Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nieuwegein

Besluit jeugd Nieuwegein 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNieuwegein
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit jeugd Nieuwegein 2015
CiteertitelBesluit jeugd Nieuwegein 2015
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is vervangen door het Besluit Wmo en jeugdhulp Nieuwegein 2017.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Jeugdverordening Nieuwegein

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-01-201501-01-201501-01-2017nieuwe regeling

16-12-2014

Gemeenteblad 22-01-2015

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit jeugd Nieuwegein 2015

Het college van burgemeester en wethouders van Nieuwegein;

gelet op artikel 2, artikel 4, artikel 6, artikel 11, vierde lid, van de Jeugdverordening Nieuwegein;

besluit vast te stellen

Besluit jeugd Nieuwegein 2015;

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Jeugdwet;

  • b.

    ambulante jeugdhulp: de hulp en ondersteuning die gericht is op gezinnen met kinderen:

- die problemen hebben zoals spijbelen,

- ruzie met ouders of

- een lichte depressiviteit,

waarbij de hulp in eerste instantie thuis wordt geboden en het kind (tot 18 jaar) gewoon thuis woont, naar de eigen school of werk kan, en periodiek een afspraak heeft met een jeugdhulpinstelling, waarbij kortdurende psychologische interventies daar onderdeel van kunnen uitmaken.

Bij intensieve ambulante jeugdhulp worden niet alleen het aangemelde kind, maar ook de overige gezinsleden bij de behandeling betrokken;

  • c.

    kostencomponenten: bedragen die bij de bepaling van de hoogte van een persoonsgebonden budget mede bepalend zijn, in ieder geval kosten die niet direct aan een bepaalde productieactiviteit zijn toe te rekenen bijvoorbeeld personeelskosten, huur, afschrijvingen, e.d.;

  • d.

    PGB-plan:een uiteenzetting waaruit blijkt wat de motivering van ouders van een jeugdige is om zelf jeugdhulp in te kopen met een PGB voor een bepaalde individuele voorziening en de wijze van bekostiging in kaart wordt gebracht;

  • e.

    regionaleexpertpool: een groep van personen met specialistische inhoudelijke kennis over opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen van jeugdigen.

Artikel 2. Overige voorzieningen

  • 1.

    Het college kan de volgende voorzieningen in het kader van preventief jeugdbeleid beschikbaar stellen:

    • a.

      voorlichting, informatie en advies: het geven van voorlichting, informatie en advies aan ouders en jongeren over vragen rond opvoeden en opgroeien.

    • b.

      signaleren van problemen: het toepassen van activiteiten die gericht zijn op het opvangen, herkennen, beoordelen van mogelijke problematiek rond opvoeden en opgroeien van jeugdigen, zoals bijvoorbeeld: de signalerende functie vanuit sociaal netwerk, vrijwilligers of een jeugdhulpverlener;

    • c.

      toeleiding tot hulpaanbod:

      • -

        via de door het college georganiseerde instanties of faciliteiten.

      • -

        coördinatie tussen signalerende instanties.

    • d.

      licht pedagogische hulp: door het aanbieden concrete begeleiding zoals bijvoorbeeld cursussen over opvoedingsaspecten van kinderen;

    • e.

      afstemming van zorg: door overleg en bespreking in bijvoorbeeld een multidisciplinair overleg of via bilateraal contact tussen instanties.

  • 2.

    Het college kan de volgende voorzieningen in het kader van jeugdhulp beschikbaar stellen:

    a.participatie ten behoeve van:

1◦ ouders:

  • -

    het inzetten van intermediairs met de sociaal-culturele achtergrond van de ouders,-

  • -

    het uitzetten van enquêtes over wat ouders willen en verwachten van het sociaal wijkteam,

  • -

    het faciliteren van het instellen van een klankbordgroep voor ouders en professionals,

  • -

    via de sociale kaart het ter beschikking stellen van overzicht van nieuws, agenda, cursussen, nieuwsbrief, filmpjes, formulieren en de mogelijkheid te bieden om anoniem vragen stellen via e-mail of chat.

2◦ jeugdigen:

  • -

    jongerenraad;

  • -

    jongerenambassadeurs;

  • -

    jongin.nl

  • -

    social media voor en door jongeren

3◦ ouders en jeugdigen:

  • -

    bevraging en interviews op schoolpleinen en in ouderkamers;

  • -

    dialoogbijeenkomsten;

  • -

    panelgesprekken;

  • -

    straatinterviews.

