Organisatie | Berg en Dal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Werkzaamheden Kabels en Leidingen Groesbeek 2015 |
Citeertitel | Verordening Werkzaamheden Kabels en Leidingen Groesbeek 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | kabels leidingen werk graven |
De in het voorgaande artikel vervallen verklaarde verordeningen blijven van toepassing met betrekking tot betreffend gebied op aanvragen die zijn ingediend voor inwerkingtreding van deze verordening.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-01-2015 | nieuwe regeling | 08-01-2015 www.officielebekendmakingen.nl, Gemeenteblad nr 3779 d.d. 14 januari 2015 | VB/Raad/14/00003, MUG-14-00143 |
De raad van de gemeente Groesbeek;
gelezen het voorstel van de stuurgroep/de gezamenlijke colleges van 16 december 2014;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 5.4, vierde lid, van de Telecommunicatiewet;
gelet op het bepaalde in artikel 28 en 29 Wet Arhi;
deze verordening is opgesteld in verband met de herindeling van de gemeente Millingen aan de Rijn, Ubbergen en Groesbeek per 1 januari 2015;
1. Vast te stellen onderstaande ‘Verordening Werkzaamheden Kabels en Leidingen Groesbeek 201’.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
huisaansluiting: niet met andere kabels of leidingen samengebonden delen van kabels of leidingen die een verbinding vormen tussen een net dat naar zijn aard voor aansluiting van huishoudens wordt opengesteld en één onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onder a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken;
kabels en leidingen: één of meer kabels of leidingen, daaronder in ieder geval begrepen dat wat onder kabels wordt verstaan in artikel 1.1, onder z, van de Telecommunicatiewet en daaronder mede begrepen lege buizen, ondergrondse en bovengrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken, bestemd voor transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie;
Hoofdstuk 2. Werkzaamheden inzake kabels en leidingen, uitgezonderd kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk
Artikel 4. Reikwijdte van hoofdstuk 2
Dit hoofdstuk is van toepassing op werkzaamheden in of op openbare gronden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en leidingen, met uitzondering van werkzaamheden die onder de reikwijdte van hoofdstuk 3 vallen.
Artikel 10. Herstel openbare gronden na beëindiging werkzaamheden
Openbare gronden worden na beëindiging van de werkzaamheden in de oude staat teruggebracht, tenzij burgemeester en wethouders anders hebben besloten.
Hoofdstuk 3. Werkzaamheden inzake kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk
Artikel 12. Reikwijdte van hoofdstuk 3
Hoofdstuk 3 is van toepassing op werkzaamheden in of op openbare gronden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van:
Artikel 15. Herstel openbare gronden na beëindiging werkzaamheden
Openbare gronden worden na beëindiging van de werkzaamheden in de oude staat teruggebracht, tenzij burgemeester en wethouders anders hebben besloten.
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de door burgemeester en wethouders aangewezen personen.
Artikel 17A Intrekking/wijziging vergunning
Burgemeester en wethouders kunnen kan de reeds verleende vergunning wijzigen of intrekken, waarbij de openbare grond in oorspronkelijke toestand wordt terug gebracht door de netbeheerder indien;
Een besluit tot oplegging van een last onder bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom gericht op naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening en de daarbij behorende nadere regels kan inhouden dat de werkzaamheden worden gestaakt of dat voorzieningen, gericht op het tegengaan of beëindigen van gevaar voor de gezondheid of de veiligheid worden getroffen.
Hoofdstuk 5. Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 19. Intrekking/vervallen oude regelingen
De volgende verordeningen worden vervallen verklaard:
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Groesbeekop 8 januari 2014.
De raadsgriffier, De voorzitter,
J.A.M. van Workum
H.W.C.G. Keereweer
NB Voor een goed beeld dient deze verordening in samenhang gelezen te worden met de daarbij behorende ledenbrief van de VNG (13/077).
Deze verordening bevat regels met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en leidingen.
Twee regimes voor kabels en leidingen
Een onderscheid dient gemaakt te worden tussen werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk en werkzaamheden in verband met aanleg, instandhouding en opruiming van overige kabels en leidingen.
