Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Maastricht

HUISVESTINGSVERORDENING VOOR WOONWAGENSTANDPLAATSEN MAASTRICHT 2003

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMaastricht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingHUISVESTINGSVERORDENING VOOR WOONWAGENSTANDPLAATSEN MAASTRICHT 2003
CiteertitelHuisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen Maastricht 2003
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Regeling vervangt de Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen 1999

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeenewet, artikel 149, huisvestingswet, artikel 2

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-02-2004Nieuwe regeling

16-12-2003

Gemeenteblad 2003, C. no 59

volgno. 118-2003

Tekst van de regeling

Intitulé

HUISVESTINGSVERORDENING VOOR WOONWAGENSTANDPLAATSEN MAASTRICHT 2003

DE RAAD VAN DE GEMEENTE MAASTRICHT,

gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 11 november 2003

dienst SOG, no. 2003-34660;

Overwegende dat gemeenten die betrokken zijn bij de afbouw of sanering van een regionaal woonwagencentrum (deconcentratiegemeenten) en/of waar zich een substantieel tekort aan standplaatsen voordoet (tekortgemeenten), op grond van de Huisvestingswet per 1 maart 1999 verplicht waren om in een huisvestingsverordening voorrangsregels vast te stellen voor het in gebruik geven of nemen van een standplaats voor woonwagens;

Overwegende dat de gemeente Maastricht als deconcentratie- en tekortgemeente aan deze verplichting gevolg gegeven heeft door bij raadsbesluit van 9 november 1999 de Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen 1999 vast te stellen, waarin voorrangsregels zijn opgenomen voor de toewijzing van woonwagenstandplaatsen in Maastricht;

Overwegende dat per 1 januari 2003 het hanteren van voorrangsregels voor de toewijzing van woonwagenstandplaatsen in een Huisvestingsverordening voor de gemeente Maastricht niet langer verplicht is;

Overwegende dat ondanks het vervallen van deze wettelijke verplichting, gemeenten die dit noodzakelijk achten, vanuit hun eigen verantwoordelijkheid de voorrangsregels voor de toewijzing van woonwagenstandplaatsen in een Huisvestingsverordening kunnen handhaven;

Overwegende dat in Maastricht de noodzaak voor het hanteren van voorrangsregels in een Huisvestingsverordening bij de toewijzing van woonwagenstandplaatsen in het algemeen en ten behoeve van de afbouw van het regionaal woonwagencentrum De Vinkenslag in het bijzonder, nog onverkort aanwezig is;

Overwegende dat het noodzakelijk is gebleken de Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen 1999 en de hierin opgenomen voorrangsregels op onderdelen aan te passen en nader uit te werken en te integreren in een nieuwe verordening;

Overwegende dat zowel de door de woonwagenconsulenten van Trajekt ingediende zienswijze alsmede de resultaten van het overleg met de corporaties geen aanleiding geven tot principiële aanpassingen van het ter visie gelegde ontwerp;

Gehoord de Commissie Stadsontwikkeling;

Gelet op artikel 2 van de Huisvestingswet en artikel 149 van de Gemeentewet;

 

BESLUIT:

 

  • 1.

    de Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen 1999, zoals door de raad vastgesteld in zijn vergadering van 9 november 1999, nr 157 - 1999 ìn te trekken;

  

  • 1.

    vast te stellen de Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen Maastricht 2003.

    

  

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: de Huisvestingswet;

  • b.

    Bestuursorgaan: het College van Burgemeester en Wethouders;

  • c.

    Eigenaar: de eigenaar, zoals bedoeld in artikel 1, tweede lid van de wet;

  • d.

    Huisvestingsvergunning: de vergunning, bedoeld in artikel 7 van de wet;

  • e.

    Standplaats: een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten (artikel 1 lid 1 onder e van de wet);

  • f.

    Standplaatszoekende: het huishouden, dat in het register als bedoeld in artikel 2.1. lid 1 is ingeschreven;

  • g.

    Woonruimte besloten ruimte die, al dan niet te samen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden (artikel 1 lid 1 onder b van de wet);

  • h.

    Woonwagen: voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

  • j.

    Hoofdbewoner: Degene die de huurovereenkomst met de verhuurder heeft gesloten voor een bepaalde standplaats, of eigenaar van een bepaalde standplaats is, en ingeschreven staat in de Gemeentelijke Basis Administratie op het adres van die standplaats. Als hoofdbewoners van De Vinkenslag worden tevens diegenen aangeduid, die staan op de bij deze verordening bijgevoegde aanvullende lijst “Hoofdbewoners Vinkenslag”.

  • k.

    Vinkenslaglijst: De van het Register van standplaatszoekenden deel uitmakende inschrijvingslijst waarop hoofdbewoners van De Vinkenslag, ambtshalve of op verzoek als standplaatszoekenden zijn ingeschreven. Tevens worden op de Vinkenslaglijst de inwonende bewoners van De Vinkenslag opgenomen die op basis van artikel 3.2. lid 2 van de Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen 1999, vóór de datum van vaststelling van de Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen Maastricht 2003 door de raad, als zodanig zijn ingeschreven.

  • l.

    Tekortlijst: De van het Register van standplaatszoekenden deel uitmakende inschrijvingslijst waarop standplaatszoekenden op verzoek worden ingeschreven die kunnen aantonen dat zij in een aaneengesloten periode van vijf jaren direct voorafgaand aan het verzoek tot inschrijving tenminste twee jaren ononderbroken legaal in een woonwagen op een standplaats in de gemeente Maastricht wonen of hebben gewoond, een en ander voor zover zij niet voor inschrijving op de Vinkenslaglijst in aanmerking komen. Tevens kan inschrijving op de Tekortlijst ambtshalve plaatsvinden.

  • m.

    Wachtlijst: De van het Register van standplaatszoekenden deel uitmakende inschrijvingslijst waarop standplaatszoekenden die niet in aanmerking komen voor plaatsing op de Vinkenslaglijst dan wel Tekortlijst, op verzoek worden ingeschreven.

  • n.

    Ambtshalve inschrijving: Inschrijving in het Register van standplaatszoekenden op initiatief van het bestuursorgaan zonder voorafgaand verzoek om inschrijving.

Artikel 1.2 Toepassingsbereik

Deze verordening is van toepassing op de toewijzing van in de gemeente gerealiseerde standplaatsen voor woonwagens, voor zover de toe te wijzen standplaatsen:

  • -

    niet zijn gelegen op het te deconcentreren woonwagencentrum De Vinkenslag of andere woonwagenlocaties in de gemeente waaromtrent een besluit tot afbouw is genomen;

  • -

    gesitueerd zijn op gronden die planologisch voor woondoeleinden bestemd zijn.

Hoofdstuk 2 Regels voor inschrijving voor standplaatsen
Artikel 2.1 Register van standplaatszoekenden
  • 1.

    Het bestuursorgaan draagt zorg voor het aanleggen en bijhouden van een register van standplaatszoekenden.

  • 2.

    Het register bestaat uit drie lijsten te weten:

    • I.

      De Vinkenslaglijst;

    • II.

      DeTekortlijst

    • III

      De Wachtlijst.

  • 3.

    Iedere registerlijst vermeldt de datum van de kandidaten in volgorde van inschrijvingsdatum.

  • 4.

    Er vindt geen doorstroming plaats tussen de Wachtlijst en de overige registerlijsten (Vinkenslag-, Tekortlijst) en die lijsten onderling.

Artikel 2.2 Inschrijving op verzoek
  • 1.

    Het verzoek om in de gemeente Maastricht als standplaatszoekende te worden ingeschreven in het in artikel 2.1. bedoelde register wordt gericht aan het bestuursorgaan op een door dat orgaan vast te stellen aanvraagformulier.

  • 2.

    De aanvrager verstrekt bij het indienen van de aanvraag aan het bestuursorgaan de volgende gegevens:

    • a.

      de naam, burgerlijke staat en personalia van de aanvrager en van de eventueel tot het huishouden behorende personen;

    • b.

      het adres van herkomst;

    • c.

      het adres van de voorkeurslocatie/-standplaats waar de aanvrager standplaats wenst in te nemen.

  • 3.

    Het bestuursorgaan gaat na ontvangst van een verzoek als bedoeld in het vorige lid over tot inschrijving in het in artikel 2.1. bedoelde register indien:

    • a.

      de standplaatszoekende 18 jaar of ouder is;

    • b.

      het aanvraagformulier volledig is ingevuld.

  • 4.

    Het bestuursorgaan verstrekt aan standplaatszoekenden die op verzoek zijn ingeschreven, een bewijs van inschrijving. Hierop wordt onder meer vermeld de datum van inschrijving, en de indeling van standplaatszoekenden in de in artikel 2.1. lid 2 vermelde categorieën.

  • 5.

    De inschrijving is, behoudens het bepaalde in artikel 2.4, maximaal 2 jaar geldig. Als datum van inschrijving geldt de datum van ontvangst van het aanvraagformulier.

  • 6.

    Vóór afloop van de geldigheidsduur van de inschrijving als bedoeld in lid 5, gaat het bestuursorgaan na of de ingeschrevene de inschrijving in het register van standplaatszoekenden wil handhaven. Indien bevestigend beantwoordt dan wordt de geldigheidsduur van de inschrijving met een periode van 2 jaar verlengd.

Artikel 2.3 Ambtshalve inschrijving
  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 2.2. geschiedt inschrijving op de Vinkenslaglijst op initiatief van het bestuursorgaan zonder voorafgaand verzoek om inschrijving (ambtshalve inschrijving).

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 2.2. kan het bestuursorgaan standplaatszoekenden ambtshalve op de Tekortlijst inschrijven.

  • 3.

    Het bestuursorgaan verstrekt aan standplaatszoekenden die ambtshalve zijn ingeschreven, een bewijs van inschrijving. Hierop wordt onder meer vermeld de datum van inschrijving, en de indeling van standplaatszoekenden in de onder 2.1.vermelde categorieën.

  • 4.

    De ambtshalve inschrijving is, behoudens het bepaalde in artikel 2.4, geldig, totdat de ingeschrevene overeenkomstig een daartoe verleende huisvestingsvergunning, daadwerkelijk is verhuisd naar een toegewezen standplaats of andere woonruimte elders. Als datum van inschrijving geldt de datum waarop het bestuursorgaan de standplaatszoekende heeft ingeschreven.

Artikel 2.4 Doorhalen inschrijving
  • 1.

    Het bestuursorgaan haalt een inschrijving door in het register indien:

    • a.

      de ingeschreven standplaatszoekende naar het oordeel van het bestuursorgaan niet meer aan de vereisten voor inschrijving voldoet;

    • b.

      de ingeschreven standplaatszoekende daarom verzoekt, met uitzondering van de ambtshalve ingeschrevenen;

    • c.

      bij overlijden van de ingeschrevene.

  • 2.

    De ingeschrevene als bedoeld in lid 1, dan wel de rechtsopvolger van deze ingeschrevene, wordt van de doorhaling schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 2.5 Wijziging van inschrijving
  • 1.

    Ingeval van inschrijving in verband met een bestaande dan wel voorgenomen huwelijk c.q. samenwoning, wordt de inschrijving op naam van de beide partners gesteld.

  • 2.

    Wordt de relatie als bedoeld in het vorige lid beëindigd, anders dan bij overlijden, dan kunnen de beide partners zich afzonderlijk laten inschrijven, waarbij de oorspronkelijke inschrijvingsdatum wordt gehandhaafd.

  • 3.

    Ingeval van het overlijden van een van de twee partners blijft de inschrijving voor de nog levende overgebleven partner zijn gelding behouden.

Hoofdstuk 3 Indeling en toewijzingsvolgorde Registerlijsten
Artikel 3.1 Vinkenslaglijst
  • 1.

    De hoofdbewoners van een woonwagen op een standplaats op De Vinkenslag, alsmede de hoofdbewoners die zijn opgenomen op de bij deze Verordening bijgevoegde aanvullende lijst “Hoofdbewoners Vinkenslag”, zijn ambtshalve op de Vinkenslaglijst ingeschreven.

  • 2.

    Tevens worden op de Vinkenslaglijst inwonende bewoners ingeschreven, die op grond van artikel 3.2 lid 2 van de Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen 1999 ambtshalve of op verzoek zijn ingeschreven op de Vinkenslaglijst. De opgebouwde inschrijfduur van deze bewoners zal onder de huidige verordening worden gehandhaafd.

Artikel 3.2 Tekortlijst
  • 1.

