Organisatie | Delft |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening tegenprestatie participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 |
Citeertitel | Verordening tegenprestatie participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 8a, eerste lid, onderdeel b van de Participatiewet; artikel 35, eerste lid, onderdeel e van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW);artikel 35, eerste lid, onderdeel e van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ),
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-01-2015 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 18-12-2014 | Onbekend |
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2014
mr. drs. G.A.A. Verkerk,
burgemeester.
A.P. Oostdijk,
wnd.griffier.
Het college is bevoegd een belanghebbende te verplichten een tegenprestatie te verrichten. Dit is vastgelegd in artikel 9, eerste lid onderdeel c van de Participatiewet en artikel 35, eerste lid onder f van de IOAW en artikel 35, eerste lid onder f van de IOAZ. De tegenprestatie bestaat uit onbeloonde maatschappelijke en nuttige werkzaamheden. Deze activiteiten mogen niet leiden tot een verdringing op de arbeidsmarkt.
De mogelijkheid tot het opleggen van een tegenprestatie moet worden vastgelegd in een verordening. Met deze verordening wordt aan deze formele voldaan. Het college voert de mogelijkheid tot het opleggen van een tegenprestatie uit overeenkomstig het beleid dat is vastgelegd in de nota ‘Wederkerigheid en Tegenprestatie, een win-win-win situatie.
de aard, de omvang en de duur van een aan een persoon op te leggen tegenprestatie. Het college houdt daarbij rekening met de criteria genoemd in de nota wederkerigheid.
Indien daarvoor dringende redenen zijn kan het college in individuele gevallen besluiten een tijdelijke ontheffing te verlenen van de plicht tot tegenprestatie (art. 9, tweede lid van de Participatiewet). Geen tegenprestatie zal worden gevraagd van iemand die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is (art. 9, vijfde lid van de Participatiewet).
Voor alleenstaand ouders geldt dat zij niet verplicht worden tot een tegenprestatie indien zij een ontheffing hebben van de arbeidsplicht zoals bedoeld in artikel 9a, eerste lid van de Participatiewet. Dit is geregeld in artikel 9, zevende lid van de Participatiewet.
Net als bij het niet nakomen van de arbeids- en re-integratieverplichtingen geldt voor het niet, of niet voldoende nakomen van de plicht tot tegenprestatie dat een maatregel kan worden opgelegd, overeenkomstig de maatregelverordening.
Het college heeft al sinds 2012 de bevoegdheid een belanghebbende te verplichten naar vermogen een tegenprestatie te verrichten. De regering vindt het verrichten van een tegenprestatie belangrijk omdat het een manier is om actief te blijven in de samenleving, en zo een sociaal netwerk, arbeidsritme en regelmaat te behouden. Op termijn zou dit de kansen op de arbeidsmarkt helpen vergroten.
Het opdragen van een tegenprestatie heeft niet als primair doel de re-integratie van de betrokkene te bevorderen. De tegenprestatie moet gezien worden als een nuttige bijdrage aan de samenleving; iets terugdoen voor de uitkering die men ontvangt.
De tegenprestatie mag geen belemmering zijn voor het accepteren, behouden of verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid. Het uitgangspunt dat werk voor gaat, geldt ook hier.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 2. Opdragen en inhoud van een tegenprestatie naar vermogen
Het college kan iedereen die een uitkering ontvangt van de gemeente opdragen een tegenprestatie te verrichten tenzij;
Daarnaast kan het college in individuele gevallen als zij meent dat daar redenen voor zijn een tijdelijke ontheffing geven van de plicht tot tegenprestatie.
Het tweede lid van dit artikel geeft enkele voorwaarden aan om duidelijk te maken welke werkzaamheden als tegenprestatie kunnen worden aangemerkt. Deze voorwaarden zijn afkomstig uit de kamerstukken.
Bij het opleggen van een tegenprestatie houdt het college rekening met de mogelijkheden en onmogelijkheden van het individu. Dit staat in het derde lid.
Artikel 3. Geen werkzaamheden voorhanden
De werkzaamheden die als tegenprestatie kunnen worden verricht moeten aan bepaalde voorwaarden voldoen. Niet altijd zullen deze werkzaamheden voorhanden zijn. Zijn deze er niet, dan zal het college geen tegenprestatie opleggen.
Het college kan besluiten voor de uitvoering om deze verordening nader uit te werken in beleidsregels.