Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sittard-Geleen

Centrumregeling Westelijke Mijnstreek Jeugddomein 2015-2018

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSittard-Geleen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingCentrumregeling Westelijke Mijnstreek Jeugddomein 2015-2018
CiteertitelCentrumregeling Westelijke Mijnstreek Jeugddomein 2015-2018
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp3D

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

betreft besluit van colleges vande gemeenten Beek, Stein en Sittard-Geleen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Jeugdwet en de artikelen 1 en 8 van de Wgr

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201501-01-2016nieuwe regelgeving

04-11-2014

Staatscourant, Jaargang 2015, nr 1597 gepubliceerd op 21 januari 2015

2014/113

Tekst van de regeling

Intitulé

Centrumregeling Westelijke Mijnstreek Jeugddomein 2015-2018

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Beek, Schinnen, Sittard-Geleen en Stein;

Overwegende dat:

  • ·

    De gemeenten op basis van lokale politieke besluitvorming wetgeving m.b.t. de Jeugdwet uitvoeren voor hun inwoners binnen het daarvoor beschikbare budget;

  • ·

    De decentralisatie van taken op het gebied van het jeugddomein hoge eisen zal stellen aan gemeenten en samenwerking recht doet aan de toegenomen complexiteit en de beperkte financiële kaders;

  • ·

    De gemeenten er belang bij hebben om de aansturing van de preventie binnen het jeugddomein en de (innovatieve) ambulante jeugdhulp gezamenlijk te doen, zodat deze te maken hebben met één beleid en één pakket aan voorwaarden, wat de kosten vermindert en waardoor er meer geld beschikbaar is in het jeugddomein;

  • ·

    De gemeenten ervoor kiezen de toegang voor de jeugdigen met een beperking met name te realiseren binnen de Wmo-loketten;

  • ·

    De gemeenten de bestaande samenwerking tussen de gemeenten Beek, Schinnen, Sittard-Geleen en Stein op het gebied van de uitvoering Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) wensen te continueren;

  • ·

    De gemeenten ervoor kiezen de gemeentelijke toegang voor de jeugd- en opvoedhulp en jeugd geestelijke gezondheidszorg met name samen subregionaal te beleggen bij het jeugdgebiedsteam;

  • ·

    De gemeenten de bedrijfsmatige processen door één gemeente willen laten uitvoeren;

  • ·

    De raden van de onderscheidenlijke gemeenten besloten hebben de ambulante jeugdhulp en innovatie gezamenlijk in te kopen;

  • ·

    De gemeenten dezelfde missie uitdragen : “Goed en gezond opvoeden en opgroeien is op de eerste plaats belangrijk voor het kind. Ook vanuit maatschappelijk oogpunt is het belangrijk dat kinderen goed en gezond opgroeien. Bij opvoeden en opgroeien ligt de nadruk op talentontwikkeling, actief participeren in school en samenleving. Door hierin te investeren, brengen we een fundament aan voor welzijn, economische zelfstandigheid en democratisch burgerschap.” En daarbij de visie hebben de pedagogische maatschappij en de eigen kracht van de burgers te versterken om zo een verschuiving te realiseren van zwaardere naar lichtere jeugdhulp of ondersteuning.

Gelet op:

  • -

    de Jeugdwet

  • -

    Decentralisatie-uitkering Centra voor Jeugd en Gezin (DU CJG)

  • -

    het bepaalde in artikel 1, eerste lid en artikel 8, derde lid, van de Wgr

  • -

    de toestemming van de raden van de gemeenten als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wgr

Besluiten:

Tot het treffen van de “Centrumregeling Westelijke Mijnstreek Jeugddomein 2015-2018”

 

Waarvan de inhoud als volgt luidt:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 – Begripsbepalingen

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Centrumregeling: de centrumregeling Westelijke Mijnstreek Jeugddomein 2015-2018.

  • b.

    Gemeenten: de centrumgemeente en gastgemeenten.

  • c.

    Gastgemeenten: de gemeenten Beek, Schinnen en Stein.

  • d.

    Centrumgemeente: de gemeente Sittard-Geleen.

  • e.

    Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Limburg.

  • f.

    Wgr: de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • g.

