gesprekken, maar is primair gericht op de schoolomgeving. Om snel een aansluiting te maken met de schoolomgeving van het kind, kunnen vraagstukken vroegtijdig worden opgepakt en kan er, samen met de betrokkenen, naar passende oplossingen gezocht worden. Indien nodig wordt doorverwezen naar ambulante jeugdhulp, die meer intensieve trajecten uitvoeren met gezinnen.

  • De huisarts.

    • a)

      De huisarts is vanuit de Zorgverzekeringswet en het basispakket logischerwijze altijd beschikbaar, maar het is voor de volledigheid goed om ook de huisarts in dit overzicht te benoemen vanwege zijn belangrijke rol in het jeugddomein en de verwijzing naar hulp (via de praktijkondersteuner GGZ bijvoorbeeld).

Algemene voorziening – toegankelijk na intake

De tweede vorm van algemeen beschikbare voorzieningen, zijn de voorzieningen die toegankelijk zijn na intake. Deze vorm van jeugdhulp sluit aan op de direct toegankelijke voorzieningen in de zin dat er nadrukkelijk een hulpverleningscomponent in het werk zit.

Met het beschikbaar stellen van ambulante hulpverleners kan er eenvoudiger en effectiever worden ingezet op het oplossen van lichte opvoed- of GGZ problematiek. Ambulante jeugdhulpverleners zijn beschikbaar via een toegangsbeoordeling van de ontvangend professional. Het streven is dat burgers zoveel mogelijk de eerste vragen stellen aan de professionals die in het voorveld actief zijn (zie de vorige pagina), omdat ambulante jeugdhulp niet voor iedereen de geschikte vorm van ondersteuning is. In de praktijk zal er daarom een verwijzing plaatsvinden tussen deze professionals.

Ambulante jeugdhulp is gericht op gezinnen met kinderen die problemen hebben zoals ruzie met ouders, echtscheidingsproblematiek, of waar het kind bijvoorbeeld depressief is waardoor ouders het moeilijk vinden om met hun kind om te gaan. Het gaat om een breed scala van interventies en vormen van begeleiding voor verschillende doelgroepen. De hulp wordt in de regel thuis of in de directe omgeving van de cliënt geboden.

Ambulante jeugdhulpverleners zijn actief in de volgende domeinen:

  • a)

    generalisten die gespecialiseerd zijn in opgroei- en opvoedproblematiek, in 2015 uitgevoerd door Spirit en Altra voor jongeren tussen de 6-18 jaar en door MOC het Kabouterhuis voor de doelgroep 0-6 jaar;

  • b)

    de praktijkondersteuner jeugd-GGZ die via de huisarts lichte trajecten voor jeugdigen kan inzetten volgens het vijfgesprekken model. De focus van de praktijkondersteuner jeugd-GGZ ligt, qua vergelijking van zwaarte van de problematiek, op de basis-GGZ categorieën kort en chronisch.

Ambulante jeugdhulpverleners leveren daarin in ieder geval de volgende werkzaamheden:

  • a)

    op preventie gerichte informatie en activiteiten;

  • b)

    vraagverheldering en basisdiagnostiek bij hulpvragen van de jeugdige en zijn ouders;

  • c)

    het leveren van deskundig advies aan overige personen die beroepsmatig met jeugdigen werken;

  • d)

    alle vormen van ambulante jeugdhulp (denk aan omgangsbemiddeling, lichte GGZ behandelingen, training, pedagogische begeleiding), mits deze niet te complex en/of langdurend is. Het is aan de inschatting van de professional of de inzet van ambulante jeugdhulp complex en/of langdurend is. Indien dat laatste toch het geval is, dan zal de professional en/of de cliënt worden doorverwezen naar het sociaal loket voor een maatwerkvoorziening in het kader van specialistische jeugdhulp.

Overige vormen

In de categorie ‘overige’ algemene voorzieningen staat nog een organisatie die voor alle burgers vrij toegankelijk is:

  • a)

    Veilig Thuis: de organisatie die is voortgekomen uit de fusie tussen het Advies- en meldpunt Kindermishandeling en het Steunpunt Huiselijk Geweld. Veilig Thuis is het nieuwe meldpunt waar iedereen (zowel burgers als professionals) terecht kan voor het melden van zorgen om kinderen en/of hun ouders bij vermoedens van kindermishandeling of andere vormen van huiselijk geweld. Burgers kunnen hier ook terecht voor het inwinnen van advies. Veilig Thuis zal bij een vermoeden van relevante problematiek een vervolgonderzoek starten en contact opnemen met de betreffende hulpverlenende instanties in de gemeente om actie te ondernemen.

  • b)

    Het telefoonnummer van Veilig Thuis is 0800-2000.

Hoofdstuk 4 Vormen van jeugdhulp – de maatwerk voorzieningen

De voorzieningen

Maatwerkvoorzieningen in het kader van specialistische jeugdhulp [2], zijn er binnen de jeugdhulp sector in veel vormen. Hierbij wordt gelet op de doelgroep, de zwaarte en complexiteit van het vraagstuk en de intensiteit van de ondersteuning die benodigd is. Het uitgangspunt van de gemeente Uithoorn is dat alle kinderen een veilige omgeving dient te worden geboden door hun ouders en dat individuele voorzieningen, meestal en hopelijk vrijwillig, kunnen bijdragen aan het bieden van dat veilige opvoedklimaat.

Wanneer er sprake is of sterke vermoedens zijn van onveilige situaties voor het kind in het gezin, om welke reden dan ook, geldt dat Uithoorn altijd stappen zal zetten in samenwerking met Jeugdbescherming om de veiligheid van het kind te borgen.

Hieronder staat per doelgroep weergegeven welke voorzieningen er beschikbaar zijn:

Beschikbare voorzieningen voor kinderen met een beperking [3]

  • 1)

    ondersteuning van, hulp aan of begeleiden van jeugdigen en hun ouders in individueel of in groepsverband, gericht op het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen, of omgaan met de gevolgen van een somatische, (licht) verstandelijke, lichamelijke en/of zintuiglijke beperking van de jeugdige, al dan niet in combinatie met de problematiek zoals omschreven in dit hoofdstuk. Alleen voor belanghebbenden die door hun cognitieve/verstandelijke beperking(en), ernstig fysieke beperkingen of gedragsproblematiek een specifieke dagstructurering nodig hebben, gericht op het verbeteren of behouden van capaciteiten en/of het reguleren van gedragsproblemen, is een vorm van begeleiding nodig;

  • 2)

    het behandelen van jeugdigen met een somatische, (licht) verstandelijke, lichamelijke en/of zintuiglijke beperking, al dan niet in combinatie met de problematiek zoals omschreven in dit hoofdstuk, met als doel het bevorderen van hun deelname aan het maatschappelijk verkeer en van hun zelfstandig functioneren;

  • 3)

    het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging van jeugdigen [4];

  • 4)

    het ondersteunen van ouders van jeugdigen ter voorkoming van overbelasting, bijvoorbeeld door kortdurend verblijf;

  • 5)

    het vervoer van een jeugdige gekoppeld aan de bovenstaande voorzieningen behandeling, begeleiding en/of kortdurend verblijf, voor zover naar het oordeel van het college noodzakelijk in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid [5];

  • 6)

    residentiële hulp voor jeugdigen met een verstandelijke beperking [6];

Beschikbare voorzieningen voor kinderen in het kader van de geestelijke gezondheidszorg

  • 7)

    ondersteuning van, hulp aan en het begeleiden voor jeugdigen en hun ouders gericht op het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen, of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, al dan niet in combinatie met psychosociale problemen en/of de problematiek zoals omschreven in dit hoofdstuk;

  • 8)

    het behandelen van jeugdigen met een (chronisch) psychisch probleem, stoornis en/of psychosociale problemen, met als doel het bevorderen van hun deelname aan het maatschappelijk verkeer en van hun zelfstandig functioneren;

