Organisatie | Harderwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële beheersverordening gemeente Harderwijk 2015 |
Citeertitel | Financiële beheersverordening gemeente Harderwijk 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2015.
De Financiële beheersverordening gemeente Harderwijk 2011 wordt ingetrokken.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-01-2015 | 01-01-2015 | 01-01-2019 | nieuwe regeling | 08-01-2015 Elektronisch Gemeenteblad, 19-01-2015 | B14.003956 |
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Sub-thema: een groep van producten waarvoor een na te streven doelstelling is geformuleerd. Op het niveau van sub-thema worden de eerste twee “W”-vragen[1] beantwoord.
[1] Wat willen we bereiken? Wat gaan we daar voor doen? Wat mag het kosten?
Hoofdstuk 2. Algemene kaderstellingen
Artikel 2. Subsidieverstrekking en steunverlening
Het college biedt tenminste eens in de vier jaar een (bijgestelde) nota verstrekking gemeentelijke subsidies aan ter behandeling in de raad. De nota bevat het kader voor de verstrekking van gemeentelijke subsidies en een overzicht van de toegekende gemeentelijke subsidies zoals opgenomen in de meest recente jaarrekening.
Artikel 3. Aanbesteding en inkoop
Het college draagt zorg voor en legt (in een besluit) vast de interne regels (protocol) voor de inkoop en aanbesteding van werken, diensten en leveranties. De regels waarborgen, dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie. Deze interne regels worden ter kennisgeving aan de raad gezonden. Eens in de vier jaar worden deze regels, indien nodig, geactualiseerd.
Hoofdstuk 3. Begroting en verantwoording
Op basis van richtinggevende uitspraken van de Raad biedt het college voor 1 juli van het begrotingsjaar een nota aan over de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren. De Raad stelt jaarlijks deze kaders vast. Deze kaders vormen voor het college de uitgangspunten voor de eerstvolgende (meerjaren-)themabegroting.
Het college werkt jaarlijks, na vaststelling, de themabegroting uit in een productenraming. De productramingen kan worden gezien als het contract dat het College van B&W afsluit met het ambtelijk management ter uitvoering van de themabegroting. Via de productenraming ontvangen zij hiervoor van het college de middelen. De productenraming wordt de raad ter kennisname toegezonden.
Artikel 7. Tussentijdse informatievoorziening
Het college informeert de raad tussentijds, door middel van een bestuursrapportage over de eerste 6 maanden, over belangrijke afwijkingen van de begroting en verder zoveel vaker als zij nodig acht.
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Artikel 9. Uitvoering Begroting
Het college legt achteraf bij de jaarrekening verantwoording af van kleinere begrotings-overschrijdingen. Verwachte overschrijdingen van begrote kosten dan wel onderschrijdingen van begrote baten van meer dan 10% of € 250.000, - worden zo mogelijk voorkomen door aanvullende advisering en begrotingswijziging.
Hoofdstuk 4. Financieel beleid
Artikel 11. Waardering & afschrijving vaste activa
Het college biedt tenminste eens in de vier jaar een nota waardering en afschrijving vaste activa aan. Hierbij wordt het afschrijvingsbeleid van de gemeente nader uitgewerkt.
Artikel 13. Prijzen economische activiteiten
Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.
Leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden verstrekt de gemeente Harderwijk in principe niet. Bij afwijking brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening en vraagt zij gebruikelijke zekerheden. Het college doet vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.
Hoofdstuk 5. Paragrafen begroting en rekening
Artikel 14. Paragraaf Lokale heffingen
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente Harderwijk wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden, naast de directe kosten, alleen die indirecte kosten betrokken die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten. Hierbij wordt aangesloten bij de Handreiking Kostentoerekening leges en tarieven zoals deze is opgesteld in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Bij de begroting en jaarstukken doet het college in de paragraaf lokale heffingen verslag van: de opbrengsten per lokale heffing, het volume en bedrag aan kwijtscheldingen, de mate van kostendekking van de rioolheffing en de afvalstoffenheffing, de (ontwikkeling van de) lokale lastendruk voor eenpersoonshuishoudingen, meerpersoonshuishoudingen en bedrijven.
