De raad van de gemeente Ouder-Amstel,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 4 november
2014, nummer 2014/54,
gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de
Gemeentewet;
s t e l t v a s t:
de “Verordening Begraafplaatsrechten 2015”.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
- a.
begraafplaats: de gemeentelijke begraafplaats Karssenhof te
Ouderkerk aan de Amstel;
- b.
particulier graf: een graf ten aanzien waarvan het uitsluitend
recht is verleend tot het doen begraven en begraven houden van
lijken of de overblijfselen van een overledene dan wel een graf
bestemd tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen
met of zonder urnen, bevattende de as van overledenen;
- c.
algemeen graf: een graf, bestemd tot het doen begraven en
begraven houden van lijken van overledenen, anders dan een
particulier graf;
- d.
particulier urnengraf: een graf ten aanzien waarvan het
uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet
houden van asbussen met of zonder urnen in een nis of kelder,
bevattende de as van overledenen;
- e.
urnennis: een nis, waarvoor voor bepaalde of onbepaalde tijd het
recht is verkregen tot het doen bijzetten en bijgezet houden van
asbussen of urnen;
- f.
asbus: een bus ter berging van as van een overledene;
- g.
urn: een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;
- h.
rechthebbende: de natuurlijke of rechtspersoon, die het
uitsluitend recht heeft verkregen tot het doen begraven of het
doen bijzetten in een particulier graf, een urnengraf of een
particuliere urnennis;
- i.
de gebruiker: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een recht
op een ruimte in een algemeen graf is verleend, dan wel degene
die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn
getreden;
- j.
grafakte: de beschikking waarin overeenkomstig de bepalingen van
de “Beheersverordening gemeentelijke begraafplaats Karssenhof
2004” door of namens het bevoegde bestuursorgaan een grafrecht
wordt verleend;
- k.
grafbedekking: gedenkteken en/of grafbeplanting op een
graf.
Artikel 2 Belastbaar feit, maatstaf van heffing en tarief
Op basis van deze verordening worden rechten geheven voor het gebruik
van de begraafplaats en voor het door de gemeente verlenen van diensten
in verband met de begraafplaats, genoemd in deze verordening en de
daarbij behorende tarieventabel.
Artikel 3 Belastingplicht
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten
behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de
bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.
Artikel 4 Vrijstellingen
- 1.
De rechten worden niet geheven voor het begraven van een
stoffelijk overschot van een doodgeboren of pasgeboren kind, dat
tegelijk met dat van het stoffelijk overschot van de moeder in
één graf wordt begraven.
- 2.
De rechten als bedoeld in hoofdstuk IV van de bij deze
verordening behorende tarieventabel worden niet geheven terzake
van graven waarvan de Oorlogsgravenstichting de rechthebbende is
of van graven die bij de Oorlogsgravenstichting in beheer
zijn.
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief
- 1.
De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven,
opgenomen in de bij deze verordening behorende en als zodanig
gewaarmerkte tarieventabel.
- 2.
Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in
de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid
aangemerkt.
- 4.
Voor belastingbedragen tot € 10,00 vindt geen invordering
plaats.
- 5.
Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op
een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen onroerende
zaakbelastingen of andere heffingen aangemerkt als één
belastingbedrag.
Artikel 6 Belastingjaar
- 1.
Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het
belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
- 2.
Met betrekking tot de rechten genoemd in onderdeel 4.5. van de
tarieventabel is het belastingtijdvak gelijk aan de periode
waarvoor wordt afgekocht.
- 3.
Met betrekking tot de rechten genoemd in hoofdstuk V van de
tarieventabel is het belastingtijdvak gelijk aan de periode
waarvoor de rechten zijn geheven.
Artikel 7 Wijze van heffing
- 1.
De rechten die per jaar worden geheven, bedoeld in de onderdelen
4.2. en 4.4. van de tarieventabel, worden geheven bij wege van
aanslag.
- 2.
Andere rechten als die bedoeld in het eerste lid worden geheven
door middel van een gedagtekende kennisgeving waarop het
gevorderde bedrag is vermeld.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld
- 1.
De rechten die per jaar worden geheven, bedoeld in de onderdelen
4.2. en 4.4. van de tarieventabel, zijn verschuldigd bij de
aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de
aanvang van de belastingplicht.
- 2.
Andere rechten dan die in het vorige lid bedoeld zijn
verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de
aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of
inrichtingen.
Artikel 9 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet
1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke
termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag
van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het
aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
- 2.
In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag
van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het
aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder
is dan € 3.500,00 en zolang de verschuldigde bedragen door een
automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de
belastingschuldige kunnen worden afgeschreven moeten de
aanslagen worden betaald in één termijn. Deze termijn vervalt
één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.
- 3.
De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de
voorgaande leden gestelde termijnen.
Artikel 10 Kwijtschelding
Bij de invordering van de rechten wordt geen kwijtschelding
verleend.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en de invordering van de rechten.
Artikel 12 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel
- 1.
De “Verordening begraafplaatsrechten 2014” van 7 november 2013,
wordt ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde
datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van
toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die
datum hebben voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari
2015, of zo dit later is, met ingang van de eerste dag na die
van de bekendmaking.
- 3.
In afwijking van het in de voorgaande leden bepaalde, blijft,
indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt
na de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de
heffing, de ingetrokken verordening gelden voor de in de
tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor
zover ter zake daarvan de heffing van de rechten in die periode
plaatsvindt.
- 4.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
- 5.
Deze verordening kan worden aangehaald als de “Verordening
Begraafplaatsrechten 2015”.