Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noord-Holland

Uitvoeringsregeling ruimte voor ruimte 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoord-Holland
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingUitvoeringsregeling ruimte voor ruimte 2015
CiteertitelUitvoeringsregeling ruimte voor ruimte 2015
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerplandelijk gebied, compensatie, woningen,. agrarische bedrijven, ruimte

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte (provinciaal blad 2011, 88) wordt ingetrokken.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Provinciewet, art. 82
  2. Provinciale Ruimtelijke Verordening, art. 16

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-10-2016art. 8

25-10-2016

Provinciaal blad, 2016, 97

870729-870743
14-01-201529-10-2016nieuwe regeling

16-12-2014

Provinciaal blad, 2015, 3

314923-495686

Tekst van de regeling

Intitulé

Uitvoeringsregeling ruimte voor ruimte 2015

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

 

Besluiten vast te stellen:

 

Uitvoeringsregeling ruimte voor ruimte 2015

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    bestaand stedelijk gebied: bestaand stedelijk gebied als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder h van het Besluit ruimtelijke ordening;

  • b.

    saneringslocatie: agrarisch bouwperceel als bedoeld in artikel 2 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening. De aan het agrarisch bouwperceel grenzende gronden worden mede verstaan onder saneringslocatie indien de ruimtelijke inpassing dit noodzakelijk maakt;

  • c.

    verordening: Provinciale Ruimtelijke Verordening;

  • d.

    compensatiewoningen: een of meer nieuwe woningen als bedoeld in artikel 16 van de verordening.

Artikel 2 Storende bebouwing

  • 1.

    Voor de toepassing van deze regeling wordt onder storende bebouwing verstaan, door bedrijfsbeëindiging of verplaatsing leegstaande of leegkomende agrarische bebouwing:

    • a.

      die niet passend is in het landschap, of;

    • b.

      die in verval is geraakt.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid is geen sprake van storende bebouwing indien de bebouwing:

    • a.

      een beschermd monument is als bedoeld in artikel 1 onder d van de Monumentenwet 1988, of artikel 2 van de Monumentenverordening Noord-Holland 2010, of als beschermd monument is aangewezen in een gemeentelijke monumentenverordening;

    • b.

      behoort tot de kernkwaliteiten van het landschap of tot een provinciale structuurdrager, als bedoeld in de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie Noord Holland;

    • c.

      niet is opgericht, of;

    • d.

      illegaal is opgericht.

Artikel 3 Terug te bouwen woningen

  • 1.

    Een bestemmingsplan kan voorzien in compensatiewoningen, mits niet meer woningen mogelijk worden gemaakt dan dat noodzakelijk is om de kosten voor het verwijderen van de storende bebouwing te compenseren.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid kan een bestemmingsplan niet meer compensatiewoningen mogelijk maken dan dat passend is binnen de ruimtelijke kwaliteitseisen bedoeld in artikel 15 van de verordening.

  • 3.

    De opbrengsten uit de compensatiewoningen, grondverkoop en de waardestijging van de bestaande opstallen leveren niet meer dan 5% winst op ten opzichte van de totale investeringen.

  • 4.

    Onder opbrengsten in de zin van dit artikel wordt mede verstaan de opbrengsten uit de opstalexploitatie, de waarde van de niet als woongrond uit te geven gronden na bestemmingswijziging, de waarde van de niet te slopen bebouwing na bestemmingswijziging en subsidie.

  • 5.

    Onder investeringen in de zin van dit artikel wordt verstaan de kosten van de sloop en afvoer van sloopmateriaal van legaal aanwezige bebouwing, bodem- en archeologisch onderzoek, bouwrijp maken, kosten voorgeschreven in een provinciale of gemeentelijke structuurvisie, de landbouwgrondwaarde bij de aankoop van grond en bijkomende kosten met een maximum van 30 procent van de bouwkosten.

  • 6.

    Bijkomende kosten als bedoeld in het vijfde lid kunnen slechts bestaan uit kosten voor kadaster, notaris, leges, makelaar en taxateur, advies, architect, het opstellen van een beeldkwaliteitsplan en een opslag voor winst en risico’s.

  • 7.