Artikel 15. Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Het college biedt ten minste eens in de twee jaar een (bijgestelde) nota weerstandsvermogen en risicomanagement aan. In deze nota wordt ingegaan op het risicomanagement, het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, het weerstandsvermogen (waaronder reserves) of andere wijze. In de nota wordt tevens het gewenste weerstandsvermogen bepaald. De raad stelt de nota vast.
Het college geeft aan in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing van de begroting en rekening de actuele risico’s van materieel belang aan en het hieruit voortvloeiende benodigde weerstandsvermogen, naast het in de nota weerstandsvermogen en risicobeheersing bepaalde gewenste weerstandsvermogen.
Artikel 16. Paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen
Het college biedt tenminste eens in de vier jaar een nota onderhoud openbare ruimte aan. De nota geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettaire beslag. De raad stelt de nota vast.
Het college biedt tenminste eens in de vier jaar een nota rioleringsplan aan. De nota geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud, het beoogde onderhoudsniveau en de uitbreiding van de riolering evenals de kwaliteit van het milieu en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettaire beslag. De raad stelt de nota vast.
Het college biedt tenminste eens in de vier jaar een nota onderhoud gebouwen aan ter behandeling en vaststelling door de raad. De nota bevat de voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettaire beslag. De raad stelt de nota vast.
Artikel 17. Paragraaf Financiering
Het college neemt in een treasury-statuut de regels op die zij hanteert voor het dagelijkse beheer van kredietrisico en relatiebeheer, liquiditeitsrisico en geldstromenbeheer, administratieve organisatie en interne controle van de treasury-functie. Het college biedt het treasury-statuut en het wijzigen ervan aan ter behandeling en vaststelling aan de raad.
Bij de begroting en het jaarverslag doet het college in de paragraaf financiering verslag van de kasgeldlimiet, de renterisiconorm, de omvang en samenstelling van het vreemd vermogen, de omvang en samenstelling van de uitzettingen, de huidige liquiditeitspositie, de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende drie jaar, de rentevisie en de rentekosten en renteopbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie.
Artikel 19. Paragraaf Verbonden partijen
Het college biedt ten minste eens in de acht jaar een (bijgestelde) nota verbonden partijen aan. In deze nota wordt ingegaan op de overwegingen bij het aangaan en beëindigen van een relatie met een verbonden partij en de wijze waarop de gemeente sturing geeft aan de verbonden partij. De raad stelt de nota vast.
Hoofdstuk 6. Financiële organisatie en financieel beheer
Artikel 23. Financiële organisatie
Het college draagt de zorg voor en legt in een besluit vast:
Artikel 24. Administratieve organisatie en Interne controle
Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor een adequate opzet van de administratieve organisatie en een interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Harderwijk in zijn openbare vergadering van 8 januari 2015 onder nummer B14.003956
de heer H.J. van Schaik, de heer H.R. Lanning
voorzitter, raadsgriffier
De beleids- en begrotingscyclus
In dit overzicht wordt het onderlinge verband tussen de diverse instrumenten geschetst.
Strategische raadsagenda/Collegeprogramma
De raad heeft een agenda opgesteld van doelen die zij in de raadsperiode wil bereiken. De uitwerking hiervan vindt plaats in het collegeprogramma.
Beleid wordt veelal bepaald aan de hand van beleidsnota’s. Vastgestelde beleidsnota’s geven het beleid aan dat de raad wil gaan uitvoeren. Of men ook daadwerkelijk tot implementatie van beleid over gaat hangt er vanaf of uitvoering van dit beleid geld kost. Beleid dat geen extra geld kost moet zondermeer worden geïmplementeerd na vaststellen van de beleidsnota. Beleid dat wel extra geld kost (en dat is helaas bij veel nieuw beleid), moet eerst worden afgewogen bij de kadernota. Bij de kadernota discussie maakt de raad de keus welk beleid nader uitgewerkt moet worden en concreet zal worden uitgevoerd.
