De Raad van de gemeente Sint Anthonis;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 5
november 2014;
gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;
B E S L U I T:
vast te stellen de:
Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2015.
(Verordening rioolheffing 2015)
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
- 1.
Deze verordening verstaat onder:
- a.
perceel: een roerende of onroerende zaak of een
zelfstandig gedeelte daarvan;
- b.
gemeentelijke riolering: een voorziening of
combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking,
zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of
grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de
gemeente; alsmede het voor de openbare dienst bestemde
gemeentewater;
- c.
verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening
van het waterbedrijf betrekking heeft;
- d.
water: huishoudelijk afvalwater,
bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater;
- e.
drukriool: (onderdeel van de gemeentelijke
riolering) het openbaar riool, voor de afvoer van
afvalwater, exclusief hemelwater, waarbij het transport door
het riool plaatsvindt door middel van door pompinstallaties
veroorzaakte druk;
- f.
ingenomen water: door een waterbedrijf geleverd
drink- en industriewater, onttrokken grond- en
oppervlaktewater en opgevangen hemelwater;
- g.
Brabant Water: de naamloze vennootschap Brabant
Water, gevestigd te ‘s-Hertogenbosch;
- h.
debiet: de hoeveelheid geloosd water gedurende
het etmaal;
- i.
debietmeter: meter waarmee het debiet gemeten
wordt; (bijvoorbeeld door middel van magnetische inductie)
met een nauwkeurigheid van tenminste 95%;
- j.
agrarisch bedrijf: een bedrijf dat bestemd is, en
bedrijfsmatig (met het oogmerk om daarmee winst te behalen)
gebruikt wordt, voor het voortbrengen van producten door
middel van het telen van gewassen of het houden of het
fokken van vee;
- k.
doorverbinding: indien achter één watermeter van
het waterbedrijf twee of meer zelfstandige gedeelten zijn
gelegen.
- 2.
Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in
hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken.
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter
bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
- a.
de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en
bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van
huishoudelijkafvalwater; en
- b.
de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het
ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde
structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de
grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te
beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
- 1.
De belasting wordt geheven:
- a.
van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot
heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel
dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke
riolering dan wel dat belang heeft bij de nakoming van de
gemeentelijke zorgplichten, waaronder de zorg voor grondwater en
het voorkomen van de nadelige gevolgen van de grondwaterstand,
verder te noemen eigenarendeel; en
- b.
van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of
indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder
te noemen het gebruikersdeel.
- 2.
Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een
onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of
beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar
als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat
hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of
beperkt recht is.
- 3.
Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker
aangemerkt:
- a.
degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan
niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk
recht gebruikt;
- b.
ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als
bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat
gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
- c.
degene die, niet zijnde de onder a of b genoemde gebruiker, met
waterbedrijf Brabant Water een overeenkomst tot levering is
aangegaan.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling
bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt het:
- a.
eigenarendeel geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte,
met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen
als een geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden
aangemerkt;
- b.
gebruikersdeel geheven van degene die met waterbedrijf Brabant Water
een overeenkomst tot levering is aangegaan, met inbegrip van de
zelfstandige gedeelten welke via een doorverbinding van water worden
voorzien. Het al dan niet aanwezig zijn van tussenmeters is hierbij
niet van belang.
Artikel 5 Grondslag en maatstaf van heffing
- 1.
Het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per
perceel.
- 2.
Het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters
water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.
- 3.
Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het totaal aantal
kubieke meters ingenomen water dat in de verbruiksperiode is
ingenomen.
- 4.
Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die
pompinstallatie zijn voorzien van een:
- a.
geijkte watermeter, waarvan de hoeveelheid opgevangen of
opgepompt water kan worden afgelezen, of
- b.
geijkte bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een
pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest
kan worden afgelezen.
De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de
hoeveelheid opgevangen of opgepompt water geschiedt op grond van enige
andere voorschrift of wettelijke bepaling.
- 6.
Voor zover de gegevens als bedoeld in het derde lid van dit artikel
niet bekend zijn, wordt het waterverbruik door de in artikel 231,
tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar
vastgesteld naar rato van de afgevoerde hoeveelheid water vanuit
vergelijkbare percelen.
- 7.
Indien door de gebruiker wordt aangetoond dat, op voet van de in het
derde lid berekende totale hoeveelheid ingenomen water, méér dan 200
m3 niet via de gemeentelijke riolering is afgevoerd,
wordt het waterverbruik verminderd met de op andere wijze afgevoerde
hoeveelheid, voorzover die hoeveelheid de 200 m3
overschrijdt.