  • 9)

    deze voorzieningen zijn beschikbaar zowel in het kader van de basis GGZ en de bijbehorende systematiek, als in het kader van de specialistische GGZ en de bijbehorende DBC systematiek [7];

  • 10)

    in het kader van de forensische psychiatrie is er geestelijke gezondheidszorg vanuit het strafrechtelijk kader beschikbaar. De forensische jeugdpsychiatrie levert naast intramurale zorg ook semimurale en ambulante zorg aan jeugdige delinquenten met een ontwikkelingsstoornis zoals ADHD, ODD/CD en/of ASS of met een (andere) psychiatrische stoornis;

Beschikbare voorzieningen voor kinderen in het kader van jeugd- en opvoedhulp

  • 11)

    specialistische en intensieve ondersteuning van, hulp aan of zorg voor jeugdigen (doelgroep 6-18 jaar oud) en hun ouders gericht op het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen, of omgaan met de gevolgen van zware gedragsproblemen, complexe opvoedingsproblemen van de ouders, al dan niet in combinatie met de problematiek zoals omschreven in dit hoofdstuk;

  • 12)

    specialistische ondersteuning van, hulp aan of zorg voor het jonge kind (0-6 jaar oud) en hun ouders gericht op het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen, of omgaan met de gevolgen van gedragsproblemen, opvoedingsproblemen van de ouders, al dan niet in combinatie met de problematiek zoals omschreven in dit hoofdstuk;

  • 13)

    gebiedsgerichte hulp bij jeugdcriminaliteit en jeugdoverlast – individuele trajecten waarbij jongeren die overlast veroorzaken/delinquent gedrag vertonen worden begeleid om (verder) afglijden naar criminaliteit te voorkomen en te werken aan een beter toekomstperspectief;

  • 14)

    crisisopvang - bedoeld om snel in te kunnen grijpen bij een crisissituatie, waarbij een kind (of de ouders) gevaar loopt. Crisiszorg is 24-7 bereikbaar voor ouders en kinderen maar ook voor beroepskrachten die te maken krijgen met een spoedeisende crisissituatie. Als de veiligheid van een kind gevaar loopt, gaat een medewerker binnen twee uur naar het gezin toe en regelt de hulp die acuut nodig is. Binnen vier weken moet duidelijk zijn hoe de vervolghulp eruit gaat zien;

  • 15)

    jeugdbescherming- en jeugdreclasseringsmaatregelen – de inzet die wordt gepleegd door de zogenaamde ‘gecertificeerde instelling’ [8], wanneer er sprake is, of dreigt te ontstaan, van een onveilige opvoed- en opgroeisituatie. De inzet van jeugdbescherming wordt in ieder geval altijd ingezet na uitspraak van de kinderrechter met een kinderbeschermingsmaatregel, zoals een (voorlopige) ondertoezichtstelling of het ontheffen/ontzetten van de ouders uit hun ouderlijk gezag;

  • 16)

    jeugdhulp plus (gesloten plaatsingen) - hulp met dwang en drang voor jeugdigen voor wie een ‘machtiging gesloten jeugdzorg’ is afgegeven door de kinderrechter;

  • 17)

    pleegzorg - het tijdelijk opvangen van een kind van iemand anders. Er zijn situaties waardoor een kind niet thuis kan wonen. Sommige kinderen kunnen tijdelijk niet thuis wonen omdat hun ouders niet voor hen kunnen zorgen, of omdat het niet goed gaat tussen de ouders en het kind. Onder deze categorie vallen alle reguliere vormen van pleegzorg [9], waar het qua ondersteuning onder andere de werving, screening, matching, plaatsing en begeleiding betreft;

  • 18)

    residentiële hulp in vrijwillig kader - residentiële jeugdhulp is hulpverlening waarbij kinderen en jeugdigen, op vrijwillige basis, (tijdelijk) dag en nacht buiten hun eigen omgeving verblijven. Het gaat om kinderen en jeugdigen met uiteenlopende problemen. De plaatsing heeft bij iedereen een eigen specifiek doel en verschilt daarom ook in duur. Residentiële jeugdhulp wordt geboden in instellingen van verschillende omvang, met verschillende specialisaties en met professionals met uiteenlopende opleidingen en achtergronden. Binnen deze sectoren bestaan verschillende typen residentiële zorg, zoals gesloten, besloten en open leefgroepen.

Beschikbare voorzieningen voor alle doelgroepen

  • 19)

    het tot stand brengen van een familiegroepsplan.

Hoofdstuk 5 De toegang tot maatwerk voorzieningen

Voor de artikelen over de procedurele toegang en de betrokken partijen verwijzen wij u naar de Verordening Jeugdhulp Uithoorn 2015. Voor de volledigheid geven wij hieronder nogmaals een samenvatting van het hele proces van de melding van een hulpvraag tot het afgeven van een beschikking.

Woonplaatsbeginsel [10]

In de Jeugdwet is uitgewerkt hoe het woonplaatsbeginsel dient te worden toegepast bij de inzet van deze voorzieningen. Hiermee wordt helderheid verschaft welke gemeente verantwoordelijk is voor de in te zetten hulp in bijzondere of onduidelijke gevallen. In Bijlage I worden deze kaders per situatie verder beschreven. Van belang om aan te geven is dat wanneer een ouder en/of jeugdige zich meldt bij het sociaal loket, waarna blijkt dat een maatwerkvoorziening op basis van het woonplaatsbeginsel niet van toepassing is, er altijd contact zal worden gezocht met de gemeente die verantwoordelijk is voor de mogelijk in te zetten ondersteuning in het kader van een warme overdracht.

Melding hulpvraag

Wanneer een inwoner behoefte heeft aan ondersteuning in het kader van jeugdhulp, kan hij of zij, of een derde, bij het sociaal loket zijn hulpvraag persoonlijk, telefonisch of schriftelijk melden. Soms blijkt na een korte vraagverkenning dat informatie en advies voldoende is voor de cliënt om het ondervonden probleem op te lossen. Wanneer verdere vraagverheldering of verdieping nodig blijkt, wordt er een onderzoek uitgevoerd.

Wanneer een cliënt een schriftelijke melding doet en/of wanneer nader onderzoek nodig is op basis van het eerste contact, bevestigt het college de ontvangst van een melding schriftelijk. In deze ontvangstbevestiging wordt de cliënt geïnformeerd over de vervolgprocedure na de melding.

Degene die zich met een ondersteuningsvraag meldt, wordt gewezen op de mogelijkheid om zich bij het onderzoek desgewenst bij te laten staan door iemand uit het eigen netwerk of een gratis onafhankelijke cliëntondersteuner en de mogelijkheid voor het opstellen van een persoonlijk ondersteuningsplan.

Mandatering

  • Het college mandateert het sociaal loket voor het voeren van onderzoek bij enkelvoudige problematiek. De in te zetten hulp in het vrijwillige kader die hieruit voortvloeit, kan vervolgens in zorg in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget (PGB) worden ingezet.

  • Het college mandateert het sociaal loket voor het uitvoeren van de wettelijke vereisten vanuit de Jeugdwet, zoals het opstellen van een beschikking of het opzetten van de overeenkomst en regelgeving omtrent de inzet bij een PGB.

  • Indien er door de cliënt wordt gekozen voor een PGB, aan de hand van de regels die zijn vastgelegd in de Verordening Jeugdhulp Uithoorn 2015 en deze beleidsregels verderop in dit hoofdstuk, zal de Sociale Verzekeringsbank de financiële uitvoering van de PGB op zich nemen op basis van het zogenaamde trekkingsrecht.

Het sociaal loket zal vervolgens met instemming en/of op verzoek van de jeugdige en/of zijn ouders, informatie inwinnen bij andere instanties, zoals de professionals die algemene voorzieningen uitvoeren, en met deze in gesprek gaan over de meest aangewezen hulp.

Een aanvulling hierop betreft het sociaal team, dat een overlegorgaan tussen professionals en gemeente is bij meervoudige en complexe hulpverleningsvraagstukken waar het beleggen van regie centraal staat. Het sociaal team zal daarmee niet als gemandateerde partij optreden. Met instemming van de cliënt wordt de hulpvraag in het sociaal team besproken. Er is een convenant vastgesteld waarin de kaders staan voor wat betreft de privacy van betrokkenen.