    Portefeuillehouder jeugd: het collegelid van een van de gemeenten, verantwoordelijk voor de Jeugdwet.

  • h.

    Portefeuillehoudersoverleg: portefeuillehoudersoverleg Sociaal Maatschappelijk Westelijke Mijnstreek.

  • i.

    CJG: Centrum voor Jeugd en Gezin Westelijke Mijnstreek gericht op het geven van informatie & advies en lichte hulp over opvoeden en opgroeien.

  • j.

    Ambulante jeugdhulp: jeugdhulp waarbij geen sprake is van opname in een instelling. Vrijgevestigde zorgaanbieders vallen ook onder ambulante jeugdhulp.

  • k.

    Innovatie: Het proces van innoveren (innovatieproces) omvat het geheel van menselijke handelingen gericht op vernieuwing (van producten, diensten en processen, etc.). De vernieuwing moet leiden tot een pedagogische maatschappij die het opgroeien en opvoeden van jeugdigen bevordert. De vernieuwing realiseert daarom een verschuiving van zwaardere naar lichtere ondersteuning en jeugdhulp. Daarmee wordt ook het financieel perspectief (bezuiniging) gerealiseerd.

  • l.

    Jeugddomein: het jeugddomein bestaat uit de bestaande wettelijke taken jeugdgezondheidszorg en gezondheidsbevordering en preventieve opgroei- en opvoedondersteuning en de nieuwe wettelijke taken: jeugdhulp, jeugdreclassering en kinderbeschermingsmaatregelen.

  • m.

    Preventie: op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met een risico op psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking of van de ouders met een risico op opvoedingsproblemen.

  • n.

    Mandaat: mandaat, volmacht of machtiging al gelang naar bevoegdheid.

  • o.

    PGB: persoonsgebonden budget.

  • p.

    Wmo-loket: de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) regelt dat mensen met een beperking de voorzieningen, hulp en ondersteuning krijgen die ze nodig hebben. Hiervoor heeft iedere gemeente een eigen loket cq adviescentrum ingericht. Jeugdigen met een beperking kunnen hier terecht met hun vragen om ondersteuning en jeugdhulp.

  • q.

    Jeugdgebiedsteams: het jeugdgebiedsteam van het CJG wordt de toegangspoort in 2015 voor de jeugdigen die jeugdhulp nodig hebben die niet onder de AWBZ doelgroep jeugdigen met beperkingen vallen. Dit jeugdgebiedsteam is een team dat preventieve hulp verleent en indien nodig jeugdhulp inschakelt.

  • r.

    Voor de omschrijvingen van de begrippen in het kader van jeugdhulp is de Jeugdwet van toepassing.

Artikel 2 – Doelstelling en uitgangspunten van de centrumregeling

De gemeenten gaan onderlinge samenwerking aan met de doelstellingen zoals verwoord onder 1 en 2 en uitgangspunten zoals verwoord onder 3 en 4:

  • 1.

    Het zorg dragen voor een kwalitatief en kwantitatief goede en efficiënte uitvoering van de taken op het gebied van het jeugddomein, zoals vastgelegd in de beleidsplannen Jeugdhulp van de gemeenten.

  • 2.

    Het delen van kennis en expertise in de regio die nodig zijn voor de uitvoering.

  • 3.

    De samenwerking wordt zodanig ingericht dat zij garant staat voor kwaliteit, continuïteit en duurzaamheid van de taken op het gebied van het jeugddomein.

  • 4.

    De gemeenten behouden hun eigen bestuurlijke structuur, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, gericht op een goede dienstverlening aan de eigen bevolking en ruimte voor het behoud van eigen identiteit in de uitvoering van de taken op het gebied van het jeugddomein.

Artikel 3 – Centrumconstructie

  • 1.

    De centrumgemeente treedt namens de gastgemeenten op als inkopende en subsidiërende partij voor de taken genoemd in artikel 4.

  • 2.

    De gastgemeenten verlenen de centrumgemeente het mandaat tot het inkopen respectievelijk subsidiëren van de in artikel 4 genoemde taken.

  • 3.