    Standplaatszoekenden die kunnen aantonen dat zij in een aaneengesloten periode van vijf jaren direct voorafgaand aan het verzoek tot inschrijving tenminste twee jaren ononderbroken legaal in een woonwagen op een standplaats in de gemeente Maastricht wonen of hebben gewoond, en die voldoen aan het bepaalde in artikel 2.2. van deze verordening, worden op verzoek op de Tekortlijst ingeschreven.

  • 2.

    Standplaatszoekenden die onder vigeur van de Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen 1999 op de Tekortlijst zijn ingeschreven, blijven met behoud van inschrijvingsduur op de Tekortlijst gehandhaafd.

  • 3.

    Tevens kan het bestuursorgaan standplaatszoekenden ambtshalve op de Tekortlijst inschrijven.

Artikel 3.3 Wachtlijst
  • 1.

    Standplaatszoekenden die niet in aanmerking komen voor plaatsing op de Vinkenslaglijst dan wel de Tekortlijst worden op verzoek op de Wachtlijst geplaatst.

  • 2.

    Standplaatszoekenden die onder vigeur van de Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen 1999 op de Wachtlijst zijn ingeschreven, blijven met behoud van inschrijvingsduur op de Wachtlijst gehandhaafd.

Artikel 3.4 Toewijzingsvolgorde standplaatsen
  • 1.

    Toewijzing van een standplaats aan een standplaatszoekende geschiedt op basis van voorrang met inachtneming van de navolgende voorrangsregels:

    • I.

      De ingeschrevenen op de Vinkenslaglijst:

      Op volgorde van inschrijvingsdatum, waarbij kandidaten zijnde hoofdbewoner Vinkenslag voorgaan op diegenen die staan ingeschreven als inwonende bij een hoofdbewoner op De Vinkenslag, en voorts volgens de toewijzingsregels zoals omschreven in de “Nadere toewijzingsregels woonwagenstandplaatsen” die als bijlage III bij deze Verordening zijn opgenomen en als zodanig hiervan onderdeel uitmaken.

    • II.

      De ingeschrevenen op de Tekortlijst:

      Op volgorde van inschrijvingsdatum, waarbij primair kandidaten van een op te heffen standplaats in Maastricht en secundair kandidaten woonachtig op een woonwagenlocatie in Maastricht, voorgaan op andere standplaatszoekenden, en voorts volgens de toewijzingsregels zoals omschreven in de “Nadere toewijzingsregels woonwagenstandplaatsen” die als bijlage III bij deze Verordening zijn opgenomen en als zodanig hiervan onderdeel uitmaken.

    • III

      De ingeschrevenen op de Wachtlijst:

      Op volgorde van inschrijvingsdatum waarbij kandidaten die kunnen aantonen dat zij legaal in een woonwagen op een standplaats woonden of hebben gewoond voorgaan op andere standplaatszoekenden, en voorts volgens de toewijzingsregels zoals omschreven in de “Nadere toewijzingsregels woonwagenstandplaatsen” die als bijlage III bij deze Verordening zijn opgenomen en als zodanig hiervan onderdeel uitmaken.

  • 2.

    Degenen die ingeschreven staan op de Wachtlijst komen in aanmerking voor de toewijzing van een standplaats indien de ingeschrevenen van de Tekortlijst en de Vinkenslaglijst geen gebruik maken van de toewijzing van een standplaats dan wel er geen ingeschrevenen meer op de Tekortlijst staan vermeld.

  • 3.

    Het bestuursorgaan kan in bijzondere gevallen in afwijking van lid 1 van dit artikel wijzigingen aanbrengen in de toewijzingsvolgorde op basis van de in de bijlage III van deze verordening opgenomen: “Nadere toewijzingsregels woonwagenstandplaatsen”.

  • 4.

    Het bestuursorgaan is bevoegd indien dit in het belang van een rechtvaardige en doelmatige toewijzing van standplaatsen noodzakelijk is, de in bijlage III van deze verordening opgenomen: “Nadere toewijzingsregels woonwagenstandplaatsen” te wijzigingen dan wel door andere toewijzingsregels te vervangen. De gemeenteraad wordt van een dergelijke wijziging of aanpassing in kennis gesteld.

Hoofdstuk 4 Toewijzing en vergunningverlening
Artikel 4.1 Vergunningvereiste
  • 1.

    Het is verboden zonder een huisvestingsvergunning met een woonwagen een standplaats in gebruik te geven, te nemen of bezet te houden.

  • 2.

    De huisvestingsvergunning voor een standplaats is persoons- en plaatsgebonden en niet overdraagbaar, en wordt verleend voor onbepaalde periode.

Artikel 4.2 Toewijzing en vergunningverlening aan ambtshalve ingeschreven standplaatszoekenden
  • 1.

    Het bestuursorgaan wijst aan de ambtshalve ingeschreven standplaatszoekende die op grond van het bepaalde in artikel 3.4. als eerste voor toewijzing van een standplaats in aanmerking komt, de beschikbare standplaats toe middels verzending van een bericht van toewijzing.

  • 2.

    Gelijktijdig met het bericht van toewijzing als bedoeld in lid 1, verleent het bestuursorgaan de voor ingebruikname van de toegewezen standplaats vereiste huisvestingsvergunning.

  • 3.

    Het bepaalde in dit artikel is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van inwonende bewoners van De Vinkenslag die op basis van artikel 3.2. lid 2 van de Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen 1999 op verzoek op de Vinkenslaglijst zijn ingeschreven.

Artikel 4.3 Toewijzing en vergunningverlening aan op verzoek ingeschreven standplaatszoekenden
  • 1.

    Het bestuursorgaan wijst aan de op verzoek ingeschreven standplaatszoekende die op grond van het bepaalde in artikel 3.4. als eerste voor toewijzing van een standplaats in aanmerking komt, de beschikbare standplaats toe middels verzending van een bericht van toewijzing.

  • 2.

    In het bericht van toewijzing als bedoeld in lid 1 stelt het bestuursorgaan de standplaatszoekende in de gelegenheid de toegewezen standplaats binnen een termijn van 2 weken na verzending van het bericht van toewijzing, schriftelijk te aanvaarden.

  • 3.

    Na ontvangst van de schriftelijke aanvaarding van de toegewezen standplaats, verleent het bestuursorgaan de voor ingebruikname van de toegewezen standplaats vereiste huisvestingsvergunning.

  • 4.

    Indien de standplaatszoekende de toegewezen standplaats binnen de gestelde termijn schriftelijk weigert, dan wordt de standplaats toegewezen aan de standplaatszoekende die alsdan op grond van het bepaalde in artikel 3.4 als eerstvolgende hiervoor in aanmerking komt.

  • 5.

    Indien na het verstrijken van de in lid 2 genoemde termijn de standplaatszoekende niet conform het bepaalde in lid 3 of 4 op de toewijzing heeft gereageerd, dan wordt de toewijzing geacht fictief te zijn geweigerd.

  • 6.

    Bij een naar het oordeel van het bestuursorgaan ongegronde weigering van een aangeboden standplaats door de standplaatszoekende, wordt de inschrijvingsdatum van de standplaatszoekende gewijzigd in dier voege, dat als inschrijvingsdatum wordt aangehouden de datum van weigering dan wel fictieve weigering van de aangeboden standplaats.

  • 7.

    In afwijking van het bepaalde in dit artikel geschiedt toewijzing van standplaatsen aan inwonende bewoners van De Vinkenslag die op basis van artikel 3.2. lid 2 van de Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen 1999 op verzoek op de Vinkenslaglijst zijn ingeschreven, conform het bepaalde in artikel 4.2.

Artikel 4.4 Intrekken vergunning
  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de huisvestingsvergunning intrekken, indien:

    • a.

      de standplaats niet binnen een in de vergunning gestelde termijn van ten hoogste vier weken, is ingenomen;

    • b.

      de standplaats binnen de vergunning gestelde termijn na verlenging niet is ingenomen;

    • c.

      gebleken is van onjuistheid van de door de aanvrager bij de inschrijving verstrekte gegevens.

  • 2.

    Een besluit tot intrekking van de vergunning wordt schriftelijk aan betrokkene medegedeeld.

Hoofdstuk 5 Overige bepalingen
Artikel 5.1 Hardheidsclausule

Het bestuursorgaan is bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.

Artikel 5.2 Handhaving

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door het bestuursorgaan aangewezen ambtenaren.

Artikel 5.3 Restbepaling

In de gevallen, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het bestuursorgaan, waarbij deze zich uitsluitend zal laten leiden door overwegingen betrekking hebbend op een evenredige en rechtvaardige verdeling van de standplaatsen.

Hoofdstuk 6 Toezicht en Sancties
Artikel 6.1 Sancties
  • 1.

    Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 4.1. van deze verordening wordt krachtens artikel 7 juncto artikel 84 lid 2 van de wet, gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie.

  • 2.

    De in het eerste lid strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 6.2 Toezicht
  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

  • 2.

    Met de opsporing van de bij artikel 6.2. strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren, belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de minister van justitie daartoe zijn aangewezen.

  • 3.

    De in het eerste lid genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheid als genoemd in artikel 77 van de wet.

Hoofdstuk 7 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 7.1 Overgangsbepaling
  • 1.

    De op het moment van inwerkingtreding van deze verordening ingeschreven standplaatszoekenden worden met behoud van de oorspronkelijke inschrijvingsdatum in het register als bedoeld in artikel 2.1. ingeschreven.

  • 2.

    De standplaatszoekenden als bedoeld in lid 1 van dit artikel worden conform het bepaalde in hoofdstuk 3 ingedeeld.

Van deze inschrijving en indeling wordt de standplaatszoekenden mededeling gedaan.

  • 3.

    Toewijzing van een standplaats of verlening van een Huisvestingsvergunning aan vóór inwerkingtreding van deze verordening ambtshalve dan wel op verzoek ingeschreven standplaatszoekenden, geschiedt conform het bepaalde in deze verordening.

  • 4.

    Bestaande huisvestingsvergunningen worden gelijkgesteld met vergunningen verleend conform deze verordening.

Artikel 7.2 Inwerkingtreding
  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag na de door het bestuursorgaan vast te stellen dag van afkondiging.

  • 2.

    Op de datum van inwerkingtreding wordt de huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen 1999 ingetrokken.

Artikel 7.3 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Huisvestingsverordening voor

woonwagenstandplaatsen Maastricht 2003”.

 

Aldus besloten door de raad der gemeente Maastricht in zijn openbare vergadering van 16 december 2003.

  

De Griffier,

Mevr. Mr. A. Smeets.

  

De Voorzitter,

Drs. G. Leers.

 

Bijlage I: AANVULLENDE LIJST “HOOFDBEWONERS VINKENSLAG”

Niet openbaar.

Bijlage II: TOELICHTING HUISVESTINGSVERORDENING VOOR WOONWAGENSTANDPLAATSEN MAASTRICHT 2003

A. AANLEIDING VASTSTELLING HUISVESTINGSVERORDENING MAASTRICHT 2003

De Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen Maastricht 2003 brengt op onderdelen wijzigingen aan in de voorheen geldende Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen 1999 die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, door intrekking vervalt.

De belangrijkste redenen om tot intrekking van de Huisvestingsverordening uit 1999 over te gaan, zijn:

 

  • 1.

    Het vervallen van de verordeningsverplichting uit de Huisvestingswet.

    Gemeenten die betrokken zijn bij de afbouw of sanering van een regionaal woonwagencentrum (deconcentratiegemeenten) en/of waar zich een substantieel tekort aan standplaatsen voordoet (tekortgemeenten), waren op grond van de Huisvestingswet per 1 maart 1999 verplicht om in een huisvestingsverordening voorrangsregels vast te stellen voor het in gebruik geven of nemen van een standplaats voor woonwagens.

    Deze verplichting gold tot 1 januari 2003, waarna ze van rechtswege is vervallen.

    De gemeente Maastricht heeft, als deconcentratiegemeente en tekortgemeente, deze wettelijke verplichting ingevuld door voorrangsregels op te stellen en deze opgenomen in de Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen 1999.

    Door het beëindigen van deze wettelijke verplichting dienen deconcentratie-en/of tekortgemeenten bij de uitvoering van hun deconcentratietaak/opheffing van hun standplaatsentekort, vanuit hun eigen verantwoordelijkheid te bezien of de noodzaak aanwezig is om voorrangsregels bij de toewijzing van woonwagenstandplaatsen te handhaven c.q. in gewijzigde vorm vast te stellen.

    Aangezien de deconcentratie van woonwagencentrum De Vinkenslag nog niet is voltooid en het tekort aan standplaatsen in de gemeente nog niet is weggewerkt, blijft de noodzaak aanwezig om in Maastricht voorrangsregels te hanteren ten aanzien van de toewijzing van woonwagenstandplaatsen.

