Organisatie | Bergen op Zoom |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening eigen bijdragen maatschappelijke opvang |
Citeertitel | Verordening eigen bijdragen maatschappelijke opvang |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
De datum van bekendmaking is niet exact te achterhalen.
Gemeentewet, art. 149
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2002 | 01-01-2011 | nieuwe regeling | 29-11-2001 Weekblad Bergen op Zoomse Bode 08-02-2001 | RVBSMD/36 |
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Artikel 3 Verschuldiging en inning van de eigen bijdrage
De instelling die de voorziening voor maatschappelijke opvang aanbiedt, dient de cliënt gedurende het verblijf in de voorziening een eigen bijdrage in de kosten van opvang in rekening te brengen over elke dag van verblijf, te berekenen vanaf de dag van aanvang van de dienstverlening tot de dag van de beëindiging van de dienstverlening.
Artikel 4 Eigen bijdrage bed-/bad-/broodvoorziening
De bijdrage per overnachting van een cliënt van de bed-/bad-/broodvoorziening wordt jaarlijks na overleg met de instelling door het college vastgesteld.
Artikel 5 Eigen bijdrage algemene crisisopvang en begeleide opvang De Paraplu
De bijdrage per maand die aan de cliënt van 21 jaar en ouder in rekening wordt gebracht, is gelijk aan de uitkomst van de formule: A+B-C, waarbij A staat voor de voor de cliënt toepasselijke bijstandsnorm ingevolge artikel 30 Abw; B voor de toepasselijke toeslag ingevolge artikel 33 Abw en C voor bijstandsnorm ingevolge artikel 31 Abw.
De bijdrage per maand die aan de cliënt jonger dan 21 jaar in rekening wordt gebracht is gelijk aan de uitkomst van de formule: A - C, waarbij A staat voor de toepasselijke bijstandsnorm ingevolge artikel 30 Abw en C staat voor de bijstandsnorm ingevolge art. 31 Abw, met dien verstande dat de cliënt per maand ten minste het bedrag ingevolge de bijstandsnorm art. 31 Abw tot zijn beschikking moet hebben.
Hoofdstuk 3 Overige en slotbepalingen
Artikel 9 Intrekking oude regeling
De Subsidieregeling algemeen crisisopvangcentrum (SO/20, 22-12-1994), zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 22-12-1994 en welke in werking is getreden op 1 januari 1994, wordt ingetrokken op het moment dat deze verordening in werking treedt.
Artikel 11 Overgangsbepalingen
Voor cliënten die voor de inwerkingtreding van deze verordening gebruik maakten van één van de in deze verordening opgenomen voorzieningen, worden de eigen bijdragen in de periode van 01-01- 2002 t/m 28-02-2002 geheven conform de systematiek zoals die voor de inwerkingtreding van de deze verordening werd gehanteerd.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds de voorzieningen voor residentiële opvang en het passantenverblijf. Een voorziening voor residentiële opvang biedt onderdak, slaapgelegenheid, voeding en begeleiding bij psychosociale en/of maatschappelijke problemen. Zowel de algemene crisisopvang voor volwassenen als de begeleide opvang 'De Paraplu' vallen onder deze noemer. Het passantenverblijf is gericht op het bieden van bed-, bad- en brood. Voor de residentiële voorzieningen worden de eigen bijdragen op eenzelfde wijze bepaald. Het maakt m.a.w. niet uit of de cliënt in de algemene crisisopvang dan wel in de begeleide opvang verblijft; de eigen bijdrage wordt op dezelfde manier vastgesteld. Het passantenverblijf kent een andere wijze van vaststellen van de eigen bijdrage, namelijk een vaste bijdrage per nacht (jaarlijks vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders).
Met het begrip 'voltijds verblijf wordt gedoeld op een product binnen een voorziening. Het gaat hierbij om het bieden van onderdak gedurende 24 uur per etmaal. Begeleiding, het aanbieden van zorg of voeding zijn andere producten die geboden kunnen worden binnen één voorziening. Alle voorzieningen die gedurende 24 uur per etmaal verblijfsruimte aanbieden, hebben het product voltijds verblijf aan de cliënt.
