Organisatie | IJsselstein |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gedragscode integriteit collegeleden en burgemeester 2014 |
Citeertitel | Gedragscode integriteit collegeleden en burgemeester |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Artikel 15, lid 3 van de Gemeentewet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-01-2015 | Nieuwe regeling | 18-12-2014 Zenderstreeknieuws, 21 januari 2015 | 75604 |
Deel I kernbegrippen van bestuurlijke integriteit
Bestuurders stellen bij hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur en het behoud van de goede naam van de gemeente centraal. Integriteit van het openbaar bestuur is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De belangen van de gemeente, en in het verlengde daarvan die van de burgers, zijn het primaire richtsnoer.
Bestuurlijke integriteit houdt in dat de verantwoordelijkheid die met de functie samenhangt wordt aanvaard en dat er de bereidheid is om daarover verantwoording af te leggen. Verantwoording wordt intern afgelegd aan collega-bestuurders, de collegeleden, maar ook extern aan organisaties en burgers voor wie bestuurders hun functie vervullen.
Een aantal kernbegrippen is daarbij leidend en plaatst bestuurlijke integriteit in een breder perspectief:
Het handelen van een bestuurder is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.
Deze kernbegrippen zijn de toetssteen voor de nu volgende gedragsafspraken. Gedragingen moeten aan deze kernbegrippen getoetst kunnen worden.
Aan het rapport “Bestuurlijke integriteit” van de Raad voor Binnenlands Bestuur is de hierna volgende definitie van integriteit ontleend, die ook in de gedragscode zelf is opgenomen.
“Integriteit is handelen in overeenstemming met geschreven en ongeschreven waarden en normen die uitdrukking geven aan begrippen als rechtschapenheid, onschendbaarheid, onkreukbaarheid, zorgvuldigheid van oogmerk, willens en wetens te goeder trouw zijn, betrouwbaarheid en geloofwaardigheid.”
Deel II gedragscodes voor bestuurders
Onder integriteit wordt verstaan: handelen in overeenstemming met geschreven en ongeschreven waarden en normen die uitdrukking geven aan begrippen als rechtschapenheid, onschendbaarheid, onkreukbaarheid, zorgvuldigheid van oogmerk, willens en wetens te goeder trouw zijn, betrouwbaarheid en geloofwaardigheid.
In gevallen waarin deze code niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt
bespreking plaats in het college waarbij zonodig in voorkomende gevallen aanbevelingen kunnen worden geformuleerd op welke wijze in soortelijke gevallen dient te worden gehandeld al dan niet in de vorm van aanpassing/aanvulling van het betrokken artikel(lid).
Een bestuurder onthoudt zich in de uitoefening van zijn functie van ongewenste omgangsvormen naar elkaar toe maar ook naar buiten en eerbiedigt zowel in woord als gebaar de beginselen van artikel 1 van de Grondwet : allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.
2 Belangenverstrengeling en aanbesteding
5 Geschenken, diners, excursies, werkbezoeken en uitnodigingen
8 Gebruik van gemeentelijke voorzieningen
Een bestuurder die een aanvraag doet voor een buitenlandse reis, verschaft informatie over het doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap en de geraamde kosten. De bestuurder doet, spoedig na terugkomst in Nederland, doch uiterlijk binnen 4 weken, schriftelijk verslag van zijn buitenlandse reis aan het college. Dit verslag wordt ter inzage gelegd voor de gemeenteraad.
Artikel 2 Belangenverstrengeling en aanbesteding
Bij belangenverstrengeling gaat het om vermenging van het publiek belang met het persoonlijk belang van de bestuurder of dat van derden waardoor een zuiver en objectief besluiten of handelen in het publiek belang niet langer is gewaarborgd. Reeds de schijn van belangenverstrengeling moet worden vermeden. Het risico van belangenverstrengeling kan bijvoorbeeld ontstaan als een bestuurder een nevenfunctie vervult die raakvlakken heeft met de uitoefening van het politieke ambt. Ook het hebben van bepaalde financiële belangen of het verrichten van bepaalde financiële transacties kan (de schijn van) belangenverstrengeling veroorzaken.
