Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Maastricht

Uitvoeringsbesluit gesubsidieerde arbeid Maastricht-Heuvelland 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Maastricht
Officiële naam regelingUitvoeringsbesluit gesubsidieerde arbeid Maastricht-Heuvelland 2015
CiteertitelUitvoeringsbesluit gesubsidieerde arbeid Maastricht-Heuvelland 2015
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpHet stellen van nadere regels rondom gesubsidieerde arbeid in het kader van de Participatiewet.

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Participatiewet; verordening re-integratie en tegenprestatie Participatiewet Maastricht-Heuvelland 2015

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201501-07-2016Nieuwe regeling

04-11-2014

de Ster d.d. 19 december 2014

2014-42709

Tekst van de regeling

Uitvoeringsbesluit gesubsidieerde arbeid Maastricht-Heuvelland 2015

1.Inleiding
 In de nieuwe visie van de gemeenten in de regio Maastricht-Heuvelland, gaan mensen werken naar vermogen en doen zij dat bij voorkeur bij werkgevers in reguliere banen: MAASTRICHT-HEUVELLAND WERKT NAAR VERMOGEN. Economische onafhankelijkheid is hierbij het primaire doel. Wanneer dat niet lukt en/of regulier werk nog niet tot de mogelijkheden behoort, werken mensen naar vermogen in andere vormen van werk (gesubsidieerd werk, werken met behoud van uitkering, tegenprestatie, beschut werk, dagbesteding). Zij doen dat in de wijken en kernen van de regio Maastricht-Heuvelland in het beheer van de openbare ruimte, bij maatschappelijke organisaties, bij verenigingen etc. Op die manier worden zij in staat gesteld om ervaring op te doen en zich verder te ontwikkelen. Ook kan op deze manier een koppeling gemaakt worden met andere beleidsvelden (zoals de WMO). Dit soort initiatieven dragen bij aan burgerkracht.
 De Participatiewet beoogt de gemeenten het instrument in handen te geven om mensen naar werk toe te leiden en hiermee tal van problemen die spelen in gezinnen op te lossen dan wel te voorkomen. Immers, met werken verwerven mensen economische onafhankelijkheid, kunnen ze in eigen levensonderhoud voorzien, nemen ze deel aan sociale verbanden en zijn ze in staat financiële vraagstukken beter het hoofd te bieden. Ook flankerende instrumenten van de Participatiewet, zoals het minimabeleid, bijzondere bijstand en schuldhulpverlening dragen er toe bij dat mensen makkelijker naar werk toe kunnen worden geleid en dus minder beroep hoeven te doen op voorzieningen in het Sociale Domein.
 In de Participatiewet wordt geen specifieke regelgeving omtrent gesubsidieerde arbeid gegeven. Via artikel 7 lid 1, sub a Participatiewet krijgen gemeenten de mogelijkheid om een veelheid aan instrumenten te ontwikkelen die nodig zijn om mensen toe te leiden naar de arbeidsmarkt. Eén van die instrumenten in gesubsidieerde arbeid.
2.Europese regelgeving
 In de Participatiewet zijn zoals gezegd geen specifieke eisen opgenomen voor gesubsidieerde arbeid. De Europese regelgeving blijft op dit punt echter wel gelden. Op grond van deze regelgeving worden overheidssubsidies onder bepaalde omstandigheden als staatssteun aangemerkt. Op grond van artikel 87 lid 1 EG is sprake van verboden staatssteun indien door een met staatsmiddelen bekostigd voordeel voor bepaalde ondernemingen de mededinging wordt vervalst en het interstatelijk handelsverkeer ongunstig wordt beïnvloed. Zodra aan bepaalde ondernemingen met staatsmiddelen een voordeel wordt verschaft, is het ter beoordeling van de Europese Commissie of ten gevolge van de vervalsing van de mededinging, het handelsverkeer ongunstig wordt beïnvloed. Daartoe strekt de aanmelding van voorgenomen steunmaatregelen (artikel 88 lid 3 EG); alleen indien een vrijstellingsverordening toepasselijk is, is aanmelding noodzakelijk.
