Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Werkendam

Bibob beleidsregel Bouwen 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWerkendam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBibob beleidsregel Bouwen 2015
CiteertitelBibob beleidsregel Bouwen 2015
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201531-07-2020nieuwe regeling

23-12-2014

Altena Nieuws, 08-01-2015

75907

Tekst van de regeling

Intitulé

Bibob beleidsregel Bouwen 2015

BIBOB BELEIDSREGEL VOOR WABO OMGEVINGSVERGUNNINGEN – ACTIVITEIT BOUWEN

 

 

1 ALGEMEEN

 

Inleiding

Op 1 juni 2003 is de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) in werking getreden. Per 1 juli 2013 is een wijziging van deze wet van kracht die voor zowel gemeente als ondernemers zorgt voor een effectievere toepassing. Met de Wet Bibob wordt de gemeente in staat gesteld zich te beschermen tegen het risico dat criminele activiteiten worden gefaciliteerd middels het verlenen van vergunningen, subsidies en het gunnen van opdrachten bij aanbestedingen. De Wet Bibob is bedoeld als een aanvulling op de bestaande mogelijkheden om een vergunning, subsidie of opdracht te weigeren of in te trekken.

 

Waarom een beleidsregel?

Het is de beslissing en verantwoordelijkheid van het bestuur om Bibob in te zetten. Vanwege de grote mate van bestuurlijke keuzevrijheid bij de toepassing van de Wet Bibob heeft het gebruik van een beleidsregel de voorkeur. Hierin geeft het bestuur aan op welke wijze de Wet Bibob zal worden ingezet. Dit schept duidelijkheid voor aanvragers die met een Bibobonderzoek kunnen worden geconfronteerd. Bovendien schept het een helder kader voor de toetsing van een door het bestuur in een concreet geval genomen beslissing door de democratische controleorganen. Met name de afweging om tot een Bibobonderzoek over te gaan, dient -juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument- weloverwogen en met inachtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol.

 

Wet Bibob

In hoofdzaak regelt de wet twee zaken. Ten eerste kunnen bepaalde beschikkingen en subsidies worden geweigerd, bestaande beschikkingen ingetrokken of gunning van een opdracht uitgesloten wegens – globaal gezegd –misbruik ervan. Ten tweede voorziet de wet in een instantie die bestuursorganen desgevraagd kan adviseren over de mate van gevaar bij het toekennen van een beschikking of subsidie (Bureau Bibob, Dienst Justis, Ministerie van Veiligheid en Justitie). Op grond van artikel 3 Wet Bibob kan een bestuursorgaan een beschikking weigeren of intrekken wanneer:

 

1. sprake is van ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten (bijvoorbeeld het witwassen van zwart geld);

2. sprake is van ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor het plegen van strafbare feiten (bijvoorbeeld drugshandel of als dekmantel);

3. feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd (bijvoorbeeld valsheid in geschrifte of omkoping).

 

 

2 TOEPASSING WET BIBOB

 

2.1 Algemeen

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van kracht geworden. Artikel 2.1 van de Wabo vermeldt dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk (lid 1 onder a). In artikel 2.20, eerste lid van de Wabo, respectievelijk artikel 5.19, vierde lid, onder b, van de Wabo is geregeld dat een aanvraag voor een omgevingsvergunning (deels) kan worden geweigerd respectievelijk een verleende vergunning (deels) kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

 

Het van toepassing verklaren van de Wet Bibob op aanvragen voor vergunningen betekent dat het bevoegd gezag zowel bij de verlening van de vergunning alsook bij het toezicht op de naleving ervan, in de aangegeven gevallen steeds zal onderzoeken of er sprake is van ernstig gevaar als genoemd in artikel 3 Wet Bibob i.c. dat de beschikking mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten (witwassen) of, strafbare feiten te plegen. Op grond van artikel 3 Wet Bibob kan het bevoegd gezag in die situatie een vergunning weigeren of intrekken.

 

2.2 Beleidsuitgangspunten

Het doel van de Wet Bibob is het waarborgen van de integriteit van het bestuursorgaan en het voorkomen van onbewust faciliteren van criminele activiteiten. Uitgaande van dat doel zijn hieronder beleidsuitgangspunten geformuleerd van gevallen waarin de aanvraag voor een omgevingsvergunning - bouwactiviteit aan een Bibob-toets wordt onderworpen.

