Organisatie | Veenendaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Integraal beleidskader activerend minimabeleid 2015-2018 |
Citeertitel | Minimabeleid 2015-2018 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2019 | Vernieuwd beleid | 18-12-2014 Onbekend | Onbekend |
Activerend minimabeleid 2015-2018 Voorwoord
Voor u ligt het beleidskader activerend minimabeleid 2015-2018.
Dit beleidskader is de uitkomst van een kort en intensief traject. In drie maanden tijd is veelvuldig gesproken met stakeholders en raadsleden over dit onderwerp. Dit vond plaats in diverse settings: van informeel overleg, beeldvormende vergadering, consultatie in de raad, BOT-overleg tot de reguliere raadsvergadering. Wij hebben zoveel mogelijk op basis van feiten met elkaar gesproken. Ik verwijs hierbij naar de evaluatie van het bestaande minimabeleid en de NIBUD-rapportage met een doorberekening van de inkomenseffecten voor inwoners van Veenendaal. In alle gesprekken bleek een grote betrokkenheid van de deelnemers bij dit beleidsterrein. Minimabeleid raakt immers een groot deel van onze inwoners.
We zijn erin geslaagd om elkaar te vinden in een aantal leidmotieven: te weten integraliteit, activerend en maatwerk.
Met activerend wordt beoogd dat ook personen met een laag inkomen kunnen deelnemen aan culturele en sportieve activiteiten. Bovendien willen we bevorderen dat uitstroom van de WWB/participatiewet naar werk lonend is.
Met maatwerk laten we zien dat we ook rekening houden met de specifieke omstandigheden van groepen en/of individuen. Extra inzet is er voor doelgroepen die het op basis van het NIBUD-rapport zwaar hebben: Personen met grote zorgbehoeften (chronisch zieken en gehandicapten, minima die gebruik moeten maken van schoonmaakvoorzieningen) en gezinnen met kinderen. Naast deze generieke instrumenten creëren we ruimte om individueel maatwerk te leveren.
Zoals aangegeven is dit kader een resultaat van veel overleg. Het is echter niet het eindresultaat. In 2015 zullen we het beleid evalueren. Dit zal met name betrekking hebben op de nieuwe inkomensondersteunende maatregelen voor chronisch zieken en gehandicapten en de Wmo-voorzieningen.
Ook zal de komende jaren een appèl worden gedaan op lokale partijen om hun steentje bij te dragen aan het activeren van minima in Veenendaal, het voorkomen dat personen in de financiële problemen komen en het bevorderen van gebruik van alle de bestaande inkomensondersteunende maatregelen.
7.2. Extra inzet voorlichting en preventie pag. 25
7.3 Extra inzet bijzondere doelgroepen pag. 25
Samenstelling bevolking Veenendaal
“De regering stelt zich op het standpunt dat het algemeen, generiek inkomensbeleid voorbehouden dient te zijn aan het Rijk en dat de beleidsruimte voor colleges om een eigen generiek inkomensbeleid te voeren moet worden beperkt. Naar de mening van de regering draagt de beperking van de mogelijkheden tot de verlening van categoriale bijzondere bijstand bij aan het voorkomen van ongerichte inkomenssuppleties, wordt het risico op een armoedeval verminderd, en is er sprake van meer rechtsgelijkheid.”
Hiermee geeft het kabinet zijn visitekaartje af; de juridische mogelijkheden om lokaal “eigen”inkomensbeleid te voeren zijn beperkt. In dit beleidskader gaan we de mogelijkheden verkennen voor wat betreft inkomensbeleid op de beleidsterreinen:
Naast juridische kaders heeft de gemeente natuurlijk ook te maken met financiële kaders. Dit kader is niet absoluut. Minimabeleid kent nl. open einde regelingen. De gemeente moet aan rechthebbenden de voorziening uitkeren als zij daar een beroep op doen. Een goede (en voorzichtige) inschatting van de verwachte kosten is dus belangrijk.
De afgelopen jaren kende de gemeente een overschrijding van het minimabudget van gemiddeld
€ 125.000 per jaar. Met ingang van 2015 wordt dit budget structureel opgehoogd:
Voor 2015 en verder hebben we te besteden:
Binnen deze financiële kaders moet de gemeente haar keuzes maken. In het voorliggende stuk worden juridische mogelijkheden beschreven en verschillende scenario’s geschetst. Uit deze scenario’s kan vervolgens gekozen worden.
Dit beleidskader is als volgt opgebouwd:
We beginnen met de uitgangspunten zoals die zijn weergegeven in het raadsprogramma. Hieruit destilleren we een beleidslijn waaraan nieuw beleid moet voldoen.
Daarna wordt per onderwerp kort ingegaan op wijzigingen van de participatiewet, maatwerkvoor-ziening chronisch zieken en gehandicapten en de Wet maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Aangezien het rijk de kaders stelt, begint elk onderdeel met de uitgangspunten van het rijksbeleid. Daarna wordt aangegeven welke beleidsruimte de gemeente heeft. Deze kan door de raad worden ingevuld. Hierbij worden enkele varianten gepresenteerd (incl. financiële doorvertaling).
Deze varianten zijn 10 november besproken in een “benen op tafel-“overleg met de raadscommissie, WMO-forum en cliëntenraad. Op basis van deze bespreking zijn enkele wijzigingen aangepast in de voorkeursvarianten.
Het minimabeleid wordt financieel en juridisch ingekaderd. Binnen dit kader zijn wel enkele denkrichtingen aangegeven.
