Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oegstgeest

Klachtenregeling ongewenst gedrag

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOegstgeest
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingKlachtenregeling ongewenst gedrag
CiteertitelKlachtenregeling ongewenst gedrag
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is vervangen door de KLACHTENREGELING ONGEWENST GEDRAG 2014 VOOR DE ORGANISATIES LEIDEN, LEIDERDORP, OEGSTGEEST, ZOETERWOUDE EN SERVICEPUNT7.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201501-01-2015intrekking

18-11-2014

Elektronisch Gemeenteblad, 31-12-2014

Onbekend.
24-10-200215-10-200201-01-2015nieuwe regelng

15-10-2002

Oegstgeester Courant, 23-10-2002

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Klachtenregeling ongewenst gedrag

 

 

1 ALGEMEEN

artikel 1 : definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • A:

    klager: een persoon bedoeld in artikel 2 van dit reglement, die zich met een klacht overongewenst gedrag tot de vertrouwenspersoon ongewenst gedrag wendt;

  • B:

    beklaagde: degene op wiens gedrag de klacht van klager betrekking heeft;

  • C:

    vertrouwenspersoon ongewenst gedrag: een persoon als bedoeld in artikel 3 van deze regeling;

  • D:

    ongewenst gedrag: ongewenste omgangsvormen, seksuele intimidatie, agressie en geweld, pesten, discriminatie en onrespectvol gedrag, zowel binnen werktijd als daarbuiten .

    • 1.

      Ongewenste omgangsvormen

      Alle handelingen die als ongewenst worden ervaren en die plaats vinden tijdens de uitoefening van de functie of die van invloed zijn op de werkrelaties met collega’s

    • 2.

      Seksuele intimidatie

      Ongewenste toenadering, verzoeken om seksuele gunsten of direct of indirect erotisch getinte uitingen in woord, gebaar of anderszins, welke ongewenst of ongewild zijn, dan wel redelijkerwijs als zodanig worden ervaren door de persoon die dit overkomt of waarneemt, waarbij tevens sprake is van één van de volgende punten:

      • .

        Onderwerping aan dergelijk gedrag wordt gehanteerd als voorwaarde voor de tewerkstelling van de geïntimideerde persoon;

      • .

        Onderwerping aan of afwijzing van dergelijk gedrag door de geïntimideerde persoon wordt (mede)gebruikt als basis voor beslissingen die het werk van de persoon raken;

      • .

        Dergelijk gedrag heeft tot doel of tot gevolg dat de werkprestaties van een persoon in onredelijke mate worden aangetast en/of een intimiderende vijandige werkomgeving wordt gecreëerd;

      • .

        Onderwerping aan of wijziging van dergelijk gedrag door de geïntimideerde persoon wordt (mede)gebruikt als basis voor beoordeling van de geïntimideerde persoon.

    • 3.

      Agressie en geweld

      Situaties waarbij de geïntimideerde persoon lichamelijk of geestelijk wordt gehinderd, bedreigd of aangevallen, onder omstandigheden die verband houden met de werkkring, danwel verband houden met de uitoefening van de functie.

    • 4.

      Pesten

      Intimiderend, vernederend of bedreigend gedrag gericht op steeds dezelfde persoon, dat frequent voorkomt, langere tijd voortduurt en waartegen de persoon die hiervan het doelwit is zich niet effectief kan verweren. Bijvoorbeeld:

      • .

        Gedrag dat de mogelijkheid beperkt om zich te uiten. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als iemand tijdens zijn werk steeds wordt onderbroken, of wanneer iemand langdurig kritiek krijgt op het geleverde werk;

      • .

        Negatieve handelingen in de sfeer van sociale betrekkingen. Iemand wordt bijvoorbeeld ver weg geplaatst of genegeerd; jas van de kapstok halen e.d.;

      • .

        Gedrag dat het sociale imago aantast, bijvoorbeeld iemand belachelijk maken, roddelen, respectievelijk negatieve praat verspreiden;

      • .

        Handelingen die de kwaliteit van het beroeps- en privéleven aantasten. Bijvoorbeeld het verstrekken van zinloos werk, of werk boven of onder het niveau van de medewerker, stelselmatig geen informatie verstrekken, niet uitnodigen voor vergaderingen;

      • .

