Organisatie | Nijmegen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nijmeegse Kaderverordening Subsidieverstrekking |
Citeertitel | Nijmeegse Kaderverordening Subsidieverstrekking (2011) |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | NKS |
Geen
Art. 149, Gemeentewet, titel 4.2 Algemene Wet Bestuursrecht
Uitvoeringsvoorschrift subsidies (2011)
Beleidsregels subsidies amateurkunst gemeente Nijmegen 2010
Beleidsregels incidentele subsidies culturele activiteiten (2009)
Beleidsregels flexibel budget kleinschalige culturele activiteiten (FLEKCA)
Beleidsregels sport en recreatie gemeente Nijmegen 2009
Beleidsregels subsidies allochtone zelforganisaties (2009)
Beleidsregels subsidies vrijwillig jeugdwerk (2009)
Subsidieregeling Groendaken gemeente Nijmegen (2009)
Subsidieregeling afkoppelen hemelwaterafvoer (2009)
Uitvoeringsvoorschrift subsidies wijkactiviteiten en participatie
Subsidieregeling zonnekracht voor zonnepanelen en zonneboilersystemen
Beleidsregels Ondernemersfonds 2011
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-09-2013 | 30-09-2018 | Onbekend | 18-09-2013 Onbekend | RV 73/2013 |
HOOFDSTUK I. Algemene bepalingen
hoogte van een bepaald bedrag nadat de subsidie is verleend;
d.directe subsidievaststelling: het vaststellen van de subsidie vóór de aanvang van het
subsidietijdvak zonder voorafgaande verleningsbeschikking;
e.subsidieverstrekking: de verzamelterm voor het toekennen van subsidie in de vorm van
subsidieverlening of van subsidievaststelling;
f.uitvoeringsregelingen: nadere regels die zijn gesteld ter uitvoering van deze verordening in de vorm van uitvoeringsvoorschriften of beleidsregels, hieronder worden in het kader van deze verordening mede begrepen bijzondere subsidieverordeningen.
De verordening is van toepassing op alle subsidieverlening en -vaststelling door de gemeente Nijmegen.
Artikel 4 Grondslag subsidieverstrekking
Het bevoegde bestuursorgaan verstrekt slechts subsidie voor activiteiten op het terrein van zorg en welzijn, onderwijs, sport, cultuur, woonklimaat, leefklimaat, werk en economie, bereikbaarheid en mobiliteit, beheer van de openbare ruimte, milieu, werkloosheidsbestrijding, inburgering, integratie, emancipatie, bijstand, veiligheid, stadspromotie, internationale samenwerking en algemene bestuurlijke aangelegenheden.
Voor zover sprake van een aanvraag om subsidie die betrekking heeft op het kalenderjaar of kalenderjaren volgend op dat waarin de aanvraag is ingediend, wordt beslist uiterlijk vóór 31 december van het jaar waarop de aanvraag is ingediend, mits de aanvraag is ingediend vóór 1 oktober van dat jaar. Voor de subsidieaanvragen die zijn ingediend tussen 1 oktober en 31 december is de afhandelingstermijn 24 weken.
HOOFDSTUK II Aanvullende bepalingen op titel 4.2. van de Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8 Regels aanvraag subsidieverlening
Het college kan in een uitvoeringsregeling regels stellen over de termijn waarbinnen een aanvraag tot subsidieverlening moet worden ingediend en over de stukken die de aanvrager daarbij moet overleggen.
Artikel 9 Begrotingsvoorbehoud
Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt zij verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.
Artikel 10 Weigerings- en intrekkingsgronden
De subsidie wordt naast de in titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde gevallen in ieder geval geweigerd indien gegronde redenen bestaan aan te nemen dat:
subsidieverstrekking anderszins niet past binnen het beleid van de gemeente
2.Naast de in titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde gevallen wordt de subsidieverlening of -vaststelling ook ingetrokken of ten nadele van de ontvanger gewijzigd indien gegronde redenen bestaan aan te nemen dat:
De subsidieverlening kan worden geweigerd, lager worden vastgesteld of ingetrokken indien gegronde redenen bestaan aan te nemen dat de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden –hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden- kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken; het college stelt nadere regels met betrekking tot het begrip voldoende gelden.