Begroting, productenraming, bestuursrapportage en jaarrekening
Bestaand beleid en nieuw beleid vormen de bouwstenen voor de (meerjaren-)begroting. Dit wordt uitgewerkt in een productenraming. Tussentijds (berap) en jaarlijks (jaarrekening) wordt verantwoording afgelegd over de realisering van het beleid.
Artikel 2 en 3 Subsidieverstrekking en aanbesteding
Het college legt periodiek een de uitgangspunten voor subsidieverlening voor aan de raad. Hierbij wordt Europese regelgeving in acht genomen. Ook bij aanbesteding en inkoop wordt de Europese regelgeving nageleefd. Aangezien het hier een collegebevoegdheid betreft, wordt het inkoopbeleid slechts ter kennisgeving aan de raad gezonden.
De jaarlijkse beleids- en begrotingscyclus heeft als startpunt de kadernota. De raad bepaalt met dit document de financiële kaders en belangrijkste beleidskeuzen voor de komende jaren. De door de raad vastgestelde kadernota dient vervolgens als leidraad voor het opstellen van de eerstvolgende (meerjaren)programmabegroting.
De input voor de Kadernota bestaat uit:
Bij wijze van uitzondering is het mogelijk tussentijds nieuw incidenteel beleid, inclusief incidentele dekking (indien voorhanden), ter besluitvorming voor te leggen aan de raad.
Artikel 2 bevat een aantal bepalingen over de inrichting van de begroting, waarin de kaderstellende functie van de raad tot uiting komt. De raad legt op basis van dit artikel een belangrijk deel van de infrastructuur van de begroting vast, evenals de prestatie- en kengetallen waarop de raad wil sturen en controleren.
Omdat er een politiek-bestuurlijke keuze ten grondslag ligt aan de indeling van de thema’s, stelt de raad de indeling vast. Die vaststelling zal voor enkele jaren gelden, bij voorkeur voor een gehele raadsperiode. Indien daartoe aanleiding is, kan de raad de indeling wijzigen.
Ook de ontwikkeling van de financiële positie van de gemeente kan aanleiding zijn voor de raad tot bijsturen. Om deze reden wordt een geprognosticeerde ontwikkeling van de gemeentebalansen gegeven voor de periode van de meerjarenbegroting.
De productenraming is een nadere onderverdeling van de begroting. De begroting is ingedeeld in thema’s en per thema in subthema’s en vervolgens verder gespecificeerd in producten. Op het niveau van subthema’s heeft de raad twee van de drie W-vragen ingevuld. De derde W-vraag (wat mag het kosten) wordt op niveau thema vastgesteld, zodat het college binnen de thema’s kan schuiven en zo een optimale inzet van financiële middelen kan plegen. De programmabegroting is toegesneden op de politieke informatiebehoefte; deze indeling is dan ook door de raad vastgesteld.
Artikel 7. Tussentijdse informatie
Artikel 7 formaliseert een belangrijk onderdeel van de planning en control van de raad. Op basis van deze informatie kan de raad de uitvoering van de begroting op hoofdlijnen volgen en besluiten of bijsturing nodig is. De Bestuursrapportage is beschikbaar ten tijde van de behandeling van de begroting in de raad en besteedt aandacht aan:
In de Wet Houdbare OverheidsFinanciën (HOF) is opgenomen dat de decentrale overheden een sanctie opgelegd kunnen krijgen als Nederland een sanctie opgelegd krijgt van de Europese Raad. Voorwaarde hierbij is dat de decentrale overheden gezamenlijk de macronorm overschrijden. Het sanctie-instrument is bedoeld als laatste redmiddel. Allereerst zal via bestuurlijk overleg worden nagegaan of het een incidenteel dan wel structurele overschrijding betreft.
Artikel 9. Uitvoering begroting
In artikel 9 worden een aantal algemene uitgangspunten genoemd waaraan het college zich moet houden bij de realisatie van de doelen als genoemd in de begroting. Ter vermijding van veel begrotingswijzigingen wordt in lid 4 de “marge” geschetst, die het college hierbij kan hanteren.