 Gesubsidieerde arbeid kan, indien sprake is van een met staatsmiddelen bekostigd voordeel voor bepaalde ondernemingen, aangemerkt worden als een aanmeldingsplichtige steunmaatregel. Hiervan is echter geen sprake indien:
 -er sprake is van een generieke subsidieregeling die in zijn uitwerking non-discriminatoir is voor alle ondernemingen, in alle sectoren van de economie in heel Nederland. Van een generieke regeling is sprake als ieder bedrijf of onderneming, ongeacht de vestigingsplaats van de onderneming of de plaats van tewerkstelling van de werknemer, een beroep kan doen op subsidie wanneer deze onderneming een uitkeringsgerechtigde van de betreffende gemeente in dienst neemt;
   Dan wel
 -de subsidieontvanger geen economische activiteit uitvoert. De Europese Commissie geeft geen limitatieve opsomming van de organisaties die geen economische activiteit verrichten. Het onderscheid tussen economische en niet-economische activiteiten is dynamisch en verandert voortdurend als gevolg van de technologische, economische en maatschappelijke ontwikkelingen, zo stelt de Commissie. Voorbeelden liggen in het bijzonder op het terrein van activiteiten die “typisch overheidstaken zijn, namelijk diensten als nationaal onderwijs, stelsels van sociale zekerheid en tal van activiteiten die worden uitgevoerd door organisaties die grotendeels een sociale functie vervullen en niet deelnemen aan industriële of commerciële activiteiten” (Groenboek over Diensten van Algemeen Belang, Europese Commissie, 21 mei 2003, blz. 16).
3.Vormen gesubsidieerde arbeid
 3.1Inleiding
   In het verleden is ruime ervaring opgedaan met de gesubsidieerde arbeid in verschillende verschijningsvormen. Uit deze ervaringen blijkt dat met name de varianten waarin de kandidaat centraal staat, deze intensief wordt begeleid en geschoold/getraind gericht op regulier werk én waarin wordt gewerkt met kortdurende contracten en subsidies het beste resultaat in uitstroom opleveren. Deze ervaringen worden gestaafd met de uitstroomcijfers uit de groeibanen met ca 30%.
   In de vormen van gesubsidieerde arbeid wordt dan ook gekozen voor varianten die hier nauw bij aansluiten en die uitgaan van individueel maatwerk voor zowel werknemer als werkgever.
   Gekozen wordt voor gesubsidieerde arbeid waarin sprake is van kortdurende contracten en kortdurende subsidies. Tevens wordt gewerkt vanuit de kandidaat en wordt deze de noodzakelijke begeleiding en scholing aangeboden om langs de kortste weg naar regulier werk te gaan. Ook kan worden gewerkt met parttime banen.
   Een ander aspect waarmee bij de vormen van gesubsidieerde arbeid rekening wordt gehouden is dat van de kosten. De instrumenten gesubsidieerde arbeid zijn namelijk relatief duur gebleken en het is dan ook zaak om de kosten zo beperkt mogelijk te houden. Vanuit het principe MAASTRICHT-HEUVELLAND WERKT NAAR VERMOGEN kan dat ook, immers de werkgever betaalt naar rato van het arbeidsvermogen van de werknemer. Hoe hoger dit arbeidsvermogen des te hoger is de bijdrage van de werkgever.
 3.2Loonkostensubsidie Participatiewet
   In artikel 10d van de Participatiewet wordt het eerste instrument binnen gesubsidieerde arbeid geïntroduceerd. Het betreft een specifieke vorm van loonkostensubsidie voor de werkgever om de participatie van personen met een arbeidsbeperking mogelijk te maken. Met dit instrument compenseert de gemeente werkgevers voor de verminderde productiviteit van de werknemer. Loonkostensubsidie is voor gemeenten op zich geen onbekend instrument. Gemeenten zetten al jaren loonkostensubsidies vanuit het Participatiebudget in om mensen aan het werk te helpen. Hierbij gaat het om tijdelijke vormen van loonkostensubsidie, waarmee werkgevers tijdelijk worden gestimuleerd om mensen uit de gemeentelijke doelgroep aan te nemen. De Participatiewet introduceert een specifiek instrument loonkostensubsidie voor mensen met een arbeidsbeperking.