    In afwijking van het vijfde lid, wordt onder investeringen in de zin van dit artikel in ieder geval niet verstaan kosten voor bedrijfsverplaatsing, van de sloop en afvoer van sloopmateriaal reeds gesloopte bebouwing, van de sloop en afvoer van sloopmateriaal van illegale bebouwing en voor de aankoop van grond boven de landbouwgrondwaarde.

Artikel 4 Ruimtelijke kwaliteit terug te bouwen woningen

  • 1.

    Het bestemmingsplan kan uitsluitend voorzien in compensatiewoningen indien een verbetering in ruimtelijke kwaliteit bereikt wordt door de verwijdering van de bebouwing in samenhang met de bouw van de compensatiewoningen.

  • 2.

    Het bestemmingsplan neemt bij het mogelijk maken van compensatiewoningen de ruimtelijke kwaliteitseisen als bedoeld in artikel 15 van de verordening in acht.

  • 3.

    In de toelichting van het bestemmingsplan wordt een beeldkwaliteitsplan opgenomen ter onderbouwing van het gestelde in het eerste en tweede lid.

Artikel 5 De locatie van de compenserende woningbouw

  • 1.

    Een bestemmingsplan voorziet in compensatiewoningen op een locatie aansluitend aan bestaand stedelijk gebied of op de saneringslocatie, tenzij dit niet mogelijk is:

    • a.

      vanwege ruimtelijke kwaliteit, of;

    • b.

      omdat de beschikbare locaties en de saneringslocatie niet geschikt zijn voor compensatiewoningen.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan een bestemmingsplan voorzien in compensatiewoningen op een andere locatie dan genoemd in het eerste lid, voor zover deze compensatiewoningen aansluitend aan bestaand stedelijk gebied en op de saneringslocatie niet mogelijk kunnen worden gemaakt.

  • 3.

    Het bestemmingsplan voorziet niet in compensatiewoningen, indien hierdoor de bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden van omringende agrarische bedrijven wordt beperkt.

Artikel 6 Zekerheidstelling sloop

  • 1.

    Indien een bestemmingsplan dat compensatiewoningen mogelijk maakt niet voorziet in compensatiewoningen op de saneringslocatie, wordt voldoende zeker gesteld dat het verwijderen van de aanwezige bebouwing op saneringslocatie zal plaatsvinden.

  • 2.

    De zekerheidstelling bedoeld in het eerste lid kan bestaan uit een voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan, een boetebeding in een ruimte voor ruimte overeenkomst tussen de ontwikkelaar en de gemeente, of op andere geschikte wijze worden geregeld.

Artikel 7 Expertteam ruimte voor ruimte

  • 1.

    Er is een expertteam ruimte voor ruimte.

  • 2.

    Het expertteam bestaat uit ambtenaren in dienst van de provincie.

  • 3.

    Het expertteam adviseert gemeenten over de toepassing van artikel 16 van de verordening en deze regeling.

  • 4.

    Het expertteam adviseert gedeputeerde staten over bestemmingsplannen waarbij artikel 16 van de verordening en deze regeling worden toegepast.

Artikel 8 Overgangsbepaling

Op ontwikkelingen waarover het expertteam of gedeputeerde staten voor 11 februari 2014 positief hebben geadviseerd over de toepassing van artikel 16 van de verordening en de Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte (provinciaal blad 2011, 88), is voornoemde regeling van toepassing tot en met 1 november 2017.

Artikel 9 Slotbepaling en citeertitel

  • 1.

    Deze uitvoeringsregeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin het wordt geplaatst.

  • 2.

    De Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte (provinciaal blad 2011, 88) wordt ingetrokken.

  • 3.

    Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling ruimte voor ruimte 2015.

Haarlem, 16 december 2014.

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,

J.W. Remkes, voorzitter.

G.E.A. van Craaikamp, provinciesecretaris.

TOELICHTING

algemeen

Inleiding

De provincie Noord-Holland wil de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied verhogen. Een van de manieren waarop de provincie dit wil bereiken is door de inzet van het instrument Ruimte voor Ruimte. Noord-Holland werkt sinds 2008 met dit instrument. In februari 2014 is het rapport Evaluatie Ruimte voor Ruimte, effecten van de uitvoeringsregeling 2008-2013 vastgesteld. Naar aanleiding hiervan hebben Gedeputeerde Staten besloten enige wijzigingen aan te brengen in de uitvoeringsregeling.