Dit alles betekent in de praktijk dat het sociaal loket zoveel mogelijk gebruik maakt van de bestaande expertise en kennis bij de professionals die reeds bekend zijn met het gezin en/of de problematiek. De gemeente Uithoorn kiest er in deze beginfase van de transitie jeugdzorg nadrukkelijk niet voor om professionals direct de toegang tot maatwerkvoorzieningen te laten uitvoeren. Dergelijke besluiten zullen altijd voor onderzoek en beschikking via het sociaal loket (of in de praktijk door analyse van het sociaal team) dienen te lopen.

De uitzonderingen op bovenstaand proces zijn:

  • -

    De huisarts, jeugdarts en kinderarts: zij mogen op basis van de Jeugdwet direct doorverwijzen naar specialistische jeugdhulp. De gemeente maakt uiteraard wel afspraken met deze partijen over de gecontracteerde hulp en de wijze van registratie van doorverwijzen.

  • -

    Veilig thuis: indien er een zorgmelding bij Veilig Thuis binnenkomt kan er onafhankelijk worden besloten om actie te ondernemen in een gezin. De gemeente maakt uiteraard wel afspraken met Veilig Thuis om een route af te spreken waarin deze hulp gezamenlijk kan worden ingezet. Politiemeldingen in de regio Amsterdam-Amstelland zullen altijd via Veilig Thuis lopen.

  • -

    De kinderrechter/strafrechter: de kinderrechter en strafrechter leggen kinderbeschermings- en/of strafmaatregelen op, nadat de Raad voor de Kinderbescherming advies heeft uitgebracht, die de gemeente dient uit te voeren. Denk hierbij aan maatregelen in het gedwongen kader, zoals een ondertoezichtstelling of een jeugdreclasseringstraject.

  • -

    Jeugdbescherming en de gecertificeerde instellingen (GI): indien de GI constateert dat er aanvullende hulp noodzakelijk is binnen het kader van de hierboven genoemde gedwongen maatregelen, dan is de gemeente verplicht deze hulp in te zetten. De gemeente maakt uiteraard wel afspraken met de GI over de samenwerking in een dergelijk traject.

  • -

    De burgemeester: indien de raad voor de kinderbescherming niet tot indiening van een verzoek tot ondertoezichtstelling overgaat nadat hij een melding van de burgemeester van de woonplaats van de minderjarige heeft ontvangen dat een maatregel met betrekking tot het gezag dient te worden overwogen, kan de burgemeester de raad vragen het verzoek alsnog aan de rechter voor te leggen.

De beoordeling van een hulpvraag

Onderzoek

Het college onderzoekt in een gesprek met de jeugdige en/of zijn ouders en/of de betrokken professionals, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig in het kader van de hulpvraag, binnen vijf werkdagen na de melding van de hulpvraag:

  • a)

    de aard en ernst van de opgroei- of opvoedingsproblemen, de psychische problemen en stoornissen en/of de beperking;

  • b)

    de behoeften, persoonskenmerken, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige;

  • c)

    het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

  • d)

    de mogelijkheid om aanspraak te maken op een andere voorziening;

  • e)

    de mogelijkheid om de hulpvraag te beantwoorden door inzet van een algemene voorziening;

  • f)

    de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te treffen en het beoogde doel daarvan;

  • g)

    de wijze waarop de maatwerkvoorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen.

Voor het onderzoek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument ter inzage.

Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan op te stellen en stelt hem gedurende zeven werkdagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen. In dit plan staat gemotiveerd aangegeven welke ondersteuning volgens de cliënt nodig is.

Tijdens het onderzoek wordt ook rekening gehouden met de volgende factoren:

  • Als de cliënt een persoonlijk plan aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek;

  • Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken;

  • Het aanvragen van een onafhankelijk sociaal medisch advies kan onderdeel uitmaken van het onderzoek;

  • Indien de cliënt of de ondersteuningsvraag genoegzaam bekend is, kan in overleg met de cliënt worden afzien van het onderzoek.

Verslag

Het onderzoek wordt door het sociaal loket uitgewerkt tot een verslag. In dit verslag komt een uitwerking van de hulpvraag, het onderzoek en de daartoe verzamelde informatie en het arrangement aan ondersteuning te staan. Binnen zes weken na de melding verstrekt het college een verslag van de uitkomsten van het onderzoek. De cliënt tekent het verslag voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar wordt geretourneerd aan de contactpersoon waarmee hij het gesprek heeft gevoerd.

Als de cliënt tekent voor gezien, kan hij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom hij niet akkoord is met de inhoud van het verslag. Ook als de cliënt van mening is dat hij in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, kan hij dit aangeven op het door hem ondertekende verslag.

Wanneer de conclusie uit het onderzoek is dat een maatwerkvoorziening dient te worden ingezet, informeert het college zoals eerder dit hoofdstuk aangegeven de jeugdige en zijn ouders over de mogelijkheid om te kiezen voor een verstrekking van een persoonsgebonden budget en over de gevolgen van die keuze, waaronder het opstellen van een gemotiveerd verzoek.

Tevens informeert het college de jeugdige en/of zijn ouders indien er sprake is van een ouderbijdrage voor de betreffende maatwerkvoorziening en de hoogte ervan (of in ieder geval een zo nauwkeurig mogelijke schatting ervan).

Aanvraag maatwerkvoorziening

Als de cliënt het verslag ondertekent en het verslag is voorzien van zijn naam, burger servicenummer (BSN), geboortedatum en een dagtekening, fungeert het verslag als aanvraagformulier voor een maatwerkvoorziening; als dat (mede) de uitkomst is van het gesprek. De datum waarop de aanvraag juist en volledig is, geldt als aanvraagdatum [11].

Criteria maatwerkvoorzieningen – voorliggende voorzieningen

Het college kent een maatwerkvoorziening toe indien en voor zover in het onderzoek in ieder geval is vastgesteld dat:

  • a)

    een maatwerkvoorziening aangewezen is gezien de aard en ernst van de hulpvraag;

  • b)

    de jeugdige op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving geen (volledige) oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

  • c)

    een algemene voorziening niet adequaat is voor de oplossing van de hulpvraag;

  • d)

    de jeugdige of de ouders geen aanspraak kunnen maken op een andere voorziening om de hulpvraag te beantwoorden.

Het college houdt bij de beoordeling welke maatwerkvoorziening noodzakelijk is redelijkerwijs rekening met:

  • a)

    de godsdienstige gezindte, levensovertuiging en culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders;

  • b)

    de persoonlijke wensen van de jeugdige en zijn ouders.

Inhoud beschikking

De cliënt ontvangt de beslissing op zijn aanvraag op grond van de Jeugdwet binnen twee weken na de aanvraag schriftelijk in een beschikking. Indien deze termijn overschreden lijkt te worden, zal op grond van de Awb de cliënt schriftelijk geïnformeerd worden over een verlenging van deze termijn met maximaal acht weken.

In de beschikking staat in ieder geval: de aanvraagdatum, de beslissing, de motivering van de beslissing en informatie over de effectuering van het besluit. Het sociaal loket zal de cliënt doorgaans vóór verzending van de beschikking telefonisch informeren over de aard van de beslissing.

Beschikkingen zijn in principe gebaseerd op voorzieningen in natura, tenzij de jeugdige en/of de ouders een PGB wensen en er wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in art. 8.1.1 lid 3 van de Jeugdwet. In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als PGB wordt verstrekt.

Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking tevens in ieder geval vastgelegd:

  • a)

    welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

  • b)

    wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

  • c)

    hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing,

  • d)

    welke aanvullende voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een PGB wordt in de beschikking tevens in ieder geval vastgelegd:

  • a)

    voor welk resultaat het PGB kan worden aangewend;

  • b)

    welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het PGB;

  • c)

    wat de hoogte van het PGB is en hoe hiertoe is gekomen;

  • d)

    wat de duur is van de verstrekking waarvoor het PGB is bedoeld;

  • e)

    de wijze van verantwoording van de besteding van het PGB, en

  • f)

    of het PGB mag worden besteed aan inzet door derden of iemand uit het sociale netwerk, niet zijnde een professionele hulpverlener.