Artikel 12 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Het bevoegde bestuursorgaan kan naast de in artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde verplichtingen bij nadere regels of bij de subsidieverlening ook verplichtingen opleggen met betrekking tot: a. de overdracht van subsidie aan derden, anders dan als betaling voor goederen of diensten; b. de verwezenlijking van het doel van de subsidie; c. de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht; d. de wijze waarop de subsidie jegens- of namens hogere overheden dient te worden verantwoord.
Met het oog op een doelmatige besteding van de ontvangen gelden, is de subsidieontvanger, waarop de Wet Normering bezoldiging Topfunctionarissen publieke en semipublieke sector van toepassing is, verplicht om de inkomensgrens van 100% van met ministersalaris als bezoldigingsmaximum in acht te nemen. Indien voor een sector een hoger bezoldigingsmaximum is afgesproken tussen de sector en de minister, dan geldt dit maximum.
Indien de subsidieontvanger de in het vorige lid bedoelde verplichting niet nakomt, kan het in de verleningsbeschikking genoemde subsidiebedrag bij de subsidievaststelling worden verminderd. De vermindering is gelijk aan het bedrag van de overschrijding van de geldende inkomensgrens in het kalenderjaar waarop de verleningsbeschikking betrekking heeft.
De leden 4 tot en met 7 van dit artikel gelden eveneens voor subsidieontvangers waarop de Wet Normering bezoldiging Topfunctionarissen publieke en semipublieke sector niet van toepassing is, voor zover deze subsidieontvangers voor meer van € 100.000,= per jaar met overheidsmiddelen worden gefinancierd en van de overheidsmiddelen minstens 50% afkomstig is van de gemeente Nijmegen.
Artikel 16 Nadere regels met betrekking tot overschotten en tekorten
Het college kan regels stellen over de omvang van het totale eigen vermogen bij de subsidieontvanger, de maximale omvang en het maximum van de hieraan periodiek toe te voegen bedragen.
Artikel 17 Vergoeding vermogensvorming
Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de eigendommen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat bij verlies of beschadiging van eigendommen wordt uitgegaan van het bedrag, dat als schadevergoeding door de subsidie -ontvanger is ontvangen. Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door één of drie onafhankelijke deskundigen.
Indien de activiteiten van de subsidieontvanger met toestemming van het college door een andere rechtspersoon worden voortgezet en de activa en passiva tegen boekwaarde aan die ander in eigendom worden overgedragen, is de subsidie -ontvanger ter zake in afwijking van het tweede lid geen vergoeding verschuldigd.
Het bevoegde bestuursorgaan kan afwijken van de bepalingen gesteld bij of krachtens deze verordening, indien de subsidie valt onder de omschrijving van steunmaatregel in artikel 107, eerste lid van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Het bevoegde bestuursorgaan kan de bepalingen van deze verordening op verzoek van de aanvrager buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van een doelgerichte en evenwichtige subsidieverdeling leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 21 Strijdigheid met bijzondere subsidieverordeningen
Als in bestaande bijzondere subsidieverordeningen bepalingen voorkomen die strijdig zijn met deze subsidieverordening gelden de bepalingen in de bijzondere subsidieverordening, uitgezonderd de verwijzingen naar de Algemene Subsidieverordening gemeente Nijmegen 2002, totdat de bijzondere subsidieverordening in overeenstemming is gebracht met deze verordening.
Bijlage 1. bij Nijmeegse Kaderverordening Subsidies
1.De raad van de gemeente Nijmegen is het bevoegde orgaan voor het nemen van besluiten over de verlening van meerjarenbudgetsubsidies aan de volgende organisaties:
Stichting Openbare Bibliotheek Gelderland Zuid
Stichting De Lindenberg Huis voor de Kunsten
Stichting Welzijnwerk Ouderen Nijmegen
Welzijnsorganisatie Stichting Tandem
2.De raad van de gemeente Nijmegen is het bevoegde orgaan voor het nemen van besluiten inzake subsidieverlening en subsidievaststelling betreffende een subsidie vanuit het Ondernemersfonds, zoals bedoeld in de Beleidsregels Ondernemersfonds 2011, en deze subsidieverlening en subsidievaststelling een bedrag betreft dat groter of gelijk is aan een bedrag van €100.000,-.
