Organisatie | Gouda |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gouda houdende regels omtrent studietoeslag (Beleidsregels individuele studietoeslag Participatiewet) |
Citeertitel | Beleidsregels individuele studietoeslag Participatiewet |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2020 | 01-01-2020 | artikel 1 | 24-03-2020 | ||
26-02-2015 | 01-04-2020 | art. 1 | 17-02-2015 De Goudse Post, 25-02-2015 | 928334 | |
01-01-2015 | 01-01-2015 | 01-04-2020 | nieuwe regeling | 16-12-2014 De Goudse Post, 7-1-2015 | 922130 |
Artikel 1 Oordeel niet in staat tijdens studie bij te verdienen
Indien het college op basis van beschikbare gegevens van het Uitvoeringsinstituut Werkgeversverzekeringen, eventuele eerdere medische keuringen en informatie vanuit het netwerk, zoals bijvoorbeeld een onderwijsinstelling, de beoordeling bedoeld in het eerste lid kan maken, wint het geen arbeidskundig advies in.
Artikel 2 Vervallen recht op individuele studietoeslag
Indien belanghebbende niet meer voldoet aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36b van de Participatiewet vervalt het recht op de individuele studietoeslag per de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de persoon niet meer aan de voorwaarden voldoet.
TOELICHTING BELEIDSREGELS INDIVIDUELE STUDIETOESLAG PARTICIPATIEWET
De Invoeringswet Participatiewet introduceert een studieregeling in de Participatiewet: de individuele studietoeslag. Deze toeslag moet worden aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5 onderdeel d Participatiewet). Met de studieregeling krijgen gemeenten de mogelijkheid om aan mensen van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen, een individuele studietoeslag te verstrekken als ze studeren. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt. Een diploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en veel in zijn mars heeft.
De gedachte achter de individuele studietoeslag is dat het vooral voor mensen met een arbeidshandicap van belang is de positie op de arbeidsmarkt te verbeteren middels het behalen van een diploma. Werkgevers zijn volgens de wetgever vaak huiverig om mensen met een arbeidshandicap in dienst te nemen. De wetgever verwacht dat de drempel om een contract aan te bieden lager is als een werkgever ziet dat iemand met succes een studie heeft afgerond. Met het verstrekken van een individuele studietoeslag krijgen mensen met een arbeidshandicap een extra steun in de rug. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan.
Het college kan op verzoek - gelet op de individuele omstandigheden van een belanghebbende - individuele studietoeslag verlenen. Hiervoor is vereist dat belanghebbende op de datum van de aanvraag:
b) recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op
een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming
onderwijsbijdrage en schoolkosten;
c) geen in aanmerking te nemen vermogen heeft; en
d) een persoon is van wie is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het
verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie
Dit volgt uit artikel 36b lid 1 Participatiewet. Het verlenen van een individuele studietoeslag is een discretionaire bevoegdheid van het college. De voorwaarden dat een belanghebbende recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOS-tegemoetkoming, moet niet zodanig worden geïnterpreteerd dat belanghebbende ook daadwerkelijk studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het is voldoende dat hij recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming. Of recht hierop bestaat is afhankelijk van de gekozen opleiding, de leeftijd en het inkomen van een belanghebbende.
Naast de verordening waarin onder andere de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag is opgenomen kan het college ook beleidsregels vaststellen. In beleidsregels kan het college nadere regels stellen aan wie een individuele studietoeslag kan worden verstrekt. In de beleidsregels kunnen ook groepen worden uitgesloten van het recht op individuele studietoeslag.
Artikel 1 Oordeel verdienen wettelijk minimumloon en mogelijkheden tot arbeidsparticipatie
Indien voor belanghebbende eerder onderzoek door het UWV is uitgevoerd, en is hieruit gebleken dat belanghebbende niet in staat is het minimumloon te verdienen, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft (positieve indicatie), dan wordt de individuele studietoeslag toegekend, mits belanghebbende aan de voorwaarden voldoet als genoemd in artikel 36b van de Participatiewet.
Indien belanghebbende deze bescheiden niet kan overleggen wordt er een arbeidskundig onderzoek verricht. Indien hieruit blijkt dat belanghebbende met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, dan wordt de individuele studietoeslag toegekend, mits belanghebbende aan de voorwaarden voldoet als genoemd in artikel 36b van de Participatiewet. De kosten voor dit onderzoek worden gedragen door de gemeente.
Artikel 2 Vervallen van het recht op toeslag
Indien belanghebbende niet meer voldoet aan alle voorwaarden voor het recht op een individuele studietoeslag, vervalt het recht met ingang van de eerste dag van de daarop volgende maand. Het college heeft hiermee invulling gegeven aan de bevoegdheid, als bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet, de studietoeslag te verstrekken.
Indien de belanghebbende niet tijdig meldt dat hij niet meer aan alle voorwaarden voldoet, is er sprake van een schending van de inlichtingenplicht. In dat geval zijn de artikelen 17, 54 en 58 van de Participatiewet van toepassing.