Wij vinden het belangrijk dat het minimabeleid en armoedebestrijding een vangnet bieden voor de inwoners die niet in staat zijn in hun eigen bestaan te voorzien. Financieel maatwerk moet er toe leiden dat mensen die hiervan gebruik moeten maken zo snel mogelijk hun leven weer op de rails krijgen. Adequate inzet van schuldhulpverlening (ook voor ZZP-ers) draagt hier aan bij. In de komende periode wordende mogelijkheden van een activerend minimabeleid onderzocht. Het minimabeleid wordt zodanig vormgegeven dat het lonend is om van een uitkering naar een baan te gaan. Voor deuitvoering van het minimabeleid zal het huidige niveau gewaarborgd blijven.
Hieruit destilleren we een aantal uitgangspunten.
Vangnet Minima-maatregelen moeten zich richten op de groep die dat echt nodig heeft.
Genoemd zijn chronisch zieken en gehandicapte, gebruikers WMO-voorzieningen en personen die lang op een laag inkomen zijn aangewezen en geen perspectief hebben op inkomensverbetering.
Maatwerk Indien een individu geconfronteerd wordt met noodzakelijke extra kosten, kan via maatwerk hier gerichte ondersteuning worden geboden.
Breed minimabeleid Minimabeleid omvat inkomensondersteunende maatregelen en Schuldhulpverlening (ook voor ZZP-ers).
Verder is aangegeven dat minimabeleid actief onder de aandacht moet worden gebracht: maatregelen moeten breed bekend en toegankelijk zijn,
Activerend Minimabeleid moet gebruikers aanzetten tot participatie.
Uitstroom uit de WWB wordt hier niet als doel van het minimabeleid gesteld, dat is nl. al het leidend motto binnen de WWB. Minimabeleid richt zich naast WWB-ers ook op jongeren onder de 18, personen van boven de pensioengerechtigde leeftijd en werkenden met een laag inkomen.
Lonend Uitstroom uit de WWB moet lonen. Indien iemand vanuit een uitkering gaat werken moet dit voor betrokkene financieel voordeel opleveren.
Het uitgangspunt is niet dat als iemand reeds uitkeringsonafhankelijk is en meer gaat verdienen, hij ook netto meer over moet houden. (dit verschijnsel doet zich bijvoorbeeld voor als iemand met een inkomen uit arbeid van 110% meer gaat verdienen).
Overigens geldt uitstroom uit de uitkering alleen voor personen boven de 18 jaar en onder de pensioengerechtigde leeftijd.
Huidig niveau Door wetswijzigingen zullen regelingen moeten worden ingetrokken. Desalniettemin zal op het totale minimabeleid het huidige voorzieningen-niveau worden gehandhaafd.
Bijgaand vindt u een resumé van de voorstellen uit dit kader. In de volgende hoofdstukken worden deze verder toegelicht en verschillende varianten doorgerekend. Onderstaande voorstellen zijn de voorkeursvarianten van het college. Binnen het totale financiële kader kan de raad voor andere varianten kiezen dan de voorkeursvarianten van het college
Geen drempelbedrag voor bijzondere bijstand introduceren en draagkrachtberekening handhaven.
Geen activeringspremie op vrijwilligerswerk
Wel uitstroompremie ad € 1500 indien een langdurige WWB-er duurzaam uitstroomt naar betaald werk
·In een beleidsregel eigen bijdrage kinderopvang vastleggen dat eigen bijdrage kinderopvang door de gemeente wordt vergoed
II Chronisch zieken en gehandicapten
III Wet maatschappelijke ondersteuning
dit onderdeel van het beleid voort te zetten.
d.De extra kosten voor de eenvoudige schoonmaakondersteuning ten laste te brengen van het Wmo-budget 2015-
begeleiding (formulierenbrigade, budgetteringscursus) ad 50.000
Financiële doorvertaling op basis van eerste voorkeuren
Eigen bijdrage kinderopvang 15.000 Binnen particpatiebudget
€ 300.000 voor doelgroep chronisch zieken en gehandicapten
€ 190.000 ongeoormerkt aangezien we verwachten dat het beroep op de individuele bijstand zal toenemen door rijksbeleid en actieve benadering gemeente.
De bijstand is volgens de regering niet activerend genoeg. Daarom is een aantal wetswijzigingen gerealiseerd om de activerende functie te versterken. Hier gaan we in op die maatregelen die betrekking hebben op het inkomen van betrokkene.
De uitkering is activerender gemaakt voor alleenstaande ouders. Op dit moment gaan alleenstaande ouders er financieel op achteruit als ze gaan werken, doordat ze allerlei toeslagen mislopen. Door de ‘kop’ van 20% voor alleenstaande ouders op de basisnorm van 50% over te hevelen naar het kindgebonden budget, gaan alleenstaande ouders er juist op vooruit als ze gaan werken.
4.2 Bijstandnorm: Alleenstaande oudernorm
Nu is de inkomensondersteuning voor alleenstaande ouders in de bijstand aanzienlijk hoger dan voor werkende alleenstaande ouders. Dit is niet goed te rechtvaardigen en zorgt er ook voor dat het voor alleenstaande ouders in de bijstand vaak niet of nauwelijks loont om te gaan werken. Er is sprake van een armoedeval. Dit houdt mensen in de bijstand, terwijl het kabinet mensen juist wil helpen door ze te stimuleren aan het werk te gaan. De hervorming kindregelingen haalt de aanvulling uit de bijstand en brengt deze onder in het kindgebondenbudget. Dit is een generieke regeling die gericht is op alle ouders met een lager inkomen en die geen onderscheid maakt naar de bron van dat inkomen. Zo gaat het kabinet alle alleenstaande ouders rond het minimum gelijk tegemoetkomen in de kosten van kinderen.
