Organisatie | Zutphen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Coffeeshopbeleid Zutphen 2015 |
Citeertitel | Coffeeshopbeleid Zutphen 2014 |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Het onderdeel Wonen en Lokalen (geen coffeeshop zijnde) uit de Handhavingsmatrix in paragraaf 6.2.2 vervalt per 17 november 2017.
Algemene wet bestuursrecht, art. 4:81
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-01-2015 | Nieuwe regeling | 06-01-2015 | 2.1 |
Het Zutphense coffeeshopbeleid is vastgesteld in 1997. In dit beleid zijn in 1999, 2005 resp. 2010 beperkte aanpassingen aangebracht.
Het coffeeshopbeleid is de lokale uitwerking van het landelijke cannabisbeleid, zoals vastgelegd in de Aanwijzing Opiumwet. Het coffeeshopbeleid van de gemeente Zutphen beschrijft de randvoorwaarden, eisen en de handhaving bij de vestiging van coffeeshops in de gemeente.
De laatste jaren zijn er verschillende ontwikkelingen op landelijk niveau, die om aanpassing van het coffeeshopbeleid vragen. Zo is de Aanwijzing Opiumwet per 1 januari 2013 gewijzigd, waardoor nieuwe afwegingen moeten worden gemaakt over de lokale invulling hiervan. Daarnaast is het goed om vast te stellen of de uitgangspunten van 1997 nog steeds actueel zijn. Tot slot kan de herziening benut worden om enkele punten uit te werken, die in het huidige coffeeshopbeleid niet zijn benoemd, zoals de toewijzingsprocedure bij het stoppen van de exploitatie van een bestaande coffeeshop. Verder is er naast het bestaande coffeeshopbeleid een aparte Notitie Handhaving Coffeeshopbeleid. In de nu voorliggende notitie wordt dit samengevoegd tot één notitie.
Dit leidt tot een nieuwe notitie coffeeshopbeleid voor de gemeente Zutphen.
Het landelijke drugsbeleid is gericht op preventie en beheersing van de risico's van het gebruik van drugs. Vanuit deze benadering is een onderscheid gemaakt tussen drugs met onaanvaardbare risico's voor de gezondheid en drugs waarvan de risico's minder groot worden geacht, kortweg het onderscheid in harddrugs en softdrugs.
Door in beperkte mate de verkoop van softdrugs voor eigen gebruik te gedogen wordt beoogd de markten van softdrugs en harddrugs te scheiden om te voorkomen dat softdruggebruikers gemakkelijk in aanraking komen met het criminele milieu van harddrugs.
Op grond van de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet is het bereiden, bewerken, verkopen en aanwezig hebben van zowel harddrugs als softdrugs verboden. Op grond van het zogenoemde opportuniteitsbeginsel kan het Openbaar Ministerie (hierna: OM) echter een gedoogbeleid voeren. Volgens de Aanwijzing Opiumwet van het College van procureurs-generaal d.d. 2 november 2000 ligt de grondslag van het gedoogbeleid in een afweging van belangen waarbij het belang van handhaving moet wijken voor een hoger algemeen belang, namelijk het belang van de volksgezondheid (scheiding der markten) en de openbare orde.
Dit gedoogbeleid is geëvalueerd. De door het Kabinet ingestelde ‘Adviescommissie Drugsbeleid’ heeft op basis van de uitkomsten van deze evaluatie in 2009 advies uitgebracht over de toekomst van het drugsbeleid in Nederland.