Artikel 1 en 2 Definities en Reikwijdte
De definitie van subsidie is overgenomen van de wet (art. 4:21):
“de aanspraak op financiële middelen, door het bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten".
In artikel 4:21 van de Awb staat tevens vermeld wat niet onder het subsidiebegrip valt. De subsidietitel van de Awb en de NKS zijn niet van toepassing op geldelijke overdrachten tussen publiekrechtelijke personen. Dit betekent dat rijksbijdragen aan gemeenten niet als subsidie worden beschouwd, maar dat bijdragen die de gemeente met gebruikmaking van deze rijksbijdragen aan derden verstrekt weer wel als subsidie worden gekenmerkt. In het algemeen ontstaat een aanspraak op financiële middelen door een besluit van het gemeentebestuur inhoudende dat een activiteit wordt gesubsidieerd. Als dat besluit genomen is is de gemeente verplicht subsidie te betalen na de uitvoering van de betreffende subsidiabele activiteiten en indien aan de verplichtingen die aan de subsidiering zijn verbonden, is voldaan. Daarop vooruitlopend kan een voorschot worden verstrekt. Door een beschikking tot subsidieverlening ontstaat de aanspraak op subsidie en door de beschikking tot subsidievaststelling ontstaat de aanspraak op uitbetaling van de financiële middelen.
Ook een directe vaststelling van de subsidie is mogelijk. In de uitvoeringsregels wordt een en ander uitgewerkt. De levering van goederen en diensten (als activiteiten)zijn uitgezonderd van het subsidiebegrip omdat deze op commerciële basis en in het directe belang van de gemeente als privaatrechtelijke rechtspersoon worden geleverd. Commerciële activiteiten van de gemeente, zoals huur van gebouwen, koop van inventaris of een opdracht voor onderzoek vallen daarom niet onder het subsidiebegrip. Het burgerlijk wetboek is hierop van toepassing en niet de Awb.
Een subsidie wordt verleend voor een bepaalde activiteit. De aanvrager krijgt hierdoor aanspraak op de financiële middelen voor de te verrichten activiteiten, mits hij zich ook overigens houdt aan de andere verplichtingen. Het bestuursorgaan kan dan in beginsel niet meer op de subsidieverlening terugkomen. De grootte van het bedrag kan van nog onzekere factoren afhangen (bijv. het aantal verrichte activiteiten). Afdeling 4.2.3 Awb is helemaal aan de subsidieverlening gewijd. Er zij op gewezen, dat louter het feit dat een subsidiebedrag voor een bepaalde instelling in de gemeentebegroting kan staan, nog geen recht op subsidiëring geeft. Daartoe is ook een beschikking tot subsidieverlening noodzakelijk. Bij een subsidieverlening volgt na afloop van het subsidietijdvak altijd een subsidievaststelling (zie hierna onder c).
Er wordt definitief beslist dat de subsidieaanvrager een subsidie krijgt en de hoogte van het bedrag wordt definitief bepaald (men noemt het daarom ook wel: de subsidie 'afrekenen'). De activiteiten zijn dan verricht. Voorafgaand aan de vaststelling zal de subsidieaanvrager meestal een aanvraag daartoe indienen, waarbij gegevens overlegd worden over de verrichte activiteiten en dergelijke. Volgens art. 4:47 Awb kan de vaststelling echter ook ambtshalve geschieden, bijvoorbeeld wanneer aan de vaststelling een termijn is gesteld. De vaststelling verplicht het bestuursorgaan om tot betaling over te gaan. In afdeling 4.2.5 Awb zijn de regels voor subsidievaststelling neergelegd.