    In de Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen Maastricht 2003 worden dan ook de voorrangsregels voor de toewijzing van standplaatsen uit de Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen 1999 overgenomen en van nadere toewijzingsregels voorzien.

    Hiermee brengt de gemeenteraad van Maastricht zijn eigen verantwoordelijkheid tot uitdrukking ten aanzien van de toewijzing van woonwagenstandplaatsen in het algemeen en de afbouw van woonwagencentrum De Vinkenslag in het bijzonder.

     

  • 2.

    De inwerkingtreding van het bestemmingplan Bedrijventerrein Vinkenslag.

    Op 2 juli 2002 heeft de gemeenteraad van Maastricht het bestemmingsplan Bedrijventerrein Vinkenslag vastgesteld. Door de goedkeuring die Gedeputeerde Staten van Limburg op 14 oktober 2002 aan dit vaststellingsbesluit hebben verleend, is dit bestemmingsplan onherroepelijk geworden.

    Daar waar ingevolge het voorheen geldende bestemmingsplan op De Vinkenslag de bestemming woondoeleinden gold, is deze thans vervangen door de bestemming bedrijfsdoeleinden, die bewoning alleen gekoppeld aan deze bedrijfsbestemming toelaat.

    De huisvestingsverordening reguleert de toewijzing en vergunningverlening van standplaatsen die planologisch voor woondoeleinden bestemd zijn, en ziet niet op de verdeling en toewijzing van voor bedrijfsbewoning bestemde bedrijfsstandplaatsen.

    Hiervoor gelden separate afspraken die met de (toekomstige) bedrijfsvoerders op bedrijventerrein De Vinkenslag gemaakt zijn c.q. zullen worden.

    Het bestemmingsplan Bedrijventerrein Vinkenslag biedt aldus enerzijds een wettelijke basis om het huidige woonwagencentrum te deconcentreren middels toewijzing van verspreide woonwagenstandplaatsen en hiernavolgende omvorming tot bedrijventerrein.

    Anderzijds is het scheppen van een kader voor de toewijzing van standplaatsen voor de bewoners die in het kader van de deconcentratie elders ge(her-)huisvest dienen te worden, één van de voorwaarden om succesvol tot invulling van het bestemmingsplan over te kunnen gaan.

     

B. ALGEMENE TOELICHTING

Wettelijk kader

 

  • 1.

    Huisvestingswet

    In 1992 is de Woonruimtewet 1947 vervangen door de huidige Huisvestingswet. De Huisvestingswet bevat voorschriften, die beogen een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte te bevorderen.

    Artikel 2 van de wet bepaalt, dat de Raad van een gemeente een Huisvestingsverordening kan vaststellen voor een of meerdere categorieën woonruimte, indien zulks naar het oordeel van de Raad noodzakelijk is.

    Ingevolge artikel 5 van de wet, is dergelijke woonruimte dan vergunningplichtig, hetgeen betekent dat zij slechts kan worden betrokken, indien daarvoor een huisvestingsvergunning is verleend.

     

  • 2.

    Integratiewetgeving

    In de Huisvestingswet 1992 wordt onder woonruimte mede begrepen: een standplaats voor een woonwagen.

    In 1992 en 1994 zijn standplaatsen voor woonwagens en de woonwagens zelf voorts gebracht onder het reguliere regime van de Woningwet en de bepalingen voor huur en verhuur van woonruimte in het Burgerlijk Wetboek, en aanverwante wetten.

    Bij de Integratiewet van 1 juli 1998 is de Woonwagenwet opgeheven. Bij die gelegenheid verviel het voorheen geldende “afstammingsbeginsel” voor woonwagenbewoners.

    Sinds de inwerkingtreding van de Integratiewet per 1 maart 1999 staat het een ieder vrij een woonwagen op een standplaats te betrekken. Met deze wet werd de integratie van de regelgeving voor woonwagenbewoners in de wetgeving voltooid.

    In de wet zijn tijdelijke bepalingen opgenomen op grond waarvan woonwagenbewoners in bepaalde gemeenten tot 1 januari 2003 voorrang krijgen bij de toewijzing van standplaatsen.

     

  • 3.

    Deconcentratie- en tekortgemeenten

    De Huisvestingswet noemt in een bijlage de gemeenten die betrokken zijn bij de afbouw of sanering van een regionaal woonwagencentrum. Die gemeenten worden aangeduid als “deconcentratiegemeenten”.

    Ingevolge de Huisvestingswet zijn voorts bij ministeriële regeling gemeenten aangewezen, waar zich een substantieel tekort aan standplaatsen voordoet. Deze gemeenten worden aangeduid als “tekortgemeenten”.

    Krachtens de bijlage en ministeriële regeling is de gemeente Maastricht zowel een “deconcentratiegemeente” als een “tekortgemeente”.

     

  • 4.

    Tijdelijke uitzonderingsregels voor deconcentratie- en tekortgemeenten

    De Huisvestingswet bepaalt, dat tot 1 januari 2003, deconcentratie- en tekortgemeenten een huisvestingsverordening dienen vast te stellen voor het in gebruik nemen of geven van een standplaats. In deze verordening dienen deze gemeenten in het kader van het door het Rijk gevoerde deconcentratiebeleid naar eigen inzicht voorrangsregels voor bewoners van standplaatsen op op te heffen of te verkleinen regionale woonwagencentra op te nemen.

     

  • 5.

    Uitzonderingsregels in de Huisvestingswet beëindigd per 1 januari 2003

    De verplichting ingevolge de Huisvestingswet voor deconcentratie- en tekortgemeenten om een huisvestingsverordening vast te stellen ten behoeve van de deconcentratie van een regionaal woonwagencentrum en/of het terugdringen van het tekort aan standplaatsen binnen de gemeente, is per 1 januari 2003 van rechtswege geëindigd.

    Het Rijk is er hierbij van uitgegaan dat de deconcentratie en/of opheffing van de tekorten per 1 januari 2003 zouden zijn voltooid.

    Gemeenten waar de deconcentratie en/of opheffing van tekorten evenwel nog niet is voltooid, kunnen vanuit hun eigen verantwoordelijkheid er voor kiezen de door hen gehanteerde voorrangsregels te handhaven en/of aan te passen.

    De Huisvestingswet biedt hiertoe voldoende mogelijkheden.

     

  • 6.

    Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen 1999

    De Raad van de gemeente Maastricht heeft op 9 november 1999 op basis van bovenaangegeven wettelijke verplichting de Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen 1999 vastgesteld. Deze verordening voorziet in een voorrangsregime voor de bewoners van Vinkenslag, de overloop- of satellietlocaties Maastrichterweg en Volmolen, en de andere bestaande woonwagencentra in Maastricht bij de toewijzing van standplaatsen op woonwagencentra in de gemeente, vóór burgers en/of woonwagenbewoners die van elders komen.

    Met de vaststelling van deze verordening verviel de voordien geldende “Verordening tot het innemen van een standplaats met een woonwagen 1993”, waarin reeds bepaald was dat het verboden was zonder vergunning van burgemeester en wethouders een standplaats in te nemen of ingenomen te houden.

    In het kader van de deconcentratie van woonwagencentrum Vinkenslag is op basis van deze huisvestingsverordening bij het toewijzen van standplaatsen voorrang gegeven aan bewoners van De Vinkenslag (Vinkenslaglijst) en bewoners van andere woonwagencentra in Maastricht (Tekortlijst). Voor overige standplaatszoekenden is een Wachtlijst ingericht.

    Alle hoofdbewoners van het woonwagencentrum De Vinkenslag zijn ambtshalve op de Vinkenslaglijst geplaatst. Eveneens zijn de bewoners van de op te heffen overloop- of satellietlocaties (Volmolen en Maastrichterweg) aangemerkt als zijnde “hoofdbewoner De Vinkenslag), en als zodanig ambtshalve op de Vinkenslaglijst geplaatst.

     

  • 7.

    Intrekking Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen 1999:

    Vaststelling Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen Maastricht 2003

    De deconcentratie van woonwagencentrum De Vinkenslag is nog niet voltooid. De ombouw van het woonwagencentrum tot bedrijventerrein komt thans in de uitvoeringsfase.

    Voorts kent de gemeente nog steeds een tekort aan standplaatsen in de gemeente, en dienen een aantal woonwagenlocaties (Volmolen en Maastrichterweg) opgeheven te worden.

    Het blijven hanteren van de voorrangsregels voor de bewoners van De Vinkenslag en andere categorieën standplaatszoekenden in Maastricht bij de toewijzing van standplaatsen zal enerzijds het proces van ombouw van De Vinkenslag bevorderen en anderzijds leiden tot een rechtvaardige en evenwichtige verdeling van de overige (schaarse) standplaatsen in Maastricht.

    Het instrument daartoe is, dat een standplaats op een centrum elders niet mag worden betrokken zonder huisvestingsvergunning van Burgemeester en Wethouders. Het stellen van die eis zal voorts het beheer van die andere centra ten goede kunnen komen.

    Ondanks het vervallen van de wettelijke plicht daartoe, is het derhalve noodzakelijk om in de gemeente Maastricht de voorrangsregeling zoals opgenomen in de Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen 1999 te handhaven.

    Teneinde mogelijke onduidelijkheden bij de toepassing van de verordening te voorkomen, is het daarenboven wenselijk gebleken tekst en inhoud van de thans vigerende verordening uit 1999 op onderdelen te wijzigen.

    De aldus gewijzigde inhoud van de Huisvestingsverordening uit 1999 is opgenomen in de Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen Maastricht 2003. Met de inwerkingtreding van deze verordening, wordt de Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen 1999 ingetrokken.

 

De voornaamste wijzigingen betreffen:

  • -

    Verduidelijking van het toepassingsbereik van de verordening

    De verordening staat in dienst van het deconcentreren van De Vinkenslag: de huidige bewoners van De Vinkenslag die na uitvoering van de deconcentratie-operatie niet op dit woonwagencentrum kunnen blijven, worden op standplaatsen elders in Maastricht ge(her-)huisvest.

    Na voltooiing van deze herhuisvestingsoperatie zal DeVinkenslag conform het door de raad vastgestelde bestemmingsplan Bedrijventerrein Vinkenslag als bedrijventerrein ingericht worden. Standplaatsen die na herhuisvesting op De Vinkenslag vrijkomen worden derhalve niet meer als zodanig middels de huisvestingsverordening aan andere standplaatszoekenden toegewezen. Voor vrijkomende standplaatsen op andere woonwagenlocaties in Maastricht ten aanzien waarvan besloten is tot afbouw over te gaan, geldt een zelfde regeling.

    Deze doelstelling is nadrukkelijker in artikel 1.2. (Toepassingsbereik) van de verordening aangegeven.

    Voorts is duidelijker omschreven dat de verordening uitsluitend de verdeling van “woon”-standplaatsen reguleert. Standplaatsen voor woonwagens bij een bedrijventerrein vallen buiten het bereik van de verordening.

 

  • -

    Nadere toewijzingsregels woonwagenstandplaatsen

    Ter uitvoering van het bepaalde in de Huisvestingsverordening voor

    woonwagenstandplaatsen 1999 zijn de hoofdbewoners van De Vinkenslag op dezelfde datum ambtshalve in het register (Vinkenslaglijst) ingeschreven. Hierdoor hebben deze bewoners allen een gelijke inschrijfduur opgebouwd. Dit levert praktische problemen op bij de toewijzing van een standplaats, aangezien de volgorde van toewijzing van een standplaats geschiedt op basis van het criterium “inschrijfduur”. Vandaar dat in bijlage III van de verordening 2003 nadere toewijzingsregels zijn opgenomen.

 

Reservering van Vinkenslaglijst uitsluitend voor inschrijving van hoofdbewoners van De Vinkenslag

Ingevolge artikel 3.2 lid 2 van de Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen 1999 worden standplaatszoekenden op De Vinkenslag die de leeftijd van 18 jaar bereikten of bereikt hadden, en voorts gedurende een daaraan voorafgaande aaneengesloten periode van twee jaar bij een hoofdbewoner op De Vinkenslag inwoonden, ambtshalve of op verzoek op de Vinkenslaglijst ingeschreven.

Gelet op het nog steeds aanwezige tekort aan standplaatsen binnen de gemeente en het streven van het gemeentebestuur om de afbouw van De Vinkenslag met verhoogde prioriteit vorm te geven, worden de voor hoofdbewoners van De Vinkenslag gereserveerde standplaatsen als eerste voor deze hoofdbewoners ingezet.

Vandaar dat in de verordening tot uitdrukking is gebracht dat na vaststelling van de “Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen Maastricht 2003” door de Raad de Vinkenslaglijst uitsluitend bestemd is voor inschrijving van hoofdbewoners van De Vinkenslag.