Doel

Het doel van de regeling is verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied door het opruimen van (in verval geraakte) storende bebouwing van agrarische bedrijven die beëindigd of verplaatst zijn. In ruil hiervoor wordt het bouwen van een of meer compensatiewoningen in het buitengebied mogelijk gemaakt, waarbij sprake is van een aantoonbare vermindering van bebouwing in vergelijking met de te slopen bebouwing. Het gaat hierbij om een vermindering van zowel oppervlakte (in m2), volume (in m3). Het aantal woningen wordt bepaald aan de hand van de mogelijkheden om te komen tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en de te compenseren kosten.

Reikwijdte Ruimte voor Ruimte

De provinciale Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte is alleen van toepassing op agrarische percelen. De regeling is bedoeld om storende bebouwing op te ruimen op percelen waarbij de agrariër stopt of is gestopt met de bedrijfsvoering of waarvan het bedrijf is verplaatst.

Regie

De regie voor de uitvoering van de regeling ligt primair bij het gemeentebestuur. Gedeputeerde Staten kunnen adviseren over de toepassing van deze regeling (zie ook de toelichting bij artikel 7 in het artikelsgewijze deel van deze toelichting).

De initiatiefnemer dient de aanvraag in bij de gemeente. Indien de aanvraag voldoet aan de artikel 16 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening en aan de nadere regels in voorliggende Uitvoeringsregeling ruimte voor ruimte 2015, kan het gemeentebestuur besluiten om over te gaan tot het opstellen van een ruimtelijk besluit om woningbouw mogelijk te maken in het landelijk gebied. Het is steeds aan het gemeentebestuur om de afweging te maken of zij de regeling wil toepassen. De regeling geeft initiatiefnemers geen aanspraak op toepassing van deze regeling.

Handreikingen

Wij wijzen op de volgende handreikingen:

  • ·

    Handreiking Ruimte voor Ruimte, te vinden op de provinciale website.

  • ·

    Het rapport Erven & Landschap in verandering, Kansen voor ruimtelijke kwaliteit in het agrarisch cultuurlandschap in de Kop van Noord-Holland (Van Paridon x de Groot Landschapsarchitecten i.o.v. PARK, Provincie Noord-Holland).

Op de provinciale website zijn verder onder andere een rekentool en een voorbeeldovereenkomst te vinden.

Overzicht te doorlopen stappen

Hieronder een overzicht van de te doorlopen stappen bij een Ruime voor Ruimte project. Al vanaf fase 1 kunnen B&W een beroep doen op het expertteam Ruimte voor Ruimte van de provincie Noord-Holland.

Activiteiten

Wie?

Fase 1 Indienen aanvraag

 

1.Indienen aanvraag

Initiatiefnemer bij de gemeente

2.Beoordeling aanvraag: is er sprake van storende bebouwing?

Gemeente. Het expertteam adviseert

Fase 2 Rekenen en tekenen

 

3.Opstellen taxatierapport voor de waarde van de huidige bebouwing voorafgaand aan de sloop

Initiatiefnemer, eventueel met ondersteuning vanuit de gemeente en/of adviesbureau

4.Afstemmen herbouwlocatie

Initiatiefnemer met de gemeente. Het expertteam adviseert

5.Afstemming vraaggestuurde woningbouwprogrammering en regionale afstemming

Gemeente

6.Opstellen Beeldkwaliteitsplan

Initiatiefnemer, eventueel met ondersteuning vanuit de gemeente en/of adviesbureau. Het expertteam adviseert

7.Opstellen Exploitatieopzet (slooplocatie en compensatielocatie)

Initiatiefnemer, eventueel met ondersteuning vanuit de gemeente en/of adviesbureau. Zowel de initiatiefnemer, als de gemeente kan een adviesbureau inhuren. Het expertteam adviseert

Fase 3 Afsluiten overeenkomst

 

8.Passende nieuwe bestemming kiezen

Gemeente

9.Vastleggen wederzijdse rechten en verplichtingen en de compensatielocatie in een Ruimte voor ruimte overeenkomst

Initiatiefnemer met de gemeente

10.Sloopvergunning afgeven

Gemeente

11.Eventueel een makelaar inschakelen als tussenpersoon voor de verkoop van de nieuw te bouwen woning(en)

Initiatiefnemer

Fase 4 Uitvoering

 

12.Controle of sloop daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.