   Met de loonkostensubsidie wordt de werknemer beloond conform de op hem van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst of de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Op deze beloning worden ook de sociale zekerheid en de pensioenopbouw van de werknemer gebaseerd. Bij de inzet van het instrument loonkostensubsidie heeft de werknemer één inkomstenbron, namelijk het loon dat hij ontvangt van de werkgever. Dit biedt hem meer overzicht en leidt tot minder administratieve belasting.
   De werkgever ontvangt loonkostensubsidie van de gemeente voor het verschil tussen de loonwaarde en het wettelijk minimumloon. Als de werkgever conform cao loon betaalt dat hoger is dan het wettelijk minimumloon, dan betaalt de werkgever ook het verschil tussen het wettelijk minimumloon en het cao-loon.
   De definitie van de doelgroep loonkostensubsidie betreft: personen als bedoeld in artikel 7 lid 1 onderdeel a Participatiewet van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van een wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben (artikel 6 lid 1 onderdeel e Participatiewet).
   In het Uitvoeringsbesluit loonkostensubsidie en loonwaarde Maastricht-Heuvelland 2015 is dit instrument nader uitgewerkt. In dit besluit in o.a. bepaald dat het instrument enkel wordt ingezet voor mensen met een loonwaarde tussen 50% en 80%.
 3.3Loonkostensubsidie Maastricht-Heuvelland
   De loonkostensubsidie die op basis van artikel 10d Participatiewet wordt verstrekt, wordt zoals gezegd enkel toegepast voor de categorie van 50-80% loonwaarde. De mensen die tot de categorie 80-100% loonwaarde behoren dienen rechtstreeks te worden geplaatst en hiervoor kan de uitstroomsubsidie zoals beschreven in paragraaf 4.4 worden ingezet.
   Wanneer werkgevers een dienstverband met personen behorende tot de categorie 30-50% loonwaarde willen aangaan dan kan daarvoor de loonkostensubsidie Maastricht-Heuvelland worden ingezet. Dit instrument kent dezelfde voorwaarden als het instrument dat op grond van artikel 10d Participatiewet wordt ingezet. Verschil is de doelgroep waarvoor het wordt ingezet en de duur van inzet van het instrument. De loonkostensubsidie Maastricht-Heuvelland kan maximaal twee jaar worden ingezet. Na die periode vervalt de subsidie. De loonkostensubsidie Maastricht-Heuvelland wordt gefinancierd uit het Participatiebudget en niet zoals de loonkostensubsidie die op basis van 10d Participatiewet wordt verstrekt, uit het I-deel.
 3.4Uitstroomsubsidie
   Het derde instrument dat in het kader van gesubsidieerde arbeid kan worden toegepast is dat van de uitstroomsubsidie. Aan werkgevers die met een persoon behorende tot de doelgroep een arbeidsovereenkomst afsluiten kan een uitstroomsubsidie worden toegekend. Het toekennen en betalen van deze subsidies geschiedt in 2015 via de uitvoeringsorganisatie. De subsidie bedraagt 25% van het wettelijk minimumloon (ca € 20.000,00 per jaar per werknemer bij een contract van een jaar bij een fulltime dienstverband). Het bedrag van de uitstroomsubsidie komt dan neer op een bedrag van € 3.000,00 per jaar. De subsidie wordt evenwel per half jaar toegekend en bedraagt derhalve € 1.500,00 voor een fulltime dienstverband. Hierbij wordt de voorwaarde gesteld dat de werknemer een contract van een half jaar krijgt. De werkgever kan -wanneer hij de werknemer aansluitend wederom voor een half jaar (of langer) een dienstverband aanbiedt een uitstroomsubsidie van € 1.500,00 ontvangen. Dit tweede bedrag wordt betaald meteen na aanvang van het verlengde dienstverband. Voorwaarde is dat het verlengde contract geen tussentijdse opzegmogelijkheid kent.