De bijstandsnorm van alleenstaande ouder (thans € 1.162) wordt verlaagd naar die van een alleenstaande (€ 904). De bijstandsnorm wordt daarmee met € 258 (= 22%) verlaagd. Het extra kindgebonden budget (alleenstaande ouderkop) compenseert het wegvallen van de aanvulling in de WWB, IOAW en IOAZ niet in alle gevallen volledig. Een alleenstaande ouder met 1 kind gaat er in totaal paar maand € 15,- op achteruit, een alleenstaande ouder met meerdere kinderen gaat er in totaal juist € 5 op vooruit.
Alleenstaande ouders in de bijstand met één kind gaan er in inkomen vooralsnog op achteruit. Het negatieve inkomenseffect voor huishoudens op het minimum hangt direct samen met het oplossen van de armoedeval. Het wordt daarentegen wel financieel aantrekkelijker voor alleenstaande ouders om vanuit een bijstandsuitkering te gaan werken, in zowel deeltijd als voltijd.
Thans gaat een alleenstaande ouder die vanuit de bijstand vier dagen gaat werken tegen het minimumloon er in inkomen op achteruit. Het loont nu pas voor een alleenstaande ouder om te gaan werken als deze een voltijd baan accepteert. Dit acht het kabinet niet wenselijk. Deze wetswijziging zorgt er wel voor dat alleenstaande ouders in de bijstand éérder economisch zelfstandig kunnen worden. Door deze wet lukt dat al bij 3,5 dag werken. Als betrokkene daarnaast ook alimentatie-inkomsten heeft wordt dit punt nog eerder bereikt.
Binnen de bijzondere bijstand kennen we individuele bijzondere bijstand en categoriale bijzondere bijstand ( deze laatste is bedoeld voor groepen mensen met bepaalde kenmerken).
Individuele bijzondere bijstand krijgt een belangrijkere rol als vangnet binnen de sociale zekerheid. Dat blijkt uit de toevoeging van € 100 miljoen aan het budget voor gemeenten voor de armoedebestrijding.
Bovendien krijgt de individuele bijzondere bijstand een extra impuls door de beperking van de categoriale bijzondere bijstand. Mensen die eerst op grond van de categoriale regelingen bijzondere bijstand ontvingen, zullen nu een aanvraag indienen voor individuele bijzondere bijstand. Zij zullen dan wel moeten aantonen dat ze kosten gemaakt hebben.
De categoriale bijzondere bijstand wordt sterk beperkt. Het kabinet beschouwt deze vorm van bijzondere bijstand als ongerichte inkomenssuppletie. Ofwel, er worden kosten vergoed die aannemelijk zijn, maar die misschien helemaal niet gemaakt zijn. Maatwerk is daarmee niet mogelijk.
Categoriale bijzondere bijstand was op grond van de WWM slechts in vier gevallen mogelijk:
• voor mensen die de AOW-leeftijd hebben bereikt;
• voor chronisch zieken en gehandicapten;
• voor maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen;
• voor een collectieve aanvullende zorgverzekering.
Van deze varianten blijft alleen de categoriale bijzondere bijstand in de vorm van een collectieve aanvullende zorgverzekering of in de vorm van een tegemoetkoming in de kosten van de premie van een dergelijke verzekering over.
Declaratieregelingen (zoals de GTR-regelingen) mogen wel. Het gaat hier immers over daadwerkelijk gemaakte kosten en kennen daarmee het kenmerk van individuele bijzondere bijstand. Mensen die deelnemen aan culturele, maatschappelijke of sportieve voorzieningen of activiteiten kunnen deze kosten dus nog vergoed krijgen. Dit geldt ook voor de computerregeling.
Vanaf 1 januari 2015 is het verlenen van categoriale bijzondere bijstand aan een belanghebbende met een inkomen hoger dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm mogelijk. De inkomensgrens die is neergelegd in het huidige artikel 35 lid 9 WWB, is niet opgenomen in artikel 35 Participatiewet. Deze grens was 110%, nu is de gemeente vrij de grens op te hogen.
Hierboven is aangegeven dat we verschillende vormen van bijzondere bijstand kennen. Hieronder wordt per onderwerp aangegeven hoe we het beleid per 1-1-2015 willen vormgeven.
De bestaande inkomensnorm is 110% van de van toepassingszijnde bijstandsnorm. Deze norm wordt wettelijk gezien vrijgelaten.
Als we de norm verhogen naar 120% zullen de programmakosten naar verwachting met 40% toenemen.
We werken 2 varianten uit: 110% en 120%
-Variant: mogelijk pakket aanpassen (sauna, horecabezoek- dit heeft geen financiële consequenties alleen neemt de bestedingsvrijheid voor rechthebbende af. Dit wordt hier niet verder uitgewerkt)
Computerregeling voor gezinnen met schoolgaande kinderen continueren
Variant: regeling ook toegankelijk maken voor bijstandsgerechtigden zonder kinderen, die langer dan 2 jaar een WWB-uitkering hebben (100% norm).
Waarom: een computer kan helpen bij het vinden van betaalde arbeid. Voorkomen moet worden dat iemand die “even” een WWB uitkering ontvangt, ook in aanmerking komt voor een computer van € 500,-.
Een computer wordt eenmaal per 5 jaar verstrekt. In 2012 is deze regeling geïntroduceerd en toen was er een hausse aan aanvragen. Genoemde bedragen zijn de geschatte gemiddelde uitgaven.
Gemiddelde kosten € 100 per gezin per jaar
Kosten computerregeling 2013 waren € 80.000 per jaar.