Gemeente

13.Aanpassing bestemmingsplan en afgeven bouwvergunning

Gemeente aan de initiatiefnemer

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Saneringslocatie is gedefinieerd als het agrarisch bouwperceel. Het agrarisch bouwperceel is gedefinieerd in de Provinciale Ruimtelijke Verordening als “een aaneengesloten stuk grond, waar bebouwing met een hoofdgebouw en bijbehorende bebouwing van een agrarisch bedrijf is toegestaan.” Omdat het in een aantal gevallen uit het oogpunt van ruimtelijke kwaliteit gewenst is om ook de naastgelegen gronden te betrekken als een voorkeurslocatie om te bouwen (zie ook artikel 5) wordt onder saneringslocatie in die gevallen ook de aangrenzende gronden aangeduid als saneringslocatie. Hierdoor is het mogelijk om bebouwing goed in te passen in het landschap en wordt de behoefte kleiner om vast te houden aan de huidige bebouwingscontouren (die minder wenselijk kunnen zijn).

Artikel 2 Storende bebouwing:

Voorwaarde voor het toepassen van de Ruimte voor Ruimte regeling is dat er sprake is van storende bebouwing. Daarnaast moet de toepassing van de regeling leiden tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit (zie artikel 4). De initiatiefnemer toont dit aan bij B&W en B&W beoordelen of toepassing van de regeling mogelijk is en zij, c.q. de gemeenteraad de ruimte voor ruimteregeling willen toepassen. Bebouwing (of een deel van de bebouwing) kan als storend worden aangemerkt als sprake is van leegstaande of leegkomende bebouwing die niet passend is in het landschap of die in verval is geraakt.

Er is sprake van bebouwing die niet passend is in het landschap indien:

  • ·

    de bebouwing niet past binnen de cultuurhistorische context van de plek. Dit kan onderzocht worden vanuit de landschapsstructuur, dorps- en bebouwingstype en identiteit van het gebied.

  • ·

    Indien de verschijningsvorm en de configuratie van het perceel verstorend werkt op haar omgeving. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als belangrijke zichtlijnen in het landschap worden belemmerd, de schaal en maat van het perceel niet passen bij de schaal en maat van het landschap (korrelgrootte), of de bebouwing niet aansluit bij de karakteristiek en verschijningsvorm van het landschap.

Bebouwing die in verval is geraakt:

·Het gaat om bebouwing die niet meer met een redelijke inspanning in goede staat te brengen is. Het betreft hier geen bebouwing die gangbare onderhoud behoeft.

Bovenstaande dient te worden aangetoond. Voor het aantonen hiervan kan worden gedacht aan beeldmateriaal, landschappelijke beschrijvingen en/of adviezen van deskundigen. Op basis van deze onderbouwing kan de gemeente oordelen of er sprake is van storende bebouwing.

Er is geen sprake van storende bebouwing indien de bebouwing:

  • ·

    een beschermd monument betreft. Het kan hierbij gaan om gemeentelijke, provinciale of rijksmonumenten, of behoort tot de kernkwaliteiten van het landschap of tot een provinciale structuurdrager, zoals opgenomen in de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie Noord-Holland: De regeling is bedoeld als stimuleringsmaatregel om storende bebouwing te laten opruimen uit het landschap. De hiervoor genoemde bebouwing is echter waardevol en wordt binnen de daarvoor geldende kaders beschermd (doel om deze bebouwing te behouden). De regeling is niet bedoeld om te stimuleren dat dergelijke waardevolle bebouwing wordt verwijderd.

  • ·

    illegale bebouwing: Illegale bebouwing is niet toegestaan. Het is aan B&W om toe te zien op de handhaving van de bouwregels. Het opruimen van illegale bebouwing is derhalve niet passend binnen de ruimte voor ruimteregeling, maar zal worden kunnen bewerkstelligd door handhaving van de bouwregels.

  • ·

    niet opgerichte bebouwing: De regeling is van toepassing als sprake is van fysieke storende bebouwing. Om duidelijk in de regeling tot uiting te laten komen dat het hier enkel gaat om het opruimen van fysieke bebouwing en niet tevens om planologische rechten (zoals in artikel 1 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening), is dit opgenomen in de regeling.