        Verbale of lichamelijke acties die de gezondheid aantasten (opmerkingen over uiterlijk, aanrakingen, duwen, porren etc. zgn. voor de grap).

    • 5.

      Discriminatie

      Hierbij gaat het om ongewenst gedrag op basis van sexe, ras, geloofsovertuiging, seksuele voorkeur, cultuur of achtergrond van zodanige aard dat het de waardigheid en/of lichamelijk integriteit van een medewerker aantast.

    • 6.

      Onrespectvol gedrag

      Hierbij gaat het om onheuse bejegening of lomp, grof of ruw gedrag dat als beledigend en/of brutaal wordt ervaren door één van de partijen.

artikel 2 : werkingssfeer

Een ieder die, in de werksituatie ongewenst gedrag ondervindt van een medewerker (waaronder mede begrepen gedetacheerden of uitzendkrachten), kan zich gedurende een periode van drie jaar daarna met een klacht terzake wenden tot een vertrouwenspersoon ongewenst gedrag

artikel 3 : aanwijzing vertrouwenspersoon

Het college van burgemeester en wethouders wijst een vertrouwenspersoon en een plaatsvervanger ongewenst gedrag aan uit de medewerkers van de gemeente tot wie de klager zich kan wenden. De aanwijzing geschiedt voor drie jaar met mogelijkheid van verlenging.

artikel 4 : taken vertrouwenspersoon

  • 1.

    De vertrouwenspersoon ongewenst gedrag heeft tot taak:

    • a.

      de klager die zich tot hem wendt bij te staan en van advies te dienen;

    • b.

      onderzoek in te stellen naar de klacht

    • c.

      zo mogelijk door bemiddeling te trachten tot een oplossing van de klacht te komen;

    • d.

      het college van burgemeester en wethouders te adviseren omtrent de eventueel te nemen maatregelen;

  • 2.

    De vertrouwenspersoon ongewenst gedrag kan zelf optreden als klager indien hij tijdens de uitvoering van taken zoals omschreven in deze regeling kennis neemt van zaken die overeenkomstig het bepaalde in deze regeling tot een klacht zouden kunnen leiden. In dat geval hoeft het niet te gaan om klachten die de vertrouwenspersoon zelf aangaan.

  • 3.

    De vertrouwenspersoon ongewenst gedrag onderhoudt de nodige contacten met personen en instanties die ongewenst gedrag binnen de gemeente uit hoofde van hun functie kunnen signaleren.

  • 4.

    De vertrouwenspersoon ongewenst gedrag is voor de uitvoering van zijn taken verantwoording schuldig aan het college van burgemeester en wethouders.

  • 5.

    Jaarlijks wordt aan het college en aan de gemeentesecretaris, met uitzondering van die gevallen waarin deze zelf als partij betrokken is, verslag uitgebracht van het aantal en de aard van de gemelde klachten en het resultaat van de behandeling.

  • 6.

    De vertrouwenspersoon ongewenst gedrag is kan bij de uitoefening van zijn taken bijstand van derden inroepen.

artikel 5 : behandeling van de klacht

  • 1.

    Na ontvangst van de klacht wordt zo spoedig mogelijk een begin gemaakt met het onderzoek.

  • 2.

    De vertrouwenspersoon ongewenst gedrag is bevoegd de beklaagde en andere betrokkenen binnen de gemeente te horen. Hij gaat hiertoe slechts over voor zover de uitvoering van zijn taken daartoe noodzaakt.

  • 3.

    De vertrouwenspersoon ongewenst gedrag heeft de bevoegdheid tot het inzien van op de klacht betrekking hebbende relevante stukken.

  • 4.

    Van elk formeel gevoerd gesprek wordt door de vertrouwenspersoon ongewenst gedrag een schriftelijk verslag opgemaakt, dat door de gehoorde betrokkene voor akkoord wordt getekend. Indien de gehoorde betrokkene niet tot ondertekening bereid is, wordt deze in de gelegenheid gesteld schriftelijk commentaar aan het verslag toe te voegen.

  • 5.