Vanaf dit tijdstip kunnen inwonende bewoners die voldoen aan de inschrijvingsvoorwaarden als bedoeld in artikel 2.2., op verzoek dan wel ambtshalve worden ingeschreven op de Tekortlijst, dan wel, indien zij niet aan de criteria voor inschrijving op de Tekortlijst voldoen, op verzoek op de Wachtlijst worden ingeschreven.

De opgebouwde rechten (plaatsing op Vinkenslaglijst en opgebouwde inschrijvingsduur) van op De Vinkenslag inwonende standplaatszoekenden die onder vigeur van de verordening uit 1999 ambtshalve of op verzoek op de Vinkenslaglijst zijn ingeschreven, worden geëerbiedigd.

 

  • -

    Wijziging definitie Tekortlijst

    Teneinde standplaatszoekenden die als woonwagenbewoner een recente binding met de stad Maastricht hebben of hebben gehad een sterkere positie te geven in het kader van de toewijzing, zijn de voorwaarden voor inschrijving op de Tekortlijst aangescherpt.

    In de Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen 1999 werden standplaatszoekenden die konden aantonen dat zij vóór 1 maart 1998 legaal in een woonwagen op een standplaats in de gemeente Maastricht woonden of hebben gewoond, op verzoek of ambtshalve op de Tekortlijst geplaatst.

    In de huidige verordening is inschrijving op de Tekortlijst mogelijk voor standplaatszoekenden die kunnen aantonen dat zij in een aaneengesloten periode van vijf jaren direct voorafgaand aan het verzoek tot inschrijving tenminste twee jaren ononderbroken legaal in een woonwagen op een standplaats in degemeente Maastricht wonen of hebben gewoond, een en ander voor zover zij niet voor inschrijving op deVinkenslaglijst in aanmerking komen.De standplaatszoekenden die onder vigeur van de Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen 1999 op de Tekortlijst zijn ingeschreven worden als zodanig met behoud van inschrijvingsduur gehandhaafd.

     

  • -

    Wijziging toewijzingsprocedure

    De Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen 1999 bepaalde in artikel 4.2. dat deHuisvestingsvergunning ambtshalve wordt verleend aan standplaatszoekenden aan wie een standplaats is toegewezen.

    Voor standplaatszoekenden die op de Vinkenslaglijst staan ingeschreven, alsmede standplaatszoekenden die ambtshalve op de Tekortlijst zijn ingeschreven, wordt deze procedure gehandhaafd. Bij toewijzing van een standplaats en daaraan gekoppelde verlening van een Huisvestingsvergunning zal het bestuursorgaan rekening houden met de door deze ingeschrevenen uitgesproken locatievoorkeur, een en ander voor zover dit op basis van de toewijzingscriteria/voorrangsregeling van deze verordening in redelijkheid mogelijk is. Een systeem waarbij deze ingeschrevenen een toewijzing binnen een bepaalde termijn kunnen aanvaarden waarna vervolgens, bij aanvaarding, de Huisvestingsvergunning wordt verleend, wordt, gelet op de vereiste voortvarendheid bij de deconcentratie van De Vinkenslag en andere locaties waaromtrent een besluit tot afbouw is genomen, niet wenselijk geacht. Mocht blijken dat, naar het oordeel van het bestuursorgaan, de betrokkene aan wie een standplaats is toegewezen en een hierop gerichte Huisvestingsvergunning is verleend, met gegronde redenen weigert de toegewezen standplaats te aanvaarden, dan kan het bestuursorgaan in voorkomend geval de verleende vergunning intrekken. Betrokkene zal alsdan, conform de toewijzingscriteria in deze verordening, een nieuwe toewijzing worden gedaan.

    Voor de overige standplaatszoekenden is thans een procedure in de verordening opgenomen, waarbij betrokken in de gelegenheid worden gesteld binnen vier weken na verzending van het toewijzingsbericht, de toewijzing te aanvaarden of te weigeren. Na aanvaarding zal vervolgens de Huisvestingsvergunning worden verleend. Bij weigering geldt het bepaalde in artikel 4.3. lid 6 van de verordening.

     

  • -

    Redactionele wijzingen

    Voorts zijn in de verordening op enkele punten redactionele wijzingen aangebracht, en is de toelichting op de verordening dienovereenkomstig aangepast. Omwille van de duidelijkheid is de indeling van de verordening ten opzichte van zijn voorganger, op onderdelen gewijzigd.

 

C. GEVOERD OVERLEG/INGEKOMEN ZIENSWIJZEN

 

Algemeen

De concept-Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen Maastricht 2003 is van

18 september 2003 tot en met 17 oktober 2003 bij het Gemeenteloket, Stadskantoor Maastricht I, ter visie gelegd.

Gedurende deze periode konden schriftelijke zienswijzen ten aanzien van de conceptverordening bij het College worden ingediend.

 

Deze tervisielegging is op de gebruikelijke wijze algemeen bekend gemaakt middels een publicatie in de Maaspost van 17 september 2003. De Stichting Woonwagenwerk en Trajekt zijn daarnaast schriftelijk op de tervisielegging geattendeerd en hebben, evenals de Maastrichtse woningcorporaties, een exemplaar van de conceptverordening toegezonden gekregen.

 

De Stichting Woonwagenwerk is uitgenodigd voor een nadere gedachtewisseling omtrent de inhoud van de conceptverordening. Van deze uitnodiging is evenwel geen gebruik gemaakt.

 

Naar aanleiding van de tervisielegging is één schriftelijke reactie ontvangen.

Bij brief van 15 oktober 2003, ontvangen 16 oktober 2003 is door de woonwagenconsulenten van Trajekt pro forma een zienswijze ingediend, welke zienswijze bij brief van 17 oktober 2003, ontvangen 20 oktober 2003 van een nadere motivering is voorzien .

 

Tevens is in de periode van tervisielegging het overleg als bedoeld in artikel 3 Huisvestingswet met de Maastrichtse corporaties gevoerd omtrent de conceptverordening.

Op 7 oktober 2003 heeft omtrent de conceptverordening overleg plaatsgevonden met de woningcorporaties Woonpunt en Maasvallei. Servatius was wegens ziekte afwezig.

De overlegresultaten zijn in verslagvorm aan de corporaties voorgelegd, en akkoord bevonden. Servatius heeft naar aanleiding hiervan aangegeven zich bij de in het verslag weergegeven conclusies en resultaten aan te sluiten.

Op verzoek van de woningcorporaties heeft omtrent de conceptverordening op 16 oktober 2003 tevens overleg plaatsgevonden met het bureau Broekhuizen & Wit, welk bureau namens de Maastrichtse corporaties het beheer verricht op de in eigendom van de corporaties zijnde woonwagenlocaties.

 

Evaluatie ingekomen zienswijze Woonwagenconsulenten Trajekt

 

De door de woonwagenconsulenten Trajekt ingediende zienswijze heeft zakelijk weergegeven betrekking op:

  • 1.

    de wijze van bekendmaking van de tervisielegging van de concept-Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen Maastricht 2003;

  • 2.

    het ontbreken van een evaluatie van de thans vigerende Huisvestingsverordening, gelet op de door deze verordening veroorzaakte benadeling van ingeschreven woonwagenbewoners op de kleine locaties en ex-woonwagenbewoners die in een huis wonen ten opzichte van De Vinkenslag;

  • 3.

    het gehanteerde voorrangsregime bij toewijzing, waardoor ingeschrevenen op de Tekortlijst benadeeld worden;

  • 4.

    de gewijzigde definitie van de Tekortlijst in relatie tot de realisering van extra standplaatsen;

  • 5.

    de oproep van het Ministerie Vrom aan gemeenten om in de woonbehoefte van woonwagenbewoners te voorzien.

Ten aanzien van deze punten wordt het volgende opgemerkt, respectievelijk voorgesteld:

 

Ad 1: de wijze van bekendmaking van de tervisielegging

Passage zienswijze woonconsulenten Trajekt:

De publicatie van de nieuwe “Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen 2003” heeft de gemeente alleen gepubliceerd in “De Maaspost” van 17 september 2003. De meeste woonwagenbewoners die op een woonwagenlocatie staan ontvangen “De Maaspost” niet in hun brievenbus omdat deze krant door de bezorgers niet op die plekken wordt afgeleverd. De meeste woonwagenbewoners zijn dus niet geïnformeerd over de aanstaande verandering/wijziging van de verordening. Waarom worden de woonwagenbewoners niet rechtstreeks door de gemeente geïnformeerd over deze nieuwe verordening?

 

Antwoord:

De bekendmaking van de tervisielegging van de concept-Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen 2003 is op de algemeen gebruikelijke wijze geschied. De Maaspost wordt door de gemeente sinds jaar en dag aangewend voor het publiceren van alle officiële gemeentelijke mededelingen en bekendmakingen. Voorts is de bekendmaking van de tervisielegging vanaf 17 september 2003 opgenomen in de digitale versie van de Stadskrant op de gemeentelijke site www.maastricht.nl.

 

In het kader van de tervisielegging van het concept van de thans vigerende Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen 1999 is gebleken dat de informatievoorziening niet bij alle woonwagenlocaties vlekkeloos verlopen was. Gebleken was dat de Maaspost niet adequaat op een aantal verspreide locaties bezorgd werd. Naar aanleiding hiervan zijn met de distributeur van De Maaspost nadere afspraken gemaakt om die situatie te verbeteren en in de toekomst te voorkomen.

Er was derhalve geen aanleiding om de tervisielegging van de conceptverordening 2003 niet op de gebruikelijke wijze bekend te maken, zeker nu (anders dan in 1999) de bekendmaking ook digitaal gepubliceerd is.

Niettemin is aanvullend op deze gebruikelijke bekendmaking de Stichting Woonwagenwerk en Trajekt een week voor de tervisielegging op 18 september, middels een separaat schrijven d.d. 11 september 2003, verzonden 12 september 2003 omtrent deze tervisielegging geïnformeerd. Tevens is aan deze instanties op 19 september 2003 een exemplaar van de conceptverordening toegezonden.

 

Als begeleidende instelling op het gebied van specifiek maatschappelijk werk voor woonwagenbewoners zijn de woonwagenconsulenten van Trajekt derhalve ruimschoots in de gelegenheid gesteld (vanaf 12 september t/m 17 oktober 2003) om de tervisielegging en de inhoud van de verordening bij de Maastrichtse woonwagenbewoners rechtstreeks onder de aandacht te brengen.

 

Ad 2: het ontbreken van een evaluatie van de thans vigerende Huisvestingsverordening, gelet op de door deze verordening veroorzaakte benadeling van ingeschrevenwoonwagenbewoners op de kleine locaties en ex-woonwagenbewoners die in een huis wonen ten opzichte van De Vinkenslag.

 

Passage zienswijze woonconsulenten Trajekt:

De eerste Huisvestingsverordening van 1999 heeft nu vier jaar gefunctioneerd. Het zou zeer aanbevelingswaard zijn om deze verordening van vier jaar geleden te evalueren. Deze evaluatie van de verordening zou dan ook met de betrokkenen (de woonwagenbewoners) moeten gebeuren en niet alleen op beleidsniveau (de gemeente). De “Huisvestingsverordening 1999” heeft er o.a. toe geleid dat, voor de woonwagenbewoners/Sinti’s op de kleine locaties en hun kinderen die willen gaan wonen in een woonwagen en voor de ex-woonwagenbewoners/Sinti’s en hun kinderen die in een huis wonen, de mogelijkheid om voor een standplaats in aanmerking te komen bijna onmogelijk gemaakt wordt omdat deze groepen zeer benadeeld worden ten opzichte van de Vinkenslag.

Om aan bovenstaande problematiek iets te kunnen oplossen zou het rechtvaardig zijn om vanaf nu een aantal nieuw te bouwen locaties (Maastricht-West bijvoorbeeld) ook als eerste open te stellen voor de “Tekortlijst”.

 

Antwoord:

Gemeenten die betrokken zijn bij de afbouw of sanering van een regionaal woonwagencentrum (deconcentratiegemeenten) en/of waar zich een substantieel tekort aan standplaatsen voordoet (tekortgemeenten), waren op grond van de Huisvestingswet per 1 maart 1999 verplicht om in een huisvestingsverordening voorrangsregels vast te stellen voor het in gebruik geven of nemen van een standplaats voor woonwagens.

De gemeente Maastricht heeft als deconcentratie- en tekortgemeente deze wettelijke verplichting ingevuld door voorrangsregels op te stellen en deze op te nemen in de Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen 1999.

