Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Noordwijkerhout

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Noordwijkerhout
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2016
CiteertitelVerordening afvalstoffenheffing 2016
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201601-01-2017Onbekend

17-12-2015

Onbekend

Onbekend
01-01-2015Onbekend

18-12-2014

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2016

De raad van de gemeente Noordwijkerhout, gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer en gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 10november 2015, besluit de Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2016 vast te stellen .

Artikel 1 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam “afvalstoffenheffing” wordt een directe belasting geheven alsbedoeld in artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het feitelijk gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maaktvan een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van het perceel;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

Artikel 3 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar:

    • a.

      indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien het belastingjaar later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door één persoon: € 198,72

    • b.

      indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien het belastingjaar later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door meer dan één persoon: € 300,12

  • 2. De belasting als bedoeld in het eerste lid, sub a en sub b wordt vermeerderd voor het op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, in bruikleen hebben van een extra gft-afvalbak: € 84,48

  • 3. De belasting als bedoeld in het eerste lid sub a en sub b wordt vermeerderd voor het op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, in bruikleen hebben van een extra restafvalbak: € 204,60

  • 4. Onverminderd het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid bedraagt de belasting voor het op aanvraag inzamelen van grove huishoudelijke afvalstoffen per kubieke meter of een gedeelte daarvan: € 16,08

Artikel 4 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 5 Wijze van heffing

  • 1. De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2. De belasting als bedoeld in artikel 3, vierde lid, wordt geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving van afvalinzameling, recycling en reinigingsbedrijf De Meerlanden.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Als de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, is de belasting als bedoeld in artikel 3, eerste, tweede en derde lid, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Als de heffing in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. De belastingschuld bedoeld in artikel 3, vierde lid, is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

  • 5. Als het gebruik van het perceel wijzigt van gebruik door één persoon naar gebruik door twee of meerdere personen, is de hogere belasting door de toename van het aantal personen, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de toename van het aantal personen, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 6. Als het gebruik van het perceel wijzigt van gebruik door twee of meer personen naar gebruik door één persoon, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de vermindering van het aantal personen, in de loop van het belastingjaar nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 7. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt en het gebruik van het perceel door het aantal personen niet wijzigt.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen betaald worden in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. In afwijking van het eerst lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 8 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. In afwijking van het tweede lid geldt, dat indien de dagtekening na 30 april ligt, de aanslagen betaald moeten worden in het aantal gelijke termijnen die er tot het einde van het kalenderjaar resteren. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 9 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing.

Artikel 10 Overgangsrecht

De ‘Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2015’ van 18 december 2014, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 11, tweede lid, genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 11 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als de ‘Verordening afvalstoffenheffing 2016’.