   Ook uitzendorganisaties kunnen wanneer zij mensen uitzenden gebruik maken van de uitstroomsubsidie. Hierbij geldt een aantal uren van minimaal 260 en maximaal 920 uren. Deze uren dienen gerealiseerd te worden in een tijdsbestek van 12 maanden vanaf de aanvang van het uitzendcontract. Hierbij is aansluiting gezocht bij de definitie duurzaamheid zoals deze door de gemeenten wordt gehanteerd. Het gaat erom dat de deelnemer op het moment van uitstroom een contract heeft van zes manden dan wel in een tijdsbestek van 12 maanden een periode van zes maanden (al dan niet onderbroken) gewerkt heeft. Ook in deze situaties geldt een uitstroomsubsidie van € 1.500,00 (gebaseerd op een fulltime dienstverband) gerelateerd aan het aantal uren. Het volledige bedrag geldt wanneer de uitzendkracht 920 uren heeft gewerkt in de periode van 12 maanden. Wanneer minder uren zijn gewerkt wordt de subsidie naar rato toegekend. Ook de uitzendorganisatie kan voor de vorengenoemde tweede bedrag in aanmerking komen en wel wanneer de uitzendkracht een tweede periode van minimaal 260 of maximaal 920 uren aan het werk is geweest in een periode van 12 maanden.
   Inclusief uitvoeringskosten bedraagt de prijs voor uitstroomsubsidies (bij een urenomvang dat betrokkene uitkeringsvrij is) circa € 3.500,00 per jaar (ook hierbij gaat het weer om een indicatieve prijs). In deze prijs is indicatief een bemiddelingsfee opgenomen voor eventuele intermediaire organisaties.
   Aan de subsidie wordt zoals gezegd de voorwaarde verbonden, dat met de betreffende werknemer een contract van minimaal een half jaar dan wel een uitzendcontract met een uitzendorganisatie aangegaan dient te worden. De omvang van het contract in aantal uren is afhankelijk van de individuele situatie van de cliënt/werknemer. Als uitgangspunt geldt dat het contract een zodanige urenomvang heeft dat de werknemer niet langer is aangewezen op een (aanvullende) WWB-uitkering (dat aantal uren wordt als fulltime dienstverband beschouwd). In individuele gevallen is het echter geen enkel probleem om hiervan af te wijken en een minder aantal uren te geven. Immers gebleken is, dat ook parttime werk een goede basis vormt om uiteindelijk volledig uit te stromen. Als voorbeeld van situaties waarin kan worden afgeweken van een fulltime contract kunnen worden genoemd de zorg voor kleine kinderen, het verrichten van mantelzorg en de aanwezigheid van een arbeidshandicap. Bij parttime werkzaamheden is het minimum aantal uren 10 uur per week. Uiteraard wordt de subsidie afgestemd op het aantal uren alsmede de duur van het contract, indien dit uiteindelijk toch korter dan een half jaar blijkt te zijn.
   De subsidie wordt achteraf betaald (met uitzondering van het bedrag voor de tweede periode van een dienstverband van minimaal een half jaar). De werkgever c.q. de uitzendorganisatie dient binnen een maand na aanvang van het contract de subsidie aan te vragen. Bij de aanvraag dient een kopie van het arbeids-/uitzendcontract te worden overgelegd. Binnen een maand daarna ontvangt de werkgever c.q. de uitzendorganisatie een beschikking van de uitvoeringsorganisatie (namens de gemeente). Na afloop van de termijn waarvoor de subsidie is toegekend dient een aanvraag tot vaststelling van de subsidie te worden ingediend. Deze aanvraag dient binnen twee maanden na afloop van de termijn te worden ingediend en dient vergezeld te gaan van de loonstroken c.q. de urendeclaraties (bij een uitzendorganisatie) over de betreffende periode. De afrekening zal vervolgens binnen een maand na indiening van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie plaatsvinden door de uitvoeringsorganisatie.