Bij belangenverstrengeling betreft het niet alleen mogelijk persoonlijk voordeel voor de bestuurder zelf. Het kan ook gaan om bevoordeling van bijvoorbeeld vrienden en familieleden of van bedrijven en instellingen waarmee de bestuurder als privé-persoon banden heeft. De bevoordeling kan naast het verlenen van overheidsgunsten ook bestaan uit het doorgeven van vertrouwelijke overheidsinformatie.
De aanbestedingen worden in IJsselstein uitgevoerd conform vastgesteld beleid. In deze nota wordt aangegeven wanneer sprake is van een Europese aanbesteding, wanneer van een openbare aanbesteding en wanneer van een onderhandse aanbesteding.
In artikel 15 (Zie ook de artikelen 41c, lid 1 en 69,lid 1 van de Gemeentewet) van de Gemeentewet is bepaald dat bestuurders niet kunnen optreden als advocaat, procureur of adviseur voor de tegenpartij in geschillen met gemeente. Ze worden ook beperkt in hun optreden als gemachtigde of adviseur. Tevens bestaan er beperkingen met betrekking tot het aangaan van overeenkomsten voor het aannemen van werk, het verrichten van werkzaamheden of het leveren van diensten. De strekking van dit artikel is vooral om een waarborg te scheppen voor de zuiverheid in de verhoudingen tussen bestuurders enerzijds en gemeente anderzijds.
Artikel 12 Gemeentewet bepaalt dat bestuurders hun nevenfuncties kenbaar maken.
De overheid als aanbesteder heeft te maken met belangen die elke opdrachtgever heeft (kostenbeheersing, een goede prijs-kwaliteitverhouding, tijdige oplevering e.d.), maar heeft daarnaast specifiek te maken met doelstellingen die samenhangen met het overheid zijn, zoals:
Het aanbestedingstraject kan in verschillende fasen worden onderscheiden. Ten eerste het voortraject, waarin onder andere de eisen worden vastgesteld waaraan de aanbestedingsprocedure moet voldoen. Ten tweede de vaststelling van het bestek als basis voor de aannemingsovereenkomst. Ten derde de aanbesteding zelf waarbij verschillende vormen onderscheiden worden (openbare aanbesteding, openbare aanbesteding met voorafgaande selectie, onderhandse aanbesteding en onderhandse aanbesteding met voorafgaande selectie). Ten vierde de fase van de uitvoering van het project zelf en de controle daarop.
In elk van deze fasen kunnen zich integriteitrisico's voordoen. In de voorfase kan worden gedacht aan situaties waarin een bedrijf is betrokken geweest bij de opdrachtformulering en daarop vervolgens een offerte kan uitbrengen, ofwel een bedrijf dat in feite zijn eigen bestek heeft mogen schrijven. In de fase van aanbesteding zelf is het integriteitrisico dat de opdracht wordt verstrekt op grond van persoonlijke belangen van de bestuurder of van diens familie of vrienden dan wel als gevolg van beïnvloeding door het aanbieden van diensten of geschenken. In de uitvoeringsfase ligt bijvoorbeeld een integriteitrisico in de sfeer van het meer- en minderwerk.
In algemene zin zijn bij het aanvaarden van nevenfuncties twee afwegingen van belang:
De bestuurder die een nevenfunctie vervult, dient dit voorts te doen vanuit het voortdurend besef dat de belangen van die nevenfunctie en de gemeente uit elkaar moeten worden gehouden.
Het is wenselijk en gebruikelijk dat bij de openbaarmaking van de nevenfuncties het tijdbeslag wordt aangegeven en of deze betaald dan wel onbetaald zijn.
Een integer bestuurder dient zorgvuldig en correct om te gaan met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij mag geen onjuiste informatie verstrekken of relevante (niet geheime) informatie achterhouden. Ook mag hij niet ten eigen bate of ten bate van derden gebruik maken van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie. Evenmin mag hij geheime informatie verstrekken.