  • ·

    “functioneel storende bebouwing” valt niet langer binnen de regeling. In de voorgaande uitvoeringsregeling ruimte voor ruimte was het tevens mogelijk om bebouwing als storend aan te merken indien de functie die op het perceel werd uitgeoefend niet (langer) passend was. Het ging hier om de vraag of de functie storend was voor de omgeving en in hoeverre het mogelijk was de bestaande bedrijfsvoering te continueren. Op basis van de uitkomsten van de evaluatie van de Ruimte voor Ruimte regeling (zie rapport Evaluatie Ruimte voor Ruimte, effecten van de uitvoeringsregeling 2008-2013. Haarlem, februari 2014) is besloten dat deze bebouwing niet langer in aanmerking komt voor het toepassen van de regeling. Deze categorie is daarom niet in deze regeling opgenomen als ‘storende bebouwing’. Storende bebouwing is uitsluitend fysiek storende bebouwing, namelijk bebouwing die in verval is of bebouwing die niet passend is in het landschap.

Artikel 3 Terug te bouwen woningen

Om het benodigde aantal compensatiewoningen te kunnen beoordelen zorgen de gemeente en initiatiefnemer voor het opstellen van een exploitatieopzet. Hieruit blijkt hoeveel compensatiewoningen mogelijk zijn ten opzichte van de te saneren bebouwing. Uit de exploitatieopzet blijkt aantal en omvang van de compenserende woningen en de kwantitatieve verbetering (afname van bebouwingsoppervlakte en -volume) op de sanerings- en compensatielocatie. Als basis voor het opstellen van de exploitatieopzet wordt een taxatierapport opgesteld. Vervolgens kunnen de uitkomsten hiervan worden ingevuld in de exploitatieopzet. Er kunnen niet meer woningen worden toegestaan dan noodzakelijk is om de sloop te realiseren. De eerste twee leden geven aan dat het maximum aantal woningen wordt bepaald aan de hand van de exploitatieopzet en het ruimtelijk plan. Het is mogelijk dat vanwege de ruimtelijke kwaliteit minder woningen mogelijk zijn dan de berekening laat zien. Met andere woorden als uit de berekening blijkt dat er zes woningen kunnen worden gebouwd om de kosten te compenseren, maar er slechts twee woningen passend zijn vanuit het oogpunt van verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, dan kunnen er maar twee woningen worden teruggebouwd. Ook het omgekeerde geldt.

Het derde tot en met het zevende lid van artikel 3, gaan over de kosten die kunnen worden opgevoerd. Kosten voor het verwijderen van erfverhardingen en het maken van inritconstructies die als noodzakelijk onderdeel van het ontwerp worden beschouwd door het expertteam kunnen worden gevat onder kosten voor bouwrijp maken.

Kosten voor bedrijfsverplaatsing zijn geen onderdeel van de investeringen, in tegenstelling tot in de voorgaande uitvoeringsregeling. Op basis van de uitkomsten van de evaluatie van de ruimte voor ruimte regeling (zie rapport Evaluatie Ruimte voor Ruimte, effecten van de uitvoeringsregeling 2008-2013, Haarlem, februari 2014) is besloten dat deze kosten niet langer kunnen worden opgevoerd in de exploitatieopzet.

Artikel 4 Ruimtelijke kwaliteit terug te bouwen woningen

Bij de locatiekeuze, herinrichting van de saneringslocatie en het ontwerp van de compenserende woningbouw gelden de ruimtelijke kwaliteitseisen van artikel 15 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening. De initiatiefnemer stelt een beeldkwaliteitsplan op, waarbij de gemeente of een adviesbureau wellicht kan adviseren. In het beeldkwaliteitsplan wordt aangetoond dat de compenserende bebouwing goed is ingepast in de ruimtelijke context. B&W beoordelen of het beeldkwaliteitsplan voldoet aan de ruimtelijke kwaliteitseisen en of toepassing van de regeling mogelijk is en of het gemeentebestuur wenst over te gaan tot het toepassen van deze regeling (zie ook onder ‘regie’ in het algemene deel van deze toelichting).

Verbetering van de ruimtelijke kwaliteit betreft zowel een kwalitatieve verbetering, waarbij wordt voldaan aan de kwaliteitseisen van artikel 15 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening, als een kwantitatieve verbetering (afname van bebouwingsoppervlakte en -volume).

