Organisatie | Almere |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels verordeningen Jeugdwet en Wmo 2015 |
Citeertitel | Nadere regels verordeningen Jeugdwet en Wmo 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-03-2017 | 29-12-2017 | wijziging diverse onderdelen | 28-02-2017 Gemeenteblad Almere, nr. 687, 21-03-2017 | Geen | |
11-05-2016 | 22-03-2017 | wijziging onderdeel 11 | 25-04-2016 Gemeenteblad Almere, nr. 350, 10-05-2016 | Geen | |
06-02-2016 | 30-09-2015 | 11-05-2016 | wijziging laatste alinea onderdeel 9 | 15-12-2015 Gemeenteblad Almere, nr. 213, 05-02-2016 | Geen |
30-09-2015 | 06-02-2016 | wijziging laatste zin onderdeel 11 | 15-09-2015 Gemeenteblad Almere, nr. 126, 29-09-2015 | Geen | |
15-09-2015 | 30-09-2015 | wijziging onderdeel 9 | 08-09-2015 Gemeenteblad Almere, nr. 120, 14-09-2015 | Geen | |
08-07-2015 | 01-01-2015 | art. 11 | 01-07-2015 Gemeenteblad Almere, nr. 96, 07-07-2015 | Geen | |
08-07-2015 | wijziging onderdeel 11 | 01-07-2015 Gemeenteblad Almere, nr. 96, 07-07-2015 | Geen | ||
01-01-2015 | 08-07-2015 | nieuwe regeling | 09-12-2014 Gemeenteblad Almere, nr. 2, 08-01-2015 | Geen |
Het college van burgemeester en wethouders vanAlmere,
Overwegende dat de Verordening jeugdhulp gemeente Almere en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Almere nadere regelgeving voorschrijven,
Vast te stellen de navolgende Nadere regels verordeningen Jeugdwet en WMO 2015:
Algemeen uitgangspunt bij maatwerkvoorzieningen
Bij de uitvoering van deze Nadere regels staat bij maatwerkvoorzieningen maatwerk voorop. Dit betekent dat het college in geval van maatwerkvoorzieningen kan afwijken van de bepalingen van deze Nadere regels die maatwerk in de weg staan.
Onder ‘cliënt’ wordt tevens verstaan jeugdige en/of ouders.
Invulling begrip "gebruikelijke hulp" zoals omschreven in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en deze Nadere regels
Aan het begrip "gebruikelijke hulp", zoals omschreven in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en deze Nadere regels, wordt invulling gegeven zoveel overeenkomstig het Protocol Gebruikelijke zorg van het Centrum Indicatiestelling Zorg van april 2015.
(verordening wmo art.2, jeugd art.4)
In spoedeisende gevallen treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke voorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek, dan wel treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Jeugdwet.
(verordening wmo art.2, jeugd art.4)
(verordening wmo art.2, jeugd art.4)
Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover deze redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om met een eigen plan te komen, inclusief ideeën voor de behandeling,en stelt deze in de gelegenheid het plan te overhandigen. Tevens wordt de cliënt geïnformeerd over de mogelijkheid om bij het opstellen van het plan ondersteuning te krijgen.
(verordening wmo art.2, jeugd art.4)
Beleidsuitgangspunt (in deze Nadere regels zijn - daar waar van toepassing - "beleidsuitgangspunten" genoemd. Dit betreft uitgangspunten die door de gemeenteraad zijn vastgesteld in het beleidsplan 'Almere aan zet' d.d. 23 oktober 2014 en mede de basis vormen voor het opstellen van deze Nadere regels).:
De oplossing voor een hulpvraag is altijd maatwerk. Het is de combinatie van eigen netwerken, mantelzorg, algemene voorzieningen en individuele voorzieningen dat het gewenste resultaat moet opleveren. Echter daar waar specifiek gesproken wordt over maatwerkvoorziening, c.q. individuele voorziening wordt bedoeld: die voorzieningen waarvoor een toegangsbepaling (voorheen ‘indicatie’) vereist is.