 

3. OMGEVINGSVERGUNNING BOUW

 

Bouwprojecten van enige omvang worden onderworpen aan een Bibob-toets. De onder 3.1 genoemde beleidsuitgangspunten zijn van toepassing op bouwwerken met de functie wonen. De onder 3.2 genoemde beleidsuitgangspunten zijn van toepassing op bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten. De onder 3.3 genoemde beleidsuitgangspunten zijn op beide soorten bouwwerken van toepassing. Onder 3.4 wordt de mogelijkheid gecreëerd om aanvragen die niet onder de geformuleerde beleidsuitgangspunten vallen, alsnog aan een Bibob-toets te onderwerpen indien hiertoe aanleiding is. Tot slot worden onder 3.5 de uitzonderingen weergegeven.

 

3.1 Bouwwerken met de functie wonen

 

3.1.1 Bouwsom

Een Bibob-toets vindt plaats in geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning bouwactiviteit

voor een bouwwerk met de functie wonen, waarbij sprake is van een bouwsom van meer dan € 500.000,-(exclusief btw). De bouwsom wordt door de gemeente berekend. Onder een bouwwerk met de functie wonen vallen onder andere, maar niet uitsluitend: woningen, wooncomplexen, appartementencomplexen en bouwprojecten van meer woningen. In geval van een bouwproject van meer woningen is de totale bouwsom van het gehele project bepalend voor de vraag of een Bibob-toets plaatsvindt.

 

3.1.2 Cumulatie

In het geval een aanvrager in het tijdvak van twee jaar gerekend vanaf de eerste aanvraag drie aanvragen (of meer) doet voor een omgevingsvergunning bouwactiviteit voor bouwen met de functie wonen met een bouwsom van meer dan € 50.000,- maar minder dan € 500.000,- (exclusief btw), zal op de 3e aanvraag voor een omgevingsvergunning bouwactiviteit van dezelfde aanvrager een Bibob-toets plaatsvinden.

 

3.2 Bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten

 

3.2.1 Risicocategorieën

Een volgend uitgangspunt is het aanwijzen van specifieke risicocategorieën, die gevoelig worden geacht voor criminele invloeden. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning - bouwactiviteit voor een bouwwerk ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten wordt aan een Bibob-toets onderworpen, indien de bouwsom meer bedraagt dan € 50.000,-(exclusief btw) en sprake is van een of meer onderstaande risicocategorieën:

  • 1.

    Inrichtingen waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet: - logies wordt verstrekt (waaronder hotels, kamerverhuurbedrijven, pensions), - dranken worden geschonken (waaronder horecabedrijven), of - rookwaren of spijzen (waaronder coffeeshops) voor directe consumptie worden verstrekt;

  • 2.

    Voor het publiek toegankelijke, besloten ruimten waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet seksuele handelingen worden verricht, seksuele diensten worden aangeboden of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden (waaronder prostitutiebedrijven, darkrooms, seksbioscopen, sekswinkels, erotische massagesalons);

  • 3.

    Een natuurlijke persoon, een groep van natuurlijke personen of een rechtspersoon die bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet seksuele handelingen verricht of seksuele diensten aanbiedt in een andere ruimte dan de bedrijfsruimte (waaronder escortbedrijven);

  • 4.

    Inrichtingen die in het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als smartshops, headshops of growshops;

  • 5.

    Inrichtingen die zijn bestemd om het publiek de gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de kansspelen (waaronder speelautomatenhallen en gamecenters);

  • 6.

    Afvalbewerkings- en verwerkingsbedrijven;

  • 7.

    Wisselkantoren;

  • 8.

    Kapsalons;

  • 9.

    Cadeauwinkels;

  • 10.

    Belwinkels;

  • 11.

    Internetcafé's;

  • 12.

    Niet-geregistreerde uitzendbureaus;

  • 13.

    Transportondernemingen;

  • 14.

    Autohandel (verkoop en verhuur);

  • 15.

    Autodemontagebedrijven;

  • 16.

    Sloopbedrijven;

  • 17.

    Sportscholen;

  • 18.

    Beauty-, welness- en saunabedrijven;

  • 19.

    Zonnestudio’s;

  • 20.

    Im- en exportbedrijven (handelsondernemingen; schoenen, kleren, onderdelen);

  • 21.

    Vastgoedbedrijven;

  • 22.

