Organisatie | Kerkrade |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening rechtspositie wethouders, raads-en commissieleden gemeente Kerkrade 2015 |
Citeertitel | Verordening rechtspositie wethouders, raads-en commissieleden gemeente Kerkrade 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze verordening vervangt de Verordening rechtspositie wethouders, raads-en commissieleden gemeente Kerkrade 2014
Gemeentewet, artikelen 44, 95, 96, 97, 99 en 147
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-07-2014 | 01-11-2019 | Nieuwe regeling | 17-12-2014 Elektronisch gemeenteblad 23-12-2014 | 14Rb081 |
De raad van de gemeente Kerkrade,
gelet op de artikelen 44, 95, 96, 97, 99 en 147 van de Gemeentewet,
gelet op het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden,
besluit vast te stellen de volgende verordening:
Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Kerkrade 2015
Hoofdstuk II Voorzieningen voor raads- en commissieleden
Artikel 5 Computer en internetverbinding
Aan het raadslid en aan het commissielid wordt voor de uitoefening van hun functie ten laste van de gemeente een tablet-pc in bruikleen ter beschikking gesteld. De tablet-pc zal worden voorzien van de strikt noodzakelijke software/applicaties. Internet is met behulp van de tablet-pc toegankelijk via Wi-Fi.
Raads- of commissieleden die aan scholing in verband met de vervulling van de functie als bedoeld in artikel 13, eerste lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden willen deelnemen, die niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dienen daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.
Hoofdstuk III Voorzieningen voor wethouders
Artikel 11 Computer en internetverbinding
Aan de wethouder wordt voor de uitoefening van zijn ambt ten laste van de gemeente een tablet-pc in bruikleen ter beschikking gesteld. De tablet-pc zal worden voorzien van de strikt noodzakelijke software/applicaties. Internet is met behulp van de tablet-pc toegankelijk via Wi-Fi en data-abonnement.
Hoofdstuk IV De procedure van declaratie
Artikel 14 Betaling vaste vergoedingen
Betaling van de vergoeding voor werkzaamheden voor raadsleden, de bezoldiging voor wethouders, de onkostenvergoedingen en declaraties geschiedt maandelijks of in maandelijkse termijnen als er sprake is van vergoeding op jaarbasis, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.
Artikel 16 Declaratie van vooruit betaalde kosten
Het formulier wordt binnen twee maanden na de betaling c.q. na de datum van de gemaakte reis volledig ingevuld en ondertekend door het raads- of commissielid, respectievelijk de wethouder en ter goedkeuring ingediend bij de griffier, respectievelijk de gemeentesecretaris of een daartoe aangewezen ambtenaar, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken.
Hoofdstuk V Overgangsbepalingen
Artikel 17 Brutering vergoedingen
Als de gemeente toepassing geeft aan artikel 39c van de Wet op de loonbelasting 1964 zijn de artikelen 7 en 13 van deze verordening niet van toepassing en worden artikel 16 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en artikel 29b van het Rechtspositiebesluit wethouders toegepast.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 17 december 2014.
De voorzitter van de raad, De griffier,
J.J.M. Som. B.W.E. van der Wijst-Triepels.
De regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, algemene maatregel van bestuur (AMvB), ministeriële regeling (alleen wethouders) en gemeentelijke verordening. Wettelijk is voor wethouders in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Daartoe zijn tot stand gekomen het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. In een ministeriële regeling, de Regeling rechtspositie wethouders, zijn sommige vergoedingen nader uitgewerkt. In deze wetten en nadere regelgeving zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, is in de rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingendrechtelijke bepalingen.
De vergoedingen en regelingen voor raads- en commissieleden en wethouders die bij of krachtens de wet (lees Gemeentewet, rechtspositiebesluit of -regeling) dwingendrechtelijk geregeld zijn, zijn niet opgenomen in deze verordening. Dit betreft de vergoedingen voor:
Hoofdlijnen gemeentelijke verordening
In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 44 van de Gemeentewet). Dit betekent dat de rechtspositionele aanspraken voor zittende wethouders uitsluitend te vinden zijn in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders, de Regeling rechtspositie wethouders en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden. Gewezen wethouders ontlenen hun aanspraak op een ontslaguitkering en pensioen aan de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.