    De gastgemeenten geven de centrumgemeente toestemming ondermandaat te verlenen aan diens medewerkers en/of de medewerkers van jeugdgebiedsteams. De betreffende ondermandaatbesluiten zullen aan de gastgemeenten 2 keer per jaar middels een ondermandaatregister ter kennis worden gebracht.

Artikel 4 – Taken van de centrumgemeente

De taken van de centrumgemeente opgedragen door de gastgemeenten omvatten:

  • 1.

    De subsidieverstrekking aan het CJG voor het uitvoeren van de werkzaamheden het geven van informatie & advies en lichte hulp over opvoeden en opgroeien1.

  • 2.

    Het organiseren van de gemeentelijke toegang van de jeugdgebiedteams naar jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering inclusief de afhandeling van PGB’s.

  • 3.

    Het afhandelen van de financiële administratie rondom PGB’s afgegeven door de jeugdgebiedsteams en door de afzonderlijke gemeentelijke Wmo-loketten.

  • 4.

    De inkoop van innovatieve ambulante jeugdhulp, inclusief contractbeheer van de contractafspraken.

  • 5.

    De inkoop van de ambulante jeugdhulp vanaf 2016, inclusief contractbeheer van de contractafspraken, voor in ieder geval de volgende onderdelen:

    • a.

      Jeugd en opvoedhulp;

    • b.

      Jeugdhulp voor verstandelijk, lichamelijk of zintuiglijke beperkte jeugdigen;

    • c.

      Jeugd geestelijke gezondheidszorg (jGGZ).

  • 6.

    Het afhandelen van facturen van aanbieders van (innovatieve) ambulante jeugdhulp gebeurt door de centrumgemeente. De administratie van de betalingen en de verrekening daarvan met de gastgemeenten wordt eveneens afgehandeld door de centrumgemeente.

  • 7.

    Het oprichten en in stand houden van een onafhankelijke jongerencliëntenraad

  • 8.

    Het zorgdragen van de risicoverevening voor de jeugdzorg die onderdeel uitmaakt van het Landelijk Transitiearrangement (LTA) en de JeugdzorgPlus.

Hoofdstuk 2. Afstemming

Artikel 5 – Overleg

  • 1.

    Het portefeuillehoudersoverleg Sociaal Maatschappelijk Westelijke Mijnstreek voert overleg over de uitvoering van de in artikel 4 van deze regeling genoemde taken.

    • a.

      Het overleg vindt zes keer per jaar plaats;

    • b.

      De gemeenten vaardigen ieder een vertegenwoordiger uit het midden van het college van burgemeester en wethouders af t.b.v. voornoemd overleg;

    • c.

      Het overleg is gericht op:

      • -

        Het monitoren van de voortgang van uitvoering van de taken door de centrumgemeente, zoals omschreven in artikel 4 en het bespreken van eventuele knelpunten die zich daarin voordoen;

      • -

        Informatie-uitwisseling over gemeentelijke activiteiten op het terrein van deze regeling die voor de regio van belang zijn of kunnen zijn;

      • -

        Afstemming en het ontwikkelen van voorstellen over eventuele aanpassingen en verbeteringen die gewenst of nodig zijn in het belang van een effectieve en efficiënte uitvoering van de inkoop en/of subsidiering.

  • 2.

    In het ambtelijk overleg wordt het portefeuillehoudersoverleg voorbereid.

    • a.

      Het ambtelijk overleg vindt één keer per maand plaats;

    • b.

      De gemeenten vaardigen ieder een medewerker af voor voornoemd overleg;

    • c.

      Het overleg is gericht op:

      • -

        Het formuleren van een advies voor het portefeuillehoudersoverleg;

      • -

        Het zorgdragen van de inhoudelijke sturing op basis van in het Portefeuillehoudersoverleg genomen besluiten;

      • -

        Het contractmanagement.

Hoofdstuk 3. Informatie en verantwoording

Artikel 6 – Informatie en verantwoording door de centrumgemeente

  • 1.

    De centrumgemeente verstrekt de portefeuillehouders jeugd schriftelijk de inlichtingen die nodig zijn voor het goed kunnen vervullen van hun bestuurlijke verantwoordelijkheid. Daartoe wordt in ieder geval verstaan actieve verstrekking van:

    • a.