    Vrijplaatsen (locaties waar en/of groepen waartegen een effectief overheidsoptreden wordt belemmerd, leidend tot een maatschappelijk ongewenste situatie, waarbij aanwijzingen bestaan voor het aanwezig zijn van strafbare gedragingen waaronder (fiscale) fraude en waarbij we spreken over handhavingsknelpunten. De belemmering betreft soms een bestaande of vermeende dreiging, soms een sociaal-culturele hindernis);

  • 23.

    Vuurwerkbranche.

 

Bovenstaande opsomming van risicocategorieën is limitatief. De lijst van risicocategorieën kan, indien nieuwe ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, door het College van burgemeester en wethouders worden aangepast.

 

3.2.2 Cumulatie

In het geval een aanvrager in het tijdvak van twee jaar gerekend vanaf de eerste aanvraag drie aanvragen (of meer) doet voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit voor bouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten met een bouwsom van minder dan € 50.000,- (exclusief btw), zal op de 3e aanvraag voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit van dezelfde aanvrager een Bibob-toets plaatsvinden.

 

3.3 Bouwwerken met de functie wonen of ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten

 

3.3.1 Risicogebied

Er kunnen risicogebieden in de gemeente aanwezig zijn die gevoelig worden geacht voor criminele invloeden. Het college kan die risicogebieden in een afzonderlijk besluit aanwijzen.

Na de aanwijzing van een risicogebied wordt een aanvraag voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit onderworpen aan een Bibob-toets, indien de bouwsom meer bedraagt dan € 50.000,-(exclusief btw) en de

bouwactiviteiten zich binnen het aangegeven risicogebied (situatietekening en/of

plattegrond) bevinden.

 

3.3.2. Tipfunctie Officier van justitie

Artikel 26 van de Wet Bibob geeft de Officier van justitie de mogelijkheid bestuursorganen te

informeren over de wenselijkheid een Bibob-advies aan te vragen (de zogenaamde 'tipfunctie'). Dit

gebeurt indien uit gegevens die bij de Officier van justitie bekend zijn, redelijkerwijs kan worden

afgeleid dat de aanvrager van een omgevingsvergunning-bouwactiviteit in relatie staat tot strafbare

feiten. In het geval dat de Officier van justitie gebruik maakt van zijn 'tipfunctie', wordt altijd advies

gevraagd bij het Landelijk Bureau Bibob (LBB).

 

3.3.3. Overigen

Er vindt een Bibob-toets plaats bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit als

concrete informatie van de politie, het RIEC en/ of de Belastingdienst hiertoe aanleiding geeft.

 

3.4 Bijzondere gevallen

Het kan voorkomen dat een aanvraag voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit niet onder de

hiervoor onder 3.1, 3.2 of 3.3 geformuleerde beleidsuitgangspunten valt, maar er toch aanleiding is

die aanvraag aan een Bibob-toets te onderwerpen. Om die reden wordt, naast de hiervoor genoemde uitgangspunten waarbij als regel een Bibob-toets plaatsvindt, de Bibob-toets ook in bijzondere gevallen ingezet. Van een bijzonder geval is sprake wanneer, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit, een op feiten en/of omstandigheden en/of lokaal beleid gebaseerde risico-inschatting leidt tot de conclusie dat een Bibob-toets geboden is. In een dergelijk bijzonder geval vindt een Bibob-toets plaats welke in dit specifieke geval altijd gemotiveerd dient te worden.

 

3.5 Uitzonderingen op toepassing Wet Bibob

Wanneer een aanvrager meerdere aanvragen binnen twee jaar indient zal, bij ongewijzigde omstandigheden ten opzichte van de eerdere aanvraag (bedrijfsstructuur, financiering,

zakelijke partners etc.) een nieuw Bibobonderzoek in de regel achterwege blijven.

 

Daarnaast geldt de volgende uitzondering op de hiervoor geformuleerde beleidsuitgangspunten:

Bij een aanvraag omgevingsvergunning-bouwactiviteit zal de Wet Bibob in beginsel niet worden toegepast (behalve als concrete informatie tot een uitzondering leidt), in het geval dat de aanvraag afkomstig is van:

• Overheidsinstanties;

• Semi-overheidsinstanties.

 

 

4 BEOORDELING VRAGENFORMULIER

 

Het Bibob-onderzoek bestaat uit twee fases; 1. het vooronderzoek en 2. het nader onderzoek. Het Bibob-onderzoek vangt aan met de ontvangst van het Bibob vragenformulier.