Een soortgelijke bepaling als artikel 44 is voor raads- en commissieleden opgenomen in artikel 99 van de Gemeentewet. Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke verordening aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van gedeputeerde staten vereist.
De rechtspositionele aanspraken voor raads- en commissieleden zijn dan ook uitsluitend te vinden in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden.
In de hogere wet- en regelgeving wordt aan de gemeenteraad de mogelijkheid gegeven om een aantal keuzes te maken over een aantal bepaalde geldelijke voorzieningen. Een van die mogelijkheden betreft de aanspraak van raadsleden op de vergoeding voor zijn werkzaamheden. In artikel 2 van het Rechts-positiebesluit raads- en commissieleden is de hoogte van de vergoeding bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse. De gemeenteraad kan besluiten dat een deel van de raadsvergoeding wordt uitbetaald als presentiegeld. Dat deel mag maximaal 20% van de raadsvergoeding zijn. In deze verordening is hier niet voor gekozen, omdat de praktijk laat zien dat hiervoor geen aanleiding is. Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden wordt geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer Cao lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig.
Evenmin is in deze verordening opgenomen een reiskostenvergoeding voor woon-werkverkeer voor wethouders en een vergoeding van reis- en pensionkosten van wethouders die na hun benoeming nog niet in de gemeente Kerkrade wonen. Ook hier geldt dat de praktijk laat zien dat hiervoor geen aanleiding is.
Sommige gemeenten geven er de voorkeur aan de lokale regeling voor wethouders en voor raads- en commissieleden in afzonderlijke verordeningen op te nemen. Daartegen bestaat geen bezwaar. Hiervoor is in Kerkrade niet gekozen.
De verordening bevat bepalingen inzake:
de beloning voor de werkzaamheden van commissieleden (artikel 2). Voor raadsleden is niets in de verordening opgenomen inzake de mogelijkheid om over te gaan op het betalen van presentiegeld. Voor wethouders is niets opgenomen omdat hun bezoldiging uitputtend is geregeld in het Rechtspositiebesluit wethouders;
De arbeidsverhouding van de wethouder en het raadslid
Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werk-nemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is, vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder).
Wethouders zijn ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. Echter de bepalingen over het materiële ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing op wethouders. Hun rechtspositie wordt, zoals hiervoor is aangegeven, beheerst door specifieke wet- en regelgeving. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienst-betrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat wethouders direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting vallen. Wethouders vallen niet onder de werking van de Ziektewet, Werkloosheidswet en WIA. Evenmin geldt voor hen de pensioenvoorziening bij het ABP. De uitkering na aftreden en ouder-doms- en nabestaandenpensioen zijn voor wethouders geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa).
De loon- en inkomstenbelasting
Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de ‘opting-in-regeling’ genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem, dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheids-wetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden. De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden.
De Belastingdienst accepteert inmiddels ook van commissieleden de toepassing van de opting-in-regeling.
Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd, dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaardregeling zullen dan ook over de netto-onkostenvergoeding inkomstenbelasting moeten betalen, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal aan kunnen tonen dat de vergoeding is besteed aan onkosten voortvloeiend uit het raadslidmaatschap.
Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek.
Eenmalige keuze per zittingsperiode
De keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting kan voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren, maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.
Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zo veel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan.
Voor de bestuurlijke uitgaven is – net als voor de besteding van alle andere publieke middelen – transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting.
Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.
In hoofdstuk IV is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven en declaratie van vooruitbetaalde kosten. Daarnaast moeten in de bruikleenovereen-komsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computer- en communicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd.