4◦ cliënten jeugdzorg:

  • -

    interviews en werkateliers met cliënten van de jeugdzorg.

  • b.

    kortdurende ondersteuning: ambulante jeugdhulp;

  • c.

    consultatie: basis geestelijke gezondheidszorg;

  • d.

    diagnostische expertise: vanuit de hulpvraag die wordt voorgelegd aan het college kan op basis daarvan een nadere vraagverheldering worden gemaakt en zo nodig kan een verwijzing plaatsvinden naar een specialistische jeugdhulpaanbieder om te beoordelen of een individuele voorziening aangevraagd dient te worden.

Artikel 3 Individuele voorzieningen

  • 1.

    Bij de vorm van een individuele voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, van de verordening, kan het college de volgendeindividuele voorzieningen beschikbaar stellen:

    • a.

      ambulante jeugd en opvoedhulp;

    • b.

      psychiatrische zorg en interventies;

    • c.

      verblijf van een jeugdige in een instelling of bij pleegouders.

  • 2.

    Bij de vorm van een individuele voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder b, van de verordening, kan het college de volgende individuele voorzieningen beschikbaar stellen:

    persoonlijke verzorging;

    kortdurend verblijf in een instelling, met dien verstande dat het verblijf maximaal 3 dagen per week is;

    begeleiding individueel en groepsgewijs;

    vervoer van en naar de instelling waar de jeugdige hulp krijgt;

    behandeling ten behoeve van (licht) verstandelijk beperkten;

    verblijf aan jeugdige met een (licht) verstandelijke beperking;

  • 3.

    Bij de vorm van een individuele voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder c, van de verordening, kan het college hulp met drang en dwang voor jeugdigen op vrijwillige basis of voor wie een machtiging gesloten jeugdzorg is afgegeven door de kinderrechter.

  • 4.

    Bij de vorm van een individuele voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder d, van de verordening kan het college de volgende voorzieningen beschikbaar stellen:

    voorziening jeugdbescherming na het opleggen van een maatregel door

    • a.

      de kinderrechter;

    • b.

      voorziening jeugdreclassering na het opleggen van een maatregel door de kinderrechter.

  • 5.

    Bij de vorm van een individuele voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder e, van de verordening kan het college de voorziening professionele coördinatie van zorg beschikbaar stellen conform de handreiking “Coördinatie van zorg & samenwerking met één gezinsplan”.

Artikel 4. Voorwaarden toekenning individuele voorziening

  • 1.

    Bij de toekenning van een individuele voorziening voldoet een jeugdige in ieder geval aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de ouders of de jeugdige hebben in voldoende mate aangetoond dat zij niet de hulpvraag van de jeugdige zelf op eigen kracht of met hulp van het eigen sociale netwerk kunnen oplossen;

    • b.

      de ouders of de jeugdige hebben in voldoende mate aangetoond dat de aangeboden overige voorziening niet behulpzaam dan wel niet passend is gebleken;

    • c.

      uit het hulpverleningsplan of familiegroepsplan blijkt dat de jeugdige uitsluitend baat heeft bij de toepassing van een of meer individuele voorzieningen;

    • d.

      er heeft voldoende raadpleging plaatsgehad in het sociaal wijkteam met de ouders of jeugdigen;

  • 2.

    De ouders of jeugdigen kunnen ter onderbouwing van hun motivatie als bedoeld in het tweede lid, onder b, een tweede mening vragen via hun huisarts, of via een onafhankelijke jeugdhulpverlener.

Artikel 5. Afwegingsfactoren individuele voorziening

  • 1.

    Bij de beoordeling van een aanvraag voor een individuele voorziening worden de volgende afwegingsfactoren gehanteerd:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • g.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2.

    Bij de beoordeling van een aanvraag voor een individuele voorziening kunnen de volgende afwegingsfactoren worden gehanteerd:

    • a.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders;

    • b.

      beschikbaarheid van de voorziening;

    • c.

      de duur van de voorziening.

  • 3.

    Indien voor de toekenning van een individuele voorziening een specialistische diagnose vereist wordt kan het college expertise vragen bij de regionale expertpool.

Artikel 6. Hoogte persoonsgebonden budget (pgb)

  • 1.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten is gerelateerd aan de tarieven waarvoor het college deze diensten heeft gecontracteerd waarbij tevens het PGB-plan van de ouders of jeugdige wordt betrokken.