Hiermee is tevens vanuit de eigen gemeentelijke verantwoordelijkheid en doelstellingen een prioritering aangebracht ten aanzien van de verdeling van woonwagenstandplaatsen in het algemeen, en de deconcentratie van woonwagencentrum Vinkenslag in het bijzonder. Bij het verdelen van beschikbare woonwagenstandplaatsen wordt op basis van deze huisvestingsverordening voorrang gegeven aan bewoners van De Vinkenslag (Vinkenslaglijst) en vervolgens aan bewoners van andere woonwagencentra in Maastricht (Tekortlijst). Voor overige standplaatszoekenden is een Wachtlijst ingericht.

 

Ondanks het vervallen van de wettelijke plicht daartoe, is anno 2003 onverkorte handhaving van het voorrangsregime nog immer één van de randvoorwaarden om enerzijds succesvol tot deconcentratie van De Vinkenslag over te kunnen gaan, en anderzijds ook de overige standplaatsen op een evenwichtige en rechtvaardige wijze te verdelen.

De deconcentratie van woonwagencentrum De Vinkenslag is nog niet voltooid. De ombouw van het woonwagencentrum tot bedrijventerrein komt thans in de uitvoeringsfase, en wordt met verhoogde prioriteit voorbereid.

 

Er is derhalve geen aanleiding aanwezig om de beleidsuitgangspunten die in 1999 ten grondslag lagen aan het in de huisvestingsverordening neergelegde voorrangsregime te evaluatief te wijzigen. Juist teneinde aan dit voorrangsregime effectiever uitvoering te kunnen geven, is het noodzakelijk gebleken tekst en inhoud van de Huisvestingsverordening 1999 op onderdelen aan te passen en nader uit te werken. Deze aanpassingen en uitwerkingen zijn geïntegreerd vorm gegeven in de thans voorliggende concept-Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen Maastricht 2003.

 

Vanuit doel en strekking van de Huisvestingswet is een op woonruimteverdeling gerichte huisvestingsverordening per definitie een instrument ter verdeling van schaarste. Vanuit deze schaarste is het bij uitstek de verantwoordelijkheid van de gemeente om keuzes te maken en criteria op te stellen die bepalen wie als eerste voor huisvesting in aanmerking komt.

Het in deze verordening neergelegde voorrangsregime leent zich dan ook niet voor een evaluatie met de betrokken standplaatszoekenden. Immers, iedere individuele standplaatszoekende wenst zo snel mogelijk voor toewijzing van een standplaats op de gewenste locatie in aanmerking te komen. Een evaluatie van de verordening in samenspraak met deze standplaatszoekenden zal al gauw leiden tot een uitvergroting van de (op zichzelf bezien legitieme) individuele belangen van iedere standplaatszoekende. Alsdan zal de gemeente wederom genoodzaakt zijn om vanuit haar beleidsdoelstellingen keuzes te maken gericht op verdeling van de schaarse standplaatsen.

 

Vanuit de gemeentelijke beleidsdoelstellingen heeft de deconcentratie van De Vinkenslag en de satellietlocaties Volmolen en Maastrichterweg nog immer de hoogste prioriteit. Middels het in de verordening gehandhaafde voorrangsregime worden de beschikbare standplaatsen dan ook als eerste aan hoofdbewoners van De Vinkenslag toegewezen. Het met voorrang openstellen van locaties voor ingeschrevenen op de Tekortlijst en/of de Wachtlijst past momenteel niet in deze beleidsuitgangspunten.

 

Ad 3: het gehanteerde voorrangsregime bij toewijzing, waardoor ingeschrevenen op de Tekortlijst benadeeld worden

 

Passage zienswijze woonconsulenten Trajekt:

Artikel 3.2. ad 1: de “Tekortlijst”. In de nieuwe regeling moeten standplaatszoekenden kunnen aantonen dat zij in een aaneengesloten periode van vijf jaren direct voorafgaand aan het verzoek tot inschrijven tenminste twee jaren ononderbroken legaal in een woonwagen op een standplaats in de gemeente Maastricht wonen of hebben gewoond, en voldoen aan artikel 2.2., om te worden ingeschreven op de “Tekortlijst”.

Dit voorstel is een verslechtering van de regeling uit 1999. Door de nieuwe regeling van 2003 hebben woonwagenbewoners/Sinti’s/Roma’s die meer dan drie jaar in een woning wonen geen enkele kans meer om op de “Tekortlijst” te worden geplaatst, die moeten dan naar de laatste lijst de “Wachtlijst” en als je daarop staat maak je nooit meer kans om ooit nog eens op een standplaats te kunnen gaan wonen. In de tekst van de regeling van 1999 zou je hoogstens de datum kunnen aanpassen naar 1 maart 1999 bijvoorbeeld. Nu wordt er een soort sterfhuisconstructie gevolgd die zeer nadelig is voor een groot deel van de woonwagenbewoners/Sinti’s/Roma’s uit de huizen.

 

Antwoord:

De wijziging van de definitie van de Tekortlijst is ingegeven vanuit de wens om het bereik van de Huisvestingsverordening veel scherper toe te spitsen op bescherming van de huidige Maastrichtse woonwagenbewoners.

In de Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen 1999 kwamen standplaatszoekenden voor inschrijving op de Tekortlijst in aanmerking indien zij konden aantonen dat zij vóór 1 maart 1998 legaal in een woonwagen op een standplaats in de gemeente Maastricht woonden of hebben gewoond.

Dit betekende dat woonwagenbewoners van buiten Maastricht die bijvoorbeeld in 1975 gedurende één week legaal in Maastricht op een standplaats hebben gewoond, in aanmerking konden komen voor plaatsing op de Tekortlijst.

Gelet op de reeds aangehaalde schaarste wordt dit thans niet meer wenselijk geacht: uitgangspunt is om de in Maastricht woonachtige woonwagenbewoners primair voor standplaatsen in aanmerking te laten komen, en wel volgens de in de Huisvestingsverordening neergelegde voorrangsregels.

 

Door de voorgestelde wijziging van de definitie van de Tekortlijst kunnen na

inwerkingtreding van de Huisvestingsverordening 2003 alleen standplaatszoekenden die

kunnen aantonen dat zij in een aaneengesloten periode van vijf jaren direct voorafgaand aan het verzoek tot inschrijving tenminste twee jaren ononderbroken legaal in een woonwagen op een standplaats in de gemeente Maastricht wonen of hebben gewoond, op de Tekortlijst worden ingeschreven. Dit is een beperking van de regeling zoals die in de thans vigerende verordening is opgenomen.

Het is juist dat deze beperking ook gevolgen heeft voor ex-woonwagenbewoners die thans meer dan drie jaar in een huis wonen, en wederom in aanmerking wensen te komen voor een standplaats. Deze bewoners komen alsdan in aanmerking voor inschrijving op de “Wachtlijst”.

Aangezien enerzijds de definitiewijziging de toelating tot de Tekortlijst van thans in een woning woonachtig woonwagenbewoners niet volledig onmogelijk maakt, en anderzijds momenteel prioriteit wordt gegeven aan de huisvesting van de huidige standplaatsbewoners in Maastricht, is geen aanleiding aanwezig om de definitie aan te passen zoals in de ingediende zienswijze voorgesteld.

 

Ad 4: de gewijzigde definitie van de Tekortlijst in relatie tot de realisering van extra standplaatsen

Passage zienswijze woonconsulenten Trajekt:

Artikel 3.4 ad II: over de ingeschrevenen op de “Tekortlijst”. De volgorde van inschrijving die wordt voorgesteld nu: eerst kandidaten van een op te heffen standplaats in Maastricht en secundair kandidaten woonachtig op een woonwagenlocatie in Maastricht.

Wanneer standplaatsen gesaneerd moeten worden dan moet de gemeente extra standplaatsen aanleggen voor woonwagenbewoners. De “Tekortlijst” moet niet gebruikt worden om deze mensen aan een standplaats te helpen, omdat er al zo’n gebrek aan standplaatsen is in Maastricht.

 

Antwoord:

Zoals hiervoor reeds aangegeven heeft de deconcentratie van De Vinkenslag en de satellietlocaties Volmolen en Maastrichterweg nog immer de hoogste prioriteit.

In dit kader is De Vinkenslaglijst primair bestemd voor de hoofdbewoners van De Vinkenslag en de genoemde satellietlocaties. Bewoners van deze locaties, niet-zijnde hoofdbewoners komen thans niet meer in aanmerking voor inschrijving op de Vinkenslaglijst.

Met het oog op een effectieve deconcentratie wordt aan kandidaten van deze locaties, niet zijnde hoofdbewoners, binnen de Tekortlijst voorrang gegeven boven kandidaten woonachtig op een niet op te heffen woonwagenlocatie. Dit uitgangspunt is ongewijzigd overgenomen uit de thans vigerende Huisvestingsverordening uit 1999.

 

De onveilige c.q. noodsituatie op deze locaties ligt hieraan ten grondslag. Het streven is er op gericht om bovengenoemde deconcentratie in 2007 af te ronden. Alsdan ontstaat meer ruimte om sneller en adequater tegemoet te komen aan de huisvestingswensen van de overige woonwagenbewoners in Maastricht.

 

De onderhavige verordening is een verdelingsinstrument en ziet niet op de bouw van extra standplaatsen. Momenteel is een programma in voorbereiding gericht op het toevoegen van standplaatsen in Maastricht. De op basis hiervan toegevoegde standplaatsen zullen evenwel primair worden ingezet in het kader van de deconcentratie. Na voltooiing van deze deconcentratie zal eventuele additionele behoefte aan aanvullende standplaatsen in de reguliere gemeentelijke woningbouwprogrammering worden meegenomen.

 

Ad 5: de oproep van het Ministerie Vrom aan gemeenten om in de woonbehoefte van woonwagenbewoners te voorzien.

 

Passage zienswijze woonconsulenten Trajekt:

De Minister van Volkshuisvesting heeft in een brief, van eind december 2002, aan alle gemeentebesturen geschreven dat de gemeenten rekening moeten houden met de woonwensen van de woonwagenbewoners en men moet voorzien in voldoende passend aanbod. Hij dit in de brief dan ook een uitdrukkelijke oproep aan u (de gemeente) om op basis van inventarisatie van de vraag te bezien hoe op een snelle manier in de woonbehoefte van de woonwagenbewoners kan worden voorzien. Als Minister is hij van plan de standplaatsen- en woonwagenproblematiek te betrekken bij het maken van de definitieve verstedelijkingsafspraken. De Minister rekent op uw inzet, staat in de brief. Graag zouden wij zien dat u in deze verordening deze aanbevelingen meeneemt.

 

Antwoord:

De door Trajekt aangehaalde brief betreft een MG-circulaire van het Ministerie van Vrom d.d. 9 januari 2003, MG 2002-29 (verdeling van standplaatsen; beëindiging voorrangsbepalingen Huisvestingswet). In deze circulaire kondigt de Minister aan de voor deconcentratie- en tekortgemeenten wettelijke verplichting tot het opnemen van een voorrangsregels voor de verdeling van woonwagenstandplaatsen in de Huisvestingsverordening, niet te verlengen.

In deze circulaire geeft de Minister aan dat “doordat de deconcentratie van de laatste grote woonwagencentra niet langer verplicht is, de verantwoordelijkheid voor eventuele deconcentratie bij de daarbij betrokken gemeenten ligt. (…) “De Huisvestingswet bevat voldoende mogelijkheden voor gemeenten om zélf in een gemeentelijke huisvestingsverordening een specifieke (urgentie)regeling voor betrokken te treffen.”

Daarnaast wordt aangegeven dat, “met het oog op een volledige integratie van het woonwagenbeleid in het reguliere woonbeleid”, in het kader van de definitieve verstedelijkingsafspraken in 2003 met gemeenten afspraken gemaakt zullen worden omtrent de vraag hoe op een snelle manier in de woonbehoefte van de woonwagenbewoners kan worden voorzien.

Vanuit de context van de specifieke Maastrichtse woonwagenproblematiek en daaruit voortvloeiende uitgangspunten zal de gemeente Maastricht in het kader van de genoemde verstedelijkingsafspraken met de Minister in overleg treden.

  

Evaluatie resultaten overleg corporaties artikel 3 Huisvestingswet

De door de corporaties gemaakte opmerkingen ten aanzien van de concept-Huisvestingsverordening hebben zakelijk weergegeven betrekking op:

  • 1.

    de procedure die gehanteerd wordt bij het verlengen van de geldigheidsduur van de inschrijving van op verzoek ingeschreven standplaatszoekenden;

  • 2.

    de behoefte aan een nadere onderbouwing van de mogelijkheden van het bestuursorgaan om in bijzondere situaties af te wijken van de toewijzingsvolgorde;

  • 3.

    de termijn waarbinnen een toewijzing van een standplaats geaccepteerd dient te worden;

  • 4.

    de termijn waarbinnen na toewijzing/vergunningverlening de toegewezen

  • 5.

    de wijze waarop een verhuizing begeleid/verzorgd wordt, mede in relatie tot het vergoeden van de verhuiskosten.