Artikel 2 Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen
In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies die zijn ingesteld op basis van artikel 82 t/m 84 Gemeentewet geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden en wethouders die in de commissie zitten. Deze zijn immers uitgezonderd in artikel 96 van de Gemeentewet. Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren (op grond van artikel 1 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden), en medewerkers en bestuurders van door de gesubsidieerde organisaties die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben.
De hoogte van het presentiegeld wordt bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse overeenkomstig het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijks-relaties indexeert jaarlijks per 1 januari het bedrag zoals dat is herzien aan de hand van het indexcijfer Cao lonen overheid.
Op grond van artikel 96 lid 2 van de Gemeentewet kan de raad in bijzondere gevallen bij verordening bepalen dat de leden van het dagelijks bestuur van een bestuurscommissie (artikel 85 van de Gemeente-wet) of een andere commissie als bedoeld in artikel 84 een vaste vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten ontvangen. Er wordt niet voor gekozen om de hoogte van zo’n vaste vergoeding in deze verordening te bepalen, maar bij afzonderlijke verordening op het moment van installatie van de specifieke commissie.
Artikel 15 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt ook nog de mogelijkheid om in de gemeentelijke verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde bedrag. Deze mogelijkheid is geregeld in het vierde lid. Er kan gekozen worden voor een procentuele verhoging, maar het is ook mogelijk om het bedrag uit een hogere inwonersklasse te kiezen. Ook hier geldt dat er niet voor wordt gekozen om de hoogte van zo’n vaste vergoeding in deze verordening te bepalen, maar bij afzonderlijke verordening op het moment dat de commissieleden op grond van hun bijzondere beroepsmatige deskundigheid worden aangetrokken.
Artikel 3 Reis- en verblijfkosten
De Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor ‘woon-werkverkeer’ voor raadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente.
Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raads- en commissieleden wel in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur.
Aan commissieleden kan krachtens artikel 96, eerste lid, van de Gemeentewet echter wel een vergoeding worden gegeven voor de reis- en verblijfkosten in verband met reizen binnen de gemeente. In de verordening wordt dit nader uitgewerkt door te bepalen dat de reis- en verblijfkosten van het commissie-lid worden vergoed voor zover zij deze kosten hebben gemaakt voor het bijwonen van de commissie-vergadering. Daarbij is bepaald dat dit hooguit voor één vergadering per dag geldt.
De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte reis- en verblijfkosten is niet nader ingevuld door de hogere wet- en regelgeving. Daarmee is dit een lokale aangelegenheid. In de lijn van de harmonisering van de rechtsposities van politieke ambtsdragers (zie ook het Besluit harmonisering en modernisering rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers van 20 juni 2014, Stb. 2014, 230) is aansluiting gezocht bij de vergoedingsregelingen voor wethouders.
Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.
Artikelen 4 en 10 Buitenlandse dienstreis
Gemeenteraden, delegaties daaruit of wethouders maken wel eens in het gemeentelijk belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moet de gemeenteraad expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd.
Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. Hiervoor moet het college toestemming geven. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer.
In de verordening wordt de mogelijkheid voor de gemeenteraad opgenomen om aan de toestemming voor buitenlandse dienstreizen voorwaarden te verbinden.
Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.
Artikelen 5 en 11 Computer en internetverbinding
De kostensoorten computer en communicatiemiddelen vallen onder de bedrijfsvoeringskosten van de gemeente. Dit betekent dat ofwel door de gemeente een pc in bruikleen wordt gegeven voor de duur van de ambtsvervulling dan wel dat de gemeente een bedrag ter beschikking stelt voor de aanschaf van een pc of het gebruik van een pc die de wethouder of het raadslid al heeft. Deze mogelijkheden zijn opgenomen in artikel 27a van het Rechtspositiebesluit wethouders en artikel 7a en artikel 14 van het Rechtspositie-besluit raads- en commissieleden. De vergoeding is daarom niet in strijd met artikel 44 en artikel 99 van de Gemeentewet.