Voor de uitvoering van werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk bepaalt de Telecommunicatiewet (afgekort: Tw), dat de aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk die het voornemen heeft werkzaamheden uit te voeren, slechts overgaat tot het verrichten van deze werkzaamheden als het voornemen daartoe schriftelijk is gemeld aan het college van burgemeester en wethouders (hierna: college) en de aanbieder van het college instemming heeft verkregen voor de uitvoering van de werkzaamheden (artikel 5.4, eerste lid, van de Tw). De Telecommunicatiewet bepaalt daarbij (onder andere) eveneens dat het college in het instemmingsbesluit bijzondere voorschriften kan opnemen (artikel 5.4, tweede en derde lid, van de Tw) en dat de gemeenteraad met betrekking tot het verrichten van de werkzaamheden bij verordening regels vaststelt (artikel 5.4, vierde lid, van de Tw).
Voor de werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van de overige kabels en leidingen ontbreekt een dergelijke vorm van wetgeving. In de meeste gemeenten wordt de vergunning voor die werkzaamheden op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) verleend, als vergunning voor het aanleggen, beschadigen of veranderen van een weg. Enkele gemeenten kennen reeds een afzonderlijke kabels en leidingenverordening.
In deze verordening is voor elk regime een apart hoofdstuk met bepalingen opgenomen. Hoofdstuk 2 is van toepassing op de werkzaamheden voor wat betreft de (zogenoemde) overige kabels en leidingen. Hoofdstuk 3 is van toepassing op werkzaamheden voor wat betreft kabels die ten dienste staan of komen van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk.
De bepalingen van hoofdstuk 2 sluiten inhoudelijk en voor wat betreft de afweging die de gemeente dient te maken zo veel mogelijk aan bij de bepalingen voor werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding of opruiming van de kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk, zoals deze zijn opgenomen in de Telecommunicatiewet (zie paragraaf 5.1.2, van de Tw).
Publiekrechtelijke vergunning of instemming en privaatrechtelijke toestemming
De vergunning of instemming voor het uitvoeren van werkzaamheden in verband met kabels en leidingen is van publiekrechtelijke aard. Dat wil zeggen dat de verkrijger van de vergunning of instemming het recht krijgt om (tijdelijk en onder bepaalde voorwaarden) de openbare orde te mogen verstoren, dit om de gewenste werkzaamheden te kunnen uitvoeren.
De vergunning of instemming tot het uitvoeren van werkzaamheden geeft geen privaatrechtelijke toestemming aan de vergunningverkrijger om daadwerkelijk de werkzaamheden uit te voeren. De verkrijger van de vergunning of instemming dient daartoe eveneens een privaatrechtelijke toestemming te verkrijgen van de eigenaar van de openbare gronden. Dat kan weliswaar de gemeente zijn, maar ook een andere overheid of een instelling, bedrijf of privépersoon.
De Telecommunicatiewet en deze verordening bevatten diverse bepalingen om medegebruik van voorzieningen te bevorderen. Echter, niet elke voorziening leent zich voor medegebruik. Wat onder mede te gebruiken voorzieningen moet worden verstaan kan afgeleid worden uit de volgende passage uit de memorie van toelichting bij wijziging van de Telecommunicatiewet (Kamerstukken II 2004/05, 29 834, nr.3, pp.60-61):
“Het gaat hierbij om medegebruik van de voorzieningen ter zake van de aanleg en instandhouding van kabels; daaronder kunnen de bij de kabel behorende ondersteunings- en beschermingswerken worden verstaan. Het medegebruik betreft niet de kabeldraad of glasvezel zelf. Onder bij de kabel behorende ondersteunings- en beschermingswerken worden in dit verband ondermeer verstaan de kabelgoten en kabelsleuven. Ook vallen mantelbuizen ter bescherming van kabels en de handholes, lasdozen en duikers onder de voor medegebruik in aanmerking komende voorzieningen”.
Voor wat betreft medegebruik van voorzieningen geldt in de eerste plaats dat degene die de voorziening ter beschikking stelt en degene die de kabel wil aanleggen tot een overeenstemming moeten komen. Voor zover het betreft kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk kan de Autoriteit Consument en Markt (ACM, per 1 april 2013 de opvolger van de OPTA) daarbij verzocht worden om een eventueel geschil te beslechten (op grond van artikel 12.2, eerste lid, van de Tw, zie tevens de OPTA-beleidsregels inzake de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels).
De gemeente is bevoegd te bevorderen dat voorzieningen medegebruikt worden. Voor het onderzoeken van het medegebruik kan degene die voornemens is werkzaamheden uit te voeren gebruik maken van reeds aanwezige informatie bij de gemeente. Als het voornemen tot werkzaamheden voldoende uitgewerkt is – bekend is bijvoorbeeld langs welk tracé de kabels zullen lopen – dan kan de gemeente naar degene die over de voorziening beschikt door verwijzen of, als de gemeente zelf degene is die de voorziening ter beschikking kan stellen, daarover in gesprek gaan.