      Het budgettair kader voor de uit te voeren taken door de centrumgemeente, uiterlijk in de maand oktober, voorafgaand aan het begrotingsjaar waarop het kader betrekking heeft;

    • b.

      Een financieel en inhoudelijk jaarverslag, uiterlijk per 1 juni van het daaropvolgende jaar;

    • c.

      Een halfjaarlijks verslag van de voortgang;

    • d.

      Per kwartaal een afwijkingenrapportage (vanaf 2016).

  • 2.

    De gemeenten spannen zich in om jaarlijks binnen hun begroting middelen te reserveren welke overeenkomen met de hoogte van het budgettair kader genoemd in artikel 6 lid 1 sub a.

  • 3.

    De colleges leggen verantwoording af aan de raad van de eigen gemeente over de uitvoering van de in deze regeling genoemde taken.

  • 4.

    De colleges van de gastgemeenten kunnen de centrumgemeente om aanvullende inlichtingen verzoeken. Een verzoek om aanvullende inlichtingen dient schriftelijk te worden ingediend bij het college van de centrumgemeente.

Hoofdstuk 4. Financiële bepalingen

Artikel 7 – Kostentoerekening

  • 1.

    Bij de kostentoerekening van de subsidieverstrekking CJG voor uit uitvoeren van de werkzaamheden het geven van informatie & advies en lichte hulp over opvoeden en opgroeien geldt:

    • a.

      De gastgemeenten betalen de centrumgemeente jaarlijks een deel van het te bepalen subsidiebedrag voor de Westelijke Mijnstreek. De centrumgemeente subsidieert hiermee het CJG, eveneens op jaarlijkse basis.

    • b.

      De subsidiekosten worden verdeeld naar rato van het aantal jeugdigen tot 20 jaar.

  • 2.

    Bij de kostentoerekening van de organisatie voor de toegang naar jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering via de jeugdgebiedsteams alsmede de afhandelen van PGB’s en het afhandelen van de financiële administratie rondom PGB’s afgegeven door de jeugdgebiedsteams en door de afzonderlijke gemeentelijke Wmo-loketten geldt:

    • a.

      De gastgemeenten betalen voor de op basis van artikel 4 georganiseerde toegang, op basis van de integrale kosten.

    • b.

      De integrale kosten worden verdeeld naar rato van het aantal jeugdigen tot 20 jaar.

  • 3.

    Bij de kostentoerekening innovatie ambulante jeugdhulp geldt:

    • a.

      De gastgemeenten betalen jaarlijks een voorschot voor de op basis van artikel 4 ingekochte innovatieve ambulante jeugdhulp. De centrumgemeente bekostigt hiermee de aanbieders eveneens op jaarlijkse basis.

    • b.

      De kosten voor de innovatieve ambulante jeugdhulp worden verdeeld naar rato van het budget Jeugd per gemeente.

  • 4.

    Bij de kostentoerekening van de inkoop van ambulante jeugdhulp geldt:

    • a.

      De gastgemeenten betalen voor de op basis van artikel 4 ingekochte jeugdhulp op basis van feitelijk gebruik.

    • b.

      De gastgemeenten betalen de centrumgemeente een voorschot op basis van geraamd jeugdhulpgebruik. De centrumgemeente bekostigt hiermee de aanbieders, eveneens op voorschotbasis.

    • c.

      De centrumgemeente verrekent met de gastgemeenten het verschil tussen het voorschot en het feitelijk gebruik van jeugdhulp.

    • d.

      De frequentie van de bevoorschotting zoals bedoeld in de lid 4 sub b en de verrekening zoals bedoeld in lid 4 sub c van de gastgemeenten richting de centrumgemeente worden bepaald op basis van de frequentie van bevoorschotting die wordt afgesproken met de aanbieders door de centrumgemeente en de wijze waarop de verrekening met aanbieders wordt vormgegeven.

  • 5.

    Bij de kostentoerekening van de onafhankelijke jongerencliëntenraad geldt:

    • a.

      De gastgemeenten betalen de centrumgemeente jaarlijks een deel van het te bepalen subsidiebedrag voor de Westelijke Mijnstreek. De centrumgemeente subsidieert hiermee de jongerencliëntenraad, eveneens op jaarlijkse basis.