* indien ook de doelgroep van 110-120% wordt aangeboord, zal in het eerste jaar het beroep op deze regeling groter zijn. (mogelijk € 250.000)
Draag krachtregels handhaven. Hierdoor kunnen personen met een inkomen boven de bijstandsgrens die geconfronteerd worden met extra bijzondere kosten ook in aanmerking komen voor een bijdrage van de gemeente. De draagkrachtregels zijn zodanig dat er ook rekening wordt gehouden met de armoedeval:
In verband met de wetswijzigingen voorzien we een stijging van de kosten individuele bijzondere bijstand. Het rijk heeft daarom extra middelen vrijgemaakt voor intensivering bijzondere bijstand. Deels zal een extra beroep op de bijzondere bijstand worden gedaan in verband met de afschaffing van categoriale bijstand en enkele rijksbezuinigingen. Daarnaast willen we de mogelijkheden van bijzondere bijstand ook actief onder de aandacht brengen.
* stijging willen we stoppen. Voor Awbz-doelgroep wordt een voorstel gemaakt (zie Kwintes)
4.4Individuele inkomenstoeslag
De langdurigheidstoeslag wordt vervangen door een individuele inkomenstoeslag. Deze toeslag is – net als de langdurigheidstoeslag – bedoeld voor mensen die langdurig van een laag inkomen rond moeten komen zonder uitzicht op verbetering.
De langdurigheidstoeslag was een categoriale regeling. De individuele inkomenstoeslag is – zoals de naam al zegt – een individuele regeling. De gemeenteraad neemt in de verordening op wat de hoogte van de individuele inkomenstoeslag is en hoe invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen.
Elke aanvraag wordt straks beoordeeld op de criteria uit de verordening, maar ook op de vraag of er sprake is van ‘zicht op inkomensverbetering’. Daarvoor moet gekeken worden naar de individuele omstandigheden van het geval. Op die manier wordt voorkomen dat de toeslag terecht komt bij mensen die het niet echt nodig hebben. Bij elke aanvraag wordt gekeken naar de krachten en bekwaamheden van de aanvrager (en eventuele partner) en naar de inspanningen die betrokkene heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen. Als dit is beoordeeld, kan vastgesteld worden of de aanvrager zicht heeft op inkomensverbetering. Alleen als daar geen zicht op is, dan is er recht op de individuele inkomenstoeslag.
Afhankelijk van de lokale invulling. De langdurigheidstoeslag wordt nu voornamelijk administratief afgedaan.
Straks wordt bij elke aanvraag ook getoetst op “zicht op inkomensverbetering” te verdelen in:
daarnaast criteria opstellen om bekwaamheden en inspanningen te toetsen.
Per onderwerp zullen de verschillende keuzevarianten de revu passeren
Variant 1: Norm (105%) en duur (3 jaar) handhaven, aangezien deze toeslag de armoedeval vergroot.
We willen dat de toelage alleen bedoeld is voor de groep die dat echt nodig heeft
Bovendien heeft iemand met een inkomen > 105% veelal werk en daarmee uitzicht tot inkomensverbetering.
Variant 2: Norm verhogen naar 120%
Variant 3: Norm verhogen naar 130%
Nibud toont aan dat ook inkomens met een inkomen boven de 105% moeilijk rond kunnen komen. Ook bij hen is na 3 jaar de “rek”eruit en kunnen ze een extra bijdrage goed gebruiken om bijvoorbeeld duurzame gebruiksgoederen aan te schaffen.
Variant 1: huidige hoogte (€) handhaven
Dit was 38,5% van de van toepassingzijnde bijstandsnorm. De norm voor de alleenstaande ouder is echter met bijna 25% verlaagd, We vinden niet dat we deze verlaging moeten doortrekken naar de individuele inkomenstoeslag. Ook passen we de kostendelersnorm niet toe. Vandaar dat er wordt overgegaan op vaste bedragen. te weten
De toelage wordt elk jaar geïndexeerd.
Variant 2: Extra toelage per kind
Het Nibud rapport laat zien dat een echtpaar met kinderen het financieel gezien gezien het ‘slechts”af zijn. Voor deze doelgroep (echtpaar met kinderen) gaan we de toelage verhogen met € 100 per minderjarig kind.
III Toetsing zicht op inkomensverbetering
Bij toetsing “Inspanningen van betrokkene”uitgaan van de volgende methodiek:
“Indien betrokkene in de referte periode een maatregel opgelegd heeft gekregen ivm niet nakomen re-integratieplicht, vervalt het recht op een toeslag”
Genoemde methodiek is uitvoeringsarm en bovendien eenduidig en objectief. Bovendien is deze voorzien van voldoende waarborgen (horen, bezwaar etc)
Bij toetsing “krachten en bekwaamheden” uitgaan van de volgende methodiek:.
“Van personen die in de referte periode studiefinanciering (WSF) of een tegemoetkoming schoolkosten (WTOS) hebben ontvangen wordt geacht dat zij zicht hebben op inkomensverbetering”
Dit willen we vastleggen in beleidsregels, zodat er objectieve kader zijn voor de uitvoering. Dit drukt ook de uitvoeringskosten. Daarbinnen kan het college op individuele gevallen beoordelen of de aanvrager recht heeft op een individuele inkomenstoeslag.
Uitstroom naar werk is de beste weg naar inkomensverbetering. Dit is het adagium binnen de participatiewet en dit is ook dat de gemeente nastreeft. Alle inspanningen zijn daarop gericht. Daartoe worden o.a. re-integratietrajecten, (beroepsgerichte) opleidingen en taalcursussen ingekocht. Ook houdt de participatiewet rekening met personen die wegens medische beperkingen niet kunnen uitstromen naar de arbeidsmarkt. Hier beperken we ons tot de inkomensondersteunende maatregelen die gefinancierd worden uit het participatiebudget.