Aan iedere wethouder, raadslid en commissielid wordt een tablet-pc in bruikleen ter beschikking gesteld. De tablet-pc zal worden voorzien van de strikt noodzakelijke software/applicaties. Internet is toegankelijk via Wi-Fi.
De uitgebreide toepassingsmogelijkheden van de tablet-pc en de hedendaagse techniek, helpen bij het streven van de gemeente Kerkrade om zo veel als mogelijk papierloos te werken. Het raadsinformatie-systeem zal nog meer als nu op digitale wijze ontsloten worden voor de raadsleden en voor andere belanghebbenden. Genoemde ontwikkelingen maken het gebruik van een printer en een fax overbodig. Als printen desondanks toch noodzakelijk is, kan het raadslid gebruik maken van de ondersteuning van de griffie of zelf via de gemeentelijke netwerkomgeving op de gemeentelijke printers printen. De logische consequentie van het verstrekken van een tablet-pc betekent dat toegewerkt moet worden naar een situatie dat de informatie die digitaal benaderd kan worden niet nog eens in gedrukte vorm aan de wethouders en raadsleden wordt verstrekt. Vanwege vorenstaande wordt aan de raadsleden ook geen randapparatuur ter beschikking gesteld. Datzelfde geldt ook voor een vergoeding voor de aanleg- en abonnementskosten voor de internetverbinding voor de computerapparatuur. Tegenwoordig is Wi-Fi binnen veel huiskamers en openbare gelegenheden een gegeven, waardoor een aanvullende vergoeding van gemeentezijde niet meer nodig is. Op de laatste plaats kunnen raadsleden ook gebruik maken van Wi-Fi binnen de kantoorgebouwen van de gemeente Kerkrade en andere overheidsgebouwen. Voor de wethouders is wel een data-abonnement noodzakelijk.
Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekking naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.
Op grond van artikel 13 lid 1 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden komt niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van de functie van raads- of commissielidmaatschap ten laste van de gemeente. In dit artikel is de procedure verder uitgewerkt.
Gezien de aard en duur van het ambt liggen voor raads- en commissieleden opleidingen voor de hand die gericht zijn op het persoonlijk functioneren in het ambt.
Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden.
Onder deze scholingskosten worden verstaan de cursus- en lesgelden, de kosten van het studiemateriaal, examen- en diplomakosten en de aanschafkosten van verplicht gesteld studiemateriaal, alsmede reis- en verblijfkosten in het kader van de opleiding.
Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.
De raad kan bij verordening nadere regels stellen omtrent het maximale bedrag voor de scholing die voor vergoeding in aanmerking komt. Deze mogelijkheid is geboden in de kapstokbepaling in het vierde lid.
Het zesde lid bevat een hardheidsclausule. Mocht de griffier behoefte hebben aan een extra oordeel of de gevraagde vergoeding binnen de geldende regels voor vergoeding in aanmerking komt, dan kan de vergadering van de fractievoorzitters in de raad om een oordeel gevraagd worden.
Artikelen 7 en 13 Werkkostenregeling
In verband met de werkkostenregeling moeten een aantal netto-vergoedingen en verstrekkingen door de gemeente aangewezen worden als eindheffingsbestanddeel. Anders worden deze door de belastingdienst als loon gezien en moet hierover belasting bij de politieke ambtsdrager worden ingehouden. Ook de vergoedingen en verstrekkingen die door de belastingdienst gezien worden als gerichte vrijstelling of voor nihil waardering in aanmerking komen, moeten in eerste instantie wel aangewezen worden. In een later stadium wordt dan (in de financiële administratie) aangegeven dat dit gerichte vrijstellingen of nihil waarderingen betreft.
Artikel 8 Reis- en verblijfkosten dienstreizen
Op grond van artikel 8 worden zakelijke reiskosten, vergoed overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling rechtspositie wethouders.
