Organisatie | Emmen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van baatbelasting De Weiert. |
Citeertitel | Verordening baatbelasting De Weiert |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Financiën en economie |
Geen.
Gemeentewet, art. 222
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-10-2004 | 31-12-2009 | nieuwe regeling | 30-09-2004 Zuidenvelder, 4 oktober 2004 | Onbekend. |
De raad van de gemeente Emmen,
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 13 juli 2004, nummer 04/754:
Gelet op het bepaalde in artikel 222 van de Gemeentewet, het kostenverhaalsbesluit "De Weiert", vastgesteld bij raadsbesluit van 27 april 1995 en het raadsbesluit van 26 november 1998, dat kan worden aangehaald als "Actualisering Kostenoverzicht behorende bij het kostenverhaalsbesluit De Weiert";
Verordening op de heffing en de invordering van baatbelasting De Weiert.
Onder de naam "baatbelasting De Weiert' wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belasting geheven ter zake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente binnen de zwarte omlijning op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart nr. 100-G.2004, die op 1 januari 2003 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorzieningen die tot stand zijn of worden gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Artikel 4 Maatstaf van heffing
1. De maatstaf van heffing voor de aanleg van de voorzieningen exclusief overkappingen en luifels is de uitkomst van de volgende formule: (M x V x B) x 1 m2 waarin: M = het aantal volle vierkante meters oppervlakte per laag van de onroerende zaak bedoeld in lid 3 van dit artikel; . V = de verdiepingsfactor bedoeld in lid 4 van dit artikel; B = de bestemmingsfactor bedoeld in lid 5 van dit artikel;
2. De maatstaf van heffing voor de aanleg van de voorzieningen overkappingen en luifels is de uitkomst van de volgende formule: (MxLxV)x 1 m2 waarin M = het aantal volle vierkante meters oppervlakte per laag van de onroerende zaak bedoeld in lid 3 van dit artikel L = de liggingsfactor bedoeld in üd 6 van dit artikel. V1 = de verdiepingsfactor bedoeld in lid 7 van dit artikel
Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting
In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende 5 jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.
De belasting over de nog niet verstreken belastingjaren kan elk jaar worden afgekocht. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op 1 januari van het belastingjaar, waarin de afkoop plaatsvindt, nog te verschijnen belastingbedragen berekend naar een rentevoet van 4%.
Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel.
In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste hd gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.
Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het belastingtijdvak de eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak wordt overgedragen, wordt, voor de verdeling van de resterende belastingschuld, de maatstaf van heffing als bedoeld in artikel 4 voor de betreffende onroerende zaken opnieuw vastgesteld voor de nog niet verstreken belastingjaren.
Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de baatbelasting.