   De subsidie is bedoeld als compensatie voor de geringere arbeidsprestatie van de werknemer. Daarnaast dient uit het subsidiebedrag begeleiding en scholing die noodzakelijk is voor de betreffende werknemer om te kunnen functioneren op de werkplek, te worden betaald. Scholing en begeleiding gericht op uitstroom extern kan ook uit het reïntegratiebudget worden gefinancierd. Hierbij zal door de gemeente op individuele basis worden getoetst of hiertoe wordt overgegaan.
   De doelgroep waarvoor uitstroomsubsidie kan worden verkregen bestaat uit mensen die een Pw-uitkering van de gemeente genieten en die behoren tot de categorie 80-100% arbeidsvermogen.
   Wanneer UWV mensen met een (volledige of combi) UWV-uitkering met een uitstroomsubsidie aan het werk wenst te zetten, dan kan zij deze plekken inkopen via de uitvoeringsorganisatie. De UWV dient dan de volledige kosten voor haar rekening te nemen. Deze hoofdregel is ook zo bepaald in artikel 7 lid 3 WWB. Mocht UWV besluiten om de kosten niet voor haar rekening te nemen, dan kan de gemeente besluiten de kosten toch voor haar rekening te nemen. Dit is evenwel afhankelijk van de individuele situatie en zal van geval tot geval worden beoordeeld.
   Gelet op hetgeen in paragraaf drie is beschreven, worden uitstroomsubsidies toegekend aan werkgevers in alle sectoren van de economie in heel Nederland.
 3.5Detacheringsfaciliteit (detacheringsbaan)
   In de Werkkamer is naar aanleiding van de uitwerking van het Sociaal Akkoord, afgesproken dat gemeenten een zogenaamde detacheringsfaciliteit inrichten. Deze faciliteit is bedoeld om werkgevers te ontzorgen. Via de detacheringsfaciliteit krijgen mensen een dienstverband (detacheringsbaan) waarmee zij vervolgens worden geplaatst bij werkgevers. Het aanbieden van een dienstverband gericht op arbeidsinschakeling, de zogenaamde detacheringsbaan, is daarmee het vierde instrument dat gemeenten kunnen aanbieden aan uitkeringsgerechtigden.
   Het doel van de detacheringsbaan is om werkgevers te ontzorgen bij het voorzien in zijn/haar personeelsbehoefte. Daarnaast kan de werknemer werkervaring opdoen en kan hij/zij verder geschoold en begeleid worden waardoor een betere kwalificering voor de arbeidsmarkt plaatsvindt. Tot slot kan de persoon met (aanvankelijk) geen of weinig uitstroomperspectief gedurende een bepaalde tijd in zijn eigen levensonderhoud voorzien (waardoor uitkeringskosten worden bespaard).
   Bij de inzet van de detacheringsfaciliteit wordt ingespeeld op de flexibilisering van de arbeidsmarkt en wordt maatwerk voor zowel werkgever als werknemer geboden. Het uitgangspunt is immers werken naar vermogen en een detacheringsbaan wordt in zijn omvang dan ook afgestemd op dat vermogen.
   Bij de detacheringsbaan is de constructie dusdanig dat de werknemer telkens contracten van maximaal een half jaar krijgt. Uitgangspunt -naast werken naar vermogen- is dat mensen uitkeringsonafhankelijk worden. Gedurende het eerste half jaar bedraagt de beloning maximaal de uitkering die betrokkene voorafgaande aan het contract ontvangt. Het aantal uren dat hij/zij actief is in de detacheringsbaan wordt daarop afgestemd. Voor alleenstaanden betekent dit een contract voor 24 uur per week, voor alleenstaande ouders 26 uur per week en voor echtparen/samenwonenden 36 uur per week. In individuele gevallen kan hiervan naar boven en naar beneden worden afgeweken. Hierbij dient voor zowel de werknemer als de werkgever optimaal maatwerk te worden toegepast.