Bij gebruik van een eigen personenauto voor dienstreizen ontvangen wethouders een bedrag van € 0,28 (€ 0,37 bruto) per kilometer (zie artikel 4, onderdeel b, en artikel 5a, onder 1, van de Regeling rechtspositie wethouders). De hoogte van deze vergoeding is geënt op de ‘hoge’ kilometervergoeding die geldt voor het rijkspersoneel op grond van het Reisbesluit en Reisregeling binnenland. Op grond van artikel 1, vierde lid, van de Regeling rechtspositie wethouders wordt onder openbaar vervoer voor dienstreizen verstaan bus, trein, metro, tram, veerpont en veerboot. Algemeen wordt aangenomen dat ook de taxi – indien dit noodzakelijk is – onder het openbaar vervoer wordt begrepen. Tol- en parkeerkosten worden niet genoemd in de regeling en mogen daarom op grond van artikel 44 lid 3 Gemeentewet niet vergoed worden.
Verblijfkosten zijn zakelijk gebruikte maaltijden en kosten voor overnachting.
Als onderdeel van de bedrijfsvoering kan de gemeente een dienstauto met of zonder chauffeur voor zakelijk gebruik beschikbaar stellen aan wethouders. De dienstauto kan ook voor het woon-werkverkeer worden gebruikt. De dienstauto kan ook worden gebruikt voor de vervulling van een q.q.-nevenfunctie. De eventueel uit hoofde van die nevenfunctie ontvangen vergoeding van reiskosten terzake wordt in dat geval in de gemeentelijke kas gestort. De dienstauto is niet beschikbaar voor privégebruik.
De kilometers voor ambtsgebonden nevenfuncties worden als zakelijk aangemerkt. Ambtsgebonden nevenfuncties vloeien voort uit het ambt. Van een ambtsgebonden nevenfunctie is in elk geval sprake als de ambtsdrager zich er niet aan kan onttrekken en de functie moet worden beëindigd als het ambt niet meer wordt uitgeoefend. Of met de nevenfunctie een maatschappelijk of algemeen bestuurlijk belang is gediend, is fiscaal bezien geen criterium voor het begrip ambtsgebonden nevenfunctie. Ook is het fiscaal niet relevant of door provinciale staten c.q. de gemeenteraad toestemming is gegeven voor het vervullen van de nevenfunctie en het gebruik van de dienstauto voor dat doel.
Het gebruik van de dienstauto voor niet ambtsgebonden nevenfuncties wordt als privégebruik aangemerkt (Brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 22 maart 2007 aan de Tweede Kamer, Tweede Kamerstuknummer 30 800 VII, nr. 42).
Bijwonen van bijvoorbeeld vergaderingen van de VNG behoort tot ambtsgebonden activiteiten. Het gebruik voor overige nevenactiviteiten die dus tot het privégebruik worden gerekend, is slechts tot 500 km per jaar onbelast. Daarboven wordt het privégebruik aangemerkt als loon in natura en is om die reden belast.
Artikel 12 Communicatieapparatuur
Vergoedingen of verstrekkingen van een mobiele telefoon (dit zal de meest gebruikte communicatie-apparatuur zijn) zijn geheel onbelast als het zakelijk gebruik meer dan 10% bedraagt.
In de vaste onkostenvergoeding (artikel 25 van het Rechtspositiebesluit wethouders) is een component telefoonkosten opgenomen. Voor deeltijdwethouders is dat 12% van de onkostenvergoeding en voor voltijd wethouders 9%. Bij het verstrekken van een mobiele telefoon kan sprake zijn van overbedeling. De component telefoonkosten kan om die reden verminderd worden.
Artikelen 14 t/m 16 De procedure van declaratie
In de verordening zijn de wijzen van betaling aangegeven. Ook is aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in acht genomen moeten worden. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente en daarna declaratie van vooruitbetaalde kosten.
In artikel 17 is de overgangsbepaling opgenomen voor de gemeenten die in 2014 nog niet de werkkostenregeling hebben ingevoerd. Gemeenten die al wel de werkkostenregeling hebben ingevoerd hoeven dit artikel niet op te nemen in de verordening. Voor de gemeente Kerkrade heeft deze bepaling nog maar voor een korte periode belang.