 

Het vooronderzoek

De gemeente beoordeelt het vragenformulier eerst op volledigheid. Voorzover het formulier en de bijlagen onvolledig zijn, wordt de indiener op grond van het bepaalde in artikel 4:5 Awb gedurende 14 dagen in de gelegenheid gesteld het formulier aan te vullen. Wordt het formulier niet volledig aangevuld, dan wordt de aanvraag voor de omgevingsvergunning niet in behandeling genomen.

 

Voorzover de gemeente oordeelt dat het vragenformulier met de betreffende bijlagen volledig is, uit het vooronderzoek een duidelijk beeld van de aanvrager is ontstaan, en er geen vragen of twijfels overblijven die niet beantwoord kunnen worden en er geen sprake is van een vermoeden van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob wordt het onderzoek afgerond.

 

Nader onderzoek vindt plaats indien:

1. na het vooronderzoek geen duidelijk beeld van de aanvrager is ontstaan, vragen of twijfels overblijven die niet beantwoord kunnen worden; of

2. vanuit eigen informatie en/of vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de Wet Bibob, er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

 

Het nader onderzoek

Gedurende het nader onderzoek kan gebruik gemaakt worden van de expertise van het RIEC. Het RIEC is opgericht om de samenwerking tussen strafrechtelijke en bestuurlijke partijen te versterken en te ondersteunen, ook bij de toepassing van de Wet Bibob. Het RIEC kan bij complexe onderzoeken gevraagd worden de gemeente te ondersteunen.

 

Verder kan er gebruik worden gemaakt van de expertise van het Bureau Bibob middels het aanvragen van een advies. Dit bureau heeft toegang tot gesloten bronnen, zoals politieregisters, strafregisters en  gegevens van de Belastingdienst, waardoor een brede screening van de aanvrager en overige zakelijke partners mogelijk is. Artikel 26 Wet Bibob bepaalt dat de Officier van Justitie die beschikt over gegevens die er op wijzen dat een betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die reeds zijn gepleegd of nog gepleegd zullen worden, het bestuursorgaan kan wijzen op de wenselijkheid het LBB een advies te vragen.

 

De gemeente zal tenminste in de volgende gevallen een advies vragen aan het Bureau Bibob:

 

1. de Officier van Justitie heeft het bestuursorgaan gewezen op de wenselijkheid het Bureau Bibob om advies te vragen. Dit geldt zowel bij een vergunningaanvraag als bij bestaande vergunningen.

2. na de bestudering van het dossier en in overleg met het RIEC door de gemeente blijven vragen bestaan over:

a. de bedrijfsstructuur, de activiteiten in en/of in de directe omgeving van de onderneming;

b. de financiering van de onderneming;

c. de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming;

d. omstandigheden die doen vermoeden dat sprake is van misbruik van de beschikking;

e. (andere) omstandigheden die doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd.

3. Indien de gemeente of het RIEC over informatie beschikt die bijvoorbeeld aanleiding kan vormen voor nader Bibobonderzoek of uit gelieerd onderzoek vermoedens voor misstanden bestaan.

 

De gemeente is bevoegd Bureau Bibob te verzoeken om informatie te verstrekken die zij verwerkt in verband met de controle op rechtspersonen. Het is niet zo dat de gemeente zelf inzage heeft in de systemen van de Dienst Justis. De Dienst Justis verstrekt deze informatie bijvoorbeeld in de vorm van een netwerkanalyse van een rechtspersoon. Een netwerkanalyse kan de gemeente helpen bij het in kaart brengen van risicovolle verbanden.

 

Indien de gemeente op basis van het eigen nader onderzoek voldoende grond heeft om ernstig gevaar te kunnen aantonen als bedoeld in de Wet Bibob, zal de aanvraag zelfstandig, dus zonder adviesaanvraag aan Bureau Bibob, worden geweigerd.

 

Het onderzoek door het Bureau Bibob

Bureau Bibob zal naar aanleiding van de adviesaanvraag een nader onderzoek instellen en een advies uitbrengen over de mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob. Het Bureau Bibob valt onder het ministerie van Veiligheid en Justitie en heeft inzage in een aantal openbare en gesloten bronnen (bijvoorbeeld Belastingdienst, politie en justitie) en kan hierdoor diepgaand onderzoek instellen.

 

Het Bureau Bibob onderzoekt of betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten als bedoeld in de Wet Bibob. Daarnaast kunnen andere personen betrokken worden in het onderzoek.