Integriteitrisico's kunnen ontstaan als een bestuurder over vertrouwelijke informatie beschikt die hij kan gebruiken om er persoonlijk voordeel mee te behalen of kan aanwenden ten bate van bijvoorbeeld vrienden, kennissen, familieleden of andere relaties.
Er zijn aangelegenheden die naar hun aard vertrouwelijk behandeld moeten worden. De Gemeentewet bevat regels over de beslotenheid van vergaderingen onderscheidenlijk de geheimhouding omtrent het in een vergadering behandelde. Vergaderingen van het college van B&W zijn in beginsel besloten. De raad en de clusters vergaderen in beginsel openbaar, maar er kan besloten worden dat een vergadering wordt gehouden met ‘gesloten deuren’. Het feit dat een zaak in een besloten vergadering wordt behandeld en de notulen niet openbaar zijn, betekent niet zonder meer dat op de leden ter zake een geheimhoudingsplicht rust. De raad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur (zie bijlage) (WOB) geheimhouding opleggen ten aanzien van stukken die in een besloten vergadering zijn behandeld. Het schenden van die geheimhoudingsplicht kan volgens artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht bestraft worden met gevangenisstraf of een geldboete.
Artikel 5 Aannemen van geschenken
Bij het afleggen van de ambtseed of belofte verklaren bestuurders dat zij geen giften of gunsten hebben gegeven of beloofd om benoemd te worden. Ook beloven ze geen geschenken of beloften te hebben aangenomen of te zullen aannemen om iets te doen of te laten. Dat betekent kort gezegd dat nooit giften of gunsten - ook niet als ze van geringe waarde zijn - mogen worden aangenomen in ruil voor een tegenprestatie.Toch is het binnen de diverse relaties die gemeenten onderhouden niet ongebruikelijk dat geschenken worden gegeven en ontvangen. Dat hoeft geen probleem te zijn zolang de onafhankelijkheid van de bestuurders niet in het geding is.
Wel is het verstandig om ook voor het weggeven van dergelijke geschenken een deugdelijke administratie bij te houden. Voor andere te geven geschenken is het goed openbare richtlijnen op te stellen waarin voor een aantal categorieën bedragen worden vastgesteld. Voor grote geschenken is het raadzaam een expliciet en gemotiveerd raadsbesluit te nemen. Het verdient aanbeveling om de raad jaarlijks te informeren over de verstrekte geschenken.
Ook met het ontvangen van geschenken door de gemeente moet zorgvuldig en terughoudend worden omgegaan. In veel gemeenten bestaat de regel dat voor het accepteren van schenkingen boven een bepaalde waarde een raadsbesluit nodig is. In een openbaar register worden alle ontvangen geschenken bijgehouden. Geschenken worden bewaard in het stadhuis of andere aan te wijzen instellingen (musea e.d.).
In het kader van het integriteitsbeleid dienen de begrippen geschenken en diensten ruim te worden geïnterpreteerd. Ook uitnodigingen voor een diner, een excursie, werkbezoeken of een gezamenlijk
bezoek aan een evenement zijn beïnvloedingsmiddelen waarmee zorgvuldig moet worden omgegaan.
Als het gaat om excursies en werkbezoeken op uitnodiging is voorwaarde dat zij functioneel zijn en in het belang van de gemeente.
Artikel 6 Bestuurlijke uitgaven en onkostenvergoeding
In artikel 6.1 wordt het belang van integriteit van college en burgemeester nogmaals benadrukt. Aan het begin van elke collegeperiode wordt besproken wat de regels zijn en hoe daarmee moet worden omgegaan. Tevens wordt bekeken of de geldende richtlijn moet worden aangepast. Deze wordt ter kennis gebracht van de raad. De raad heeft dan altijd de mogelijkheid om de richtlijn zelf vast te stellen.