De hoofdpunten van dit advies zijn:
Na dit rapport volgden diverse brieven van de minister van Veiligheid & Justitie over de ontwikkelingen in het landelijke coffeeshopbeleid. Dit heeft een conclusie gekregen in de brief van 19 december 2012, waarin de per 1 januari 2013 geldende wijzigingen van het beleid zijn beschreven. In hoofdlijnen betekent dit:
In de brief van 18 december 2013 gaat de minister in op de regulering van de achterdeur van de coffeeshop. Hij reageert hiermee op de gemeentelijke plannen die naar aanleiding van de brief van 4 februari 2013 zijn ingediend. Het standpunt van de minister blijft onveranderd. Hij geeft geen ruimte voor initiatieven om tot regulering van de hennepteelt te komen. De minister wijst hierbij met name op internationale verdragen, waarmee regulering van hennepteelt in strijd zou zijn. Op 31 januari 2014 is door een aantal burgemeesters, waaronder de burgemeester van Zutphen, in het manifest “joint regulation”, opgeroepen tot een landelijke invoering van gecertificeerde en gereguleerde wietteelt, om zo de problemen met betrekking tot de gezondheid van gebruikers, de veiligheid in de wijken en de aanpak van georganiseerde drugscriminaliteit effectief aan te pakken. De minister heeft hierop direct afwijzend gereageerd. Er is momenteel dus geen ruimte voor uitwerking van regulering van hennepteelt binnen deze beleidsnotitie.
In de Opiumwet zijn alle middelen opgenomen die door de overheid beschouwd worden als drugs. Op lijst I bij de Opiumwet staan middelen die een onaanvaardbaar risico met zich meebrengen voor de volksgezondheid. Dat zijn bijvoorbeeld heroïne, amfetamine, LSD en XTC. Op lijst II bij de Opiumwet staan middelen waarvan het risico bij gebruik minder groot is dan bij de middelen op lijst I. Het gaat dan onder meer om hasj en wiet, GHB en enkele slaap- en kalmeringsmiddelen. Hiermee wordt onderscheid gemaakt tussen harddrugs (lijst I) en softdrugs (lijst II). Op grond van artikel 2 respectievelijk artikel 3, onder B, van de Opiumwet is het verboden deze middelen te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren.
Artikel 13b van de Opiumwet biedt de burgemeester de mogelijkheid om een bestuursrechtelijke maatregelen te nemen pand te sluiten indien daar een middel wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt.
De Aanwijzing Opiumwet is door het college van procureurs-generaal vastgesteld. De aanwijzing heeft betrekking op de opsporing en vervolging van personen die delicten uit de Opiumwet begaan. In de aanwijzing wordt bijzondere aandacht besteed aan de bestuurlijke en strafrechtelijke aspecten van het gedoogbeleid ten aanzien van coffeeshops. Uitgangspunt van het beleid is het onderscheid dat in de Opiumwet is gemaakt tussen harddrugs en softdrugs. De wetgever heeft dat onderscheid gemaakt met het oog op de gebruiksrisico’s van de onderscheiden drugs om een duidelijke scheiding tussen beide markten aan te brengen. Daartoe worden voor cannabis, dat tot de lijst II-middelen (softdrugs) behoort, speciale verkooppunten in de vorm van coffeeshops gedoogd. De achterliggende gedachte is te voorkomen dat de cannabisgebruiker in aanraking komt met drugs met een groter gezondheidsrisico (harddrugs). In de gedoogrichtlijn zijn de criteria benoemd waaraan coffeeshops moeten voldoen, de zogenoemde AHOJGI-criteria
De AHOJGI criteria houden het volgende in:
Op dit moment zijn op de volgende locaties coffeeshops gevestigd:
Het maximum aantal coffeeshops dat gedoogd wordt op basis van het huidige coffeeshopbeleid is 3. Er is geen aanleiding voor wijziging van dit beleid. Het aantal coffeeshops in Zutphen is relatief hoog ten opzichte van het landelijk gemiddelde in coffeeshopgemeenten (31.000 inwoners per coffeeshop, Intraval: Coffeeshops in Nederland 2012, oktober 2013). Daarbij moet worden opgemerkt dat in de omliggende gemeenten (Brummen, Voorst, Lochem, Bronckhorst) geen coffeeshop gevestigd is en de coffeeshops in Zutphen in die zin mede een regionale functie vervullen. De huidige omvang van het aantal coffeeshops leidt niet tot ernstige vormen van overlast. Uit gesprekken met omwonenden en de coffeeshopexploitanten komt naar voren dat de laatste jaren weinig hinder wordt ervaren ten gevolge van de exploitatie van de coffeeshops.