Ten aanzien van bijstandsgerechtigden is er weinig nieuws onder de zon. De wetgever waakt ook hier voor de armoedeval. Als gemeente besluiten tot het verstrekken van premies voor het verrichten van onbeloonde activiteiten (anders dan tegenprestatie) moet zij dit nader toelichten.
In 2012 is de re-integratieverordening in Veenendaal al aangepast:
·Afhankelijk van de lokale invulling.
Vergoeding eigen bijdrage kinderopvang bij uitstroom
Kinderopvang helpt ouders werk, studie en kinderen te combineren. Financiering en toezicht van kinderopvang is geregeld in de wet kinderopvang. Met ingang van 1 januari 2013 is deze wet op een aantal punten gewijzigd. De belangrijkste wijziging is dat de taak die gemeenten sinds 2005 hebben om het werkgeversdeel van de kinderopvangtoeslag voor gemeentelijke doelgroepen uit te keren vanaf 2013 wordt overgedragen aan de Belastingdienst/Toeslagen.
Doelgroepouders zijn ouders die niet werken, doch aanspraak maken op kinderopvangtoeslag omdat zij deelnemen aan een traject naar werk of een studie volgen of als verplichte inburgeraar een inburgeringscursus volgen bij een geregistreerde instelling. Met ingang van 1 januari 2013 is de gemeentelijke kinderopvang-toeslag volledig overgeheveld naar de Belastingdienst. Tevens is in de gewijzigde wet voor doelgroepouders een grondslag opgenomen om de koppeling kinderopvangtoeslag – aantal trajecturen mogelijk te maken.
Wel resteert er voor de ouders na ontvangst van de (gehele) bijdrage van de belastingdienst nog een eigen bijdrage. Deze eigen bijdrage is afhankelijk van aantal kinderen en uren kinderopvang. Voor 2 kinderen en 24 uur kinderopvang per week bedraagt deze meer dan € 100,- per maand.
Voorheen moest de gemeente deze eigen bijdrage betalen. Als gevolg van de wetswijziging dienen gemeenten nu wel een keuze te maken hoe ze wensen om te gaan met de (gedeeltelijke) compensatie van de eigen bijdrage aan doelgroepouders en werkenden WWB-ers.
Wij hanteren daarbij de volgende richtlijn:
Eigen beroep op verantwoordelijkheid
Personen moeten zich niet direct wenden tot de overheid; zij dienen eerst te onderzoeken of er ook mogelijkheden zijn om in eigen kring kinderopvang te regelen. Uiteindelijk blijft wettelijke kinderopvang (incl. financierring) toegankelijk. Wel worden uren gekoppeld aan omvang traject/werk.
Geen drempels opwerpen voor re-integratie en parttime werk
Re-integratie en (parttime) werk willen we bevorderen. Dit doen we door re-integratie instrumenten in te zetten en personen te motiveren. Het demotiveert echter als betrokkene vervolgens geconfronteerd wordt met kosten. Deze drempel willen we wegnemen. Bovendien wordt hiermee de praktijk van voor 2013 voortgezet.
Als een WWB-er inderdaad volledig uitstroom komt , zou betrokkene de eigen bijdrage kinderopvang wel weer moeten betalen. Betrokkene gaat er daarmee minder op vooruit. Dit vinden we onwenselijk.
Voorgesteld wordt de compensatie eigen bijdragetot een half jaar na uitstroom door te laten lopen om zo de armoedeval te verkleinen.
De gemeente Veenendaal kent weliswaar al een algemene uitstroompremie van € 1500 voor WWB-ers die uitstromen naar betaald werk, maar deze doelgroep wordt geconfronteerd met extra kosten.
Genoemde uitgaven zijn op klantniveau altijd gekoppeld aan een (re-integratie)traject, parttime werk of iemand die via werk is uitgestroomd. De kosten kunnen worden toegerekend aan een reintegratie-traject. Vandaar dat dekking wordt gevonden in het participatiebudget.
Het bestaand beleid handhaven:
5. Regeling chronisch zieken en gehandicapten
5.1 Collectieve ziektekostenverzekering
Per 1-1-2014 zijn de rijksregelingen voor chronisch zieken en gehandicapten te weten de Wtcg en de Cer afgeschaft. De overheveling van deze taak naar de gemeente gaat gepaard met forse bezuinigingen. Per 1-1-2015 komt ook onze lokale Wmo-compensatieregeling voor de eigen bijdrage van minima te vervallen. Aan de gemeente de opdracht om hiervoor een passend alternatief te bedenken voor personen met aantoonbare meerkosten in verband met ziekte of handicap.
De gemeente wil hierbij gebruik maken van een collectieve ziektekostenverzekering als instrument om gemeentemiddelen gericht in te zetten naar inkomensgroep (minima), naar zorgbehoefte (beperkte dekking of uitgebreide dekking) en dit alles tegen weinig uitvoeringskosten.
De huidige collectieve ziektekostenverzekering van Menzis (de Garantverzekering) wordt uitgebreid:
De wettelijk inkomensgrens voor collectieve ziektekostenverzekering was gemaximeerd op 110% van de van toepassingszijnde bijstandsnorm, maar wordt door de wetgever losgelaten. Met de czv willen we nu ook de groep chronisch zieken en gehandicapten bereiken die financiële ondersteuning nodig hebben. De Wtcg en CER was grotendeels inkomensonafhankelijk.
