Beleidsregels garantietoeslag voormalig alleenstaande ouder (2008)

Aan de alleenstaande ouder van wie het jongste inwonende kind meerderjarig is geworden en derhalve niet meer ten laste komend is, waardoor de bijstandsnorm wordt omgezet naar norm alleenstaande, wordt een garantietoeslag verleend. Deze garantietoeslag wordt verstrekt om een mogelijke abrupte inkomensdaling als gevolg van de normwijziging op te vangen en de ouder de gelegenheid te bieden de financiële gezinshuishouding aan te passen aan de nieuwe situatie.

De garantietoeslag is (periodieke) bijzondere bijstand. De Wet werk en bijstand (WWB) is dus van toepassing op de garantietoeslag. Er is evenwel geen draagkrachtregeling van toepassing.

De garantietoeslag gaat in op de eerste van de maand waarin de normwijziging van alleenstaande ouder naar alleenstaande plaatsvindt en heeft een maximale looptijd van 1 jaar.

De garantietoeslag vervalt op de eerste van de maand nadat het jongste niet ten laste komende kind de woning van de ouder heeft verlaten en daar niet meer zijn hoofdverblijf heeft.

De hoogte van deze toeslag wordt voor de eerste zes maanden van genoemde periode vastgesteld op 8% van de bijstandsnorm voor gehuwden van 21 tot 65 jaar en voor de tweede helft op 4% van diezelfde bijstandsnorm.

De garantietoeslag is van kracht met ingang van 1 mei 2008. De oude beleidsregels inzake de garantietoeslag voormalig alleenstaande ouder zijn vanaf die datum vervallen.