Ouderbijdrage

Het college van Uithoorn heeft besloten om de ouderbijdrage alleen te innen voor alle vormen van 24H (voltijds) jeugdhulpverblijf. Het feit of er wel of geen sprake is van 24H verblijf en of een ouderbijdrage daarmee wel of niet van toepassing is wordt altijd opgenomen in de beschikking. Wettelijk is geregeld dat het CAK (Centraal Administratie Kantoor) de eigen bijdrage vaststelt, oplegt en int. Vervolgens vindt afdracht aan de gemeente plaats.

Vastlegging gegevens in gemeentelijk dossier

  • a)

    hulpvragen, de afhandeling daarvan en de relevante informatie om te komen tot een besluit met betrekking tot de toekenning van een maatwerkvoorziening worden voor zover nodig vastgelegd in het dossier van het sociaal loket, dan wel het intensief casemanagement van de domein overstijgende aanpak van het sociaal team;

  • b)

    de beoogde doelen, voortgang en resultaten van de maatwerkvoorziening, zoals teruggekoppeld door de zorgaanbieder conform de afspraken opgenomen in het besluit, worden verwerkt in het dossier zoals hierboven genoemd;

  • c)

    de gegevens van de jeugdige, zijn ouders en overige betrokkenen worden in het dossier verwerkt conform een privacy protocol.

Bezwaar en beroep

Indien de cliënt van mening is dat het college hem ten onrechte geen maatwerkvoorziening verstrekt, kan de cliënt daartegen bezwaar maken en daarna eventueel in beroep gaan tegen de beslissing op zijn bezwaar. De rechter zal toetsen of de gemeente zich heeft gehouden aan de voorgeschreven procedures, het onderzoek naar de omstandigheden van de cliënt op adequate wijze heeft verricht en of de ondersteuning een passende bijdrage levert aan het realiseren van de genoemde doelstellingen in hoofdstuk 1.

Hoofdstuk 6 Criteria persoonsgebonden budget

Gemotiveerd plan

Zoals in het vorige hoofdstuk en in de Verordening Jeugdhulp reeds is aangegeven, wordt een maatwerkvoorziening in de vorm van een PGB alleen verstrekt indien de belanghebbende dit gemotiveerd, aan de hand van een opgesteld plan vraagt. De belanghebbende moet motiveren dat het bestaande aanbod van zorg in natura niet passend is. In het plan moet duidelijk worden aangetoond dat de verstrekking van een PGB aantoonbaar leidt tot betere en effectievere ondersteuning. Ook dient de ondersteuning aantoonbaar doelmatiger te zijn. De gemeente beoordeelt of dit plan voldoet. Door het opstellen van een persoonlijk plan wordt de belanghebbende gestimuleerd na te denken over zijn zorgvraag, deze uit te werken en te concretiseren, en tevens het doelbereik en daarmee de kwaliteit van de zorg te evalueren.

Bekwaamheid van de aanvrager

De inzet van een PGB vereist in ieder geval inzicht en verantwoordelijkheid op meerdere gebieden. Overwegende bezwaren zijn er als er een vermoeden is dat de belanghebbende als budgethouder problemen zal hebben met het omgaan met een PGB. De situaties waarbij het risico groot is dat het PGB niet besteedt wordt aan het daarvoor bestemde doel zijn:

  • de belanghebbende handelingsonbekwaam is;

  • de belanghebbende heeft als gevolg van dementie, een verstandelijke handicap of ernstige psychische problemen onvoldoende inzicht in de eigen situatie heeft;

  • er sprake van verslavingsproblematiek is;

  • er sprake van schuldenproblematiek is;

  • er eerder misbruik gemaakt is van het PGB;

  • eerder sprake is geweest van fraude;

  • de belanghebbende een zodanig progressief ziektebeeld heeft, waardoor te verwachten is dat de voorziening niet langdurig adequaat kan worden ingezet (denk bijvoorbeeld aan een geval waarbij de ouders middels een PGB zorg verlenen aan hun eigen kind), dan wordt de voorziening in natura verstrekt.

Bovenstaande opsomming is niet limitatief. Er kunnen andere situaties denkbaar zijn waarin het verstrekken van een PGB niet gewenst is. In deze situaties kan een PGB worden geweigerd. Om een PGB af te wijzen op overwegende bezwaren, moet er enige feitelijke onderbouwing zijn op grond waarvan afgewezen kan worden. Dit kan een medische onderbouwing zijn, maar ook het aantonen van schulden of eerder misbruik. De onderbouwing wordt in de beschikking vermeld. Tot slot kan het college een PGB weigeren:

  • a)

    indien aan de jeugdige of zijn ouders in de afgelopen drie jaren, voorafgaand aan de datum van het gesprek, een PGB is verleend en waarbij door de jeugdige of zijn ouders niet is voldaan aan de voorwaarden van het PGB;

  • b)

    als het bieden van een keuze voor het PGB negatieve gevolgen zou hebben voor het voortbestaan van het systeem van de desbetreffende individuele voorzieningen in natura;

  • c)

    voor zover dit is bedoeld voor begeleidings- of administratiekosten in verband met het PGB.

Kwaliteit van dienstverlening

De kwaliteit van de dienstverlening die ingezet wordt door een PGB moet van vergelijkbare kwaliteit zijn als de dienstverlening in zorg in natura. In het gemotiveerd plan dient aangetoond te worden op welke wijze deze kwaliteit geborgd is.

Voorlichting

Het is belangrijk dat belanghebbenden vooraf goed weten wat het PGB inhoudt en welke verantwoordelijkheden ze daarbij hebben. Deze voorlichting zal al bij het moment van aanvragen worden gegeven. De cliënt zal tijdens het hele proces door het sociaal loket worden geïnformeerd. Bij de beschikking worden de regels over het PGB meegestuurd. Daarnaast verzorgt het servicecentrum PGB van de Sociale verzekeringsbank (SVB) voorlichting voor en ondersteuning van budgethouders.

Eigen verantwoordelijkheden van de budgethouder

De budgethouder is zelf verantwoordelijk voor het inkopen van de individuele voorziening of hulp.

Beschikking PGB

Als de belanghebbende kiest voor een PGB, wordt in de toekenningbeschikking opgenomen:

  • het budget waarmee de voorziening of hulp kan worden ingekocht. De maximale bedragen zijn opgenomen in de het financieel besluit en worden jaarlijks geactualiseerd;

  • het feit dat er een eigen bijdrage moet worden betaald;

  • de periode waarvoor deze toekenning geldt of de termijn waarbinnen de voorziening aangeschaft dient te zijn;

  • wanneer de gebruiker van de voorziening vanuit de gemeente verhuist naar elders, de medische situatie verslechterd of overlijdt dan kan de gemeente overwegen de eventuele restwaarde of de voorziening terug te vorderen;

  • het budget dient binnen 3 maanden na verstrekking besteed te zijn aan het daarvoor bestemde doel, tenzij uitdrukkelijk gemotiveerd is door de cliënt waarom van deze periode wordt afgeweken. Indien dit niet het geval is, kan er een besluit genomen worden tot verrekening of tot intrekking of herziening met als gevolg een terugvordering;

  • Informatie over de dienstverlening van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en de taken van de budgethouder richting de SVB.

De toekenning eindigt wanneer:

  • de budgethouder verhuist naar een andere gemeente;

  • de budgethouder overlijdt;

  • de medische situatie van de budgethouder verslechtert en dit invloed heeft op het doel van het PGB;

  • als de indicatieperiode of geldigheidsduur is verstreken;

  • als de budgethouder aangeeft dat zijn situatie is veranderd en (de gemeente) vaststelt dat de voorziening niet meer voldoet;

  • de budgethouder geen verantwoording aflegt;

  • de budgethouder zijn PGB laat omzetten in zorg in natura;

  • bij fraude en/of oneigenlijk gebruik van het budget.