    Alle zittingen bij de behandeling van de klacht zijn besloten.

  • 6.

    De vertrouwenspersoon ongewenst gedrag en alle andere betrokkenen zijn verplicht tot geheimhouding over al hetgeen zij hebben vernomen met betrekking tot de klacht.

Artikel 6 : verslaglegging

  • 1.

    De vertrouwenspersoon ongewenst gedrag legt van elke klacht een dossier aan. Hij verstrekt daaruit geen onder geheimhouding staande informatie dan met toestemming van degene die om geheimhouding heeft verzocht.

  • 2.

    In de documentatie dient in ieder geval opgenomen te zijn:

    • -

      de omschrijving van het ongewenst gedrag;

    • -

      de naam van de klager;

    • -

      de naam van de beklaagde;

    • -

      de terzake door klager ondernomen stappen en daarop betrekking hebbende schriftelijke stukken.

  • 3.

    Vijf jaar na beëindiging van de behandeling van de klacht wordt het dossier vernietigd

Artikel 7 : afhandeling van de klacht

  • 1.

    Is de vertrouwenspersoon ongewenst gedrag van mening dat hem voldoende gegevens ter beschikking staan, dan komt hij tot een oordeel over de klacht en stelt zijn uitspraak vast.

  • 2.

    De uitspraak kan bestaan uit:

    • A:

      een voorstel aan klager tot informele afhandeling van het geschil. De klager laat de vertrouwenspersoon ongewenst gedrag binnen 10 dagen weten of op het voorstel al dan niet wordt ingegaan.

    • B:

      een formeel advies aan het college van burgemeester en wethouders omtrent de nadere afhandeling van de klacht waarin de vertrouwenspersoon ongewenst gedrag zich, nadat hij zich heeft uitgesproken over de ontvankelijkheid van de klacht, uitspreekt over de gegrondheid van de klacht. Het advies bevat in ieder geval een voorstel over de te nemen maatregelen. Het advies kan ook het voorstel tot het opleggen van een disciplinaire maatregel en de aard en zwaarte daarvan omvatten. Het hier bedoelde advies wordt ter kennis gebracht van de gemeentesecretaris, met uitzondering van die gevallen waarin deze zelf als partij betrokken is.

  • 3.

    In het geval dat de vertrouwenspersoon ongewenst gedrag besluit tot een uitspraak als bedoeld in lid 2 a van dit artikel en klager laat weten niet met het voorstel tot afhandeling in te stemmen wordt door de vertrouwenspersoon ongewenst gedrag alsnog een uitspraak als bedoeld in lid 2 b vastgesteld.

  • 4.

    In het geval dat de vertrouwenspersoon ongewenst gedrag besluit tot een uitspraak als bedoeld in lid 2 b van dit artikel, stelt hij voorafgaand aan het uit te brengen advies aan het college van burgemeester en wethouders, de direct betrokkene(n) op de hoogte van de inhoud van dit advies.

  • 5.

    Het besluit van het college van burgemeester en wethouders wordt ter kennis gebracht van de klager, de beklaagde en de vertrouwenspersoon ongewenst gedrag.

Artikel 8 : slotbepalingen

  • 1.

    Ambtenaren en door het college van burgemeester en wethouders aangewezen interne vertrouwenspersonen die als terechte klager, vertrouwenspersoon, of als informant persoonlijk betrokken is of is geweest bij een klachten-procedure zoals neergelegd in deze regeling, mogen niet om die reden worden ontslagen of anderszins in hun positie binnen de gemeente benadeeld worden

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kunnen daar waar de regeling niet voorziet of kennelijk onredelijk uitwerkt afwijkend besluiten.

  • 3.

    Het college draagt zorg voor voldoende bekendmaking van deze regeling.

  • 4.

    Deze regeling kan worden aangehaald als "klachtenregeling ongewenst gedrag”.

  • 5.

    Deze regeling treedt in werking op 15 oktober 2002.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oegstgeest, gehouden op 15 oktober 2002.

burgemeester en wethouders van Oegstgeest,

Burgemeester, Secretaris,

Mw. E.M. Timmers-Van Klink Dhr. R.J. Mauer