Ten aanzien van deze punten wordt het volgende opgemerkt, respectievelijk voorgesteld:

 

ad 1: Artikel 2.2. lid 6 (verlenging inschrijving op verzoek):

Vraagtekens worden geplaatst bij het uitgangspunt dat wanneer de inschrijving na 2 jaar haar geldigheid verliest, deze inschrijving alleen dan telkenmale met een periode van 2 jaar verlengd kan worden, indien de ingeschrevene hiertoe schriftelijk de wens te kennen geeft.

De corporaties zijn voorstander om, naar analogie van de reguliere woonruimteverdeling, de inschrijving op verzoek automatisch te verlengen, dan wel de wens tot verlenging door het bestuursorgaan (initiatief gemeente) vóór einde geldigheidsduur van de inschrijving bij de ingeschrevenen te inventariseren.

 

Antwoord:

Naar aanleiding van deze opmerking is artikel 2.2. lid 6 aangepast als volgt:

” Vóór afloop van de geldigheidsduur van de inschrijving als bedoeld in lid 5, gaat het bestuursorgaan na of de ingeschrevene de inschrijving in het register van standplaatszoekenden wil handhaven. Indien bevestigend beantwoordt dan wordt de geldigheidsduur van de inschrijving met een periode van 2 jaar verlengd.”

De artikelsgewijze toelichting bij artikel 2.2. lid 6 wordt eveneens dienovereenkomstig aangepast.

 

Ad 2: Artikel 3.4. leden 3 en 4 (het afwijken dan wel aanbrengen van wijzigingen in de toewijzingsvolgorde)

De corporaties geven aan dat een effectieve en transparante toewijzing staat of valt met een consistente toepassing van de toewijzingsregels. In het recente verleden is dit niet altijd het geval geweest.

De in lid 3 van artikel 3.4. opgenomen mogelijkheid van het bestuursorgaan om in bijzondere gevallen af te wijken van de toewijzingsvolgorde dient dan ook geen afbreuk te doen aan een consistente toepassing van de toewijzingsvolgorde. Een zelfde opmerking wordt geplaatst bij lid 4 van artikel 3.4 (wijzigen van toewijzingsregels door het bestuursorgaan).

 

Antwoord:.

Algemeen uitgangspunt is om conform de in de bijlage bij de verordening opgenomen “Nadere toewijzingsregels” standplaatsen in Maastricht te verdelen.

 

De zinsnede “bijzondere gevallen” zoals opgenomen in artikel 3.4 lid 3 geeft op zichzelf reeds aan dat alleen in bijzondere situaties van deze algemene lijn afgeweken kan worden.

Het betreft dan bijzondere situaties die in redelijkheid nopen tot afwijking van de toewijzingsvolgorde. Deze afwijking dient per geval door het bestuursorgaan middels een daartoe strekkende motivering geobjectiveerd en toetsbaar gemaakt te worden.

Wanneer een bijzondere situaties wordt ingegeven vanuit standplaatszoekenden-perspectief (bijv. sociaal-maatschappelijk, relationeel, financieel) voorziet artikel 5.1 in een hardheidsclausule op basis waarvan het bestuursorgaan gemotiveerd ten gunste van de aanvrager kan afwijken van de verordening, een en ander voorzover onverkorte toepassing van de verordening tot een bijzondere hardheid leidt.

 

Lid 3 van artikel 3.4. is opgenomen voor bijzondere situaties vanuit het perspectief van het bestuursorgaan. Situaties zijn denkbaar dat onverkorte toepassing van de in de verordening opgenomen toewijzingscriteria in een toewijzing zou voorzien, die het bestuursorgaan voor bijzondere situaties plaatst (bijv. wanneer vooraf objectief vaststaat dat toewijzing van een standplaats aan de eerstgegadigde op een locatie tot onverantwoorde beheers- en veiligheidsrisico’s zal leiden c.q. tot aantasting van het woongenot van andere standplaatshouders zal leiden).

 

Een nadere motivering van deze strekking zal in de artikelsgewijze toelichting bij artikel 3.4. worden opgenomen.

Voorts zal tekstueel in lid 3 het woord “toewijzingsvolgorde” vervangen worden door “de toewijzingsvolgorde op basis van de in de bijlage van de verordening opgenomen nadere toewijzingsregels woonwagenstandplaatsen”.

 

Voor situaties waarin de verordening niet voorziet, is als sluitstuk de restbepaling als bedoeld in artikel 5.3 opgenomen.

 

Artikel 3.4 lid 4 van de verordening is opgenomen voor het geval dat in de praktijk blijkt dat in het belang van een rechtvaardige en doelmatige toewijzing de in de verordening opgenomen toewijzingsregels op onderdelen structureel wijziging behoeven. Teneinde te voorkomen dat alsdan de gehele wijzigingsprocedure doorlopen dient te worden, is aan het bestuursorgaan de bevoegdheid verleend om zelfstandig deze wijzigingen aan te brengen. De raad dient van deze wijzigingen in kennis gesteld te worden.

Deze bevoegdheid betreft uitsluitend het aanbrengen van wijzigingen in de in de bijlage van de verordening opgenomen “Nadere toewijzingsregels”. Het aanbrengen van wijzigingen in de tekst van de verordening zelf is een bevoegdheid van de raad.

 

Ad 3: Artikel 4.3. lid 2 (aanvaardingstermijn toegewezen standplaats)

De corporaties geven aan dat de termijn van 4 weken waarbinnen een op verzoek ingeschreven standplaatszoekende de gelegenheid heeft een toegewezen standplaats te accepteren, erg ruim gesteld is. Gedurende deze periode staat de toegewezen standplaats leeg met huurderving voor de corporaties tot gevolg.

In het kader van de reguliere woningtoewijzing wordt een kortere termijn gehanteerd. In zijn algemeenheid wordt een termijn van twee weken ruim voldoende geacht.

Door Broekhuizen & Wit wordt hiermee ingestemd.

 

Antwoord:

De reactietermijn van vier weken in artikel 4.3. lid 2 wordt gewijzigd in twee weken.

  

Ad 4: Artikel 4.4. lid 1 onder a (intrekken vergunning indien toegewezen standplaats niet binnen acht weken daarna is ingenomen)

De corporaties achten een termijn van acht weken waarbinnen een toegewezen standplaats door vergunninghouder dient te worden ingenomen te lang. Zo lang de standplaats niet is ingenomen lopen zij het risico van huurderving. In het algemeenheid vragen zij zich af of wie dit risico voor zijn rekening neemt.

 

Antwoord:

Desgevraagd is door Broekhuizen & Wit hieromtrent aangegeven dat een termijn van vier weken voor het verhuizen van de oude standplaats naar de toegewezen standplaats ruim voldoende wordt geacht.

De termijn in artikel 4.4. lid 1 zal dan ook gewijzigd worden van “acht” in “vier” weken.

 

Ten aanzien van het risico van huurderving wordt opgemerkt dat de inspanning van de gemeente er in zijn algemeenheid op gericht is huurderving als gevolg van leegstand van woonwagenlocaties te voorkomen c.q. tot een minimum te beperken. Een en ander voor zover dit binnen het invloedsbereik van de gemeente ligt.

De gemeente zal hieromtrent nader met de corporaties in overleg treden.

 

Ad 5: begeleiden verhuizing/vergoeding verhuiskosten

Door de corporaties wordt gevraagd wie feitelijk de verhuizing verzorgd van de oude standplaats naar de toegewezen standplaats. In het verlengde hiervan wordt gevraagd of aan de standplaatszoekende een verhuisvergoeding wordt toegekend, of dat de verhuizing vanwege de gemeente geregeld wordt en de hierbij gemaakte kosten van verplaatsing door de gemeente betaald worden?

 

Antwoord:

Beide opties zijn vooralsnog mogelijk. In het eerste geval wordt de verplaatsing door de bewoner zelf verzorgd onder ontvangst van een gemeentelijke bijdrage daarvoor. In het tweede geval verzorgt de gemeente de verplaatsing, gefinancierd vanuit het woonwagenplan.

Een nadere uitwerking hiervan dient nog plaats te vinden.

 

D. TOELICHTING AFZONDERLIJKE ARTIKELEN

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

 

Ad c: Eigenaar:

Artikel 1 lid 2 van de Huisvestingswet bepaalt: “Voor zover niet anders is bepaald, wordt in deze wet en de daarop rustende bepalingen onder eigenaar van een woonruimte of een gebouw verstaan: degene die bevoegd is tot het in gebruik geven van die woonruimte of dat gebouw. Onder “eigenaar in de zin van het Burgerlijk Wetboek” wordt in deze wet en de daarop rustende bepalingen mede verstaan: de erfpachter, vruchtgebruiker, gerechtigde tot een appartementsrecht als bedoeld in artikel 106 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of degene aan wie door een rechtspersoon het gebruiksrecht van een woonruimte is verleend.”

 

Ad d:Huisvestingsvergunning:

Artikel 7 van de Huisvestingswet bepaalt over de vergunning het volgende:

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een woonruimte, aangewezen overeenkomstig artikel 5, in gebruik te nemen voor bewoning.

  • 2.

    Het is verboden een woonruimte, aangewezen overeenkomstig artikel 5, voor bewoning in gebruik te geven aan een persoon die niet beschikt over een huisvestingsvergunning.

  • 3.

    Voor de toepassing van het eerste en tweede lid, wordt het in gebruik nemen of geven van een woonwagen die op een standplaats staat, of van een woonschip dat op een ligplaats ligt, aangemerkt als het in gebruik nemen of geven van die standplaats onderscheidenlijk ligplaats.”

 

Artikel 1.2. Toepassingsbereik

 

Deze Huisvestingsverordening bevat regels omtrent de toewijzing van

woonwagenstandplaatsen aan standplaatszoekenden, en is als zodanig van toepassing op de

toewijzing van in de gemeente gerealiseerde standplaatsen.

Artikel 1.2. geeft aan dat standplaatsen op het te deconcentreren woonwagencentrum De Vinkenslag en op andere woonwagenlocaties waaromtrent door de gemeente een besluit tot afbouw is genomen (bijvoorbeeld de locaties Volmolen en Maastrichterweg), na verhuizing van een aldaar woonachtige bewoner naar een andere locatie, buiten het toewijzingsbereik van deze verordening vallen. Deze standplaatsen worden dus niet meer (opnieuw) aan standplaatszoekenden toegewezen.

Voorts vallen alleen standplaatsen onder het toewijzingsbereik van deze verordening die voor woondoeleinden bestemd zijn. Deze verordening reguleert niet de toewijzing van bedrijfsstandplaatsen (een standplaats voor een bedrijfshouder (doorgaans met de planologische bestemming bedrijfsdoeleinden; vergelijk een bedrijfswoning).

 

Hoofdstuk 2 Regels voor inschrijving voor standplaatsen

 

Artikel 2.1.Register van standplaatszoekenden

 

Het bestuursorgaan draagt zorgt voor het aanleggen en bijhouden van een register van standplaatszoekenden.

 

Deze werkzaamheden worden uitgevoerd door ambtenaren die daartoe aangewezen zijn door burgemeester en wethouders.

 

De inschrijving kan op verzoek van een standplaatszoekende of ambtshalve worden verricht.

 

In het register worden de namen van de kandidaten vermeld in volgorde van inschrijving. Het register is ingedeeld in twee voorrangslijsten, namelijk de Vinkenslaglijst en de Tekortlijst, en een wachtlijst voor de overige standplaatszoekenden. Per lijst geldt dat degene die het eerst is ingeschreven het eerste aan de beurt komt bij toewijzing van een standplaats. Bij gelijke inschrijvingsduur wordt de toewijzingsvolgorde bepaalt conform het bepaalde in de “Nadere toewijzingsregels woonwagenstandplaatsen” die als bijlage III bij deze Verordening zijn opgenomen en als zodanig hiervan onderdeel uitmaken.

Het bestuursorgaan kan een andere volgorde van inschrijving of toewijzing bepalen.

 

Standplaatszoekenden kunnen zich niet van een lijst waarop ze staan ingeschreven naar een andere lijst laten overschrijven.

 

Artikel 2.2. Inschrijving op verzoek

 

Het op verzoek inschrijven als standsplaatszoekende geschiedt door middel van een door het bestuursorgaan vast te stellen formulier. Op grond van de Wet Persoonsregistraties zal hiervoor een reglement worden vastgesteld.