Trekkingsrecht

In de Jeugdwet is de verplichting opgenomen dat gemeenten PGB’s uitbetalen in de vorm van trekkingsrecht. Dit houdt in dat de gemeente het PGB niet op de bankrekening van de budgethouder stort, maar op rekening van het servicecentrum PGB van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Budgethouders betalen de zorgverleners niet meer zelf, ze moeten de SVB opdracht geven voor betalingen aan hun zorgverleners. De budgethouder laat via declaraties of facturen aan de SVB weten hoeveel uren hulp zijn geleverd en de SVB zorgt vervolgens voor de uitbetaling van de zorgverlener. De niet bestede PGB bedragen worden door de SVB na afloop van de verantwoordingsperiode terugbetaald aan de gemeente. Ook de PGB’s voor een hulpmiddel of voorziening moeten worden overgemaakt naar de SVB, waarna de SVB de ingezonden facturen betaald.

Om PGB via trekkingsrecht te kunnen uitvoeren, moet de budgethouder een zorgovereenkomst hebben met de zorgverlener. Bij elke betaalopdracht controleert de SVB of de betaling klopt met deze zorgovereenkomst. Als de SVB geen zorgovereenkomst heeft, kan uw zorgverlener niet betaald worden.

De budgethouder is verantwoordelijk voor het in de gaten houden van de betalingen uit het PGB. De budgethouder ontvangt elke maand een budgetoverzicht. Dit budgetoverzicht is ook digitaal in te zien.

Inzetten sociaal netwerk of mantelzorgers

In het gemotiveerde plan van de cliënt kan hij of zij de wens uitspreken om zijn sociale netwerk of mantelzorgers in te willen zetten. In navolging van de regering is de gemeente van mening dat de beloning van het sociale netwerk in elk geval beperkt moet blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt en dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is dan zorg in natura. Hieronder staat dat nog een keer puntsgewijs samengevat:

De persoon aan wie een PGB wordt verstrekt, kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:

  • a)

    de beloning van het sociale netwerk dient beperkt te blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt en dit redelijkerwijs aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is;

  • b)

    dat deze persoon een lager tarief krijgt betaald voor zijn diensten dan het ingevolge het vastgestelde tarief zoals omschreven in deze criteria;

  • c)

    dat deze persoon heeft aangegeven dat de zorg aan de cliënt voor hem niet tot overbelasting leidt, en;

  • d)

    dat tussenpersonen of belangbehartigers niet uit het PGB worden betaald.

Hoogte PGB

Het tarief voor een PGB:

  • a)

    is gebaseerd op een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld plan over hoe zij het PGB gaan besteden;

  • b)

    is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen, en;

  • c)

    bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.

De hoogte van een PGB is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten. In bijlage 2 staan de maximale tarieven die voor een PGB kunnen worden ingezet. Voor de vormen van hulp geldt dat het tarief wordt berekend naar de doorgaans laagste prijs waarvoor de betreffende zorg door de gemeente is ingekocht.

Vanwege het verschil in te maken kosten vanuit inzet van het sociaal netwerk ten opzichte van een professionele aanbieder (denk aan overheadkosten, training en dergelijke), wordt er gewerkt met een gedifferentieerd tarief. Indien er is voldaan aan bovenstaande criteria en hulp wordt geleverd door het sociaal netwerk, of een niet bij de kamer van koophandel geregistreerde aanbieder, wordt het tarief per uur vastgesteld op basis van 75% van het laagste tarief per uur in natura van een door de gemeente gecontracteerde aanbieder.

Kwaliteitscontrole

Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van PGB’s.

Overgangsrecht

In de Jeugdwet is een overgangsrecht opgenomen. Dit overgangsrecht geldt ook voor personen die gebruik maken van een PGB en die een geldige indicatie hiervoor hebben. Het overgangsrecht geldt uiterlijk tot en met 31 december 2015. Het overgangsrecht houdt in dat de cliënt recht heeft op zorg continuïteit in 2015 op de huidige indicatie. Formeel gesproken geldt dat niet per definitie voor de hoogte van het bedrag. Met andere woorden: het aantal uren en dagdelen blijft gelijk, maar de hoogte van het tarief kan anders zijn, omdat de hoogte van het bedrag gebaseerd is op het laagste tarief voor de vergelijkbare voorziening in natura.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Hardheidsclausule

Het college kan altijd, gemotiveerd, nadere regels stellen ter verdere uitvoering van de criteria en de inzet van specialistische jeugdhulp zoals beschreven in deze beleidsregels.

Klachtenregeling

Indien een cliënt het gevoel heeft onjuist bejegend te zijn kan men een klacht indienen.

Klachten kunnen betrekking hebben op de handelswijze van de gemeente, dan wel van (een medewerker van) de aanbieder van een maatwerkvoorziening. De gemeente legt de aanbieders van voorzieningen in de verordening op een klachtregeling te hebben en ziet toe op de naleving daarvan. Klachten met betrekking tot de handelswijze van de gemeentelijke organisatie worden in behandeling genomen door de interne klachtencoördinator, die met klager afstemt wat de beste manier is om de klacht verder af te handelen.

Binnen de gemeente Uithoorn is de burgemeester als portefeuillehouder klachten van iedere ingediende klacht op de hoogte en neemt het college zelf een besluit inzake klachten die niet in onderling overleg naar tevredenheid kunnen worden opgelost.

Uithoorn is aangesloten bij de Nationale ombudsman als onafhankelijke externe klachtbehandelaar. Hier kan een klager terecht als hij van mening is dat zijn klacht niet naar behoren is afgehandeld, of als hij het met de uitkomst niet eens is.

Deze regelgeving is vastgelegd in de Klachtenregeling Uithoorn 2004.

Inwerkingtreding

De Beleidsregels Jeugdhulp Uithoorn 2015 treedt in werking op 1 januari 2015. Deze beleidsregels zijn een nadere invulling van de gelijknamige verordening en treden in werking na besluitvorming door het college.

Bijlage I De toepassing van het woonplaatsbeginsel in de Jeugdwet

De verantwoordelijke gemeente is in beginsel de gemeente waar de ouder met gezag woont. Als een jeugdige en zijn of haar ouders hulp nodig hebben, wordt eerst bekeken waar het gezag ligt. Daarna wordt vastgesteld wat het adres is. Zo wordt duidelijk welke gemeente verantwoordelijk is voor de desbetreffende jeugdige. Bij een verhuizing, een wijziging in het gezag of als de jeugdige meerderjarig wordt, verandert de situatie. Voor de nieuwe situatie moet opnieuw met behulp van het stappenplan worden bepaald welke gemeente op dat moment de verantwoordelijke gemeente is.

Het vaststellen van de woon- of verblijfplaats

Bij het bepalen van het woonadres wordt aangesloten bij de inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP). Als een jeugdige zelf, of zijn of haar gezagsdrager, niet heeft gezorgd voor de inschrijving in de BRP, moet hij of zij gewezen worden op zijn of haar wettelijke plicht om zich in te schrijven. Als er geen inschrijving in de BRP is, wordt gekeken naar het werkelijke verblijf van de gezagsdrager. In sommige gevallen is het werkelijke verblijfplaats van de jeugdige bepalend voor de verantwoordelijke gemeente. Soms komt het voor dat het werkelijke verblijf van een jeugdige bij een nevenvestiging van een jeugdhulpaanbieder is. In die gevallen is het adres van de nevenvestiging het adres dat geldt. Als het moment van de hulpvraag wordt gehanteerd, geldt het eerste contact van de jeugdige bij de toegang.