Coffeeshops worden alleen toegestaan in de binnenstad van Zutphen. De binnenstad van Zutphen wordt begrensd door de volgende straten: IJsselkade, Vispoortplein, Houtwal, Tadamastraat, Graaf Ottosingel, Coehoornsingel, Burgemeester Dijckmeesterweg, Stationsplein. Een coffeeshop is een horecagelegenheid en kan alleen worden gevestigd in een pand met een horecabestemming.
Volgens het bestaande coffeeshopbeleid is vestiging van een coffeeshop in de directe nabijheid van een school, een jongerencentrum of een andere locatie waar jongeren beneden de 18 jaar bijeenkomen niet toegestaan. In het kader van de ontmoediging van het gebruik van een riskant genotmiddel als softdrugs is dit onwenselijk. In het beleid is geen afstand in meters opgenomen, omdat veel afhangt van de exacte situering van coffeeshop en school ten opzichte van elkaar. Het voornemen van het kabinet was om per 1 januari 2014 een afstandscriterium van 350 meter ten opzichte van scholen in de Aanwijzing Opiumwet op te nemen. Er is echter voor gekozen om ruimte te geven voor lokaal maatwerk. Dit biedt de mogelijkheid om door middel van aanvullende maatregelen te bewerkstelligen dat het bezoeken van coffeeshops door scholieren ontmoedigd wordt.
In de Zutphense situatie is één coffeeshop in de nabijheid van scholen gevestigd. In het coffeeshopbeleid van 1997 is omschreven dat deze coffeeshop binnen een jaar aan de vestigingseisen moet voldoen, wat inhield dat deze verplaatst zou moeten worden. De verplaatsingsprocedure is uiteindelijk niet doorgezet en de coffeeshop is op de bestaande locatie gebleven, met wijziging van de aan de exploitatie verbonden voorschriften. Deze hebben betrekking op de beperking van de openingstijden van de coffeeshop. Er is geen aanleiding om door middel van invoering van een afstandscriterium alsnog een procedure tot verplaatsing van de coffeeshop op te starten. Dit neemt niet weg dat bij gewijzigde omstandigheden bij de beoordeling van een eventuele nieuwe locatie voor de vestiging van een coffeeshop het criterium van de nabijheid van scholen een belangrijke factor in de afweging vormt. Dat betekent dat bij het staken van de huidige exploitatie van de coffeeshop de locatie heroverwogen wordt.
In ieder concreet geval wordt getoetst of de vestiging en de exploitatie van een coffeeshop zich verdraagt met het woon- en leefklimaat in de omgeving van de coffeeshop. Er zal rekening worden gehouden met het karakter van de wijk of de straat waar de aanvraag betrekking op heeft. Er mag geen sprake zijn van een zodanige concentratie van verkooppunten in een bepaald gebied dat daardoor het gevaar voor aantasting van de openbare orde en/of het woon- en leefklimaat toeneemt.
Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat coffeeshops uitgroeien tot grootschalige verkooppunten van softdrugs. Vestiging van coffeeshops in panden met een groot vloeroppervlak is daarom ongewenst. Daarom wordt geen gedoogbeschikking verleend voor de verkoop van softdrugs in inrichtingen met een vloeroppervlak van meer dan 100 m2.
Aan het exploiteren van een coffeeshop worden voorschriften verbonden. Deze worden opgenomen in de gedoogbeschikking. Daarbij dient in ieder geval voldaan te worden aan de hieronder genoemde voorwaarden. In de gedoogbeschikking kunnen aanvullende voorwaarden worden opgenomen.
Van de gedoogbeschikking kan alleen gebruik worden gemaakt als tevens een horeca-exploitatievergunning is verleend. In de inrichting dient altijd een leidinggevende aanwezig te zijn die op de horeca-exploitatievergunning vermeld staat.
Coffeeshops dienen overeenkomstig de sluitingstijd in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) om 1.00 uur gesloten te zijn. Coffeeshops komen niet in aanmerking voor verlengde openingstijden. Voor coffeeshops kunnen beperktere openingstijden worden gehanteerd, bijvoorbeeld als drempelverhogende maatregel in relatie tot de locatie van de coffeeshop (zie 4.4.2.).