(verordening wmo art.2, jeugd art.4)
(verordening wmo art.2, jeugd art.4)
De Wmo 2015 legt bevoegdhedenbij het college van burgemeester en wethouders. De uitvoering hiervan zal echter in de regel namens het college gedaan worden (in mandaat) door deskundige adviseurs. In Almere is de formele toegang tot ondersteuning zoveel mogelijk wijkgericht georganiseerd in wijkteams. Dit is een samenwerkingsverband van professionals op het gebied van welzijn en zorg, inclusief medewerkers van de gemeente.
Bij het vaststellen van de noodzaak van een maatwerkvoorzieningheeft de gemandateerde ambtenaar, c.q. professional een grote discretionaire bevoegdheid.
8. Criteria voor een maatwerkvoorziening, afwegingskader
(verordening wmo art.2, jeugd art.4)
Het college neemt het verslag van het onderzoek als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.
Bij de verstrekking van voorzieningen worden de volgende resultaten nagestreefd:
1. Criteria maatwerkvoorziening
Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:
ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en
ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen.
ter compensatie van de problemen die zich kunnen voordoen bij jeugdigen,
indien andere mogelijkheden om het opvoed- of opgroeiprobleem op te lossen of draagbaar te maken voor de jeugdige en zijn omgeving, zijn uitgeput. Deze problemen kunnen zich voordoen ten gevolge van (vermoedelijke) onveiligheid, of een (vermoedelijke) psychische stoornis, of een licht verstandelijke beperking;
Een maatwerkvoorziening wordt ook ingezet als er sprake is van een acute onveilige situatie, of wanneer de jeugdige naar inzicht van het College ernstig in zijn/haar ontwikkeling wordt bedreigd.
Een maatwerkvoorziening kan tevens worden ingezet als onderdeel van een jeugdbeschermingsmaatregel door een daartoe gecertificeerde instelling als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Jeugdwet.
Ten aanzien van een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid en participatie geldt dat een cliënt alleen voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt als:
Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven, tenzij
Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.
2.Aanvullende criteria Opvang en Beschermd wonen
De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
9. Persoonsgebonden budget (PGB)
Het college verstrekt een persoonsgebonden budget (PGB) alleen ten aanzien van maatwerkvoorzieningen die onder de Jeugdwet of de Wmo 2015 vallen en waarvoor een toegangsbepaling geldt. Dat betekent dat bij algemene voorzieningen geen persoonsgebonden budget wordt verstrekt.
1 Voorwaarden om een PGB toegekend te kunnen krijgen
Het college kan een PGB verstrekken indien in ieder geval wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
De tweede voorwaarde betreft de "bekwaamheid" van de aanvrager. Van de aanvrager (of diens (wettelijke) vertegenwoordiger) wordt verwacht dat deze zelfstandig, een redelijke waardering kan maken van zijn belangen ten aanzien van zijn aanvraag. Een client of diens vertegenwoordiger moet duidelijk kunnen maken welke problemen deze heeft, hoe deze zijn ontstaan en bij welke ondersteuning deze gebaat is. Van de aanvrager of diens vertegenwoordiger wordt verwacht dat hij zelf begrijpt welke rechten en plichten verbonden zijn aan het op een verantwoorde wijze uitvoeren van een PGB. Bijvoorbeeld het kiezen van de juiste zorgverlener, het aangaan van een contract, het in de praktijk aansturen van de zorgverlener en het bijhouden van een correcte administratie. Om na te gaan of de client of diens vertegenwoordiger op verantwoorde wijze met het PGB om kan gaan, wordt de bekwaamheid van de budgethouder beoordeeld. De beoordelingscriteria zijn:
Is de budgethouder (of dienst (wettelijke) vertegenwoordiger) in staat de verantwoordelijkheid van de opdrachtgeverstaak op zich te nemen, zoals het zoeken van een zorgaanbieder, het voeren van sollicitaitegesprekken, zorgcontracten (laten) opstellen, accorderen van facturen en het bewaken van de kwaliteit en voortgang van de zorg.
Een client kan beslissen bovengenoemde taken door een derde te laten uitvoeren. De eventuele kosten hiervoor worden niet uit het PGB vergoed. Het is niet toegestaan bovengenoemde taken te laten uitvoeren door een derde die tevens de zorg of de voorzieningen levert.