 

In artikel 3 Wet Bibob is bepaald dat betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten als die feiten door een ander gepleegd zijn en deze persoon:

  • 1.

     direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene, dan wel,

  • 2.

     zeggenschap heeft over dan wel heeft gehad over betrokkene, dan wel,

  • 3.

     vermogen verschaft dan wel heeft verschaft aan betrokkene, dan wel,

  • 4.

     in een zakelijk samenwerkingsverband tot hem staat.

 

of dat deze strafbare feiten door een rechtspersoon zijn gepleegd (als bedoeld in artikel 51 Wetboek van Strafrecht) en betrokkene:

 

  • 1.

    direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan die rechtspersoon, dan wel

  • 2.

    zeggenschap heeft over dan wel heeft gehad over die rechtspersoon, dan wel

  • 3.

    vermogen verschaft dan wel heeft verschaft aan die rechtspersoon.

 

Het Bureau Bibob kan drie soorten adviezen afgeven:

I. Er is sprake van een ernstige mate van gevaar;

II. Er is sprake van een mindere mate van gevaar;

III. Er is sprake van geen gevaar.

 

Naar aanleiding van het advies dient de gemeente op grond van artikel 3, vijfde, zesde en zevende lid Wet Bibob een afweging te maken over de gevraagde vergunning. De gemeente volgt in de regel de uitkomst van het advies tenzij de inhoud van het advies de conclusie niet kan dragen. De gemeente kan besluiten de beschikking te verlenen, te verlenen met voorschriften of te weigeren / in te trekken. De gemeente is bevoegd dit te besluiten, al dan niet op basis van het advies van Bureau Bibob.

 

 

 

5 PROCEDURE

 

Als er sprake is van een aanvraag omgevingsvergunning die volgens de reguliere procedure moet worden afgehandeld, dan dient het bevoegd gezag binnen een termijn van 8 weken na ontvangst van de aanvraag een besluit te nemen. Deze termijn mag eenmalig met een periode van 6 weken worden verdaagd. Mocht het bevoegd gezag niet besluiten binnen de termijn van 8 resp. 14 weken dan is de gevraagde vergunning van rechtswege verleend.

Als er sprake is van een uitgebreide procedure dan geldt een termijn van 26 weken. Ook deze termijn mag eenmalig worden verlengd met 6 weken. Maar in dit geval zal er geen sprake zijn van een van rechtswege verleende vergunning als het bevoegde gezag niet binnen 26 resp. 32 weken besluit.

 

Op grond van de Awb dient het bestuur na ontvangst van de aanvraag zo spoedig mogelijk te beoordelen of de aanvraag compleet is. Een aanvraag is pas compleet wanneer de aanvrager, in de gevallen genoemd in deze beleidsregel, tevens het Bibob vragenformulier en aanvullende bescheiden heeft ingediend. Is de aanvraag onvolledig, dan laat het bestuursorgaan de aanvrager zo spoedig mogelijk weten welke bescheiden nog ontbreken. De aanvrager dient vervolgens binnen een gestelde termijn de aanvraag met de gevraagde gegevens te completeren. Doet hij dat in het geheel niet, ofwel onvolledig, dan kan de aanvraag geweigerd worden. De weigering openheid van zaken te geven wordt aangemerkt als ernstig gevaar dat de gevraagde beschikking voor criminogene doeleinden zal worden gebruikt. Gedurende de periode dat de aanvrager zijn aanvraag volledig maakt, wordt de beslistermijn opgeschort.

 

Indien het bestuur tot adviesaanvraag bij Bureau Bibob overgaat, wordt de termijn op grond van artikel 31 Wet Bibob opgeschort. Deze opschorting kan acht weken duren en kan met vier weken worden verlengd.

Het Bureau Bibob moet binnen acht weken adviseren aan de gemeente. Deze termijn kan met maximaal vier weken worden verlengd. Het Bureau Bibob zal de gemeente informeren indien een verlenging van de termijn aan de orde is. De termijn voor de gemeente om te beslissen op de vergunningaanvraag wordt opgeschort gedurende de adviestermijn van het Bureau Bibob. De keuze het Bureau Bibob een advies te vragen betreft geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, wat wil zeggen dat tegen deze beslissing geen bezwaar of beroep kan worden ingesteld. Wel staat het de aanvrager te allen tijde vrij de aanvraag in te trekken.

De aanvrager of houder van de in deze beleidsregel genoemde vergunningen wordt door de gemeente geïnformeerd over het instellen van Bibobonderzoek door het Bureau Bibob.