4.5.2. Open karakter en vrij toegankelijk
Er moet sprake zijn van open inrichtingen die vrij toegankelijk zijn. Verkoop en gebruik achter gesloten deuren en geblindeerde ramen roept eerder argwaan en gevoelens van onveiligheid op bijvoorbeeld bij omwonenden. Een dergelijke praktijk belemmert bovendien het toezicht en de controle op de naleving van afspraken, op criminele randactiviteiten en op overlast.
De exploitatie van de coffeeshop mag geen hinder of overlast voor de omgeving veroorzaken. In dat kader worden adequate maatregelen en inspanningen van de exploitant verwacht, die niet beperkt hoeven te blijven tot (bezoekers van de) coffeeshop zelf. De zorgplicht strekt zich ook uit tot de directe omgeving van de coffeeshop, zodra sprake is van vormen van overlast die direct dan wel indirect te maken hebben met (bezoekers van) de coffeeshop. Tijdens openingstijden moet toezicht worden gehouden in de directe omgeving om overlast te voorkomen.
De gemeente organiseert jaarlijks een gesprek met exploitant en omwonenden en politie om de ervaringen rond de coffeeshop te bespreken. De exploitant is op grond van de gedoogbeschikking verplicht medewerking te verlenen aan deze bijeenkomsten. Met deze overleggen wordt beoogd de exploitant aanspreekbaar te laten zijn voor overlastklachten vanuit de omgeving en deze zijn verantwoordelijkheid te laten nemen.
Indien bij de exploitant van klanten bekend is dat zij buiten de coffeeshop softdrugs doorverkopen aan personen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt, moet aan deze klanten de toegang tot de coffeeshop gedurende minimaal drie maanden ontzegd worden. Deze regel moet in de coffeeshop op een voor klanten duidelijk zichtbare plaats worden aangegeven, zodat er naast een repressieve ook een preventieve werking vanuit gaat.
In de inrichting mogen geen andere drugs dan cannabisproducten aanwezig zijn of worden verkocht of afgeleverd. Het kabinet is voornemens cannabis met een THC-gehalte van meer dan 15% op lijst I van de Opiumwet te plaatsen en daarmee te kwalificeren als harddrugs. Wanneer deze wijziging van kracht wordt, betekent dit dat cannabis met een THC-gehalte van meer dan 15% niet langer in coffeeshops aanwezig mag zijn.
Overeenkomstig de Aanwijzing Opiumwet is de maximaal toegestane handelsvoorraad aan cannabisproducten 500 gram.
Het doel van het ingezetenencriterium is om buitenlandse drugstoeristen te weren uit Nederlandse coffeeshops. Volgens de definitie en uitleg volgens de Aanwijzing Opiumwet is een ingezetene een persoon die zijn adres heeft in een gemeente in Nederland. Coffeeshops zijn dan alleen toegankelijk voor ingezetenen van Nederland. De coffeeshophouder dient vast te stellen dat de personen die hij toegang verleent tot de coffeeshop, ingezetenen zijn van Nederland. Zoals in hoofdstuk 6, Handhaving, nader wordt toegelicht heeft handhaving van dit criterium in Zutphen geen prioriteit.
Overeenkomstig de definitie van een coffeeshop wordt de verkoop van softdrugs alleen toegestaan in alcoholvrije bedrijven.
Bij coffeeshops worden geen terrassen toegestaan. Hiermee wordt ongecontroleerde handel tegengegaan en voorkomen dat de coffeeshop een te laagdrempelig karakter krijgt. Terrassen zouden het risico verhogen dat, met name jong, publiek ongewild in aanraking komt met softdrugs.
Kansspelautomaten zijn, overeenkomstig de Wet op de Kansspelen, niet toegestaan in een coffeeshop.
4.5.10. Exploitant en personeel
De exploitant moet een actuele lijst met personeelsleden ter inzage hebben voor toezichthouders en de politie. Op die lijst moeten ten minste van alle personeelsleden vermeld staan: naam, adres en geboortedatum. De in de coffeeshop werkzame personen moeten minimaal 18 jaar zijn en mogen geen justitiële antecedenten hebben die verband houden met harddrugs, heling, geweldsdelicten of handel in vuurwapens.