d.Directe subsidievaststelling
Het hoeft niet zo te zijn, dat er altijd een subsidieverlening vooraf hoort te gaan aan de vaststelling. Soms is dat niet nodig. De Awb 'kiest zelf dan ook niet voor het systeem met of het systeem zonder afzonderlijke subsidieverlening. Met beide systemen is rekening gehouden' (Memorie van Toelichting bij de Awb, p. 22). In plaats van door een subsidieverlening (met vaststelling achteraf) kan subsidiëring ook plaatsvinden door een directe subsidievaststelling, voorafgaand aan het subsidietijdvak; er vindt
dan geen aparte vaststelling na het subsidietijdvak meer plaats. Materieel gezien vallen de subsidieverlening en de vaststelling dan samen.
De Awb hanteert de term 'verstrekken' indien zowel verlening als vaststelling kan zijn bedoeld.
De verzamelterm voor alle nadere besluiten die worden genomen ter invulling van de beleidsruimte. Dus uitvoeringsvoorschriften die per directie of per programma kunnen worden vastgesteld, beleidsregels en ook bijzondere subsidieverordening vallen onder dit begrip.
Voor zover in deze verordening niet anders is bepaald, is het college het bevoegde bestuursorgaan
voor de toepassing van deze verordening en van titel 4.2. van de Algemene wet bestuursrecht. Een
afwijking hierop is gegeven voor subsidies aan grote instellingen die in de bijlage (I) genoemd worden en subsidies uit het Ondernemersfonds groter of gelijk aan €100.000. Verder vormt een uitzondering: artikel 7.1 van deze verordening. Dit artikel bepaalt dat de gemeenteraad voor subsidies op door hem te bepalen beleidsterrein en of onderdelen van beleidsterreinen jaarlijks een subsidieplafond kan vaststellen.
Artikel 4 Grondslag subsidieverstrekking
Het college (of de raad) kunnen slechts subsidie verstrekken voor activiteiten op het terrein van zorg en welzijn, onderwijs, sport, cultuur, woonklimaat, leefklimaat, werk en economie, bereikbaarheid en mobiliteit, beheer van de openbare ruimte, milieu, werkloosheidsbestrijding, inburgering, bijstand, veiligheid, internationale samenwerking en algemene bestuurlijke aangelegenheden. Dit artikel is nodig gelet op art. 4:23 Awb. Deze bepaling eist dat bij verordening wordt geregeld waarvoor subsidie kan worden verstrekt. Volgens de Memorie van Toelichting wordt met het oog op de doelmatigheid en rechtszekerheid een omschrijving verlangd van de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verleend. In de verordening kan worden volstaan met een “globale omschrijving of aanduiding”, mits deze in een nadere regeling wordt gepreciseerd. Dat kan in een (meerjaren)programma of een beleidsnota. In Nijmegen wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande (programma-)structuur. De Awb staat in uitzonderingssituaties toe dat subsidieverstrekking zonder wettelijke grondslag plaatsvindt. Het gaat hierbij om spoedeisende, incidentele en geïndividualiseerde subsidies of om subsidies die steunen op Europese subsidieprogramma’s. Het college (of de raad) zullen vooral bij deze laatste subsidies gebruik kunnen maken van de bevoegdheid om deze verordening buiten toepassing te laten. De Europese regelgeving en het opgelegde subsidiekader van rijkswege bieden, samen met de Awb, voor een zorgvuldige verstrekking immers voldoende houvast. Belang van het buiten toepassing verklaren van deze verordening kan bijvoorbeeld zijn dat projecten en activiteiten die gedeeltelijk uit Europese en gedeeltelijk uit gemeentelijke subsidies worden bekostigd niet volgens meerdere regimes hoeven te worden verantwoord. Het college of de raad kunnen in deze situatie besluiten dat het Europese beheers- en verantwoordingsregime van toepassing is op het gehele budget voor bedoelde projecten en activiteiten, ook al is dit mede uit gemeentelijke geldbronnen afkomstig. Een besluit om deze verordening buiten toepassing te verklaren wordt genomen bij verleningsbeschikking.