Voor het herstraten geldt dat de vraagstukken hieromtrent in eerste instantie een kwestie zijn tussen degene die de grond ter beschikking stelt en degene die de werkzaamheden wil uitvoeren. Dat de gemeente in het overgrote deel de eigenaar is van de openbare gronden doet daar niets aan af. Bij overeenkomst worden afspraken gemaakt over welke partij tot herstraten overgaat, tegen welke kosten en met welke kwaliteit (als onderdeel van de privaatrechtelijke toestemming).
Toch heeft de gemeente vanuit haar verordenende bevoegdheid en vanuit de belangen die met deze verordening zijn gegeven, wel degelijk een belang bij de wijze van herstraten. Dit belang is overigens niet direct gelegen bij de vraag wie herstraat en tegen welke kosten, maar juist bij het kwaliteitsniveau van de openbare gronden na beëindiging van de werkzaamheden.
Om dit belang te waarborgen bevat deze verordening de bepaling dat de gronden na beëindiging van de werkzaamheden in de oude staat terug behoren te worden gebracht, het college kan evenwel anders beslissen (artikelen 10 en 15). Deze regel vormt het uitgangspunt voor de afspraken tussen degene die de grond ter beschikking stelt en degene die de werkzaamheden wil uitvoeren. Als de gemeente geen eigenaar is van de gronden, vormt deze bepaling een belangrijk instrument van sturing, en de grond waarop de gemeente kan optreden tegen een slechte oplevering van werkzaamheden.
In deze artikelsgewijze toelichting worden enkel de artikelen behandeld die in aanvulling op het algemeen deel verdere toelichting behoeven.
Voor wat betreft het begrip huisaansluiting is aangesloten bij de aanduiding van een huisaansluiting in het kader van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (afgekort WION). Een nadere toelichting op dit begrip huisaansluiting kan gevonden worden in de memorie van toelichting bij de wet van 28 januari 2010 tot wijziging van de Wet informatie ondergrondse netten in verband met uitsluiting van huisaansluitingen (Kamerstukken II 2007/08, 31 540, nr.3, blz.2):
“Het gaat daarbij om netten die bedoeld zijn voor reguliere levering of afname die – onverminderd eventuele wettelijke of contractuele voorwaarden en beperkingen – doorgaans beschikbaar zijn voor de huishoudens in het desbetreffende gebied. Of het feitelijk gaat om een verbinding met een huishouden is niet relevant. Aansluitingen van ondernemingen en andere organisaties op gas, water en elektra zijn derhalve eveneens huisaansluitingen in de zin van dit wetsvoorstel, zo lang het net waarop wordt aangesloten naar zijn aard maar óók open staat voor aansluiting van een huishouden. Geen huisaansluiting daarentegen is de aansluiting van een bedrijf op een net dat een specifieke functie heeft en dat niet is bestemd voor algemene openstelling voor huishoudens. Het gaat dan bijvoorbeeld om een situatie waarin de aansluiting van het net op huishoudens technisch onmogelijk of moeilijk realiseerbaar is, of waarbij aansluiting op een huishouden niet in de rede ligt vanwege de functie van het net. Denkbaar is dat bij wijze van uitzondering een verbinding is gelegd tussen een net en een huishouden. Het enkele feit dat er een verbinding is tussen een net en een huishouden, maakt deze en andere verbindingen met dat net nog niet tot een huisaansluiting. Bepalend is of dit net naar zijn aard open wordt gesteld voor aansluiting van huishoudens”.
De WION kent het begrip huisaansluiting overigens niet en spreekt van: “de niet met andere kabels of leidingen samengebonden delen van kabels of leidingen die een verbinding vormen tussen een net dat naar zijn aard voor aansluiting van huishoudens wordt opengesteld, en één onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdeel a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken” (artikel 1, lid 2, van de WION). Het is deze zinsnede die in deze verordening is overgenomen.