In dit artikel wordt bepaald op welke maatschappelijke opvangvoorzieningen in de regio Westelijk Noord-Brabant het gestelde in de verordening van toepassing is.
Artikel 3 Verschuldiging en inning van de eigen bijdrage
De instelling die de voorziening voor maatschappelijke opvang aanbiedt, dient de cliënt gedurende het verblijf in de voorziening een eigen bijdrage in de kosten van opvang in rekening te brengen. In dit artikel wordt geregeld over welke dagen een bijdrage verschuldigd is. De bijdrage is verschuldigd over elke dag van de periode waarover de dienstverlening zich uitstrekt. Niet relevant is daarbij of gedurende al deze dagen ook daadwerkelijk van de geboden dienstverlening gebruik wordt gemaakt.
Artikel 4 Eigen bijdrage bed-/bad/-broodvoorziening
De cliënten van de bed/bad-/broodvoorziening zijn een eigen bijdrage per overnachting verschuldigd. Dit betreft een bijdrage in de kosten van 'bed, bad en brood'. De bijdrage wordt jaarlijks, na overleg met de instelling, door het college vastgesteld.
Artikel 5 Eigen bijdrage algemene crisisopvang en begeleide opvang De Paraplu
De eigen bijdrage is zo vastgesteld dat (1) deze uit een bijstandskering kan worden betaald, en (2) dat er altijd minimaal een bedrag wordt vrijgelaten voor persoonlijke uitgaven (C). Dit laatste bedrag komt overeen met het normbedrag voor bijstand bij verblijf in een inrichting ingevolge artikel 31 Abw. De hoogte van de eigen bijdrage van personen van 21 jaar of ouder is direct gerelateerd aan de voor de cliënt toepasselijke bijstandsnorm (A) plus de toepasselijke toeslag (B). Degenen die een nettoinkomen hebben boven de toepasselijke bijstandsnorm plus toeslag, mogen het meerdere behouden. Er worden geen eigen bijdragen geheven voor minderjarige kinderen van cliënten die in de maatschappelijke opvangvoorzieningen verblijven.
Toepasselijke bijstandsnorm (A)
De toepasselijke bijstandsnorm is de basisnorm van toepassing op de cliënt (ongeacht het feitelijke inkomen) gezien zijn leefvorm. De bijstandswet maakt bij personen van 21 jaar en ouder een onderscheid tussen:
De toepasselijke toeslag heeft betrekking op de toeslag die van toepassing is op de cliënt, ongeacht het feitelijk inkomen, gezien de persoonlijke situatie. Op grond van artikel 33 Abw kan wanneer een alleenstaande ouder hogere algemeen noodzakelijke kosten van bestaan heeft dan waarin de basisnorm voorziet, als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een ander, een toeslag worden verleend. De toeslag bedraagt maximaal 20% van het netto-inkomen.
Ook voor personen jonger dan 21 jaar geldt het uitgangspunt dat de hoogte van de eigen bijdrage zo wordt vastgesteld dat (1) deze uit een bijstandsuitkering kan worden betaald en dat (2) er altijd minimaal een bedrag wordt vrijgelaten voor persoonlijke uitgaven.
De eigen bijdrage voor personen jonger dan 21 jaar, dient te worden berekend volgens de formule A - C, waarbij A staat voor de bijstandsnorm ingevolge artikel 30 Abw en C staat voor de bijstandsnorm ingevolge artikel 31 Abw. Indien toepassing van de formule er toe leidt dat de cliënt een maandinkomen overhoudt dat lager ligt dan de bijstandsnorm ingevolge artikel 31 Abw, moet de eigen bijdrage dusdanig worden verlaagd dat de cliënt in ieder geval de beschikking houdt over een bedrag voor persoonlijke uitgaven (het zgn. zak- en kleedgeld, welke gelijk is aan de bijstandsnorm ingevolge artikel 31 Abw).
Feit is weliswaar dat zowel artikel 30 als 31 Abw betrekking hebben op een belanghebbende van 21 jaar of ouder, maar in de uitvoeringspraktijk wordt in het kader van de verlening van bijzondere bijstand aan personen die jonger zijn dan 21 jaar ook aangesloten bij de bedragen genoemd in deze artikelen.