Deze bepaling maakt het mogelijk om nadere regels te stellen over de inhoudelijke invulling van de in het eerste lid opgesomde subsidieterreinen. Ook kunnen in deze regels inhoudelijk criteria worden gegeven.
Subsidies worden verstrekt aan privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersonen. Het verstrekken van subsidie aan natuurlijke personen kan alleen geschieden, indien de uitvoeringsregeling hiertoe de mogelijkheid biedt. De gemeente moet weten met wie zij van doen heeft. Rechtspersoonlijkheid moet worden aangetoond door een notariële akte en inschrijving in het handelsregister. Subsidiëring aan een natuurlijke persoon of aan een losse groep natuurlijke personen is alleen dan toegestaan, indien dat op een bepaald beleidsterrein gewenst is en indien dit in een uitvoeringsregeling mogelijk is gemaakt (lid 2).
Bij subsidieverstrekking van relatief geringe bedragen, voor activiteiten die al hebben plaatsgevonden of zonder twijfel zullen plaatsvinden, moet verstrekking aan natuurlijke personen tot de mogelijkheden behoren. Het vereiste van rechtspersoonlijkheid zou hier zelfs contraproductief kunnen werken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de relatief geringe bedragen voor buurt- en straatfeesten. Subsidieverstrekking aan een natuurlijke persoon kan ook voortvloeien uit de aard van de activiteit waarvoor de subsidie wordt verstrekt. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om subsidies aan huiseigenaren voor sanering van ondergrondse tanks of subsidies aan beeldende kunstenaars.
Het derde lid is toegevoegd met name met het oog op stadsvernieuwingssubsidies. Hier is geen sprake van een uitvoeringsbesluit waarin geregeld is dat de subsidie aan een natuurlijk persoon verstrekt kan worden. Het gaat hier om het doorsubsidiëren van een rijkssubsidie.
Ingevolge artikel 4:13 Awb geldt een beslistermijn van acht weken. Bij verordening kan daarvan worden afgeweken. Gezien de bestaande praktijk, waarbij de besluitvorming vaak langer vergt, is voor een langere termijn gekozen. Deze termijn kan ook nog eens tweemaal verlengd worden. In oktober 2010 is de wet dwangsom bij niet tijdig beslissen door een bestuursorgaan in werking getreden. Na in gebrekestelling wordt de gemeente een dwangsom verschuldigd. het is dan ook van het grootste belang de beslistermijn niet te beperken. Of de rechter in een individueel geval de beslistermijn als ‘redelijk’ zal bestempelen hangt af van de omstandigheden.
Het college stelt voor de bekendmaking van dit besluit vast volgens welke verdeelsleutel het beschikbare bedrag wordt verdeeld. Het is volgens artikel 4:25 Awb alleen mogelijk om met subsidieplafonds te werken, als de verordening daartoe de mogelijkheid biedt. Met name bij subsidies op terreinen met een onbekend aantal aanvragen, kunnen hiervoor uit een oogpunt van subsidiebeheer goede redenen bestaan. Met “criteria” in het tweede lid wordt gedoeld op de selectiecriteria, waaraan de aanvragen zullen worden getoetst.
Artikel 8 Regels aanvraag subsidieverlening
Artikel 8 is nodig omdat bij verordening een grondslag moet worden geboden voor het stellen van nadere regels betreffende de aanvraag van subsidie, in de vorm van door het college vast te stellen algemeen verbindende (uitvoerings) voorschriften (regels). Bij het indienen van de aanvraag dient de aanvrager de informatie over te leggen die volgens het college noodzakelijk is om het recht op subsidie, de hoogte van de te verlenen subsidie en de meest geëigende subsidievorm vast te stellen. Anders dan beleidsregels laten algemeen verbindende voorschriften geen uitzondering toe. Aanvragen die niet aan de vereisten voldoen worden buiten behandeling gelaten.
Artikel 9 Begrotingsvoorbehoud
De verordening maakt subsidieverlening over meerdere jaren mogelijk. Aan een dergelijk meerjarenverlening is altijd het voorbehoud verbonden dat de gemeenteraad jaarlijks voldoende gelden ter beschikking stelt. De Awb zelf voorziet erin, dat een dergelijke verlening kan worden ingetrokken als majeure ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.