Verhuizing

Een wijziging van de inschrijving in de BRP betekent de start van overleg tussen gemeente die verantwoordelijk was en de gemeente die verantwoordelijk wordt. Dit overleg is gericht op de feitelijke overdracht. Hulp bij acute situaties Bij acute situaties wordt direct jeugdhulp aan de jeugdige geleverd of een kinderbeschermingsmaatregel uitgesproken. De gemeente die de acute hulp levert, stelt via het stappenplan vast welke gemeente formeel verantwoordelijk is. De kosten van alle geleverde acute hulp zijn immers voor rekening van die gemeente. Wanneer de Jeugdwet niet van toepassing is, is er geen gemeente direct verantwoordelijk voor de desbetreffende jeugdige. Gemeenten die kosten voor jeugdhulp hebben gemaakt moeten in die uitzonderlijke gevallen de kosten verhalen op de reisverzekering, de desbetreffende buitenlandse verzekeraar of via de gezagsdrager van de jeugdige.

Overgangsrecht in 2015

Met betrekking tot het overgangsrecht geldt de situatie zoals deze op 31 december 2014 bekend is. Waar in het stappenplan het moment van de hulpvraag staat, geldt ten aanzien van het overgangsrecht de situatie op 31 december 2014. Een jeugdige heeft recht op (jeugd)hulp tot het moment waarop een indicatie of verwijzing of strafrechtelijke beslissing eindigt, tot maximaal het einde van 2015. Bij langdurige pleegzorg geldt het overgangsrecht tot het moment dat de jeugdige 18 jaar wordt.

Gescheiden ouders in verschillende gemeenten

Als ouders na een echtscheiding in verschillende gemeenten wonen en de jeugdige bij beide ouders woont, moet er een hoofdverblijf worden aangewezen. De rechter kan bij de

scheidingsuitspraak het hoofdverblijf bepalen. Als het hoofdverblijf niet door de rechter is bepaald, geven de ouders aan wat het hoofdverblijf van de jeugdige is. Kunnen of willen de ouders dit niet aangeven dan gaan de twee desbetreffende gemeenten met elkaar in overleg. Daarbij hanteren zij het criterium: de verantwoordelijke gemeente is die gemeente waar de jeugdhulp in het belang van de jeugdige binnen zijn sociale netwerk (school, sport en vriendenkring) georganiseerd kan worden.

Voorlopige voogdij

De kinderrechter kan om verschillende redenen een voorlopige voogdij uitspreken. Het gaat daarbij altijd om acute noodsituaties waarin een snel ingrijpen ter (tijdelijke) bescherming van de minderjarige nodig is. Zo kan het nodig zijn om een medische behandeling voor een kind mogelijk te maken, als toestemming door de ouder(s) wordt geweigerd. Voorlopige voogdij kan ook een tussenmaatregel zijn wanneer deze wordt uitgesproken gedurende het onderzoek naar een beëindiging van het ouderlijk gezag. Dan is het gezag van de ouder(s) geschorst, in afwachting van een definitieve maatregel. Bij de situatie van voorlopige voogdij is voor het bepalen van de woonplaats gekozen voor een praktische oplossing. Uitgangspunt is de situatie die gold voordat sprake was van voorlopige voogdij. De gemeente waar de ouder die het gezag had woont is verantwoordelijk. Als die ouder tijdens de duur van de situatie van voorlopige voogdij verhuist, wordt de gemeente waar deze ouder naar toe gaat verantwoordelijk.

Tijdelijke voogdij

Bij de situatie van tijdelijke voogdij is er tijdelijk in de voogdij voorzien. Deze situatie kan onbeperkt duren, tot het moment waarop ouders terugkeren, bijvoorbeeld na het uitzitten van een gevangenisstraf in het buitenland, of totdat een jeugdige terugkeert naar het land van herkomst (Nidos heeft dan meestal de tijdelijke voogdij) of tot het moment waarop een jeugdige meerderjarig wordt. De verblijfplaats van de jeugdige is in deze situaties bepalend.

Instellingsvoogdij

Als de voogdij door een gecertificeerde instelling wordt uitgeoefend is het werkelijke verblijf van de jeugdige bepalend. Vaak woont deze jeugdige in een pleeggezin of in een residentiële instelling. Als de jeugdige in een residentiële instelling woont, geldt niet het adres van de hoofdvestiging van de jeugdhulpaanbieder maar het werkelijke verblijf van een jeugdige bij de nevenvestiging.

Meerderjarige jeugdige

Als een jeugdige 18 jaar wordt, is er volgens het burgerlijk wetboek geen gezagsrelatie meer. Daarom wordt in dat geval uitgegaan van het adres van de jeugdige.

Woonplaats van gezagsdrager(s) onbekend of in het buitenland

Als de woonplaats van de gezagsdrager(s) onbekend is, geldt het werkelijk verblijf van de jeugdige op het moment van de hulpvraag. Als de gezagsdrager(s) in het buitenland wonen en de jeugdige in Nederland verblijft, geldt het werkelijk verblijf van de jeugdige. Er is dus altijd een gemeente verantwoordelijk.

Woonplaats gezagsdrager en jeugdige in buitenland

Als ouders en jeugdige in het buitenland wonen, is er geen recht op jeugdhulp. Gemeenten hoeven dan geen jeugdhulp te leveren.

Woonplaats gezagsdrager in Nederland en jeugdige in buitenland

De gemeente waar de gezagsdrager woont is verantwoordelijk.

Briefadres

Soms wordt iemand op een briefadres en niet op een woonadres ingeschreven in de BRP. Dit kan voorkomen als iemand bijvoorbeeld in een psychiatrische instelling, een Blijf van mijn Lijf-huis of in een gevangenis verblijft. Bij een briefadres geldt het werkelijke verblijf van de jeugdige op het moment van de hulpvraag. Wanneer zowel het briefadres als het woonadres bekend zijn in de BRP, wordt het woonadres gehanteerd.

Bijlage II De maximale hoogte van het PGB tarief

NB In de beleidsregels op pagina 15 staat beschreven wat de percentuele inzet ten opzichte van onderstaande maximale tarieven is voor niet-professionele hulp.

Jeugd en Opvoed Hulp (JOH)

hulpduur (gemiddeld in maanden)

Prijs per product

JOH DAGBEHANDELING

Dagbehandeling

11

€ 45.809,80

Groepsbehandeling

9

€ 26.000,00

Observatiegroep

7

€ 20.500,00

Ambulant zwaar

variabel

€ 9.458,00

Ambulant midden

variabel

€ 4.480,00

Ambulant licht

variabel

€ 1.700,00

 

 

 

JOH VERBLIJF

 

 

Gezinshuis

20

€ 80.445,48

Driehuis

72

€ 553.124,40

Trainingsgroep Samen Anders

3

€ 25.534,44

Leef/leergroepen

6

€ 50.805,88

Verblijf individueel

12

€ 11.895,17

Verblijf in een groep voor meisjes

6

€ 46.280,76

Orthopsychiatrie

24

€ 171.988,07

XL - groepen

12

€ 102.136,74

Kleinschalige groep

12

€ 108.889,41

Kleinschalige groep

18

€ 163.334,11

Specialistische leefgroep 3 milieu

11

€ 88.500,00

Jonge Moeders Gezinshuis

12

€ 51.094,89

Jonge Moeders Res. Huisvesting

12

€ 4.818,00

Thuis Jonge Moeders

12

€ 25.969,02

Dyslexie

 

Diagnostiek

 

Diagnostiek - vanaf 0 tot en met 99 minuten

€ 187,83

Diagnostiek - vanaf 100 tot en met 199 minuten

€ 291,82

Diagnostiek - vanaf 200 tot en met 399 minuten

€ 581,87

Diagnostiek - vanaf 400 tot en met 799 minuten

€ 1.102,77

Overige stoornissen in de kindertijd

 

Overige kindertijd - vanaf 250 tot en met 799 minuten

€ 1.231,09

Overige kindertijd - vanaf 800 tot en met 1.799 minuten

€ 2.528,10

Overige kindertijd - vanaf 1.800 tot en met 2.999 minuten

€ 4.416,69

Overige kindertijd - vanaf 3.000 tot en met 5.999 minuten

€ 7.145,96

Basis GGZ

 