In het bijzonder houdt de begripsbepaling rekening met het bestaan van zogenoemde stervormig aangelegde aansluitnetwerken (zie blz.2-3 van de hiervoor aangehaalde memorie van toelichting):
“Bij stervormige aansluitnetwerken loopt vanaf een centraal punt in een wijk een groot aantal, bijv. ca 60, kabels naar verschillende huishoudens, althans onroerende zaken. Deze kabels lopen in een bundel in de ondergrond van een straat en na elke aansluiting ligt er een kabel minder in de grond. Het is niet gewenst dat een dergelijke bundel van kabels die elk een verbinding met één onroerende zaak buiten de reikwijdte van de WION worden gebracht. Daarom is een uitzondering gemaakt voor samengebonden delen van kabels en leidingen. Bij stervormig aangelegde netwerken geldt derhalve als huisaansluiting het deel van de kabel vanaf de aftakking van de samengebonden kabels tot aan de onroerende zaak”.
Het begrip kabels en leidingen is gebaseerd op de begripsbepaling van net uit de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (artikel 1, onder e, van de genoemde wet), waarbij een verbreding is aangebracht om ook de werkzaamheden in verband met bovengrondse kabels en leidingen, inclusief ondersteunings- en beschermingswerken onder de werking van deze verordening te brengen.
Als voorbeeld van dergelijke bovengrondse ondersteunings- en beschermingswerken kunnen schakelkasten worden genoemd, trafohuisjes, alsmede ook inrichtingen voor het telecommunicatieverkeer. Mantelbuizen, kabelgoten, handholes, lasdozen en duikers kunnen worden genoemd als voorbeelden van ondergrondse ondersteunings- en beschermingswerken. Met lege buizen worden bedoeld de werken die worden aangelegd met het oogmerk deel uit te gaan maken van een netwerk en ook buizen die worden aangelegd als voorziening voor medegebruik.
Het begrip openbare gronden is dezelfde als de begripsbepaling zoals deze in de Telecommunicatiewet is opgenomen (artikel 1.1, onder aa, van de Tw). Door in de verordening voortdurend te spreken over “werkzaamheden in of op openbare gronden” (evenals in de Telecommunicatiewet overigens, zie bijvoorbeeld artikel 5.4, eerste lid, van de genoemde wet) behoort duidelijk te zijn, dat het hier gaat om zowel werkzaamheden onder het maaiveld alsook werkzaamheden boven het maaiveld.
Werkzaamheden van niet-ingrijpende aard
NB Aangezien het in verregaande mate afhangt van de keuze van individuele gemeenten om bepaalde werkzaamheden aan te merken als werkzaamheden van niet-ingrijpende aard, is het niet mogelijk om hier een modeltoelichting bij te schrijven. Gemeenten zullen, na de keuzes gemaakt te hebben, hierin zelf moeten voorzien.
Naast de hiervoor genoemde begripsbepalingen zijn ook de begripsbepalingen uit de Telecommunicatiewet van toepassing op deze verordening. Voor de uitvoering van werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk is deze verordening namelijk een verordening in medebewind. En aangezien een medebewindsverordening valt onder de zinsnede “en de daarop berustende bepalingen” (zie artikel 1.1, aanhef, van de Tw), werken de wettelijke begripsbepalingen uit de Telecommunicatiewet ook door in deze verordening.
Artikel 2. Coördinatie van werkzaamheden
Het college is belast met de coördinatie van de binnen haar grondgebied uit te voeren werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en leidingen. Degene die voornemens is om werkzaamheden uit te voeren moet een vergunning of instemming van burgemeester en wethouders hebben. Deze instemming betreft het tijdstip, de plaats en de wijze van uitvoering van de werkzaamheden. Burgemeester en wethouders kunnen bij het instemmingsbesluit zonodig in afwijking van het gemelde voornemen voorwaarden stellen aan het tijdstip en de werkwijze van de werkzaamheden. Door deze coördinatie kan de overlast van graafwerkzaamheden voor burgers en bedrijfsleven beperkt worden.
In lid 3 is bepaald dat paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (de lex silencio positivo) niet van toepassing is op de beslistermijnen van artikel 6; hetgeen betekent dat de vergunning voor werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding of opruiming van kabels en leidingen niet als van rechtswege verleend mag worden beschouwd bij het verstrijken van de beslistermijn.
Artikelen 7 (Weigeringsgronden) en 8 (Voorschriften en beperkingen)
Artikel 7 somt de weigeringsgronden voor het verlenen van de vergunning op. De gronden zijn gelijkluidend met de belangen zoals genoemd in artikel 5.4, tweede lid, van de Telecommunicatiewet. Ook kan het college, op grond van artikel 8, voorschriften en beperkingen aan vergunningen verbinden. Dit artikel is in lijn met artikel 5.4, tweede en derde lid, van de Telecommunicatiewet.