    • b.

      De subsidiekosten worden verdeeld naar rato van het aantal jeugdigen tot 20 jaar.

  • 6.

    De gastgemeenten betalen de centrumgemeente voor de te verrichten werkzaamheden uitvoeringskosten.

    • a.

      In de regeling Uitvoering Jeugddomein Westelijke Mijnstreek wordt opgenomen wat de bijdrage per gemeente is.

    • b.

      De uitvoeringskosten van de centrumgemeente als genoemd in artikel 6 worden verrekend met de gastgemeenten naar rato van het aantal jeugdigen tot 20 jaar.

  • 7.

    Voor de vaststelling van het in de leden 1, 2 en 5 genoemde aantal jeugdigen tot 20 jaar wordt uitgegaan van de opgave zoals verstrekt door CBS Statline per 1 januari van het voorgaande jaar2.

  • 8.

    In het kader van de risicoverevening wordt bij de kostentoerekening van de jeugdhulp die onderdeel uitmaakt van het LTA wordt uitgegaan van een vaste bijdrage van 3,76% per gemeente en bij de jeugdhulp die onderdeel uitmaakt van de JeugdzorgPlus wordt uitgegaan van een vaste bijdrage van 3,9% per gemeente.

Artikel 8 – Financiële administratie

  • 1.

    De afhandeling van facturen en beschikkingen van de in artikel 4 genoemde taken vindt plaats door de centrumgemeente.

  • 2.

    De centrumgemeente is verantwoordelijk voor een deugdelijke geautomatiseerde verwerking van facturen en beschikkingen van aanbieders en deelt deze informatie met de gastgemeenten.

Artikel 9 – Bevoorschotting, verevening en verrekening JeugdzorgPlus en LTA in 2015

  • 1.

    Voor de zorg die onderdeel uitmaakt van de JeugdzorgPlus betalen de gastgemeenten in termijnen een voorschot aan de centrumgemeente, dat voor geheel 2015 de omvang heeft van 3,9% van de individuele begrotingen voor de totale jeugdzorgtaken voor dat jaar. Het aantal termijnen wordt voorafgaand aan 1 januari 2015 in onderling overleg vastgesteld.

  • 2.

    Voor de zorg die onderdeel uitmaakt van het LTA betalen de gastgemeenten in termijnen een voorschot aan de centrumgemeente, dat voor geheel 2015 de omvang heeft van 3,76% van de individuele begrotingen voor de totale jeugdzorgtaken voor dat jaar. Het aantal termijnen wordt voorafgaand aan 1 januari 2015 in onderling overleg vastgesteld.

  • 3.

    De werkelijke kosten van de JeugdzorgPlus en LTA worden vergoed door de centrumgemeente op basis van facturen van aanbieders. Er vindt geen verrekening plaats van deze kosten naar de gastgemeenten, zolang de totale kosten voor de Westelijke Mijnstreek niet het totale budget – bestaande uit de gezamenlijke bijdragen van 3,9% en 3,76% van elke gemeente - overschrijden.

  • 4.

    Bij een nadelig saldo op sub regionaal niveau voor JeugdzorgPlus en LTA gezamenlijk, wordt het meerdere verrekend op basis van de werkelijke kosten per individuele gemeente. De precieze rekenregels die daarvoor gelden worden voorafgaand aan 1 januari 2015 in onderling overleg vastgesteld.

  • 5.

    Bij een batig saldo op sub regionaal niveau voor de JeugdzorgPlus en LTA gezamenlijk, wordt een sub regionale bestemmingsreserve opgebouwd tot een maximum van € 200.000,- (twee ton). Overschrijdt het batig saldo dit bedrag, dan wordt het meerdere uitgekeerd aan de deelnemende gemeenten naar rato van de vaste bijdragen.

  • 6.

    Uiterlijk per 1 november 2015 beslissen de deelnemende gemeenten over de voortzetting of wijziging van de bepalingen in dit artikel met ingang van 1 januari 2016.

Hoofdstuk 5. Toetreden, wijzigen, uittreden

Artikel 10 – Wijzigen

  • 1.