Het college kan een PGB ook weigeren als er reeds tijdens het onderzoek naar aanleiding van de aanvraag een ernstig vermoeden is dat de aanvrager problemen zal (gaan) krijgen met het beheren van een PGB om andere redenen.
Te denken valt aan de volgende situaties:
De aanvrager van een PGB is verplicht een PGB-uitvoeringsplan op te stellen. Aan de hand van dit plan beoordeelt het college of de keuze voor de leveringsvorm PGB voldoende onderbouwd is en of de in te kopen zorg van voldoende kwaliteit is.
3 Duur van de beschikking voor leveringsvorm PGB
4 Uitsluiting van leveringsvorm PGB informele zorg dagbesteding
Het college verstrekt geen PGB om dagbesteding in te kopen via het informele netwerk. Aanbieders van dagbesteding moeten voldoen aan dezelfde kwaliteitscriteria als de Zorg in Natura gecontracteerde aanbieders.
5 Uitsluiting van de leveringsvorm PGB voor informele zorg behandeling (Jeugdwet)
Het college verstrekt geen PGB om behandeling in te kopen via het informele netwerk. Aanbieders van behandeling moeten voldoen aan dezelfde kwaliteitscriteria als de Zorg in Natura gecontracteerde aanbieders.
6 De leveringsvorm PGB voor hulpmiddelen en woningaanpassingen
Deze PGB's zijn door de SVB gemandateerd aan de gemeente en verlopen dus niet via de SVB.
De leveringsvorm PGB voor hulpmiddelen en woningaanpassingen wordt afgegeven voor een periode van 6 jaar (dit geldt ook voor roerende woonvoorzieningen). Uitzondering hierop is de zogenaamde "Woningaanpassing bouwkundig". Indien de gebruiksduur van de voorziening korter is dan de levensduur, wordt geen PGB toegekend.
Toekenning van de leveringsvorm PGB vindt niet plaats wanneer client bij het indienen van zijn aanvraag om een PGB weet of redelijkerwijs kan weten dat deze op een zodanige termijn gaat verhuizen naar een andere woning of een intramurale setting, dat de afschrijftermijn van de voorziening ten tijde daarvan nog niet zal zijn verstreken.
Een PGB voor een woningaanpassing wordt toegekend aan de huurder van de woning en in geval van een koopwoning aan de eigenaar van de woning.
7 Uitsluiting van de leveringsvorm PGB voor Beschermd wonen (Wmo) in de thuissituatie
Beschermd wonen is wonen in een accomodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de client of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Wanneer een client een toegang krijgt voor het beschermd wonen wordt daarmee feitelijk aangegeven dat iemand niet thuis kan wonen maar moet wonen in een accomodatie van een instelling met de daarbij behorende toezicht en begeleiding. Dit zou wel mogelijk kunnen zijn in een kleinschalige woonvorm, mits aan dezelfde kwaliteitseisen wordt voldaan als bij de gesubsidieerde instellingen voor beschermd wonen.
Een kleinschalige woonvorm bestaat uit minimaal 3 en maximaal 26 bewoners waarbij:
De hoogte van het PGB wordt afgestemd op de 'goedkoopst adequate voorziening'. Wanneer een voorziening duurder is, kan een aanvrager desgewenst zelf bijbetalen.
Bij de bepaling van de hoogte van een PGB voor dienstverlening wordt onderscheid gemaakt in ondersteuning door professionals en (informele) ondersteuning door mantelzorgers en/of personen uit het sociale netwerk. De PGB-tarieven voor professionals zijn maximaal de tarieven van de goedkoopste Zorg in Natura (ZiN) aanbieder. Het is toegestaan duurdere zorg of meer uren in te kopen. De client moet in dat geval het verschil zelf bijbetalen.
Het PGB tarief beschermd wonen in een kleinschalige woonvorm is 80% van het tarief van de gesubsidieerde instellingen. Dit tarief is inclusief woontoeslag en dagbesteding.
Het PGB tarief voor kortdurend verblijf binnen het sociale netwerk of bij vrijwilligers is gelijk aan de door het Rijk vastgestelde vergoeding voor pleegvergoeding.