Wat betreft eventueel te stellen voorschriften met betrekking tot het tijdstip van de werkzaamheden geldt dat dit (parallel aan artikel 5.4, derde lid, onder b, van de Tw) in beginsel niet later mag liggen dan 12 maanden na het gemelde voornemen. Hiermee wordt voorkomen dat de termijnen waarbinnen gemeenten de werkzaamheden toestaan te zeer uiteen gaan lopen. Het tijdstip van de werkzaamheden zal echter in het overgrote deel van de gevallen veel eerder liggen dan de genoemde 12 maanden. Deze termijn wordt genoemd om aanbieders de zekerheid te bieden dat de aanvang niet later kan liggen dan 12 maanden, tenzij er zwaarwichtige redenen zijn van publiek belang die zich hier tegen verzetten. Slechts in dat geval kan het college een later gelegen tijdstip voorschrijven.
Artikel 9. Gegevensverstrekking
In het eerste lid is bepaald dat bij de aanvraag een uitvoeringsplan moet worden gevoegd. Het uitvoeringsplan is een figuur dat bekend is uit het stelsel van de Telecommunicatiewet (zie artikel 5.4, lid 4, van de Tw). Bij de melding van werkzaamheden in het kader van deze wet dient eveneens een uitvoeringsplan te worden gevoegd. Het tweede en derde lid bepalen vervolgens wat dit uitvoeringsplan ten minste moet bevatten.
Voor de uitvoering van werkzaamheden van niet-ingrijpende aard behoeft overeenkomstig het vierde lid geen uitvoeringsplan te worden opgesteld. Een dergelijke eis zou niet in niet proportioneel zijn gezien de aard van de werkzaamheden. Het college stelt voor wat betreft de gegevensverstrekking een standaardformulier vast (op grond van artikel 4:4 van de Awb), waarmee degene die de werkzaamheden van niet-ingrijpende aard wil uitvoeren op eenvoudigere en verkorte wijze een aanvraag kan doen.
Artikel 11. Ernstige belemmeringen en storingen
Het eerste lid omvat een uitzondering op het verbod in het geval van ernstige belemmeringen en storingen. Ernstige belemmeringen en storingen moeten in beginsel onmiddellijk kunnen worden verholpen, waarbij als voorwaarde wordt gesteld dat de werkzaamheden wel vooraf dienen te worden gemeld bij de burgemeester (of bij een gemachtigde). In het tweede lid is aansluitend geregeld dat de burgemeester alsnog kan besluiten dat werkzaamheden in verband met het verhelpen van ernstige belemmeringen en storingen niet op het voorgenomen tijdstip plaatsvinden.
Het regime voor werkzaamheden in verband met het verhelpen van ernstige belemmeringen en storingen geldt niet in de bijlage 1 aangewezen gebieden (vierde lid).
De strekking van dit artikel is in lijn met artikel 5.6 van de Telecommunicatiewet en artikel 16 van deze verordening.
Artikel 16. Ernstige belemmeringen en storingen
In dit artikel wordt aan de artikelen 5.4, vierde lid, onder f, en 5.6 van de Telecommunicatiewet voldaan. In het geval van spoedeisende werkzaamheden in verband met ernstige belemmeringen en storingen aan een openbaar elektronisch netwerk kan worden volstaan met een melding aan de burgemeester of een door hem of haar aan te stellen ambtenaar. Ernstige belemmeringen of storingen in de communicatie zijn niet nader omschreven, wel wordt in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel als voorbeeld gegeven de situatie van een kabelbreuk (Kamerstukken II 2004/05, 29 834, nr.3, p.55). Het gemeentebestuur zal moeten beoordelen of een ernstige belemmering of storing in de communicatie voor één individuele aansluiting voldoende reden is om als spoedeisend te worden aangemerkt.
Het regime voor werkzaamheden in verband met het verhelpen van ernstige belemmeringen en storingen geldt niet in de bijlage 1 aangewezen gebieden (eerste lid).
De strafbaarstelling is op deze plaats beperkt tot een aantal handelingen uit hoofdstuk 2. Strafbaarstelling van de mededeling en instemming met bijbehorende voorschriften voor werkzaamheden inzake de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienst van een openbaar communicatienetwerk, anders gezegd de handelingen waarop hoofdstuk 3 van toepassing is, verloopt via de Wet op de Economische Delicten (via artikel 1, onder vier, van de genoemde wet).