Prestatie

 

Kort

€ 453,79

Middel

€ 773,19

Intensief

€ 1.212,41

Chronisch

€ 1.118,96

Deelprestaties Behandeling Specialistische GGZ

 

Diagnostiek

 

Diagnostiek - vanaf 0 tot en met 99 minuten

€ 187,83

Diagnostiek - vanaf 100 tot en met 199 minuten

€ 291,82

Diagnostiek - vanaf 200 tot en met 399 minuten

€ 581,87

Diagnostiek - vanaf 400 tot en met 799 minuten

€ 1.102,77

Diagnostiek - vanaf 800 tot en met 1.199 minuten

€ 1.893,93

Diagnostiek - vanaf 1.200 tot en met 1.799 minuten (alleen jeugd)

€ 2.871,75

Diagnostiek - vanaf 1.800 minuten (alleen jeugd)

€ 4.343,59

Productgroepen Behandeling Kort

 

Behandeling kort - vanaf 0 tot en met 99 minuten

€ 133,07

Behandeling kort - vanaf 100 tot en met 199 minuten

€ 318,67

Behandeling kort - vanaf 200 tot en met 399 minuten

€ 612,74

Behandeling kort - vanaf 400 minuten

€ 1.022,32

Productgroepen Langdurende of intensieve behandeling

 

Aandachtstekort- en gedragsstoornissen

 