Het maximale PGB tarief voor Hulp bij het huishouden is voor HH1: 15,20 euro en voor HH2: 19,60 euro per uur.
De hoogte van een PGB voor een zaak wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de zaak die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt, eventueel rekening houdend met een door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering.
Een client aan wie een PGB wordt verstrekt, kan begeleiding en persoonlijkere verzorging betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk. Het uurtarief voor personen uit het sociaal netwerk (de zogenaamde informele zorg) is maximaal het op grond van de Wet langdurige zorg geldende PGB-uurtarief voor hulp van niet-professionele zorgverlener.
De hoogte van het PGB wordt bepaald op basis van de PGB-tarieven voor de toegekende zorg, de omvang en de duur van de zorg. Tussenpersonen of belangenbehartigers mogen niet uit het PGB worden betaald. Voor personen die vóór 1 januari 2015 een PGB voor HH (Hulp bij het Huishouden) ontvingen dat nadien - ongeacht wijzigingen in hoogte - onderbroken is voortgezet, geldt niet het verbod dat tussenpersonen of belangenbehartigers niet uit het PGB mogen worden betaald.
Na ontvangst van de beschikking heeft belanghebbende drie maanden de tijd om het PGB te gaan besteden waarvoor het is bedoeld. Gebeurt dit niet, dan wordt de voorziening ingetrokken. Voor die tijd wordt contact gezocht met belanghebbende om te vragen of het lukt om een voorziening aan te schaffen. Mocht het nodig zijn, dan krijgt belanghebbende alsnog de mogelijkheid om naar een voorziening in natura over te stappen.
Het is toegestaan om een PGB voor maximaal 6 weken per jaar in het buitenland te besteden. Als er gedurende deze periode een andere zorgverlener wordt ingezet, dan moet daarvoor een afzonderlijke zorgovereenkomst worden afgesloten met een lokale zorgaanbieder. Deze zorgovereenkomst moet door het College worden geaccordeerd.
Als in het buitenland zorgverleners worden ingehuurd die niet onder de Nederlandse belastingwetgeving vallen dan geldt voor het maximale tarief voor het PGB voor de periode dat de client in het buitenland verblijft het voor dat land geldende 'aanvaardbaarheidspercentage' van het Zorgkantoor.
Eventuele reiskosten van de zorgverlener mogen niet uit het PGB worden vergoed. Reiskosten moeten worden verrekend in de tussen client en zorgverlener overeengekomen uurtarieven.
In de regels rond eigen bijdrage wordt onderscheid gemaakt in maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen. Tevens is er een verschil tussen eigen bijdragen voor maatschappelijke ondersteuning, ouderbijdragen jeugdhulp en eigen bijdrage verblijf in opvang en beschermd wonen.
Bij de maatwerkvoorzieningenin de Wet maatschappelijke ondersteuning (woningaanpassingen, vervoer, begeleiding en opvang) wordt altijd een eigen bijdrage toegepast, behalve bij rolstoelen, en tenzij dit wettelijk gezien niet is toegestaan.
1.Eigen bijdrage maatwerkvoorzieningenmaatschappelijke ondersteuning.
Bij de verstrekking van een maatwerkvoorziening is de maximaal toegestane eigen bijdrage verschuldigd. De hoogte hiervan wordt vastgesteld op grond van het inkomen volgens de landelijke normen die hiervoor gelden. De eigen bijdrage wordt berekend door het Centraal Administratiekantoor (CAK). Er wordt een eigen bijdrage gevraagd voor alle voorzieningen, behalve:
2. Eigen bijdrage verblijf in opvang en beschermd wonen
Bij het verblijf in beschermd wonen is de maximale eigen bijdrage verschuldigd. De hoogte hiervan wordt vastgesteld op grond van het inkomen volgens de landelijke normen die hiervoor gelden. De eigen bijdrage wordt berekend door het Centraal Administratiekantoor (CAK).