Artikel 10 Weigerings- en intrekkingsgronden
De artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb bieden een wettelijke grondslag om subsidie te weigeren. Krachtens dit laatste artikel kan subsidie worden geweigerd, indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden en/of de ontvanger niet aan zijn verplichtingen zal voldoen. Deze gronden kunnen ook gelegen zijn in de samenstelling van het bestuur of de kwaliteit van de bestuursleden van een instelling. De samenstelling moet een waarborg bieden tegen belangenverstrengeling, terwijl het bestuur in relatie met de beoogde activiteiten uiteraard ook over de benodigde kennis en bekwaamheid moet beschikken. Uit de formulering “kan…in ieder geval” blijkt dat de opsomming van weigeringsgronden in artikel 4:35 Awb niet limitatief is. Artikel 9 van deze verordening is aanvullend op de weigeringsgronden van de Awb. Naast de weigeringsgronden die in de Awb en in dit artikel zijn genoemd kunnen in specifieke situaties in de beschikking nog andere weigeringsgronden worden geformuleerd. Naast de in artikel 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde gevallen kan de subsidieverlening ook worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd op grond van de in het eerste lid onder a tot en met d genoemde gevallen.
Artikel 10 sub d strekt ertoe een mogelijkheid te scheppen om subsidie te weigeren aan een instelling die naast de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd andere activiteiten ontwikkelt die strijdig zijn met het gemeentelijk beleid. Het tweede lid van dit artikel biedt een instrument om eenmaal verleende subsidie in te trekken of te verlagen, indien de in het eerste bedoelde omstandigheden pas blijken nadat de subsidierelatie is aangegaan. Met name moet men hier ook denken aan instellingen, die kans zien alsnog extra inkomsten te genereren uit bijv. sponsoring. Ook hier betreft het een aanvulling op de Awb, in dit geval op artikel 4:50.
Dit artikel is opgenomen om het mogelijk te maken een subsidie te weigeren, in te trekken of lager vast te stellen als de subsidieaanvrager over voldoende financiële middelen kan beschikken. De aanvrager heeft de subsidie dan immers niet nodig. Het begrip ‘voldoende gelden’ wordt nader uitgewerkt in uitvoeringsvoorschriften. Dit artikel zal uiteraard niet worden ingeroepen als het subsidies betreft waarbij de financiële positie van de aanvrager niet relevant is voor het recht op subsidie.
Artikel 12 Verplichtingen van de subsidie -ontvanger
De subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan een rekenkameronderzoek. Verder wordt in dit artikel geregeld dat er aanvullende verplichtingen kunnen worden gesteld over de overdracht van subsidie aan derden (dat is in beginsel niet mogelijk). Daarnaast regelt het artikel dat er verplichtingen kunnen worden opgelegd of regels kunnen worden opgesteld over principes die van belang zijn voor het bestuur.
De verplichtingen en richtlijnen kunnen betrekking hebben op:
a het inschakelen van werkzoekenden en leerlingen;
b het hebben van een gedragslijn, gedragscode of protocol voor strafbare feiten of een gedragslijn, gedragscode of protocol voor strafbare feiten en normoverschrijdend gedrag;
c het bevorderen van het milieu;
d het bestrijden van discriminatie;
e de toegankelijkheid van accommodaties en activiteiten voor mensen met een beperking;
f de integratie van bepaalde bevolkingsgroepen;
g de emancipatie op een bepaald terrein;
h het democratisch functioneren binnen en rond de instelling;
i samenwerking met andere instellingen;
j het in communicatieve uitingen duidelijk aangeven dat ‘’de gemeente Nijmegen’’, of anders omschreven, de activiteiten (mede)subsidieert;
k de hoogte van de contributie van de leden van de subsidieontvanger;
l de hoogte van de tarieven voor, of bijdragen van deelnemers aan,
m de beloningsstructuur binnen een instelling;
n de wijze waarop het bestuur binnen een instelling is georganiseerd, waaronder
het toezicht en de interne verantwoording binnen de instelling.