   De werknemer in de detacheringsbaan krijgt een contract naar burgerlijk recht met de uitvoeringsorganisatie; hierbij is titel 7.10 BW van toepassing. Daarnaast dient overigens ook rekening te worden gehouden met de Wet flexibiliteit en zekerheid. Dit thema zal nader worden uitgewerkt met de uitvoeringsorganisatie en hiermee wordt rekening gehouden bij de afsluiting van contracten met werknemers.
   Wanneer andere organisaties kenbaar maken om als detacheringsfaciliteit voor de gemeenten op te treden, dan is dat mogelijk, mits zij aan de door de gemeenten gestelde voorwaarden voldoen. Invulling kan dan op bescheiden schaal en binnen de budgettaire kaders. Op deze wijze kan ook ervaring worden opgedaan met andere uitvoerders en kan worden beoordeeld welke werkwijze goed werkt.
   Vanuit de detacheringsbaan wordt de werknemer uitgeleend aan derde organisaties die hiervoor een inleenvergoeding dienen te betalen. De inleenvergoeding wordt afgestemd op het arbeidsvermogen van de werknemer. Diens arbeidsvermogen wordt vertaald naar loonwaarde en dat bedrag betaalt de werkgever aan inleenvergoeding. De prijs van een detacheringsbaan van 32 uur per week bedraagt circa € 21.000,00 per jaar (indicatieve prijs; bruto-bruto loonkosten). Uiteraard wordt de prijs naar rato bijgesteld als de werknemer minder of meer uren actief is in de betreffende baan. Uitgangspunt is dat de kosten van de gemeenten bij de inzet van de detacheringsbaan zo laag mogelijk zijn en dat de bijdrage van de werkgevers maximaal is.
   Gelet op hetgeen in paragraaf twee is beschreven, kunnen werknemers in alle sectoren van de economie van Nederland worden geplaatst. Ten behoeve van de detachering wordt een detacheringsovereenkomst tussen de uitvoeringsorganisatie en de inlenende instantie afgesloten. In deze detacheringsovereenkomst worden in ieder geval de aard en de duur van de werkzaamheden, de plaats waar de werkzaamheden worden verricht en de begeleiding van de werknemer overeengekomen.
   De arbeidsovereenkomst kan in totaal worden afgesloten voor de duur van maximaal een jaar. De werknemer ontvangt tijdens het dienstverband een salaris van uiteindelijk maximaal 100% wettelijk minimumloon. Hiervoor wordt gekozen om de prikkel op uitstroom uit de detacheringsbaan maximaal te houden.
   De duur van de detacheringsbaan is afhankelijk van de omstandigheden met maximaal één jaar te verlengen. Gedurende dat jaar wordt de werknemer begeleid door de uitvoeringsorganisatie en wordt noodzakelijke scholing ingezet. De omvang van het contract in aantal uren is afhankelijk van de individuele situatie van de cliënt/werknemer. Als uitgangspunt geldt dat het contract na het eerste half jaar een urenomvang heeft van 32 uur per week (dat wordt in dit kader als fulltime beschouwd). Het idee hierachter is tweeledig: enerzijds kan op deze wijze aan zoveel mogelijk personen behorende tot de doelgroep een arbeidsovereenkomst worden aangeboden. Anderzijds vormt deze urenomvang in combinatie met de beloningshoogte van 100% WML een stimulans voor werknemers om op zoek te gaan naar regulier werk. In individuele gevallen is het geen enkel probleem om af te wijken van het 32 uur uitgangspunt en een lager of hoger aantal uren te geven. Met name ten aanzien van parttime werk is gebleken, dat dit een goede basis vormt om uiteindelijk volledig uit te stromen. Als voorbeeld van situaties waarin kan worden afgeweken van een fulltime contract kunnen worden genoemd de zorg voor kleine kinderen, het verrichten van mantelzorg en de aanwezigheid van een arbeidshandicap. Echter ook in andere situaties kan van het fulltime aantal uren worden afgeweken (op het moment dat vanuit de maandelijkse monitoring blijkt dat het budget in het W-deel onvoldoende is kan zelfs gekozen worden voor parttime werk als uitgangspunt; immers een fulltime baan levert twee halftime banen op). Op het moment dat iemand parttime inkomsten heeft, hoeft namelijk minder uitkering te worden betaald; deze kosten bespaart de gemeente derhalve in het I-deel. Bovendien blijft de casemanager van de gemeente -voor het deel dat de werknemer aanvullende uitkering ontvangt- de cliënt volgen in zijn activiteiten gericht op uitstroom naar regulier werk. Op dat moment wordt de cliënt derhalve niet alleen begeleid door de casemanager van de uitvoeringsorganisatie gesubsidieerde arbeid maar ook vanuit de gemeente. De gemeentelijke casemanager ziet daarbij op het opleggen en handhaven van de verplichtingen verbonden aan de bijstandsuitkering. Voorwaarde is overigens wel dat beide casemanagers goed met elkaar afstemmen.