De jaarstukken bestaan uit het jaarverslag en de jaarrekening. Dit artikel is het sluitstuk van de beleids- en begrotingscyclus, de verantwoording over de begrotingsuitvoering door het college, c.q. de controle van de raad daarop. De indeling van de jaarrekening sluit aan bij de indeling van de begroting.
Artikel 11. Waardering & afschrijving vaste activa
Dit artikel stelt de regels voor de waardering en afschrijving van de vaste activa. De vaste activa zijn te verdelen in immateriële vaste activa en materiele vaste activa. De immateriële vaste activa zijn te verdelen in kosten voor het afsluiten van geldleningen en overige immateriële vaste activa. De materiele vaste activa zijn onder te verdelen in materiele vaste activa met economisch nut en materiele vaste activa met alleen maatschappelijk nut.
Het derde lid verwijst naar een tabel met afschrijvingstermijnen van materiele vaste activa met economisch nut, zoals deze onderdeel uitmaakt van de verordening. Afwijken van de genoemde afschrijvingstermijnen kan alleen bij raadsbesluit. Dit besluit kan worden genomen bij het voorstel voor de investering. Er dienen gegronde redenen te zijn. Te denken valt hierbij aan bijzondere investeringen, waarbij de technische of economische levensduur afwijkend is van de termijnen volgens de tabel.
Het vijfde lid geeft een opsomming van de activa van de gemeente, welke slechts een maatschappelijk en geen economisch nut hebben. Investeringen in vaste activa met alleen maatschappelijk nut, moeten in principe ineens ten laste van de exploitatie worden gebracht. Deze investeringen genereren geen inkomsten en brengen bij verkoop geen geld op. Activering van deze activa geeft een opwaartse vertekening van het eigen vermogen. Het is de bedoeling dat de verordening een limitatieve opsomming geeft. Er moet namelijk in de praktijk een (h)erkenbaar criterium zijn voor de onderscheiding van activa met alleen een maatschappelijk nut. In lid 5 is er voor gekozen om aan te geven wat voor soorten van activa het betreft. Meer gedetailleerd gaat het dan om de zaken als waterwegen, waterbouwkundige werken, permanente terreinwerken, wegen, straten, fietspaden, voetpaden, bruggen, viaducten, tunnels, verkeerslichtinstallaties, openbare verlichting, straatmeubilair, reconstructie openbare ruimten, parken en overig groen.
Het zesde lid bepaalt, dat activa met alleen maatschappelijk nut, onder aftrek van bijdragen van derden en bestemmingsreserves, direct ten laste van de exploitatie worden gebracht. Slechts bij uitzondering mogen dergelijke investeringen met toestemming van de raad worden geactiveerd. Dit kan nodig zijn ingeval een gemeente een (aantal) zeer grote investering in de openbare ruimte wil uitvoeren.
Artikel 12. Reserves en voorzieningen
Het eigen vermogen van de gemeente bestaat uit algemene en bestemde reserves. Bestemde of bestemmingsreserves zijn bij raadsbesluit gevormd voor het dekken van specifieke doelen of activiteiten. Algemene reserves vormen grotendeels het weerstandsvermogen. Hiervoor wordt verwezen naar artikel 15.
Artikel 12 bepaalt dat het college jaarlijks bij de begroting een overzicht over het verwachte verloop van de reserves en voorzieningen aanbiedt ter informatie aan de raad. Bij de jaarrekening wordt inzicht gegeven in het werkelijk verloop.
Een voorziening is wordt op basis van verslaggevingsvoorschriften gevormd bij:
Kosten die in een volgend jaar gemaakt zullen worden, indien het maken van de kosten zijn oorsprong mede vindt in het begrotingsjaar of in een voorafgaand begrotingsjaar en de voorziening beoogt tot een gelijkmatige verdeling van de kosten over een aantal jaren (bijvoorbeeld onderhoudskosten) te komen.
Artikel 13. Prijzen economische activiteiten
De gemeente treedt in principe niet in concurrentie met het bedrijfsleven. Wanneer reguliere gemeentelijke activiteiten of diensten ook door het bedrijfsleven worden uitgevoerd, rekent de gemeente alle relevante kosten toe (integrale kostprijs). Hiervan kan slechts worden afgeweken wanneer het maatschappelijk belang dit vraagt. Deze afweging wordt door de gemeenteraad gemaakt.