 

Indien het voornemen bestaat een negatieve beslissing te nemen op grond van een Bibob advies zal de betrokkene in de gelegenheid worden gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken. Indien het voornemen bestaat een negatieve beslissing te nemen krijgt de betrokkene een afschrift van het Bibob advies. Indien de beschikking ook ziet op derden worden zij aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 4:8 Awb en ook in de gelegenheid gesteld om hun zienswijze kenbaar te maken. Tegen het besluit van de gemeente waarin een Bibob advies is verwerkt kan bezwaar en beroep ingesteld worden. In artikel 29 Wet Bibob is geregeld dat het bestuursorgaan dat advies gedurende twee jaren kan gebruiken in verband met een andere beslissing.

 

Intrekking van een verleende omgevingsvergunning-bouwactiviteit

 

In artikel 5.19 vierde lid onder b Wabo is geregeld dat een omgevingsvergunning kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob. Het spreekt voor zich dat het bestuursorgaan bij het ‘intrekken’ van een omgevingsvergunning nog meer dan bij een weigering een zeer zorgvuldige belangenafweging dient te maken.

 

Een omgevingsvergunning kan worden ingetrokken als zich na de verlening ervan feiten en omstandigheden hebben voorgedaan die nopen tot het houden van een Bibob-toets en deze toets leidt tot de conclusie dat er sprake is van een ernstig gevaar voor misbruik van de vergunning. Een omgevingsvergunning kan ook worden ingetrokken wanneer de omgevingsvergunning is overgedragen en op naam van een ander wordt gesteld (artikel 2.25, tweede lid Wabo). Indien de nieuwe rechthebbende van deze vergunning aan een Bibob-toets wordt onderworpen, en uit de onderzoeksresultaten blijkt dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob, kan het bestuursorgaan besluiten tot het intrekken van de vergunning.

 

In de praktijk kan het voorkomen dat een beschikking is c.q. wordt ingetrokken op grond van de Wet Bibob, terwijl de aanvrager c.q. houder of zijn zakelijke relaties ook betrokken is (dan wel zijn) bij bijvoorbeeld een andere vergunningsaanvraag of lopende vergunning. Indien er een advies van het Bureau Bibob voorhanden is met betrekking tot deze persoon hoeft niet opnieuw een advies te worden gevraagd.

 

 

6 ALGEMENE AFSLUITING

 

In het geval voor een bepaalde activiteit meerdere vergunningen nodig zijn (bijvoorbeeld een horeca aanvraag en een aanvraag Omgevingsvergunning) zal (ook voor Bibobonderzoek op de verschillende aanvragen) door de gemeente voor een adequate afstemming en regie worden gezorgd.

 

Geheimhouding

Op grond van artikel 28 Wet Bibob is een ieder die krachtens de Wet Bibob informatie krijgt met betrekking tot een derde, verplicht tot geheimhouding van deze informatie.

 

Subsidiariteit- en proportionaliteitsbeginsel

Volgens de Memorie van Toelichting op de Wet Bibob zijn de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit belangrijke uitgangspunten van de Wet Bibob. De gemeente onderzoekt eerst of bestaande weigerings- c.q. intrekkingsgronden mogelijkheden bieden om een beschikking al dan niet te weigeren of in te trekken. In dit kader wordt opgemerkt dat de beoordeling van de vergunningaanvraag op grond van de Wet Bibob slechts een aanvullende is op de primaire beoordeling op grond van de WABO.

 

Evaluatie

De inzet van deze beleidsregel zal periodiek worden geëvalueerd. Aandachtspunten daarbij zijn knelpunten bij de uitvoering van de wet, effecten in Werkendam, juridische ontwikkelingen, samenwerking tussen partners en samenwerking met het Bureau Bibob.

 

Vervallen eerdere beleidsregels

Het Bibob-beleid gemeente Werkendam betreffende milieu- en bouwvergunningen uit 2006 komt voor wat betreft het onderdeel bouwen met de vaststelling van deze beleidsregel te vervallen.

 

Inwerkingtreding

Dit beleid treedt in werking op 1 januari 2015 en wordt aangehaald als ‘Bibob beleidsregel Bouwen 2015’.

 

 

 

Werkendam, 23 december 2014

 

 

het college van burgemeester en wethouders

de loco-secretaris, de burgemeester,

 

 

 

C. de Jong mw. S. Haasjes – van den Berg