Met dit formulier wordt beoogd dat van al degenen die ingeschreven wensen te worden, eenduidige gegevens worden genoteerd. Deze gegevens betreffen de naam, burgerlijke staat en personalia van de aanvrager en van de eventueel tot het huishouden behorende personen, het adres waar de aanvrager nu woont en het adres, met aanduiding van huisnummer en locatie, waar de aanvrager wil wonen.

Alle personen die 18 jaar of ouder zijn en die of de Nederlandse nationaliteit bezitten, of een geldige verblijfstitel hebben, en het aanvraagformulier volledig hebben ingevuld, kunnen op verzoek worden ingeschreven.

 

In lid 4 is aangegeven dat de ingeschrevene na inschrijving een bewijs van inschrijving ontvangt, welk bewijs ingevolge lid 5 maximaal twee jaar geldig is. Als datum van inschrijving geldt de datum van ontvangst van het aanvraagformulier.

Vóór afloop van de geldigheidsduur van de inschrijving als bedoeld in lid 5, gaat het bestuursorgaan na of de ingeschrevene de inschrijving in het register van standplaatszoekenden wil handhaven. Indien bevestigend beantwoordt dan wordt de geldigheidsduur van de inschrijving met een periode van 2 jaar verlengd. Indien het bestuursorgaan hierin niet of eerst na afloop van de geldigheidsduur voorziet, wordt de inschrijving automatisch met een periode van twee jaar verlengd.

Indien geen verlenging plaatsvindt, voldoet de ingeschrevene niet meer aan de vereisten voor inschrijving. De inschrijving wordt alsdan doorgehaald.

 

Artikel 2.3. Ambtshalve inschrijving

 

Alle hoofdbewoners van het woonwagencentrum De Vinkenslag zijn onder vigeur van de Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen 1999 ambtshalve op de Vinkenslaglijst geplaatst. Eveneens zijn bewoners van een aantal op te heffen woonwagenlocaties (Volmolen en Maastrichterweg) aangemerkt als zijnde “hoofdbewoner De Vinkenslag) en als zodanig ambtshalve op de Vinkenslaglijst in te schrijven.

Het bestuursorgaan is eveneens bevoegd om standplaatszoekenden ambtshalve op de Tekortlijst in te schrijven, bijvoorbeeld ten aanzien van bewoners van een op te heffen woonwagenlocatie die niet in aanmerking komen voor plaatsing op de Vinkenslaglijst en die uit eigener beweging zich niet op verzoek als standplaatszoekende wensen in te schrijven.

 

In lid 3 is aangegeven dat de ingeschrevene na inschrijving een bewijs van inschrijving ontvangt. Als datum van de ambtshalve inschrijving geldt de datum waarop het bestuursorgaan de standplaatszoekende heeft ingeschreven. De inschrijving blijft geldig totdat de ingeschrevene overeenkomstig een daartoe verleende huisvestingsvergunning, daadwerkelijk is verhuisd naar een toegewezen standplaats of andere woonruimte elders .

 

Artikel 2.4. Doorhalen inschrijving

De inschrijving wordt doorgehaald bij het niet meer voldoen aan de eisen van inschrijving door ingeschrevene, op verzoek van een niet ambtshalve ingeschrevene, bij overlijden van ingeschrevene of bij een niet ambtshalve ingeschrevene door het verloop van 2 jaar zonder verlenging.

Indien de inschrijving wordt doorgehaald, wordt de standplaatszoekende daarvan in kennis gesteld.

 

Artikel 2.5. Wijziging van inschrijving

 

De inschrijving in de registers geschiedt op naam van de beide partners, indien deze plaatsvindt in verband met een voorgenomen of bestaand huwelijk c.q. samenwoning.

Mocht aan deze relatie een einde komen, dan kunnen de beide partners zich afzonderlijk laten inschrijven met behoud van de datum waarop de partners zich gezamenlijk in het register hebben laten inschrijven. Is er sprake van een ambtshalve inschrijving dan kan het bestuursorgaan beslissen of beide partners apart worden ingeschreven. Indien een van de partners overlijdt blijft de overgebleven partner ingeschreven staan. Hij/zij hoeft zich niet opnieuw in te schrijven.

  

Hoofdstuk 3 Indeling en Toewijzing

 

Artikel 3.1.Vinkenslaglijst

 

Hoofdbewoners van een woonwagen op een standplaats op De Vinkenslag zijn ambtshalve ingeschreven op de Vinkenslaglijst. Deze inschrijving wordt onder deze verordening overgenomen.

Eveneens worden op de Vinkenslaglijst inwonende standplaatszoekenden geplaatst die conform het bepaalde in artikel 3.2. lid 2 van de Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen 1999 als zodanig zijn ingeschreven.

De opgebouwde rechten (plaatsing op Vinkenslaglijst en opgebouwde inschrijvingsduur) van op De Vinkenslag inwonende standplaatszoekenden die onder vigeur van de verordening uit 1999 ambtshalve of op verzoek op de Vinkenslaglijst zijn ingeschreven, worden geëerbiedigd.

Na vaststelling van de onderhavige verordening door de raad komen inwonende bewoners van De Vinkenslag niet meer in aanmerking voor inschrijving op de Vinkenslaglijst. Vanaf dit tijdstip kunnen inwonende bewoners die voldoen aan de inschrijvingsvoorwaarden als bedoeld in artikel 2.2., op verzoek dan wel ambtshalve worden ingeschreven op de Tekortlijst, dan wel, indien zij niet aan de criteria voor inschrijving op de Tekortlijst voldoen, op verzoek op de Wachtlijst worden ingeschreven.

 

Artikel 3.2. Tekortlijst

 

Kandidaten, niet zijnde ambtshalve ingeschrevenen, die in aanmerking willen komen voor inschrijving op de Tekortlijst, moeten kunnen aantonen dat zij in een aaneengesloten periode van vijf jaren direct voorafgaand aan het verzoek tot inschrijving tenminste twee jaren ononderbroken legaal in een woonwagen op een standplaats in de gemeente Maastricht wonen of hebben gewoond. Dit kan door middel van een huurovereenkomst, een verklaring van recht door de provincie, etc..

De inschrijving van onder vigeur van de voorheen geldende verordening ingeschreven kandidaten, wordt onder deze verordening overgenomen.

 

Artikel 3.3.Wachtlijst

 

Standplaatszoekenden die niet in aanmerking komen voor plaatsing op de Vinkenslaglijst dan wel Tekortlijst kunnen, indien zij voldoen aan de in artikel 2.2. genoemde voorwaarden, op verzoek op de Wachtlijst worden ingeschreven.

De inschrijving van onder vigeur van de voorheen geldende verordening ingeschreven kandidaten, wordt onder deze verordening overgenomen.

 

Artikel 3.4. Toewijzingsvolgorde standplaatsen

 

Voor toewijzing van standplaatsen is in de verordening een voorrangsstelsel opgenomen waarbij ingeschrevenen op de Vinkenslaglijst voorrang hebben op ingeschrevenen op de Tekortlijst en ingeschrevenen op de Wachtlijst. Binnen de lijsten worden standplaatsen toegewezen op volgorde van inschrijvingsdatum en voorts volgens de toewijzingsregels zoals omschreven in de “Nadere toewijzingsregels woonwagenstandplaatsen” die als bijlage III bij deze Verordening zijn opgenomen en als zodanig hiervan onderdeel uitmaken.

 

Voor de Vinkenslaglijst geldt dat kandidaten zijnde hoofdbewoner Vinkenslag voorgaan op diegenen die staan ingeschreven als inwonende bij een hoofdbewoner op De Vinkenslag.

In onderdeel A van de als bijlage III bij deze verordening opgenomen toewijzingsregels is de toewijzingsvolgorde van standplaatsen aan hoofdbewoners van De Vinkenslag nader bepaald. Hoofdbewoners zonder bedrijf op De Vinkenslag gaan voor op hoofdbewoners met een bedrijf op De Vinkenslag. Voor beide categorieën geldt vervolgens dat hoofdbewoners die een specifieke voorkeur voor een toe te wijzen locatie hebben aangegeven voorgaan op hoofdbewoners die weliswaar hebben aangegeven voor herhuisvesting in aanmerking te willen komen doch geen specifieke voorkeur hebben aangegeven respectievelijk hoofdbewoners die in het geheel geen voorkeur hebben aangegeven.

 

Indien meerdere ingeschrevenen gelijkelijk als eerste voor toewijzing van een standplaats in aanmerking komen, zal toewijzing plaatsvinden aan de kandidaat met de langste woonduur op De Vinkenslag. Wanneer vervolgens nog steeds meerdere kandidaten gelijkelijk voor toewijzing in aanmerking komen, zal geloot worden. Het bestuursorgaan zal er voor zorg dragen dat deze loting op een objectieve wijze geschiedt.

 

Indien standplaatszoekenden die op de Vinkenslaglijst zijn ingeschreven als bij een hoofdbewoner inwonende bewoners, op basis van een gelijke inschrijvingsduur voor toewijzing van een standplaats in aanmerking komen, vindt toewijzing eveneens plaats middels loting.

 

Toewijzing van standplaatsen aan ingeschrevenen op de Tekortlijst geschiedt op basis van inschrijfduur, waarbij kandidaten van een op te heffen standplaats in Maastricht als eerste voor toewijzing in aanmerking komen. Vervolgens zal toewijzing plaatsvinden aan kandidaten die op een woonwagenlocatie in Maastricht woonachtig zijn en daarna aan de overige ingeschrevenen op de Tekortlijst.

Indien meerdere ingeschrevenen gelijkelijk als eerste voor toewijzing in aanmerking komen, zal loting plaatsvinden.

 

Toewijzing van standplaatsen aan ingeschrevenen op de Wachtlijst geschiedt eveneens op basis van inschrijfduur, waarbij standplaatszoekenden die kunnen aantonen dat zij legaal in een woonwagen op een standplaats wonen of hebben gewoond voorgaan op overige standplaatszoekenden .

Indien meerdere ingeschrevenen gelijkelijk als eerste voor toewijzing in aanmerking komen, zal loting plaatsvinden.

 

De in lid 3 opgenomen bevoegdheid van het bestuursorgaan om af te wijken van de in lid 1 vermelde toewijzingsvolgorde op basis van de in de bijlage van de verordening opgenomen “Nadere toewijzingsregels woonwagenstandplaatsen” kan worden aangewend voor bijzondere situaties vanuit het perspectief van het bestuursorgaan. Situaties zijn denkbaar dat onverkorte toepassing van de in de verordening opgenomen toewijzingscriteria in een toewijzing zou voorzien, die het bestuursorgaan voor bijzondere situaties plaatst (bijv. wanneer vooraf objectief vaststaat dat toewijzing van een standplaats aan de eerstgegadigde op een locatie tot onverantwoorde beheers- en veiligheidsrisico’s zal leiden c.q. tot aantasting van het woongenot van andere standplaatshouders zal leiden).

 

Artikel 3.4 lid 4 van de verordening is opgenomen voor het geval dat in de praktijk blijkt dat in het belang van een rechtvaardige en doelmatige toewijzing de in de verordening opgenomen toewijzingsregels op onderdelen structureel wijziging behoeven. Teneinde te voorkomen dat alsdan de gehele wijzigingsprocedure doorlopen dient te worden, is aan het bestuursorgaan de bevoegdheid verleend om zelfstandig deze wijzigingen aan te brengen. De raad dient van deze wijzigingen in kennis gesteld te worden.

Deze bevoegdheid betreft uitsluitend het aanbrengen van wijzigingen in de in de bijlage van de verordening opgenomen “Nadere toewijzingsregels”. Het aanbrengen van wijzigingen in de tekst van de verordening zelf is een bevoegdheid van de raad.

 

Hoofdstuk 4 Toewijzing en vergunningverlening

 

Artikel 4.1.Vergunningvereiste

 

Het is verboden om zonder een huisvestingsvergunning met een woonwagen een standplaats in gebruik te geven, te nemen of bezet te houden. Het bestuursorgaan zal toezien op de handhaving van dit verbod.

 

De huisvestingsvergunning wordt voor onbepaalde tijd verleend. Degene, die een huisvestingsvergunning voor een standplaats heeft gekregen, heeft niet de mogelijkheid deze vergunning aan een ander over te dragen

Zowel voor nieuwe als vrijgekomen standplaatsen geldt hetzelfde systeem waarbij toewijzing plaatsvindt aan diegene, die daarvoor volgens het systeem vermeld in hoofdstuk 3 in aanmerking komt.

 

Artikel 4.2.Toewijzing en vergunningverlening aan ambtshalve ingeschreven standplaatszoekenden.