Naast het voeren van de volgens de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen verplicht gestelde administratie, moet dagelijks een verkoopboek, inkoopboek en kas- of giroboek betreffende de aankoop en verkoop van softdrugs worden bijgehouden.
De cannabisproducten mogen niet gratis worden verstrekt. De verkoop van cannabisproducten moet direct afgerekend worden. Verkoop op rekening, ruilen tegen goederen, onderpand of anderszins is niet toegestaan.
4.5.12. Voorlichtingsmateriaal
Op een voor bezoekers duidelijke plaats in de inrichting moet voorlichtings- en informatiemateriaal aanwezig zijn, waaronder folders over de gevolgen van het gebruik van drugs.
De politie en toezichthoudende ambtenaren moeten te allen tijde ongehinderd toegang hebben tot de coffeeshop. Dit geldt ook voor medewerkers van Tactus.
De inrichting moet zijn voorzien van ramen met een zodanige oppervlakte dat voldoende daglichttoetreding is gewaarborgd. Het raamoppervlak moet tenminste gelijk zijn aan de oppervlakte die in het Bouwbesluit ten aanzien van woonkamers en woonhuizen wordt gesteld. De ramen moeten zijn bezet met blank doorzichtig glas, waarvan ten hoogste 20% bedekt mag zijn met materiaal dat daglichttoetreding verhindert. In de coffeeshop moet een deugdelijke toiletvoorziening aanwezig zijn, zoals bedoeld in het Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet.
Een gedoogbeschikking is persoonsgebonden, locatiegebonden en niet overdraagbaar. Een gedoogbeschikking wordt alleen vergund aan een natuurlijk persoon of een N.V., B.V. of v.o.f. die eenvoudig herleidbaar is tot een natuurlijk persoon. De exploitant en leidinggevenden moeten minimaal 21 jaar zijn. Aan iedere exploitant wordt ten hoogste één gedoogbeschikking afgegeven.
Bij wijziging van één of meer van de volgende onderdelen moet een nieuwe aanvraag voor een horeca-exploitatievergunning en gedoogbeschikking worden ingediend:
De gedoogbeschikking is voor een periode van twee jaar geldig. Daarmee wordt de looptijd verlengd ten opzichte van het huidige beleid. Aangezien van de coffeeshops weinig overlast wordt ervaren, kan voor een langere looptijd worden gekozen. In individuele gevallen kan, indien daartoe aanleiding is, een gedoogbeschikking met een kortere looptijd worden verleend.
Een exploitant die na de looptijd van de gedoogbeschikking de exploitatie wil voortzetten, dient minimaal vier maanden voor de einddatum een nieuwe beschikking aan te vragen.
Gedoogbeschikkingen zijn geldig voor de periode van twee jaar. De vergunning voor het exploiteren van het horecabedrijf geldt op grond van het de Notitie Exploitatievergunning Algemene Plaatselijke Verordening Zutphen Herziening 2010 voor onbepaalde tijd. Indien de exploitatie ongewijzigd wordt voortgezet, wordt de verlenging van de gedoogbeschikking beoordeeld op grond van de bevindingen van de exploitatie van de coffeeshop. Daarbij wordt gebruik gemaakt van adviezen van de politie, bestaande rapportages en worden de uitkomsten van het jaarlijks te houden overleg met omwonenden, coffeeshophouder, politie en gemeente betrokken.
Indien binnen het maximum van drie te verlenen gedoogbeschikkingen een plek vrij komt, is het van belang dat een zorgvuldige procedure gevolgd wordt voor het afgeven van een nieuwe beschikking. Bij het toewijzen van een gedoogbeschikking voor een coffeeshop zijn grote belangen gemoeid. De markt wordt namelijk gereguleerd door het beperkt aantal beschikbare mogelijkheden om een gedoogbeschikking te verkrijgen. Dat brengt met zich mee dat zich een grote concurrentie voor deze plaatsen voordoet. De gemeente Zutphen krijgt regelmatig vragen van belangstellenden voor het beginnen van een coffeeshop. Belangstellenden kunnen zich niet inschrijven voor de toewijzing van een vrijkomende gedoogbeschikking. De gemeente legt geen wachtlijst aan.