Bij verblijf in de maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en in begeleid wonen (niet zelfstandig) is een maximale eigen bijdrage verschuldigd indien een persoon van 18 jaar of ouder langer dan één etmaal gebruik maakt van deze 24-uurs verblijfsvoorzieningen. Vaststelling en inning van deze eigen bijdrage is opgedragen aan de opvanginstellingen. De hoogte van de eigen bijdrage zal nooit de werkelijke kostprijs of feitelijke woonlasten te boven mogen gaan.
Bij verblijf in de maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en in begeleid wonen (niet zelfstandig) dient een persoon minimaal zak en kleedgeld over te houden plus de nominale premie ziektekosten minus de zorgtoeslag en waar nodig geld voor voeding (Nibud norm).
Mantelzorgers moeten weten dat ze worden gewaardeerd. Er is erkenning via collectieve activiteiten (bijvoorbeeld het ontmoetingscentrum voor de mantelzorgers van mensen met dementie) en in 2015 kwam daar ook een individuele waardering, voorheen het zogenaamde mantelzorgcompliment, bij. Het college bepaalt bij nadere regels hoe het deze individuele mantelzorgwaardering gaat geven .
Onderstaande regeling is van toepassing voor de jaren 2016, 2017 en 2018.
Een mantelzorger die zorgt voor een inwoner van Almere komt in aanmerking voor mantelzorgwaardering. Onder mantelzorger wordt verstaan een persoon die zorg verricht welke voldoet aan de volgende omschrijving: zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie. Het gaat daarbij om het geven van meer dan gebruikelijke zorg, meer dan acht uur per week, gedurende tenminste drie maanden aaneengesloten. Deze drie maanden liggen voor 2016 tussen 1 oktober 2015 en 1 oktober 2016, voor 2017 tussen 1 oktober 2016 en 1 oktober 2017 en voor 2018 tussen 1 oktober 2017 en 1 oktober 2018.
Aanvragen voor de mantelzorgwaardering dienen uiterlijk voor 1 oktober van het desbetreffende jaar waarop de aanvraag betrekking heeft door de gemeente te zijn ontvangen. Aanvragen kunnen enkel worden gedaan door middel van een daartoe vastgesteld formulier. Enkel volledig ingevulde en tijdig ontvangen formulieren worden in behandeling genomen.
Uiterlijk 1 november van het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft, wordt op de aanvraag een besluit genomen.
De mantelzorgwaardering wordt uitgereikt rond de dag van de mantelzorg te weten 10 november van het desbetreffende jaar.
De mantelzorgwaardering is als volgt:
Voor jongeren tot 12 jaar: het deelnemen aan een feestelijke activiteit passend bij deze leeftijdsgroep
Voor jongeren van 12 jaar tot 18 jaar: het deelnemen aan een feestelijke activiteit passend bij deze leeftijdsgroep
Voor personen van 18 jaar en ouder: een VVV-bon
De waarde van de VVV-bon wordt als volgt bepaald:
Beschikbaar is een bedrag van € 345.000,=
Daarop wordt in mindering gebracht het aantal personen jonger dan 18 jaar dat voor de mantelzorgwaardering in aanmkering komt vermenigvuldigd met een bedrag van € 20,=.
Het overblijvende bedrag wordt gedeeld door het aantal personen ouder dan 18 jaar dat voor de mantelzorgwaardering in aanmerking komt. Dit bedrag wordt naar beneden afgerond tot het bedrag waarvoor een VVV-bon beschikbaar is zulks met dien verstande dat dit bedrag niet hoger zal zijn dan € 200,= (tweehonderd euro).
12. Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen
De gemeente brengt de maatwerkvoorziening onder in een collectieve zorgverzekering waarin ook de eigen bijdrage voor de Wmo is meeverzekerd. Mensen kunnen afhankelijk van hun inkomen en gekozen aanvullend pakket een compensatie van de gemeente ontvangen.
Een ingezetene kan op verzoek deelnemen aan een door de gemeente afgesloten collectieve zorgverzekering in geval deze een inkomen heeft dat niet meer bedraagt dan maximaal 130% van de bijstandsnorm.
Deze Nadere regels worden aangehaald als Nadere regels verordeningen Jeugdwet en Wmo 2015.
Deze Nadere regels treden op 1 januari 2015 in werking.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Almere van 9 december 2014