De andere verplichtingen hebben betrekking op het verwezenlijken van het doel van de subsidie en de invulling van de gesubsidieerde activiteit zelf.
Artikel 4:54 Abw bepaalt dat de gemeente slechts voorschotten kan verlenen indien hiervoor een wettelijk voorschrift bestaat. Daarom is dit artikel 12 in de NKS opgenomen.
Bevoorschotting vindt slechts plaats indien hiervoor een noodzaak aanwezig is. In principe wordt in de beschikking tot subsidieverlening aangegeven hoe hoog het voorschotbedrag is en op welke wijze de uitbetaling van voorschotten zal plaatsvinden. In geval van een afzonderlijke beschikking tot voorschotverlening is deze beschikking ook afzonderlijk vatbaar voor bezwaar en beroep.
Artikel 14 Regels subsidievaststelling
Met de in dit artikel genoemde regels kan worden vastgesteld of de subsidie rechtmatig, doelmatig en doeltreffend is besteed. De in het tweede lid genoemde termijn is een maximumtermijn. Uiteraard streeft het college naar een kortere afdoeningstermijn.
Artikel 15 Accountantscontrole
1.Het college kan bepalen dat bij de aanvraag om subsidievaststelling een controleverklaring bij de financiële verantwoording moet worden overgelegd.
Indien de gemeente Nijmegen een subsidie van het Rijk ontvangt (en deze “doorsluist” naar een aantal organisaties) en hierover achteraf een accountantsverklaring aan het Rijk dient te verstrekken, kan naast de controleverklaring bij de financiële verantwoording een assurancerapport bij de prestaties gevraagd worden.
2.De door het college aangewezen accountant heeft de bevoegdheid tot review op de verrichte werkzaamheden van de controlerend accountant van de subsidieontvanger. De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat haar accountant hiermee instemt
De bevoegdheid tot review is een al bestaande bevoegdheid, die voor de huisaccountant van de gemeente de mogelijkheid schept om steekproefsgewijs het werk van de accountant te controleren. Ook onder deze verordening is het met het oog op een beter subsidiebeheer wenselijk dat deze bevoegdheid blijft voortbestaan.
Artikel 16 Nadere regels met betrekking tot overschotten en tekorten
De tekorten over het ene jaar kunnen worden opgevangen met de overschotten van het andere jaar. De reserve vormt een stimulans voor de subsidieontvanger om de subsidiegelden doelmatig te beheren. Bepalingen over de maximale totale omvang van de reserve kunnen worden opgenomen in de uitvoeringsregelingen.
Artikel 17 Vergoeding vermogensvorming
Dit artikel is noodzakelijk omdat de regeling van de Awb (art.4:41) slechts geldt als daarover een bepaling in de verordening is opgenomen. In art.4:41 Awb gaat het om situaties waarbij de subsidieontvanger goederen vervreemdt, de activiteiten heeft beëindigd, de subsidieverlening of -vaststelling wordt ingetrokken of de rechtspersoon wordt ontbonden. In de meeste gevallen zal het gaan om een meerjarige subsidierelatie.
De subsidieontvanger is verplicht tijdig (zonder nodeloos tijdsverloop) te melden bij de gemeente als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht. In dat geval zal de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten. Bij het niet voldoen aan deze meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 Awb alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken, omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. Terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente van het hele subsidiebedrag, kan in een dergelijk geval proportioneel worden geacht, omdat de ontvanger dan misbruik maakte van het gegeven vertrouwen, dat ten grondslag ligt aan de onderhavige subsidieverordening.
Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de meldingsplicht niet geldt na vaststelling van de subsidie of voor zover er (op verzoek van de belanghebbende) door de subsidieverlener een ontheffing is verleend van de verplichting om een prestatie in overeenstemming met de subsidietoekenning uit te voeren.