   Ten behoeve van de werknemers wordt een rechtspositieregeling opgesteld die integraal onderdeel uitmaakt van de individuele arbeidsovereenkomst. Deze rechtspositieregeling zal nog nader worden uitgewerkt in overleg met de uitvoeringsorganisatie.
   Vanwege de doelstelling reguliere arbeid worden aan de werknemer vanuit de arbeidsvoorwaarden de verplichtingen zoals die gelden op grond van artikel 9 WWB opgelegd. Zo dient de werknemer ingeschreven te blijven bij het UWV werkbedrijf. De rechtsgrond voor de verplichtingen wordt -voor wat betreft de gesubsidieerde arbeid- echter niet gevormd door artikel 9 Participatiewet, maar de betreffende bepaling is opgenomen in de rechtspositieregeling.
   Ten aanzien van ontslag kan nog het volgende worden opgemerkt. Uiteraard zijn de ontslagbepalingen van het BW van toepassing op de detacheringsbanen. Een overeenkomst van een jaar eindigt overigens van rechtswege na afloop van dat jaar (dit zal in de contracten worden geregeld). Aanvullend op deze ontslagbepalingen zal in de rechtspositie van de werknemers worden geregeld, dat het niet meewerken aan de verplichtingen vergelijkbaar met artikel 9 Participatiewet kan leiden tot ontslag van de werknemer. Hieronder valt ook het weigeren van algemeen geaccepteerde (reguliere) arbeid. Zonder meer tot ontslag leidt de situatie waarin de werknemer onderwijs of een beroepsopleiding gaat volgen als bedoeld in de Wet Studiefinanciering of in hoofdstuk 3 of 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten. Betrokkene hoort dan immers niet meer tot de doelgroep van deze regeling.
   Verhuizing naar een andere gemeente wordt niet als ontslaggrond aangemerkt; de gemeente betaalt op dat moment het salaris van de betrokken door, ondanks dat hij/zij in een andere gemeente verblijft. Voorwaarde is wel dat betrokkene zijn werk kan blijven uitoefenen. Wanneer hij/zij op een dusdanige afstand van het werk gaat wonen dat deze niet meer te bereizen is en dus het werk niet langer kan worden uitgeoefend, dan wordt het dienstverband wel beëindigd. Na afloop van het tijdelijke contract wordt dit in geval van verhuizing niet meer verlengd.
   De doelgroep van de detacheringsbaan bestaat uit mensen die een Pw-uitkering van de gemeente genieten en die behoren tot de categorieën 30-50%, 50-80% en 80-100% arbeidsvermogen. Zij hebben de detacheringsbaan als opstap naar regulier werk nodig.
   Wanneer UWV mensen met een (volledige of combi) UWV-uitkering via een detacheringsbaan aan het werk wenst te zetten, dan kan zij deze plekken inkopen via de uitvoeringsorganisatie. De UWV dient dan de volledige kosten voor haar rekening te nemen. Deze hoofdregel is ook zo bepaald in artikel 7 lid 3 Pw. Mocht UWV besluiten om de kosten niet voor haar rekening te nemen, dan kan de gemeente besluiten de kosten toch voor haar rekening te nemen. Dit is evenwel afhankelijk van de individuele situatie en zal van geval tot geval worden beoordeeld.