 

De huisvestingsvergunning wordt, gelijktijdig met de toewijzing van een standplaats, verleend aan de ingeschrevenen op de Vinkenslaglijst en de ambtshalve ingeschrevenen op de Tekortlijst.

Bij de toewijzing van een standplaats zal het bestuursorgaan rekening houden met de door deze ingeschrevenen uitgesproken locatievoorkeur, voor zover dit op basis van de toewijzingscriteria/voorrangsregeling van deze verordening in redelijkheid mogelijk is.

Bij een naar het oordeel van het bestuursorgaan gegronde weigering van de aangeboden standplaats, kan het bestuursorgaan in voorkomend geval de verleende huisvestingsvergunning intrekken en aan de betrokkene standplaatszoekende conform het bepaalde in hoofdstuk 3 van deze verordening, een nieuwe standplaats toewijzen.

 

Bij een naar het oordeel van het bestuursorgaan ten onrechte weigering van een aangeboden standplaats door deze categorie ingeschrevenen, zal het bestuursorgaan zonodig de noodzakelijke maatregelen treffen om tot gedwongen verplaatsing over te gaan.

 

Toewijzing en vergunningverlening van standplaatsen aan inwonende bewoners van De Vinkenslag die op basis van artikel 3.2. lid 2 van de Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen 1999 op verzoek op de Vinkenslaglijst zijn ingeschreven, zal in afwijking van het bepaalde in artikel 4.3., eveneens conform bovenstaande procedure plaatsvinden.

 

Artikel 4.3. Toewijzing en vergunningverlening aan op verzoek ingeschreven standplaatszoekenden

 

De huisvestingsvergunning wordt aan ingeschrevenen die op verzoek zijn ingeschreven, verleend nadat de ingeschrevene aan wie een standplaats is toegewezen, deze toewijzing schriftelijk heeft aanvaard binnen twee weken na verzending van een bericht van toewijzing aan de ingeschrevene. Indien na het verstrijken van deze termijn de toewijzing niet schriftelijk is aanvaard c.q. is geweigerd, wordt de toewijzing geacht te zijn geweigerd (fictieve weigering).

Bij een naar het oordeel van het bestuursorgaan ongegronde weigering van de aangeboden standplaats wordt de inschrijvingsdatum in dier voege gewijzigd dat als nieuwe inschrijvingsdatum de datum van (fictieve) weigering zal worden aangehouden.

 

Toewijzing en vergunningverlening van standplaatsen aan inwonende bewoners van De Vinkenslag die op basis van artikel 3.2. lid 2 van de Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen 1999 op verzoek op de Vinkenslaglijst zijn ingeschreven, geschiedt niet volgens bovenstaande procedure doch vindt plaats conform het bepaalde in artikel 4.2..

 

Artikel 4.4. Intrekken vergunning

 

Na verlening van de Huisvestingsvergunning voor het innemen van de toegewezen standplaats heeft de standplaatszoekende gedurende een in de vergunning gestelde termijn van ten hoogste vier weken de toegewezen standplaats in gebruik te nemen. Is ingebruikname na het verstrijken van deze termijn niet geschiedt, dan kan het bestuursorgaan de verleende vergunning intrekken.

Indien daartoe, naar het oordeel van het bestuursorgaan, gegronde redenen voor zijn, kan het bestuursorgaan deze termijn van vier weken, na een daartoe strekkend verzoek van standplaatszoekende, verlengen.

 

Binnen die periode kan de standplaats niet aan een andere bewoner wordt aangeboden.

 

Onder “het niet binnen de vergunning gestelde termijn innemen van een toegewezen standplaats” wordt tevens begrepen de situatie dat een standplaatszoekende aan wie een Huisvestingsvergunning is verleend voor het verstrijken van de in de vergunning gestelde termijn van ingebruikname, schriftelijk mededeelt de toegewezen standplaats niet in gebruik te zullen nemen. Ondanks het nog niet verstreken zijn van de in de vergunning gestelde termijn van ingebruikname, kan het bestuursorgaan alsdan ook de vergunning intrekken.

 

Daarnaast kan de vergunning ingetrokken worden bij onjuist verstrekte gegevens door de standplaatszoekende bij inschrijving.

 

De aan het bestuursorgaan op grond van het bepaalde in artikel 28 onder a van de Wet toekomende intrekkingsbevoegdheid (niet binnen de gestelde termijn innemen van een toegewezen standplaats), wordt ten aanzien van de aan ambtshalve ingeschreven standplaatszoekenden gelijktijdig met de toewijzing verleende Huisvestingsvergunning, alleen dan toegepast, indien, naar het oordeel van het bestuursorgaan, de standplaatszoekende gegronde redenen heeft aangevoerd om niet tot ingebruikname van de toegewezen standplaats over te gaan.

  

Hoofdstuk 5 Overige bepalingen

 

Artikel 5.1. Hardheidsclausule

 

Indien medische, sociale of andere gronden dit rechtvaardigen kan het bestuursorgaan ten gunste van de standplaatszoekende afwijken van deze verordening. Een voorbeeld is dat een standplaatszoekende door opname in het ziekenhuis, niet de mogelijkheid heeft om binnen vier weken te reageren om het aanbod van een standplaats door het bestuursorgaan.

  

Hoofdstuk 6 Toezicht en Sancties

 

Artikel 6.1. Sancties

 

Artikel 7 van de Huisvestingswet bepaalt dat:

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een woonruimte,aangewezen overeenkomstig artikel 5, in gebruik te nemen voor bewoning.

  • 2.

    Het is verboden een woonruimte, aangewezen overeenkomstig artikel 5, voor bewoning in gebruik te geven aan een persoon die niet beschikt over een huisvestingsvergunning.

  • 3.

    Voor de toepassing van het eerst en tweede lid, wordt het in gebruik nemen of geven van een woonwagen die op een standplaats staat, of van een woonschip dat op een ligplaats ligt, aangemerkt als het in gebruik nemen of geven van die standplaats onderscheidenlijk ligplaats”.

Artikel 5 van de Wet bepaalt: “De gemeenteraad kan, voor zover dat in het belang van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte noodzakelijk is, in de huisvestingsverordening woonruimte aanwijzen die niet voor bewoning in gebruik mag worden genomen of gegeven, indien voor het in gebruik nemen daarvan geen huisvestingsvergunning is verleend”.

Conform artikel 84 lid 2 van de Wet wordt degene, die artikel 7 van de Huisvestingswet overtreedt bestraft met een hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie.

Naast de bovenstaande sancties kunnen ook op basis van de publiekrechtelijke bevoegdheden van de gemeente maatregelen worden opgelegd, zoals bijvoorbeeld bestuursdwang.

 

Artikel 6.2. Toezicht

 

In dit artikel is het toezicht op de naleving van deze verordening geregeld.

  

Hoofdstuk 7 Overgangs- en slotbepalingen

 

Artikel 7.1.Overgangsbepaling

 

Standplaatszoekenden die op het moment van inwerkingtreding van deze verordening staan ingeschreven, worden overgeschreven in het register conform artikel 2.1. van de verordening. Zij worden ingedeeld op grond van de indelingscategorieën uit Hoofdstuk 3.

  

Bijlage III: NADERE TOEWIJZINGSREGELS WOONWAGENSTANDPLAATSEN

 

I. Nadere toewijzingsregels Vinkenslaglijst

(artikel 3.5. lid 1 Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen Maastricht 2003)

 

Conform het bepaalde in artikel 3.5. lid 1 van de Huisvestingsverordening voor

Woonwagenstandplaatsen Maastricht 2003, worden standplaatsen aan ingeschrevenen op de

Vinkenslaglijst toegewezen op basis van de navolgende toewijzingsvolgorde:

 

  • 1.

    Hoofdbewoners van De Vinkenslag (c.q. de ingeschrevenen die op basis van de verordening als zodanig aangemerkt worden): op basis van inschrijfduur

 

en daarna aan

 

  • 2.

    Op De Vinkenslag inwonende bewoners, die op grond van artikel 3.2 lid 2 van de voorheen geldende Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen 1999 ambtshalve of op verzoek zijn ingeschreven op de Vinkenslaglijst: op basis van inschrijfduur

 

  • A.

    Nadere toewijzingsregels hoofdbewoners Vinkenslaglijst met een gelijke inschrijvingsduur

    Indien op basis van deze toewijzingsvolgorde ingeschreven hoofdbewoners op De Vinkenslaglijst op basis van een gelijke inschrijvingsduur voor toewijzing van een standplaats in aanmerking komen, wordt vervolgens aan deze ingeschrevenen toegewezen op basis van de navolgende toewijzingsvolgorde:

    • I.

      Hoofdbewoners zonder bedrijf die een specifieke voorkeur hebben aangegeven ten aanzien van de woonwagenlocatie waarop de toe te wijzen standplaats is gesitueerd;

    • II.

      Hoofdbewoners zonder bedrijf die zonder specifieke voorkeur voor een bepaalde locatie, hebben aangegeven voor (her-)huisvesting op een toe te wijzen standplaats in aanmerking te willen komen, alsmede hoofdbewoners zonder bedrijf wiens specifieke voorkeur voor een woonwagenlocatie reeds aan andere ingeschrevenen is toegewezen;

    • III.

      Hoofdbewoners zonder bedrijf die geen voorkeur voor een toe te wijzen locatie hebben aangegeven en niet vrijwillig voor (her-)huisvesting op een toe te wijzen standplaats in aanmerking willen komen en waar derhalve ambtshalve een locatie toegewezen dient te worden;

    • IV.

      Op het toekomstige bedrijventerrein De Vinkenslag als bedrijfshouder gevestigde hoofdbewoners die hebben aangegeven voor (her)huisvesting op een toe te wijzen standplaats buiten De Vinkenslag in aanmerking te willen komen, en die een specifieke voorkeur hebben aangegeven ten aan zien van de woonwagenlocatie waarop de toe te wijzen standplaats is gesitueerd;

    • V.

      Op het toekomstige bedrijventerrein De Vinkenslag als bedrijfshouder gevestigde hoofdbewoners die, zonder specifieke voorkeur voor een bepaalde locatie, hebben aangegeven voor (her-)huisvesting op een toe te wijzen standplaats buiten De Vinkenslag in aanmerking te willen komen.

     

 

N.B.:

  • -

    Indien in de categorieën I, II, IV en V meerdere ingeschrevenen gelijkelijk als eerste voor toewijzing in aanmerking komen, zal toewijzing plaatsvinden aan de kandidaat met de langste woonduur op De Vinkenslag;

  • -

    Bij ingeschrevenen die een “specifieke voorkeur” hebben aangegeven voor een bepaalde toe te wijzen woonwagenlocatie in Maastricht, een en ander zoals opgenomen in de belangstellingsregistratie, zal waar mogelijk rekening gehouden

 

  • B.

    Nadere toewijzingsregels op de Vinkenslaglijst ingeschreven inwonende bewoners.

    Indien op basis van deze toewijzingsvolgorde op de Vinkenslaglijst ingeschreven inwonende bewoners op basis van een gelijke inschrijvingsduur voor toewijzing van een standplaats in aanmerking komen, wordt vervolgens aan deze ingeschrevenen toegewezen middels loting.

II. Nadere toewijzingsregels Tekortlijst (artikel 3.5. lid 1 Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen Maastricht 2003)

 

Conform het bepaalde in artikel 3.5. lid 1 van de Huisvestingsverordening voor

Woonwagenstandplaatsen Maastricht 2003, worden standplaatsen aan ingeschrevenen op de

Tekortlijst toegewezen op basis van de navolgende toewijzingsvolgorde:

  • 1.

    standplaatszoekenden woonachtig op een op te heffen standplaats binnen de gemeente Maastricht;

  • 2.

    standplaatszoekenden woonachtig op een woonwagenlocatie binnen de gemeente Maastricht;

  • 3.

    overige standplaatszoekenden.

 

N.B.: Indien meerdere ingeschrevenen gelijkelijk als eerste voor toewijzing in aanmerking komen, zal loting plaatsvinden.

 

III. Nadere toewijzingsregels Wachtlijst (artikel 3.5. lid 1 Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen Maastricht 2003)

 

Conform het bepaalde in artikel 3.5. lid 1 van de Huisvestingsverordening voor

Woonwagenstandplaatsen Maastricht 2003, worden standplaatsen aan ingeschrevenen op de

Wachtlijst toegewezen op basis van de navolgende toewijzingsvolgorde:

  • 1.

    standplaatszoekenden die kunnen aantonen dat zij legaal in een woonwagen op een standplaats wonen of hebben gewoond;

  • 2.

    overige standplaatszoekenden .

 

N.B.: Indien meerdere ingeschrevenen gelijkelijk als eerste voor toewijzing in aanmerking komen, zal loting plaatsvinden.