Het verstrekken van leningen of garanties kan ook slechts bij uitzondering tot de gemeentelijke taak worden gerekend. Hierbij worden integrale kosten en gebruikelijke zekerheden gevraagd om staatssteun te vermijden. Ook in dit geval is per individueel geval een raadsbesluit nodig om tot verlening van een lening of garantie over te kunnen gaan.
Artikel 14. Paragraaf lokale heffingen
In deze verordening is er voor gekozen om als uitgangspunt van het financiële beleid de grondslagen voor de bepaling van heffingen, tarieven en prijzen in het algemeen te verankeren in een nota lokale heffingen.
Op grond van de vastgestelde nota lokale heffingen doet het college jaarlijks tariefvoorstellen voor belastingen en tarieven.
De tarieven en heffingen mogen niet het bedrag van de geraamde kostprijs te boven gaan. In afwijking hiervan kunnen bij leges (welke in de regel bijeen worden gebracht in één legesverordening) geldt dit niet voor de individuele leges, maar voor het totaal van de leges. De opbrengst van alle leges als totaal mogen de geraamde lasten dan ook niet overschrijden.
Kostprijzen laten zich op vele manieren berekenen. Voor de bepaling van de kostprijzen wordt aansluiting gezocht bij de Handreiking kostentoerekening leges en tarieven zoals opgesteld in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De handreiking wordt jaarlijks geactualiseerd. De doelstelling van deze handreiking is dat deze leidt tot een inzichtelijke kostenopbouw in de rechten, heffingen en tarieven welke worden geheven door overheden en daaraan gelieerde organisaties.
Artikel 15. Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Een gemeente loopt risico’s. Deze risico’s zijn van uiteenlopende aard. Tegen een deel van deze risico’s kan een gemeente zich verzekeren, maar voor een groot deel zijn de risico’s onverzekerbaar. Daarnaast kiezen gemeenten er soms voor om voor bepaalde verzekerbare risico’s eigenrisicodrager te worden door zich bewust niet voor deze risico’s te verzekeren.
De niet verzekerde risico’s kunnen, als ze zich voordoen, (grote) financiële consequenties hebben. Het is dus zaak voor een gemeente, dat ze zich bewust is van de risico’s die ze loopt, en ze beheerst. Het uitsluiten of voorkomen van alle risico’s is echter niet mogelijk. Waar gewerkt wordt vallen spaanders. Niet verzekerde risico’s die zich voordoen, moet de gemeente opgevangen met het eigen vermogen, door belastingverhoging of door beleidsmatige ombuigingen op de begroting.
Het eerste lid van artikel 15 eist dat het college periodiek een nota aan de raad aanbiedt, waarin het college uiteenzet hoe zij omgaat met de inventarisatie en beheersing van risico’s. Ieder college kan zelf invulling geven hoever hij met deze regels wil gaan. Het college moet in deze nota de risico’s kwantificeren en aan de hand ervan het gewenste weerstandsvermogen bepalen. In het tweede en derde lid geeft aan hoe het college bij begroting en rekening de raad informeert.
Artikel 16. Paragraaf onderhoud kapitaalgoederen
In dit artikel stelt de raad regels voor de verantwoordingsinformatie aan de raad over het onderhoud aan kapitaalgoederen. De verantwoordingsinformatie wordt gesplitst. Het eerste tot en met het derde lid regelen, dat er nota’s aan de raad worden aangeboden over het onderhoud aan de verschillende categorieën kapitaalgoederen. Hierin kan op de stand van zaken worden ingegaan en kan de raad de kaders voor het toekomstige beleid uiteenzetten. De nota's worden, in overleg met de raad, periodiek geactualiseerd.
Artikel 16, vierde lid, regelt over welke feiten de raad in de verplichte paragraaf onderhoud kapitaalgoederen bij de begroting en jaarstukken in elk geval geïnformeerd wordt.
Artikel 17. Paragraaf financiering
De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden op het terrein van de financieringsfunctie zijn vastgelegd in het Financieringsstatuut.