Voor degenen die studiefinanciering ontvangen geldt dat het hierbij behorende normbedrag voor levensonderhoud op gelijke wijze vastgesteld moet worden als geformuleerd in artikel 48 Abw.
In dit lid wordt geregeld over welke dagen de cliënt een bijdrage verschuldigd is, namelijk over elke dag van de periode waarover de dienstverlening zich uitstrekt. Niet relevant is daarbij of gedurende al deze dagen ook daadwerkelijk van de geboden dienstverlening gebruik wordt gemaakt. Zo is bijvoorbeeld ook een bijdrage verschuldigd over de dagen dat een cliënt op familiebezoek is en derhalve tijdelijk geen gebruik maakt van de voorziening.
Lid 4 bepaalt dat cliënten die op grond van artikel 31 van de Abw een bijstandsuitkering ontvangen geen eigen bijdrage hoeven te betalen. De reden hiervoor is dat de Abw voor cliënten die verblijven in een inrichting aparte normbedragen kent. Deze normbedragen zijn vastgelegd in artikel 31 Abw. De reden voor het hanteren van aparte normbedragen voor personen in inrichtingen is dat personen die ter verpleging of verzorging in een inrichting verblijven niet worden geconfronteerd met een aantal belangrijke bestaanskosten. In voeding, huisvesting, verwarming, onderhoud en dergelijke wordt voorzien door de inrichting. Het normbedrag is afgestemd op de beperkte uitgaven die voor eigen rekening komen van de cliënt en biedt derhalve geen ruimte voor de afdracht van een eigen bijdrage.
Artikel 6 Eigen bijdrage van cliënten met een eigen huishouden
Dit artikel heeft betrekking op cliënten met een eigen huishouden die verblijven in een voorziening die voltijds verblijf aanbiedt en die te maken hebben met doorlopende vaste lasten. Deze cliënten kunnen vanwege de doorlopende kosten i.v.m. het aanhouden van de eigen woning slechts een klein deel van het inkomen besteden aan de opvang. In het verlengde van artikel 5 wordt ook van cliënten met een eigen huishouden een vaste bijdrage geheven.
Uitgangspunt bij de bepaling van de eigen bijdrage voor cliënten met een eigen huishouden is dat het verblijf in een voorziening die voltijds verblijf biedt een besparing oplevert. De onderstaande (door het Nibud opgestelde) tabel geeft aan wat de gemiddelde besparing per maand is aan energie en voeding naar grootte van het huishouden en hoogte van het inkomen bij verblijf in een residentiële voorziening die voorziet in huisvesting en voeding.
De hoogte van de eigen bijdrage zoals bedoeld in lid 1, komt overeen met de bespaarde kosten tijdens het verblijf in een voorziening. Voor cliënten met een eigen huishouding gelden de volgende vaste bijdragen per maand:
Vaste bijdrage per maand van cliënten met een eigen huishouden van een voorziening voor residentiele opvang naar grootte van het huishouden.
Het college stelt de desbetreffende tabel "eigen bijdrage voor cliënten met een eigen huishouden" jaarlijks vast.
Artikel 7 Onvoorziene omstandigheden
Dit artikel heeft betrekking op onvoorziene omstandigheden waarvoor in deze verordening geen bepalingen zijn opgenomen. De toepassing van dit artikel blijft beperkt tot individuele gevallen. Indien zich een dergelijke onvoorziene omstandigheid voordoet, stelt de instelling de hoogte van de eigen bijdrage vast, nadat hierover advies is gevraagd aan het college. Uiteraard dient de instelling bij de vaststelling van de eigen bijdrage rekening te houden met het advies van het college.
Op grond van dit artikel kan het college van burgemeester en wethouders in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen in deze verordening.
Artikel 11 Overgangsbepalingen
De verordening is van toepassing op alle cliënten die vanaf 1 januari 2002 instromen in één van de genoemde voorzieningen voor maatschappelijke opvang. Voor cliënten die al voor de inwerkingtreding van de verordening gebruik maakten van één van de genoemde voorzieningen geldt een overgangstermijn van twee maanden (01-01-2002 t/m 28-02-2002), waarin de eigen bijdragen worden geheven volgens de systematiek zoals die voor de inwerkingtreding van de verordening werd gehanteerd.