 3.6Groeibaan 2015
   Een bijzondere vorm van de detacheringsfaciltiteit is de huidige groeibaan. Dit instrument wordt momenteel ook al ingezet. Voor het jaar 2015 wordt dit -als een overgangsjaar- ook nog ingezet. In 2015 wordt dan bezien of het instrument nog nodig en beschikbaar is vanaf 2016. Het jaar 2015 wordt gebruikt als overgangsjaar, aangezien in 2014 ingevulde banen over het jaar heen lopen. In 2015 kan op bescheiden schaal invulling plaatsvinden, maar uiterlijk tot 1 januari 2016. De uitvoering geschiedt in 2015 door de Uitvoeringsorganisatie. De voorwaarden en bepalingen zoals deze tot 1 januari 2015 golden, gelden ook in 2015 nog steeds.
 3.7WIW
   Met de inwerkingtreding van de Wet werk en bijstand in 2004 is de Wet inschakeling werkzoekenden komen te vervallen. In deze regeling hadden mensen een dienstverband met de gemeenten en werden zij gedetacheerd bij inlenende organisaties. Via de Re-integratieverordening WWB is deze regeling door de gemeenten in de regio Maastricht-Heuvelland gecontinueerd onder het gemeentelijk beleid. De WIW-ers zijn de afgelopen jaren dan ook in dienst gebleven van de gemeenten en via de uitvoeringsorganisatie zijn de detachering gecontinueerd. Financiering van deze banen heeft plaatsgevonden uit het re-integratiebudget.
   Via de inzet van arrangementen is het aantal banen de afgelopen jaren afgebouwd van 25 naar 12 en momenteel wordt nog in drie situaties gesproken over het afsluiten van een arrangement. Met het afsluiten van deze arrangementen is een ultieme en optimale poging gedaan om de betreffende mensen toe te leiden naar regulier werk. Voor de 9 mensen die uiteindelijk resteren in deze regeling is dit helaas niet mogelijk gebleken.
   Met de inwerkingtreding van de Participatiewet en het intrekken van de Re-integratieverordening 2008 komt de rechtsgrond onder deze regeling te vervallen. Ook ontvangen de gemeenten niet langer de middelen om deze banen nog te financieren. De regeling en de financiering daarvan, wordt dan ook per 1 januari 2015 stopgezet. Na besluitvorming door het college/DB en de raad/AB, zal de uitvoeringsorganisatie worden geïnformeerd. De uitvoeringsorganisatie zal dan voor de betrokken mensen ontslagvergunning moeten aanvragen en zij zal de mensen begeleiden tijdens dit hele traject. Aangezien met deze hele procedure een periode van naar verwachting drie tot zes maanden is gemoeid, nemen de gemeenten de kosten voor de WIW-banen gedurende deze periode nog voor hun rekening. De (voormalige) WIW-ers behoren overigens tot de doelgroep van de garantiebanen en zij zullen dan ook met voorrang worden aangeboden bij werkgevers om in aanmerking te komen voor één van deze banen. Podium24 en de uitvoeringsorganisatie zullen hiervoor de noodzakelijke en adequate acties ondernemen
4.Slotbepalingen
 4.1Onvoorziene omstandigheden
   In gevallen, de uitvoering van dit uitvoeringsbesluit betreffende, waarin dit uitvoeringsbesluit niet voorziet, beslist het college.
 4.2Hardheidsclausule
   Het college kan in geval van onbillijkheid of klaarblijkelijke hardheid afwijken van de in dit uitvoeringsbesluit opgenomen bepalingen.
 4.3Inwerkingtreding
   Dit uitvoeringsbesluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.
 4.4Citeertitel
   Dit uitvoeringsbesluit kan worden aangehaald als: Uitvoeringsbesluit gesubsidieerde arbeid Maastricht-Heuvelland 2015.