    De centrumregeling kan worden gewijzigd indien daartoe wordt besloten bij unanimiteit , door middel van gelijkluidende besluiten van de colleges van de gemeenten na daartoe verkregen toestemming van de desbetreffende raden.

  • 2.

    Het college van de centrumgemeente regelt de gevolgen van de wijziging van de centrumregeling.

Artikel 11 – Uittreden

  • 1.

    Een gastgemeente kan uit de centrumregeling treden door een daartoe strekkend besluit van het college van die gemeente en na verkregen toestemming van de desbetreffende raad. Dit besluit wordt direct ter kennis van de overige gemeenten gebracht.

  • 2.

    Een gastgemeente kan uitsluitend per 1 januari van een kalenderjaar uittreden. Het voornemen tot uittreding wordt door de gastgemeente minimaal één jaar van te voren kenbaar gemaakt aan de centrumgemeente.

  • 3.

    De centrumgemeente regelt in overleg met de gastgemeenten de financiële gevolgen en de overige gevolgen van de uittreding. De directe en indirecte kosten die rechtstreeks voortvloeien uit de uittreding komen ten laste van de uittredende gastgemeente(n).

    Voor de uittredende gemeente geldt een resultaatsverplichting om gedwongen ontslagen ten gevolge van de uittreding bij de centrumgemeente te voorkomen.

Artikel 12 – Tussentijdse opheffing

  • 1.

    De regeling wordt tussentijds opgeheven wanneer de colleges van alle gemeenten daartoe besluiten na verkregen toestemming van de raden.

  • 2.

    In het geval van opheffing van de regeling regelt de centrumgemeente de financiële gevolgen van de opheffing in een liquidatieplan.

  • 3.

    Het liquidatieplan behoeft instemming van alle gemeenten (colleges en raden).

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 13 – Looptijd en evaluatie

  • 1.

    Deze centrumregeling treedt in werking op 1 januari 2015 en heeft een looptijd tot en met 31 december 2018.

  • 2.

    Deze regeling wordt jaarlijks geëvalueerd. De eerste keer in juli 2015, waarna gemeenten overeenkomen de regeling te continueren dan wel te beëindigen met in acht neming van het bepaalde in artikel 11, lid 1, 3 en 4.

  • 3.

    De gemeenten treden tijdig voor het einde van de looptijd met elkaar in overleg over het eventuele voortzetten van de centrumregeling.

Artikel 14 – Geschillen

Onverminderd het bepaalde in artikel 28 Wgr, verplichten de gemeenten zich om in geval van geschillen over de inhoud en uitvoering van deze regeling met elkaar in overleg te treden, waarbij zal worden getracht dergelijke geschillen in der minne te beslechten.

Artikel 15 – Archief

De centrumgemeente is belast met de zorg en toezicht op de bewaring en beheer van de archiefbescheiden. Ten aanzien van de archiefbescheiden zijn de voorschriften van de centrumgemeente van toepassing.

Artikel 16 – Toezending aan Gedeputeerde Staten, inschrijving en bekendmaking

  • 1.

    Het college van de centrumgemeente wordt aangewezen als gemeentebestuur als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Wgr.

  • 2.

    De colleges van de gemeenten verrichten de inschrijving in hun register van gemeenschappelijke regelingen, als bedoeld in artikel 27, tweede lid, van de Wgr en dragen op de gebruikelijke wijze zorg voor de bekendmaking van de regeling.

Artikel 17 – Citeertitel

Deze centrumregeling wordt aangehaald als: Centrumregeling Westelijke Mijnstreek Jeugddomein 2015-2018.

Aldus vastgesteld door:

De colleges van de gemeente Beek, Schinnen, Stein en Sittard-Geleen.


1

Dit betreft de subsidie voor de organisatiestructuur van het CJG (manager, balie/receptiemedewerkers, consulenten en gebiedscoördinatoren), pedagogisch medewerkers, schoolmaatschappelijk werk en de jeugd gezondheidzorg 0-4 jaar. Dit betreft niet de jeugd gezondheidzorg 4-19 jaar, dit gaat via de GGD.

2

Het CBS geeft géén inwoneraantallen tot 18 jaar, vandaar dat hier wordt uitgegaan van de leeftijdsgrens tot 20 jaar.