Met het ophogen van de grens naar 120% vergroten we de doelgroep en beperken we de armoedeval. Tevens komen de middelen dan terecht bij de groep die dat echt nodig heeft. De grens optrekken naar 130% heeft dat effect minder en gaat met extra kosten gepaard.
Met dit besluit slaan we een paar vliegen in één klap:
Aantrekkelijk pakket voor minima
De deelnemers krijgen van Menzis 6% korting op de basisverzekering en 9% op de aanvullende verzekering. Bovendien betaalt de gemeente voor extra aanvullende dekking,
Eigen bijdrage maatwerkvoorziening met Wmo
Deelnemers aan de verzekering kunnen de eigen bijdrage Wmo voortaan declareren bij de verzekeraar. Nu de norm wordt opgehoogd komen hier meer personen voor in aanmerking
De extra verzekering betaalt de gemeente. Verzekerden worden niet belast met een hogere verzekeringspremie voor dit product.
Extra compensatie voor chronisch zieken en gehandicapten
De Wtcg/Cer bijdrage komt te vervallen. De gedachte is dat chronisch zieken kiezen voor een hogere dekking dan personen met een geringe zorgbehoefte. Aan deze brede dekking voegt de gemeente extra’s aan toe.
Een extra Wtcg module waarmee meer diensten zijn verzekerd. Hiermee wordt een groot gedeelte van de zorgbehoefte afgedekt. Tevens verzekert de gemeente het eigen risico. Dit eigen risico is in 2015 € 375 . Met deze extra investering van de gemeente worden de zorgkosten voor chronisch zieken met naar verwachting meer dan € 400,- per jaar verlaagd. Zo worden de Wtcg/Cer middelen gericht ingezet. Voorwaarde is wel dat betr. zich goed aanvullend verzekeren bij Menzis.
Voldoende ruimte voor maatwerk
Bovengenoemde uitbreiding kost naar verwachting € 665.000. Hierdoor resteert ongeveer € 300.000 van de Wtcg/Cer gelden. Dit kunnen we goed inzetten via de individuele bijzondere bijstand voor die mensen die dat op grond van hun inkomen en bijzondere noodzakelijke uitgaven nodig hebben toe.
De extra € 300.000 wordt dan ook geoormerkt toegevoegd aan het budget bijzondere bijstand.
Bovenstaand besluit is al genomen en zal met ingang van 1-1-2015 worden ingevoerd.
Wijzigingen voor 2015 zijn niet meer mogelijk.
In 2015 zal de regeling worden geëvalueerd. Op basis hiervan kunnen mogelijk andere varanten worden voorgelegd (aanpassing norm, pakket, bijdrage gemeente)
6. Wet maatschappelijke ondersteuning
Met ingang van 1-1-2015 verandert de Wmo. In de Wmo 2015 staat de eigen verantwoordelijkheid van de burger centraal met daarbij voor de gemeente een plicht tot ondersteuning voor als de burger het zelf niet meer redt. De verantwoordelijkheid verschuift daarmee nadrukkelijk van gemeente naar burger en diens omgeving.
De Wmo 2015 geeft aan dat de gemeente twee typen voorzieningen kan treffen voor burgers:
Een algemene voorziening is een aanbod van diensten en activiteiten dat zonder uitgebreid voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers toegankelijk is en dat is gericht op het versterken van de zelfredzaamheid en participatie of opvang.
Verder maakt de Wmo 2015 het mogelijk dat gemeenten voor eenvoudige schoonmaakondersteuning verwijzen naar de particuliere mark. Hierdoor wordt meer dan in de huidige wet de mogelijkheid gecreëerd om personen die met een vraag of probleem bij de gemeente komen, te verwijzen naar voorzieningen en producten die op de particuliere markt te verkrijgen zijn, mits het probleem daarmee adequaat wordt opgelost. Indien uit onderzoek blijkt dat met eenvoudige schoonmaakondersteuning kan worden volstaan, is het voldoende dat de gemeente personen kan verwijzen naar een geschikte aanbieder.
Een maatwerkvoorziening is een op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen. Een maatwerkvoorziening kenmerkt zich door een op maat van de persoon gesneden en afgestemd gehele van maatregelen. Het kan gaan om het gebruik van activiteiten of zaken die in groepsverband worden aangeboden (een groepstraining/dagopvang/vervoer), het kan ook gaan om gestandaardiseerd aanbod maar ook om een op maat gesneden begeleidingstraject. Een maatwerkvoorziening is een individuele voorziening die verstrekt wordt op basis van een beschikking waartegen bezwaar en beroep mogelijk is. In principe mag de gemeente op grond van de Wmo 2015 alle voorzieningen die zij als maatwerkvoorziening kan aanbieden ook als algemene voorziening aanbieden.
Vanaf 2015 bestaat kennen we in Veenendaal het product huishoudelijke ondersteuning niet meer. We hebben een algemene voorziening schoonmaakondersteuning. Daarnaast kennen we als maatwerkvoorziening individuele ondersteuning. Hieronder valt ook het oude HO2. Dit product is alomvattender en kent naast schoonmaakondersteuning ook een deel regie en andere lichte voorkomende taken in het huishouden. Denk aan het openen/verwerken van post.