Daarom wordt bij beëindiging van de exploitatie van een bestaande coffeeshop de volgende procedure gehanteerd.
Bij beëindiging van de exploitatie van een bestaande coffeeshop vindt een openbare bekendmaking plaats van de mogelijkheid om een verzoek in te dienen voor een gedoogbeschikking. Aanvragen worden in behandeling genomen, indien deze zijn ingediend binnen de in de bekendmaking genoemde periode. Uitgangspunt is dat een periode van zes weken wordt aangehouden voor het indienen van een verzoek.
De aanvragen worden op de volgende wijze beoordeeld.
Beoordeling op basis van onderstaande criteria:
Risicofactoren voor jongeren: De mate waarin jongeren beneden de 18 jaar in de omgeving van de voorgenomen vestigingslocatie verblijven. Belangrijk hierin is de reële afstand tot scholen. Ook andere factoren spelen hierin een rol, zoals routes waar scholieren veelvuldig gebruik van maken, de nabijheid van accommodaties die in gebruik zijn door sportinstellingen of andere verblijfplaatsen en ruimtes die in belangrijke mate gericht zijn op jongeren.
Iedereen die aan een aanvraagformulier indient voor de afgifte van een gedoogbeschikking en exploitatievergunning voor een horecabedrijf wordt door de gemeente aan een Bibob-toets onderworpen. Als er aanleiding toe is wordt aan het Landelijk Bureau Bibob om een advies gevraagd.
Tevens kan een Bibob procedure worden opgestart indien de omstandigheden daar aanleiding toe geven, of op basis van een tip van de Officier van justitie.
Voor een goede naleving van het beleid is regelmatige controle en een strikte handhaving noodzakelijk. De partners van de lokale driehoek (burgemeester, officier van justitie en teamchef politie) hebben afspraken gemaakt over een goede afstemming en een geïntegreerde inzet van het strafrechtelijk en bestuursrechtelijk instrumentarium.
De gemeente is primair verantwoordelijk voor het toezicht op en de controle van de coffeeshops. Met als doel om te controleren of coffeeshops de aan hen gestelde eisen in de gedoogbeschikking naleven. Deze controles worden uitgevoerd door de politie, eventueel in gezamenlijkheid met partners zoals de Belastingdienst en gemeente. De controles vinden onregelmatig en onaangekondigd plaats. Gemeente en politie maken jaarlijks afspraken over het aantal en de aard van de controles, waarbij het uitgangspunt is dat in iedere coffeeshop ten minste één keer per jaar een integrale controle op naleving van de gedoogvoorschriften plaats vindt.
6.2.1. Prioriteiten handhavingsbeleid
De handhaving van het coffeeshopbeleid kent de volgende prioriteiten:
Per 1 januari 2013 is in de Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie het ingezetenencriterium vastgelegd. In Zutphen is er echter geen sprake van een probleem met betrekking tot coffeeshoptoerisme. De Zutphense coffeeshops zijn gericht op de lokale markt. Het aantal bezoekers dat geen ingezetene is van Nederland is in Zutphen zeer beperkt en er zijn dan ook geen signalen dat dit zorgt voor overlast. Er wordt daarom voor gekozen de schaarse capaciteit niet in te zetten om te handhaven op een probleem dat er niet is. Bovendien zou handhaving van dit criterium ertoe kunnen leiden dat een deel van de huidige klanten de coffeeshop gaan mijden en hun drugs elders gaan betrekken, waardoor de handel zich verplaatst naar de straat.