  • 2.

    Het college kan de hoogte van het persoonsgebonden budget als bedoeld in het vorige lid vaststellen op basis van een offerte van een jeugdhulpaanbieder.

  • 3.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor individuele voorziening bedraagt in ieder geval niet meer dan hoogte van de kostprijs van deze voorziening in natura.

  • 4.

    Bij het vaststellen van de hoogte van het persoonsgebonden budget als bedoeld in het derde lid houdt het college in ieder geval rekening met kostencomponenten en kwaliteitseisen die aan de jeugdhulpaanbieder worden gesteld.

  • 5.

    Het bedrag voor het persoonsgebonden budget dat wordt uitbetaald aan een persoon die behoort tot het sociale netwerk van de ouders van de jeugdigen en de persoon die niet als jeugdprofessional wordt aangemerkt is lager dan het bedrag, bedoeld in het eerste lid, met dien verstande dat tenminste het wettelijk minimum loon van toepassing is.

  • 6.

    De hoogte van een pgb voor jeugdhulp wordt bepaald per uur, per resultaat of per dag(deel) op basis van het tarief dat door de gemeente bij het contracteren van de jeugdhulp is vastgesteld voor de betreffende soort begeleiding per uur, per resultaat of per dag(deel) in natura. Afhankelijk van de uitvoerder van de begeleiding worden de volgende percentages van dit tarief gehanteerd:

    • a.

      voor jeugdhulp door een niet daartoe opgeleid persoon geldt maximaal het op grond van de Wet langdurige zorg geldende uurtarief voor hulp van niet-professionele zorgverleners;

    • b.

      voor jeugdhulp door een zelfstandige zonder personeel geldt 75% van het tarief, tenzij aannemelijk is dat dit percentage niet toereikend is om de zorg in te kopen als bedoeld in lid 2 onder b;

    • c.

      voor jeugdhulp door een organisatie: tot maximaal 100% van het tarief, bedoeld in het eerste lid.

  • 7.

    Het persoonsgebonden budget is in ieder geval toereikend om de individuele voorziening in te kunnen kopen en het persoonsgebonden budget is in redelijkheid geschikt voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt.

Artikel 7 Toekenningscriteria persoonsgebonden budget

  • 1.

    Onverminderd artikel 8.1.1.van de wet wordt een op een persoonsgebonden budget toegekend indien de individuele voorziening die met het persoonsgebonden budget wordt aangeschaft of ingekocht voldoet aan de daaraan te stellen kwaliteitseisen én aan het doel waarvoor het wordt verleend.

  • 2.

    Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt niet plaats als het vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben met het omgaan met een persoonsgebonden budget.

  • 3.

    De ouders of jeugdige aan wie een persoonsgebonden budget is verleend sluiten met de jeugdhulpaanbieder een schriftelijke overeenkomst, waarin ten minste afspraken zijn opgenomen over de kwaliteit en het resultaat van de individuele voorziening en de wijze van declareren.

  • 4.

    Uit het persoonsgebonden budget kunnen personen uit het sociale netwerk worden betaald, indien dat tot een effectievere en meer doelmatige ondersteuning leidt.

Artikel 8. Procedure medezeggenschap

  • 1.

    Indien het college beleidsvoornemens heeft met betrekking tot jeugdhulp worden cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen eerst uitgenodigd voor een interactieve beleidsvormingssessie om voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen. De termijnen waarbinnen ingebrachte ideeën of concrete voorstellen kunnen gedaan worden in onderling overleg met elkaar afgestemd.

  • 2.

    De cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen kunnen op verzoek van het college advies uitbrengen bij de besluitvorming over deze verordening, nadere regelingen op grond van de verordening en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp.

  • 3.

    Het college overlegt periodiek met de cliënten en de vertegenwoordigers van cliëntengroepen over de uitvoering van het jeugdbeleid. De agenda van het periodiek overleg wordt in onderling overleg met elkaar afgestemd.

  • 4.

    Het college draagt er zorg voor dat de cliënten en vertegenwoordigers van cliëntengroepen kunnen beschikken over de informatie en documentatie die voor de overleggen met het college noodzakelijk zijn.

Artikel 9. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit besluit treedt op 1 januari 2015.

  • 2.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit jeugd Nieuwegein 2015.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 16 december 2014,

de secretaris, de burgemeester,