Bij subsidies op grond van deze verordening en het daarop gebaseerde uitvoeringsbesluit zal alleen in uitzonderlijke gevallen sprake zijn van staatssteun in de zin van het EU-verdrag. Daarvan is sprake als een subsidie gevolgen heeft of kan hebben voor de concurrentiepositie van ondernemingen in Europa. Kort gezegd bepaalt het verdrag dat steunmaatregelen zonder goedkeuring van de Europese Commissie niet mogen worden uitgevoerd. De commissie beoordeelt of de maatregel een effect heeft op de tussenstatelijke handel. Zo ja, dan is de maatregel in beginsel verboden. Niet alle steunmaatregelen hoeven vooraf in Brussel te worden gemeld. Een belangrijke uitzondering is de zogenaamde ‘de minimis’-steun: steun aan een onderneming die een waarde van € 200.000,-- in drie belastingjaren niet overstijgt hoeft niet te worden gemeld bij de commissie. Hierbij gaat het om het totaal van de door de onderneming ontvangen staatssteun. De commissie neemt dan op voorhand aan dat er geen effect is op de tussenstatelijke handel. Subsidieverstrekkingen op grond van deze verordening en het daarop gebaseerde uitvoeringsbesluit vallen vrijwel altijd onder die drempel. Deze regelingen zijn (zullen) daarom niet ter goedkeuring (worden) voorgelegd in Brussel. Wanneer subsidie wordt verleend aan een onderneming die valt onder de ‘minimis’-steun dan wordt aan de onderneming een verklaring gevraagd over het al of niet ontvangen van subsidie van andere overheden. Indien de vrijstelling voor ‘de minimis’-steun (of een andere vrijstellingsmogelijkheid op grond van een EG-verordening) echter niet van toepassing is, moet het concrete subsidiebesluit aan de commissie worden voorgelegd. Hoe de commissie een steunmaatregel beoordeelt – wanneer is de subsidie wel toegestaan en wanneer niet – is door de commissie aangegeven in tal van kaderregelingen en richtsnoeren. Maar ook het verdrag zelf biedt aanknopingspunten. Zo is steun verenigbaar met het EU-verdrag als die gericht is op behoud van cultureel erfgoed. Om subsidieverlening mogelijk te maken kan het nodig zijn dat de subsidieverlening wordt aangepast aan de inhoud van de kaderregelingen of richtsnoeren van de commissie. Artikel 20 bepaalt dat onze gemeentelijke regels daarvoor wijken. Deze ‘hardheidsclausule’ moet voorkomen dat een situatie ontstaat waarin de samenloop van EU-regels en onze eigen verordening ertoe leidt dat helemaal geen subsidie kan worden verleend. Dat kan betekenen dat onze regels ruimer worden uitgelegd ten gunste van de aanvrager, maar ook dat bijvoorbeeld minder subsidie wordt verleend of zwaardere rapportageverplichtingen worden opgelegd.
Om onvoorziene situaties te regelen, of om onbedoelde situaties van kennelijke hardheid op te lossen, is gekozen voor een hardheidsclausule. Onwenselijke situaties kunnen op deze manier via maatwerk worden opgelost. Uiteraard geeft deze mogelijkheid tevens de verplichting om per geval na te gaan of er zich een situatie voordoet waarbij de hardheidsclausule zou moeten worden toegepast. De hardheidsclausule zal uitsluitend in bijzondere situaties kunnen worden toegepast.
Artikel 21 Strijdigheid met bijzondere subsidieverordeningen
Op het moment van inwerkingtreding van deze kaderverordening gelden nog een aantal deelverordeningen op subsidiegebied. De deelverordeningen zullen worden aangepast op deze verordening. Tot die tijd blijven de bepalingen van de deelverordeningen (indien in strijd met deze verordening) van kracht.
De verordening werkt, conform de algemene regeling daarover, vanaf de dag na bekendmaking in het Gemeenteblad.
Hier is het overgangsrecht geregeld. Voor de subsidieaanvragen die betrekking hebben op 2011 en waarop op de dag van inwerkingtreding nog geen besluit is genomen geldt de NKS 2011. Als verlening onder het regime van de NKS 2008 of de Asv 2002 plaatsvond, geldt dat ook voor de vaststelling van de subsidie. Ook het beslissen op bezwaarschriften gebeurt op basis van het oude recht.