Dit betekent dat er op dit moment geen prioriteit wordt gegeven aan de handhaving van het ingezetencriterium. Mocht blijken dat op termijn het verschijnsel coffeeshoptoerisme zich in Zutphen wel gaat voordoen en hier overlast door ontstaan, dan kan de driehoek alsnog besluiten tot actieve handhaving en wordt de wijze van handhaving van het ingezetenencriterium toegevoegd aan het handhavingsarrangement. Het landelijk beleid staat een gefaseerde invoering van de handhaving van het criterium toe. Het is heel verantwoord om de fasering niet in tijd uit te drukken, maar in het zich voordoen van de omstandigheden die tot het criterium hebben geleid, zeker gezien de mogelijke negatieve effecten hiervan.
De regie over de controle en handhaving van het coffeeshopbeleid is in handen van de gemeente. In de lokale driehoek worden regelmatig de ontwikkelingen besproken en de resultaten van de controles. De bestuurlijke aanpak van overtredingen is vastgelegd in een handhavingsmatrix. Dit betreft een richtlijn. In ernstige of spoedeisende gevallen kan hiervan worden afgeweken, bijvoorbeeld in geval van cumulatie van overtredingen of zeer ernstige aard van de overtredingen of omstandigheden.
In de handhavingsmatrix wordt weergegeven op welke wijze tegen overtredingen van de gedoogcriteria wordt opgetreden. Niet naleving van sommige gedoogcriteria zal leiden tot directe sluiting, in andere gevallen wordt eerst een schriftelijke waarschuwing afgegeven. Een waarschuwing gegeven voor overtreding van één of meer van de gedoogcriteria geldt ook als waarschuwing voor elk van de andere gedoogcriteria.
Na iedere stap wordt een termijn van drie jaar in acht genomen. Indien binnen die termijn een volgende overtreding wordt geconstateerd, wordt de volgende stap in de tabel gezet. Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven kan de burgemeester altijd gemotiveerd van het geven van een waarschuwing afzien en direct tot sluiting overgaan.
Coffeeshops (Overige voorschriften)
PV + inbeslagname alcoholische drank | ||
Met het oog op het beperken van gezondheidsrisico’s van het gebruik van softdrugs is, naast regelgeving en handhaving, preventie en voorlichting van belang.
Op het gebied van verslavingszorg in Zutphen verzorgt Tactus het preventieaanbod. Naast algemene voorlichting richten de activiteiten zich met name op het voorgezet onderwijs. Op basis van een monitorgesprek wordt in overleg met de school bepaald welke preventieactiviteiten worden ingezet op het gebied van alcohol, tabak en drugs. Daarbij gaat bijzondere aandacht uit naar jongeren op school die kwetsbaar zijn en/of al gebruiken. Het preventieaanbod is erop gericht de drempel naar Tactus te verlagen en te voorkomen dat experimenteel en risicovol gebruikende jongeren in de zorg terecht komen.
Naast de algemene preventieactiviteiten hebben coffeeshopexploitanten een verantwoordelijkheid richting de gebruiker van het product dat zij aanbieden. Zij dienen de gebruiker van duidelijke productvoorlichting te voorzien. Deze voorlichting kan de gebruiker in ieder geval informeren over de gezondheidsrisico’s van ieder product en moet een handreiking bieden over de wijze waarop dat product op een verantwoorde wijze kan worden gebruikt. Ook is het nodig dat de gebruiker geïnformeerd wordt over de mogelijk aanwezige bijzondere omstandigheden waaronder het gebruik van het product wordt ontraden.
Overgangsrecht is van toepassing op het vereiste dat slechts één gedoogbeschikking per exploitant wordt verstrekt. Dit is een nieuwe regel in het gedoogbeleid. Momenteel worden twee van de drie coffeeshops in Zutphen geëxploiteerd door dezelfde exploitant. Dit criterium zal worden toegepast zodra sprake is van overname of beëindiging van de exploitatie van één van de coffeeshops. Met betrekking tot het afstandscriterium tot scholen worden de drempelverhogende maatregelen gecontinueerd en zonodig aangescherpt zolang de coffeeshop op de Nieuwstad aldaar gevestigd blijft. Indien vestiging van een coffeeshop op een nieuwe locatie aan de orde is, wordt dit criterium zwaar meegewogen bij de beoordeling van een verzoek tot vestiging van een coffeeshop.