Artikel 17 regelt over welke feiten betreffende het financiële beheer van de financieringsfunctie de raad in elk geval in de verplichte paragraaf financiering bij de begroting en jaarstukken wordt geïnformeerd. De raad kan aangeven om over meerdere zaken geïnformeerd te willen worden.
Artikel 18. Paragraaf bedrijfsvoering
Het domein van de ambtelijke organisatie is de verantwoordelijkheid van het college. Beleid op dit gebied wordt in de eerste plaats vormgegeven door het college. In dit artikel wordt dan ook slechts een nota over de bedrijfsvoering ter kennisgeving aan de raad overgelegd.
Het tweede lid regelt verder over welke feiten aangaande het financiële beheer van de bedrijfsvoering de raad in de verplichte paragraaf bedrijfsvoering wordt geïnformeerd. De raad geeft in dit artikel invulling aan haar eigen informatiebehoefte over de bedrijfsvoering.
Artikel 19. Paragraaf verbonden partijen
Artikel 19 stelt regels voor de verantwoordingsinformatie over de verbonden partijen. Formeel gezien is het oprichten van of deelnemen aan een verbonden partij een bevoegdheid van het college. Voor het college een besluit hiertoe neemt wordt de raad in de gelegenheid gesteld zijn mening hierover kenbaar te maken. In de praktijk zal dit ertoe leiden dat het college geen verbonden partij zal oprichten nog hieraan deelnemen alvorens te weten dat de raad hiermee kan instemmen.
Artikel 19, lid 2 regelt over welke feiten aangaande het financiële beheer van verbonden partijen de raad in elk geval in de verplichte paragraaf verbonden partijen bij de begroting en jaarstukken geïnformeerd wil worden. Hier kan de raad invulling geven aan haar eigen informatiebehoefte over de verbonden partijen.
Artikel 20. Paragraaf grondbedrijf
Een belangrijke taak van een gemeente is het daadwerkelijk ingrijpen in de ruimtelijke ordening van een gemeente, door zelf vastgoedlocaties te (laten) ontwikkelen. De uitgangspunten van het financiële beleid ten aanzien van het grondbeleid horen bij de raad thuis. Artikel 20, eerste lid, regelt, dat het college eenmaal per raadsperiode een nota grondbeleid aan de raad aanbiedt ter behandeling en vaststelling. In deze nota kan de raad de kaders vaststellen voor het toekomstig grondbeleid. De raad kan de nota ook tussentijds agenderen. Bij begroting en rekening wordt de raad tussentijds geïnformeerd .
Artikel 21. Paragraaf Meerjareninvesteringsbegroting
Deze paragraaf is niet verplicht op basis van de BBV. In deze paragraaf wordt inzicht gegeven in de vervangingsinvesteringen waarvoor begrotingsruimte blijft gereserveerd in de veronderstelling dat deze activa in stand moeten worden gehouden ten behoeve van een goede bedrijfsvoering.
Artikel 22. Paragraaf Stads- en Regiocontract.
Ook deze paragraaf is niet verplicht. Via deze paragraaf wordt de Provincie Gelderland als subsidiegever geïnformeerd over de door haar gesubsidieerde projecten. Op deze wijze hoeven niet separaat jaarlijks verantwoordingen te worden opgesteld.
Artikel 23. Financiële organisatie
In dit artikel worden uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie gegeven, waaraan het college bij het stellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling moet geven. In de onderdelen 1 en 2 worden kwalitatieve eisen gesteld aan de toedeling van taken aan organisatieonderdelen van de gemeente en de toewijzing van functies aan functionarissen.
Artikel 24. Administratieve organisatie en interne controle
In dit artikel worden kwalitatieve eisen gesteld aan de beheersorganisatie.
Artikel 25. Inrichting administratie
In artikel 25 worden de kaders gegeven voor de inrichting van administraties van de gemeente. In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen de vastgelegde gegevens moeten voldoen.
Artikel 26, 27 en 28, Citeertitel en inwerkingtreding
In deze artikelen is de naam gegeven, waarmee men in de gemeentelijke stukken naar deze verordening kan verwijzen en vanaf wanneer deze van kracht is.