Artikel 5 De locatie van de compenserende woningbouw

Indien het niet mogelijk is om de compensatiewoningen te realiseren aansluitend aan bestaand stedelijk gebied of op de saneringslocatie kan worden gezocht naar een andere locatie. Voor zover slechts een deel niet mogelijk is aan bestaand stedelijk gebied of op de saneringslocatie zal alleen voor dat deel een andere geschikte locatie kunnen worden gezocht. De woningen die wel mogelijk zijn aansluitend aan bestaand stedelijk gebied of op de saneringslocatie, zullen op die locatie(s) moeten worden geprojecteerd.

Bij het zoeken naar een locatie voor de woningen geldt het locatiebeleid van de Provinciale Ruimtelijke Verordening onverkort. Dit betekent dat indien aanvullende eisen worden gesteld om in een bepaald gebied een ontwikkeling te plegen ook deze voorwaarden moeten zijn vervuld en als de ontwikkeling is verboden deze uitvoeringsregeling dit verbod niet opzij zet.

Artikel 6 Zekerheidsstelling sloop

Indien de compensatiewoningen niet worden gerealiseerd op de saneringslocatie wordt voldoende zeker gesteld dat de aanwezige bebouwing op de saneringslocatie wordt opgeruimd. Dit kan door een voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan, een boetebeding in een ruimte voor ruimte overeenkomst tussen de ontwikkelaar en de gemeente, of op andere geschikte wijze worden geregeld. Met de toevoeging van ‘op andere geschikte wijze worden geregeld’ is uitdrukking gegeven aan het uitgangspunt dat het niet gaat om de vorm van zekerstelling, maar voldoende is dat zeker is gesteld dat de bebouwing wordt opgeruimd. Indien de saneringslocatie zelf ook de herbouwlocatie is, is een dergelijke zekerstelling niet nodig, aangezien door de voorziene herontwikkeling van de locatie voldoende zeker is dat de storende bebouwing wordt opgeruimd.

Artikel 7 Expertteam

Het bepalen of er sprake is van storende bebouwing en verbetering van de ruimtelijke kwaliteit is maatwerk. Om deze reden heeft de provincie een expertteam in het leven geroepen, dat gemeenten adviseert bij de uitvoering van de regeling. Verschillende expertises zijn vertegenwoordigd in dit team.

Advisering door het provinciale expertteam is voor gemeenten onderdeel van het proces bij Ruimte voor Ruimte aanvragen. Dit kan al vanaf de eerste fase van het proces, waarin bepaald wordt dat sprake is van storende bebouwing.

Het expertteam adviseert gemeenten over:

  • ·

    Storende bebouwing

  • ·

    Ruimtelijke kwaliteit op grond van artikel 15 PRV

  • ·

    Exploitatieopzet (zie rekentool op de provinciale website)

Daarnaast adviseert het expertteam Gedeputeerde Staten over ingediende (bestemmings)plannen.

Artikel 8 Overgangsbepaling

Op 11 februari 2014 besloten Gedeputeerde Staten op basis van de uitkomsten van het evaluatierapport Evaluatie Ruimte voor Ruimte, effecten van de uitvoeringsregeling 2008-2013 (Haarlem, februari 2014) de ruimte voor ruimte regeling in verbeterde vorm voort te zetten en de regeling op een aantal onderdelen aan te passen. De overgangsbepaling heeft betrekking op reeds gestarte projecten, waarover het expertteam of Gedeputeerde Staten vóór 11 februari 2014 positief hebben geadviseerd. Het is niet wenselijk dat de nieuwe voorwaarden ook gelden voor dergelijke concrete projecten, waarbij al een lang proces van rekenen en tekenen is doorlopen en waarover het expertteam dan wel Gedeputeerde Staten positief hebben geadviseerd. Deze gevallen zullen nog aan de voorwaarden van de oude regeling worden getoetst, indien binnen twee jaar na inwerkingtreding van deze uitvoeringsregeling een bestemmingsplan is vastgesteld om dit project planologisch vast te stellen. Indien een bestemmingsplan pas wordt vastgesteld na deze termijn, geldt ook voor deze projecten dat zij vallen onder deze uitvoeringsregeling.