- 8.
Ten aanzien van objecten welke bij gemeente Sint Anthonis
geregistreerd staan als “agrarische bedrijven” wordt bepaald, dat
bij de heffing wordt uitgegaan van maximaal 250 m3
geloosd water per jaar, met uitzondering van die objecten waarbij op
grond van enige andere wettelijke bepaling of voorschrift het debiet
op een andere wijze wordt vastgesteld.
- 9.
Indien de registratie van het water, dat op de gemeentelijke
riolering wordt geloosd, plaatsvindt met behulp van een debietmeter,
vindt in afwijking van de in dit artikel eerder genoemde wijzen,
altijd verrekening plaats naar het aantal kubieke meters die op de
debietmeter worden afgelezen.
Artikel 6 Belastingtarieven
- 1.
Het eigenarendeel bedraagt € 104,00 per
perceel.
- 2.
Het gebruikersdeel bedraagt voor elke volle kubieke meter
water:
- a.
€ 1,13 per kubieke meter water van 0
m3 tot en met 1000 m3;
- b.
€0,88 per kubieke meter water vanaf
1.001 m3 tot en met 5.000 m3;
- c.
€0,59 per kubieke meter water vanaf
5.001 m3 tot en met 10.000 m3;
- d.
€0,39 per kubieke meter water vanaf
10.001 m3.
Artikel 7 Belastingjaar
- 1.
Het belastingjaar is voor wat betreft het eigenarendeel gelijk aan het
kalenderjaar.
- 2.
Voor het gebruikersdeel is het belastingjaar gelijk aan de
verbruiksperiode zoals die voor de betrokken belastingplichtige voor het
desbetreffende perceel geldt.
Artikel 8 Wijze van heffing
- 1.
Het eigenarendeel wordt geheven bij wege van aanslag.
- 2.
Indien in het belastingjaar vanuit een perceel minder dan 1.000 kubieke
meter water is of wordt afgevoerd wordt het gebruikersdeel geheven bij
wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Deze kan worden
afgedrukt op de (jaar)afrekening van waterbedrijf Brabant Water. Als
dagtekening van de kennisgeving geldt in dat geval de dagtekening van de
(jaar)afrekening van Brabant Water. Als kennisgeving van voorlopig
gevorderde bedragen wordt aangemerkt de voorschotnota van Brabant
Water.
- 3.
De voorlopig gevorderde bedragen worden met het definitief gevorderde
bedrag verrekend.
- 4.
Indien het gebruikersdeel, niet kan worden geheven door middel van de
kennisgeving als bedoeld in het tweede lid wordt het recht geheven door
middel van een aanslag.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- 1.
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of
voor het gebruikersdeel, zo dit later is, bij de aanvang van de
belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het gebruik van het
perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar
aanvangt, is het recht verschuldigd met ingang van de dag nadat het
perceel in gebruik is genomen.
- 3.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het gebruik van het
perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar
eindigt, is het recht verschuldigd tot en met de dag waarop het
gebruik van dat perceel wordt beëindigd.
- 4.
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de
belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander
perceel in gebruik neemt.
Artikel 10 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990
moeten de aanslagen worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan
de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand
volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is
vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand
later.
- 2.
Voor heffingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, geldt in
afwijking van artikel 10, eerste lid: in zoverre de verschuldigde
bedragen door middel van automatische incasso van het International
Bank Account Number (IBAN) van de belastingplichtige kunnen worden
afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke
termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de
maand volgende op de maand die in de dagtekening van het
aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens
een maand later.
- 3.
Daar waar artikel 8, tweede lid, van toepassing is, moet het
voorlopig gevorderde bedrag, alsmede het definitief gevorderde
bedrag worden betaald tegelijk met en op dezelfde wijze als die
waarop het voorschotbedrag, onderscheidenlijk het definitieve bedrag
van de afrekening van waterbedrijf Brabant Water moet worden
betaald.
- 4.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste
lid gestelde termijnen.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en invordering van de rioolheffing.
Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De ‘Verordening rioolrechten 2014’ van 9 december 2013 wordt
ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van
ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing
blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben
voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na
die van de bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van heffing is 1 januari 2015.
- 4.
Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening rioolheffing
2015”.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente
Sint Anthonis van 11 december 2014.
de griffier, de voorzitter,
mr. A.P.J.L. Keijzers, M.L.P. Sijbers