Aandachtstekort - en gedrag - vanaf 250 tot en met 799 minuten

€ 1.182,49

Aandachtstekort - en gedrag - vanaf 800 tot en met 1.799 minuten

€ 2.533,49

Aandachtstekort - en gedrag - vanaf 1.800 tot en met 2.999 minuten

€ 4.518,89

Aandachtstekort - en gedrag - vanaf 3.000 tot en met 5.999 minuten

€ 7.396,58

Aandachtstekort - en gedrag - vanaf 6.000 tot en met 11.999 minuten

€ 15.155,32

Aandachtstekort - en gedrag - vanaf 12.000 tot en met 17.999 minuten

€ 22.944,86

Aandachtstekort - en gedrag - vanaf 18.000 tot en met 23.999 minuten

€ 35.417,16

Aandachtstekort - en gedrag - vanaf 24.000 minuten

€ 42.667,19

Pervasief

Pervasief - vanaf 250 tot en met 799 minuten

€ 1.131,22

Pervasief - vanaf 800 tot en met 1.799 minuten

€ 2.249,65

Pervasief - vanaf 1.800 tot en met 2.999 minuten

€ 4.127,77

Pervasief - vanaf 3.000 tot en met 5.999 minuten

€ 7.164,47

Pervasief - vanaf 6.000 tot en met 11.999 minuten

€ 13.750,45

Pervasief - vanaf 12.000 tot en met 17.999 minuten

€ 26.289,89

Pervasief - vanaf 18.000 tot en met 23.999 minuten

€ 35.190,51

Pervasief - vanaf 24.000 minuten

€ 48.673,45

Overige stoornissen in de kindertijd

Overige kindertijd - vanaf 250 tot en met 799 minuten

€ 1.231,09

Overige kindertijd - vanaf 800 tot en met 1.799 minuten

€ 2.528,10

Overige kindertijd - vanaf 1.800 tot en met 2.999 minuten

€ 4.416,69

Overige kindertijd - vanaf 3.000 tot en met 5.999 minuten

€ 7.145,96

Overige kindertijd - vanaf 6.000 tot en met 11.999 minuten

€ 16.046,68

Overige kindertijd - vanaf 12.000 tot en met 17.999 minuten

€ 27.505,07

Overige kindertijd - vanaf 18.000 minuten

€ 40.507,34

Delirium, dementie, amnestische en overige cognitieve stoornissen

Delirium dementie en overig - vanaf 250 tot en met 799 minuten

€ 1.188,98

Delirium dementie en overig - vanaf 800 tot en met 1.799 minuten

€ 2.251,30

Delirium dementie en overig - vanaf 1.800 tot en met 2.999 minuten

€ 4.059,60

Delirium dementie en overig - vanaf 3.000 tot en met 5.999 minuten

€ 6.990,38

Delirium dementie en overig - vanaf 6.000 tot en met 11.999 minuten

€ 13.651,85

Delirium dementie en overig - vanaf 12.000 tot en met 17.999 minuten

€ 25.422,16

Delirium dementie en overig - vanaf 18.000 minuten

€ 36.040,12

Aan alcohol gebonden stoornissen 6

Alcohol - vanaf 250 tot en met 799 minuten

€ 1.089,18

Alcohol - vanaf 800 tot en met 1.799 minuten

€ 2.186,16

Alcohol - vanaf 1.800 tot en met 2.999 minuten

€ 4.074,58

Alcohol - vanaf 3.000 tot en met 5.999 minuten

€ 7.104,01

Alcohol - vanaf 6.000 tot en met 11.999 minuten

€ 13.931,89

Alcohol - vanaf 12.000 tot en met 17.999 minuten

€ 24.002,24

Alcohol - vanaf 18.000 minuten

€ 45.152,81

Aan overige middelen gebonden stoornissen 6

Overige aan een middel - vanaf 250 tot en met 799 minuten

€ 1.105,51

Overige aan een middel - vanaf 800 tot en met 1.799 minuten

€ 2.166,40

Overige aan een middel - vanaf 1.800 tot en met 2.999 minuten

€ 4.003,46

Overige aan een middel - vanaf 3.000 tot en met 5.999 minuten

€ 7.332,91

Overige aan een middel - vanaf 6.000 tot en met 11.999 minuten

€ 13.741,24

Overige aan een middel - vanaf 12.000 tot en met 17.999 minuten

€ 23.513,00

Overige aan een middel - vanaf 18.000 minuten

€ 47.358,16

Schizofrenie en andere psychotische stoornissen

Schizofrenie - vanaf 250 tot en met 799 minuten

€ 1.213,77

Schizofrenie - vanaf 800 tot en met 1.799 minuten

€ 2.334,53

Schizofrenie - vanaf 1.800 tot en met 2.999 minuten

€ 4.356,17

Schizofrenie - vanaf 3.000 tot en met 5.999 minuten

€ 7.541,19

Schizofrenie - vanaf 6.000 tot en met 11.999 minuten

€ 13.985,79

Schizofrenie - vanaf 12.000 tot en met 17.999 minuten

€ 23.806,87

Schizofrenie - vanaf 18.000 tot en met 23.999 minuten

€ 33.739,53

Schizofrenie - vanaf 24.000 tot en met 29.999 minuten

€ 40.841,99

Schizofrenie - vanaf 30.000 minuten

€ 66.693,85

Depressieve Stoornissen

Depressie - vanaf 250 tot en met 799 minuten

€ 1.276,22

Depressie - vanaf 800 tot en met 1.799 minuten

€ 2.486,14

Depressie - vanaf 1.799 tot en met 2.999 minuten

€ 4.505,71

Depressie - vanaf 3.000 tot en met 5.999 minuten

€ 7.732,11

Depressie - vanaf 6.000 tot en met 11.999 minuten

€ 15.105,86

Depressie - vanaf 12.000 tot en met 17.999 minuten

€ 24.717,54

Depressie - vanaf 18.000 tot en met 23.999 minuten

€ 36.957,33

Depressie - vanaf 24.000 minuten

€ 48.009,99

Bipolaire en overige stemmingsstoornissen

Bipolair en overig - vanaf 250 tot en met 799 minuten

€ 1.281,55

Bipolair en overig - vanaf 800 tot en met 1.799 minuten

€ 2.420,50

Bipolair en overig - vanaf 1.800 tot en met 2.999 minuten

€ 4.320,24

Bipolair en overig - vanaf 3.000 tot en met 5.999 minuten

€ 7.626,02

Bipolair en overig - vanaf 6.000 tot en met 11.999 minuten

€ 13.953,72

Bipolair en overig - vanaf 12.000 tot en met 17.999 minuten

€ 24.463,58

Bipolair en overig - vanaf 18.000 minuten

€ 39.740,35

Angststoornissen

Angst - vanaf 250 tot en met 799 minuten

€ 1.248,94

Angst - vanaf 800 tot en met 1.799 minuten

€ 2.557,65

Angst - vanaf 1.800 tot en met 2.999 minuten

€ 4.581,63

Angst - vanaf 3.000 tot en met 5.999 minuten

€ 7.452,21

Angst - vanaf 6.000 tot en met 11.999 minuten

€ 15.692,35

Angst - vanaf 12.000 tot en met 17.999 minuten

€ 26.988,04

Angst - vanaf 18.000 tot en met 23.999 minuten

€ 37.225,13

Angst - vanaf 24.000 minuten

€ 44.984,44

Restgroep diagnoses

Restgroep diagnoses - vanaf 250 tot en met 799 minuten

€ 1.276,49

Restgroep diagnoses - vanaf 800 tot en met 1.799 minuten

€ 2.586,02

Restgroep diagnoses - vanaf 1.800 tot en met 2.999 minuten

€ 4.618,98

Restgroep diagnoses - vanaf 3.000 tot en met 5.999 minuten

€ 7.698,61

Restgroep diagnoses - vanaf 6.000 tot en met 11.999 minuten

€ 15.552,26

Restgroep diagnoses - vanaf 12.000 tot en met 17.999 minuten

€ 25.795,88

Restgroep diagnoses - vanaf 18.000 minuten

€ 41.794,36

Persoonlijkheidsstoornissen

Persoonlijkheid - vanaf 250 tot en met 799 minuten

€ 1.195,98

Persoonlijkheid - vanaf 800 tot en met 1.799 minuten

€ 2.508,19

Persoonlijkheid - vanaf 1.800 tot en met 2.999 minuten

€ 4.475,01

Persoonlijkheid - vanaf 3.000 tot en met 5.999 minuten

€ 7.840,32

Persoonlijkheid - vanaf 6.000 tot en met 11.999 minuten

€ 14.196,40

Persoonlijkheid - vanaf 12.000 tot en met 17.999 minuten

€ 23.487,16

Persoonlijkheid - vanaf 18.000 tot en met 23.999 minuten

€ 34.167,87

Persoonlijkheid - vanaf 24.000 tot en met 29.999 minuten

€ 47.896,03

Persoonlijkheid - vanaf 30.000 minuten

€ 64.918,62

Somatoforme stoornissen

Somatoforme - vanaf 250 tot en met 799 minuten

€ 1.287,64

Somatoforme - vanaf 800 tot en met 1.799 minuten

€ 2.559,93

Somatoforme - vanaf 1.800 tot en met 2.999 minuten

€ 4.518,35

Somatoforme - vanaf 3.000 tot en met 5.999 minuten

€ 7.170,39

Somatoforme - vanaf 6.000 tot en met 11.999 minuten

€ 14.227,21

Somatoforme - vanaf 12.000 minuten

€ 24.649,92

Eetstoornissen

Eetstoornis - vanaf 250 tot en met 799 minuten

€ 1.198,07

Eetstoornis - vanaf 800 tot en met 1.799 minuten

€ 2.453,99

Eetstoornis - vanaf 1.800 tot en met 2.999 minuten

€ 4.398,47

Eetstoornis - vanaf 3.000 tot en met 5.999 minuten

€ 7.300,20

Eetstoornis - vanaf 6.000 tot en met 11.999 minuten

€ 14.650,15

Eetstoornis - vanaf 12.000 tot en met 17.999 minuten

€ 22.108,67

Eetstoornis - vanaf 18.000 minuten

€ 32.607,57

Deelprestaties verblijf GGZ (24 uurs verblijf)

verblijf B (Beperkte verzorgingsgraad)

€ 106,98

verblijf C (Matige verzorgingsgraad)

€ 152,98

Hulpvorm

Functie

Tarief

Eenheid

Begeleiding individueel

Begeleiding individueel

€ 35,84

uurtarief

Begeleiding groep zonder vervoer

Begeleiding groep zonder vervoer

€ 44,30

dagdeel

Begeleiding groep met vervoer

Begeleiding groep met vervoer

€ 49,63

dagdeel

Persoonlijke verzorging

Persoonlijke verzorging

€ 27,02

uurtarief

Kortdurend verblijf

Kortdurend verblijf

€ 101,00

etmaal

Behandeling (L)VB

Behandeling (L)VB individueel IOG

€ 65,00

uurtarief

Behandeling (L)VB

Behandeling (L)VB groep VG kind midden

€ 73,92

dagdeel

Verblijf (L)VB

Verblijf (L)VB ZZP 1 LVB

€ 130,55

etmaal

Vervoer

Zorgvervoer

€ 19,90

etmaal

 

 

Voetnoten

 

[1]

Hierbij geldt een uitzondering voor specifieke jeugdreclasseringstrajecten en/of specifieke gevallen van jongvolwassenen met een verstandelijke beperking. Het college behoudt altijd de bevoegdheid om, indien het dat nodig acht, voor deze of andere doelgroepen na deze leeftijdsgrens hulp in te zetten. Het betreft hier uitdrukkelijk uitzonderingsgevallen.

 

[2]

In de Jeugdwet wordt het begrip individuele voorzieningen gehanteerd. Vanwege de congruentie met de overige verordeningen (Wmo, participatie) is gekozen voor de term maatwerkvoorziening.

 

[3]

Er is sprake van een (licht) verstandelijke beperking bij kinderen indien het IQ lager is dan 85.

 

[4]

Persoonlijke verzorging tot 18 jaar gaat over naar de Jeugdwet. Persoonlijke verzorging tot 18 jaar als onderdeel van intensieve kindzorg (IKZ) of palliatief terminale zorg (PTZ) valt onder de Zorgverzekeringswet.

 

[5]

In de praktijk zal er worden gezocht naar de meest efficiënte manier van de inzet van vervoer, wat betekent dat ook de beschikbare inzet bij de Wmo en het leerlingenvervoer hierbij wordt betrokken.

 

[6]

Tot en met de huidige indicatie ZZP 3. Kinderen in categorie ZZP 4 en hoger vallen onder de Wet langdurige zorg (Wlz). Dat komt neer op de zorg voor kinderen en jongeren met ernstige verstandelijke, lichamelijke of meervoudige beperkingen. Het gaat dan om kinderen die blijvend de hele dag intensieve zorg en toezicht dichtbij nodig hebben. Ook de zorg voor sterk gedragsgestoorde licht verstandelijk beperkten (SGLVG) wordt onderdeel van de Wlz.

 

[7]

De generalistische basis GGZ (kort: basis GGZ) is onderverdeeld in een aantal behandelcategorieën die primair gericht zijn op het behandelen of begeleiden bij een (enkelvoudige) stoornis: kort, middel, intensief en chronisch. De specialistische GGZ kent naast de meer complexe extramurale behandelingen ook intramurale voorzieningen op basis van de DBC systematiek.

 

[8]

Denk aan organisaties zoals Jeugdbescherming Regio Amsterdam (voorheen Bureau Jeugdzorg Regio Amsterdam) en de William Schrikker Groep voor gezinnen waar een beperking een rol speelt.

 

[9]

Denk hierbij in ieder geval aan de hulpverleningsvariant, de opvoedingsvariant, de deeltijdpleegzorg, de crisispleegzorg, de informele pleegzorg, de netwerkpleegzorg, de bestandspleegzorg.

 

[10]

Zie Bijlage I: De toepassing van het woonplaatsbeginsel in de Jeugdwet

 

[11]

Indien de gemeente een aanvraag ontvangt die door een ander bestuursorgaan behandeld moet worden, heeft de gemeente doorzendplicht (art. 2:3 Awb). In de praktijk wordt de volledige aanvraag met begeleidend schrijven (of telefoongesprek) geretourneerd aan cliënt. Slechts op uitdrukkelijk verzoek van de cliënt kan de gemeente de aanvraag doorzenden naar het desbetreffende bestuursorgaan.