Indien algemene voorzieningen (zoals eenvoudige schoonmaakondersteuning) voorhanden zijn zal de cliënt hiernaar verwezen worden. De gemeente Veenendaal maakt voor eenvoudige schoonmaakondersteuning gebruik van gecontracteerde aanbieders. Met deze aanbieder zijn afspraken gemaakt over kwaliteit, prijs, betaling en factureren. Bij schoonmaakondersteuning zal de aanbieder vooraf moeten toetsen of de betreffende voorziening passend is. Zo wordt gekeken of betrokkene door gebrek of handicap inderdaad niet in staat is om zelf schoon te maken en daarom is aangewezen op deze ondersteuning. Betrokkene kan aan de hand van deze toets ook worden doorverwezen naar een maatwerkvoorziening (indien de hulp geïntensiveerd moet worden). Indien er geen sprake is van handicap of gebrek zal op de reguliere markt deze dienst moeten worden ingekocht (dus zonder bijdrage van de gemeente). Zo wordt voorkomen dat ook tweeverdieners gebruik maken van deze (deels door de overheid gefinancierde) dienst. In de toets wordt geen rekening gehouden met het inkomen voor betrokkene. Voor mensen die dat niet kunnen betalen kennen we een compensatieregeling (zie hieronder)
Als eenvoudige schoonmaakondersteuning noodzakelijk is (en betrokkene kan dit niet in zijn netwerk opvangen) dan wordt iemand op minimum inkomensniveau geconfronteerd met fors hogere kosten. Voorheen was deze zorg voor personen met een inkomen tot 110% kosteloos. Boven deze norm werd een eigen bijdrage in rekening gebracht afhankelijk van het inkomen, leeftijd en gezinssamenstelling.
Kosten 2,5 uur per week, gedurende 50 weken= 125 uur per jaar
Gemeente Veenendaal heeft een toeslag (Huishoudelijke Hulp Toelage) gevraagd van het Rijk ten behoeve van behoud werkgelegenheid en om een “zachte landing” bij cliënten van deze nieuwe werkwijze mogelijk te maken. Met deze huishoudelijke hulp toelage is het mogelijk om het klanttarief dat cliënten gaan betalen per uur schoonmaakondersteuning te verlagen in 2015 en 2016.
In 2015 betekent dit een klanttarief van € 10,- ipv € 15,- en in 2016 een klanttarief van € 11,- ipv € 15. Het is nog niet zeker dat we deze toelage ontvangen van het Rijk. Als we deze toelage niet ontvangen blijft het klanttarief € 15,- per uur
* obv 2,5 uur per week = 125 uur per jaar
Het klanttarief wordt inkomensonafhankelijk. Voor personen met weinig financiële draagkracht wordt een compensatieregeling gemaakt waardoor zij gebruik kunnen (blijven) maken van eenvoudige schoonmaakondersteuning.
Hierbij moet ook minima met een inkomen tot 100% een eigen beperkte bijdrage betalen. Zo bouwen we wel een prikkel in tot kostenbewustzijn.
Genoemde variant is eerder ingebracht door de PvdA en gaat uit van de kostprijs. Deze variant is door de aanvraag van de HHT voor 2015 niet meer mogelijk.
Doorrekening variant 1 voor de gebruiker:
Bij variant 2: Is de bijdrage van betrokkene met een inkomen tot 100% van de bijstandsnorm gelijk aan die van 110-110%
Financiële doorrekening is lastig. Ook kennen we de inkomensgegevens van de huidige gebruikers niet.
In 2015 gaat de algemene voorziening gelden voor nieuwe aanvragers. Voor bestaande gebruikers wordt tot 18 september eenvoudige schoonmaakondersteuning aangemerkt als maatwerkvoorziening. Zij gaan per 18 september 2015 over op de nieuwe werkwijze.
Aanname: 10 per maand, waarvan 1 inkomen tot 100%, 3 tot 110% 2 tot 120%, 1 tot 130% en 3 met een hoger inkomen
Aanname: Met de huishoudelijke hulp toelage wordt het klanttarief dat cliënten gaan betalen per uur schoonmaakondersteuning verlaagd. In 2015 hanteren we een klanttarief van € 10,-,- ipv € 15,- en in 2016 hanteren we een klanttarief van € 11,- ipv € 15,-. Het is nog niet zeker dat we deze toelage ontvangen van het Rijk. Als we deze toelage niet ontvangen blijft het klanttarief € 15,- per uur.
Voor de jaren erna geldt een klanttarief van € 15,- per uur. We verwachten dat inwoners dan ook uitwijken naar andere huishoudelijke hulpen buiten de gecontracteerde aanbieders om.
Bij de berekening beperken we ons tot 2015
Genoemde regeling wordt gefinancierd uit de Wmo-begroting.
Met het wegvallen van de HHT zullen de klanttarieven en daarmee de compensatie hoger.
Voor 2016 een factor 1,1. De totaalkosten van variant 1 komen daarmee op € 715.000
Voor 2017 een factor 1,5. De totaalkosten van variant 1 komen daarmee op € 975.000
6.3 Maatwerkvoorziening- Eigen bijdrage
Voor elke maatwerkvoorziening geldt een eigen bijdrage met uitzondering van de
De omvang van de eigen bijdrage is vastgesteld conform de systematiek van het landelijke Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. De cliënt is een eigen bijdrage verschuldigd voor de duur van de verstrekking van de maatwerkvoorziening, met een maximum van de reguliere levensduur van het hulpmiddel dan wel de aanpassing en de kostprijs van het hulpmiddel dan wel de aanpassing en met inachtneming van het landelijke Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.
Het CAK voert de eigen bijdrage systematiek uit. Op de website van het CAK zijn de precieze bedragen van de eigen bijdrage beschreven. Deze zijn afhankelijk van iemands inkomen, de soort ondersteuning en ze kunnen geïndexeerd worden.
De minimale bijdrage is vastgesteld op € 19,- per 4 weken voor een alleenstaande en € 27,20 voor een echtpaar. Op jaarbasis is dit maximaal € 247 en € 353.