Elk jaar bespreken college en burgemeester bij de behandeling van de jaarrekening op welke wijze met bestuurlijke uitgaven en de vergoeding daarvan is omgegaan. Dit gebeurt aan de hand van een aantal van tevoren opgestelde vragen.
Uit artikel 6.2 blijkt, dat uitgaven voor eigen rekening blijven, indien met de uitgaven geen gemeentebelang is gediend en niet uit de functie voortvloeit.
Er zijn uitgaven in het belang van de gemeente, die tevens een voordeel in de privésfeer kunnen opleveren. Volgens belastingwetgeving zijn dit gemengde kosten.
Vergoeding van deze kosten vindt eerst plaats nadat het college daarover afzonderlijk een besluit heeft genomen dan wel indien het college hieromtrent nadere afspraken heeft gemaakt en de vergoeding binnen die afspraken valt.
In artikel 6.3 wordt de hoogte van bestuurlijke uitgaven nader geduid door de introductie en invulling van het begrip sober en doelmatig. Voor de vergoeding van verblijfkosten wordt uitgegaan van de vergoedingen, die ook voor ambtenaren gelden.
Voor 2014 gelden de volgende bedragen:
Overnachting/ontbijt/lunch/diner resp. max. € 85,40/ € 8,34 / € 14,18 / € 21,45.
Uitzonderingen zijn mogelijk, bijvoorbeeld door beperkte beschikbaarheid van verblijfsvoorzieningen. Deze uitzonderingen worden tevoren in het college besproken.
Artikel 7 Declaraties/creditcards
Naast vergoedingen voor nader aangeduide kosten zoals reis- en verblijfkosten, hebben de ambtsdragers aanspraak op een vaste (forfaitaire) onkostenvergoeding. Bij de opbouw van de vaste of forfaitaire onkostenvergoedingen voor gemeentebestuurders kunnen de volgende kostencomponenten worden gehanteerd:
Fractiekosten (Het is overigens van belang dat provincies en gemeenten heldere criteria hanteren voor de zaken waaraan de fractievergoeding mag worden besteed. Er dient daarbij een duidelijke scheiding te worden aangebracht tussen de middelen en de voorzieningen die aan fracties ter beschikking worden gesteld en de financiering van politieke partijen.)
Onder een declaratie wordt verstaan een voorschotbetaling door de bestuurder die vervolgens wordt gerestitueerd. Terughoudendheid is geboden bij deze financieringswijze van bestuurlijke uitgaven. Het verdient de voorkeur eigen middelen en publieke middelen zoveel mogelijk gescheiden te houden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur dat kosten direct in rekening worden gebracht bij de organisatie, zonder dat een ‘voorfinanciering’ geschiedt uit de privé-gelden van de individuele bestuurder.
Een creditcard is een betaalmiddel en geen voorziening als zodanig. Dat betekent dat vereisten omtrent de verrekening van functionele uitgaven onverkort van toepassing zijn.
Artikel 8 Gebruik van gemeentelijke voorzieningen
Politieke ambtsdragers dienen te beschikken over voor de uitoefening van het ambt benodigde voorzieningen.
Bestuurders kunnen van gemeenten voorzieningen en faciliteiten ontvangen. Daarbij geldt de regel dat indien er sprake is van een voordeel in de zin van artikel 99, tweede lid, van de Gemeentewet (Artikel 99 Gemeentewet:
)1. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend, ontvangen de leden van de raad, van een commissie en van het dagelijks bestuur van een commissie als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemee 2)Voordelen ten laste van de gemeente, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkoming, genieten zij slechts voor zover de raad dit bij verordening bepaalt. De verordening behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten.) de voorziening dient te worden geregeld bij gemeentelijke verordening.nte.
Het is uiteraard niet toegestaan om gemeentelijke voorzieningen en eigendommen ten eigen bate aan te wenden in de privé-sfeer. Net zomin als het is toegestaan om voor rekening van de gemeente bijvoorbeeld kantinepersoneel in te zetten voor privé-feestjes of de technische dienst voor reparaties aan het eigen huis.