Gemeente Veenendaal kende een “eigen minimabeleid CAK”. Er werd voor personen met een inkomen tot 110% door het CAK geen eigen bijdrage/ -aandeel opgelegd. Deze eigen compensatieregeling was aanvankelijk per 1 november 2013 ingetrokken. Februari 2014 is echter door het college besloten om de regeling te continueren tot 2015, waarna de compensatieregeling op zou gaan in het nieuw te ontwikkelen integraal minimabeleid.
Deze eigen minimaregeling Wmo komt dus per 1-1-2015 te vervallen, dat wil zeggen dat het CAK de eigen bijdrage per 1-1-2015 wel in rekening brengt.
Deze kosten zijn door de gemeente nu herverzekerd binnen de collectieve ziektekostenverzekering. Deelnemers kunnen de kosten declareren bij Menzis. Menzis keert binnen één maand uit. Dit valt binnen de betalingstermijn van CAK. Zo hoeven deelnemers ook niet uit eigen middelen voor te schieten.
De verzekering staat miv 2015 open voor de doelgroep tot 120%. Alle eigen bijdrage die via het CAK lopen zijn voor deelnemers herverzekerd tot een bedrag van max.van €400,-. Dit bedrag zit nog boven het maximale dat iemand met een inkomen tot 120% moet betalen aan eigen bijdragen.
Hierdoor gaan deelnemers aan de collectiviteit met een inkomen tussen de 110 en 120% erop vooruit. Zij hoeven geen eigen bijdrage meer te betalen.
Toelichting: “nul-factuur”vervalt, eigen bijdrage worden in rekening gebracht.
Hierboven zijn financiële tegemoetkomingen voor burgers beschreven. Minimabeleid is meer dan geld en omvat ook dienstverlening aan financieel kwetsbaren.
Dit doen we al gemeente niet alleen, daarbij maken we dankbaar gebruik van in Veenendaal aanwezige professionals en vrijwilligers. In het flankerend beleid wordt de inzet van de gemeente Veenendaal beschreven.
Een aantal zaken willen we continueren, zoals
Handhaven professionele schuldhulpverlening
Huidig voorzieningenniveau handhaven en waar mogelijk verbeteren
Handhaven diplomazwemmen en jeugdsportfonds
Daarnaast stellen hier een aantal intensiveringen voor.
7.2 Extra inzet voorlichting en preventie ad € 105.000
Minimaregelingen moeten breed bekend en toegankelijk zijn. Per 2015 willen we extra inzetten op:
7.3Extra inzet bijzondere doelgroepen ad € 65.000
Voor de psychisch-sociaal kwetsbare doelgroep gaan we budgetbeheer inkopen bij Kwintes.
Wel moeten heldere afspraken gemaakt worden over samenwerking met BAC en andere organisaties.
Kwintes budgetbeheer wordt uitgevoerd:
Kwintes is 4 jaar geleden gestart met begeleiding bij schuldenproblematiek en budgetbeheer omdat veel cliënten vanwege complexe problematiek niet of moeizaam terecht kunnen bij de reguliere gemeentelijke schuldhulpverlening.
In Veenendaal biedt Kwintes begeleiding schuldenproblematiek en budgetbeheer aan ongeveer 60 ambulante cliënten. Cliënten komen bij Kwintes terecht via:
Kwintes verwijst en leidt in principe voor schuldhulpverlening altijd toe naar het BAC. Screening bij het BAC gaat via de 80-vragen lijst. Met name wanneer cliënten niet leerbaar blijken, kunnen zij niet in de schuldsanering en komen dan dikwijls bij (weer) Kwintes terecht.
De cliënt probeert dan, begeleidt door Kwintes, via de minnelijke weg toch nog tot een regeling met schuldeisers te komen, vaak in combinatie met budgetbeheer. Ook fraude vorderingen of boetes kunnen niet mee in een schuldsanering bij het BAC. Dit treft ook een behoorlijk aantal cliënten, waarbij in die gezinnen grote armoede aanwezig is en kinderen de dupe zijn van het gedrag van de ouders.
Wanneer cliënten wel in de schuldsanering kunnen is voor het BAC bewindvoering vaak voorwaardelijk. Veel cliënten zien daar tegenop en kiezen dan voor budgetbeheer bij Kwintes.
Budgetbeheer bij Kwintes is een goed alternatief voor bewindvoering.
Het tarief is vergelijkbaar met bewindvoering, maar Kwintes blijft er altijd naar streven dat cliënt zelf zo veel mogelijk de eigen regie houdt, zo zelfredzaam mogelijk. Daar waar budgetbeheer eindig kan zijn, heeft bewindvoering als gevolg dat mensen geen eigen regie meer hebben, vaak te lang erin blijven of er zelfs niet meer uitkomen, met alle financiële gevolgen van dien. Daarnaast is het voordeel boven bewindvoering dat Kwintes als ketenpartner samenwerkt met andere partijen binnen Veenendaal, waaronder vrijwilligersorganisaties als Schuldhulpmaatjes, Kerk en Minima, etc. waardoor dure zorg ook sneller kan worden afgeschaald.
Binnen begeleiding schuldsanering en budgetbeheer biedt Kwintes 4 verschillende trajecten van preventief budgetbeheer, toeleiding naar schuldhulpverlening, budgetbeheer tijdens schuldhulpverlening tot doorlopend budgetbeheer.
Budgetbeheer van Kwintes wordt tot 1 januari gefinancierd uit de AWBZ. Wanneer er daarna geen financiering meer is zal het merendeel, zo niet alle cliënten, moeten worden overgedragen aan een bewindvoerder.
Uitgaande van de huidige cliënten, ingedeeld naar de vier verschillende trajecten is daarmee op jaarbasis een bedrag gemoeid van indicatief € 65.000.