Organisatie | Bergen op Zoom |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieverordening Kunst en Cultuur Bergen op Zoom 2007 |
Citeertitel | Subsidieverordening kunst en cultuur bergen op zoom 2007 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Algemene wet bestuursrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-05-2007 | 01-01-2011 | nieuwe regeling | 26-04-2007 Weekblad Bergen op Zoomse Bode 06-05-2007 | RVB07-0038 |
De raad van de gemeente Bergen op Zoom;
gezien het voorstel van het college van 13 maart 2007, nr. SROB/07/030
gelet op het coalitieprogramma 2006-2010, de bepalingen van de gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht
1. met ingang van 1 mei 2007 in te trekken de bestaande subsidieverordening Kunst en Cultuur Bergen op Zom;
II REIKWIJDTE VAN DE VERORDENING
Deze verordening is van toepassing op alle subsidies die door het college kunnen worden verleend op het terrein van de cultureel-sociale of kunstzinnige ontplooiing.
Subsidie kan worden verleend in de vorm van:
een budgetsubsidie, waarbij de definitief vastgestelde subsidie voor de aanvrager gelijk is aan de verleende subsidie, indien de gesubsidieerde prestaties daadwerkelijk zijn gerealiseerd binnen de voorwaarden van deze verordening; ter uitvoering van een budgetsubsidie kan de gemeente een uitvoeringsovereenkomst sluiten met gesubsidieerde;
een projectsubsidie met een maximum van 4 jaar, bedoeld om meerjarig voorzienbare subsidiabele activiteiten mogelijk te maken, waarbij vanaf aanvang reeds vaststaat wanneer de te bereiken doelstelling dient te zijn gerealiseerd; ter uitvoering van een projectsubsidie kan de gemeente een uitvoeringsovereenkomst sluiten met gesubsidieerde;
een eenmalig subsidie, bedoeld om eenmalige activiteiten mogelijk te maken, alsook om achteraf calamiteiten te kunnen opvangen; een eenmalig subsidie kan worden verleend in de vorm van een budgetsubsidie of een garantiesubsidie; bij een garantiesubsidie wordt de subsidie pas definitief vastgesteld aan de hand van de exploitatiegegevens van de aanvrager tot ten hoogste het bedrag van de verleende subsidie.
Als regel dient een aanvraag voor een eenmalige subsidie uiterlijk 6 weken voor de startdatum van de activiteit schriftelijk bij het college te worden ingediend. Een aanvraag voor een eenmalige subsidie om een calamiteit op te vangen dient uiterlijk binnen twee weken na het plaatsvinden daarvan te worden ingediend.
VII AANVRAAG TOT SUBSIDIEVASTSTELLING
De aanvrager aan wie een budgetsubsidie of een projectsubsidie is verleend, is gehouden uiterlijk binnen vijf maanden na afloop van het subsidietijdvak ter aflegging van rekening en verantwoording aan het college in te zenden:
een beknopte exploitatierekening over het tijdvak waarover subsidie is verleend, vergezeld van de balans op de laatste dag van dat tijdvak, beide voorzien van een toelichting; voorts een staat van investeringen en afschrijvingen. Instellingen met personeel in dienst dienen deze stukken vergezeld te doen gaan van een accountantsverklaring, zijnde geen samenstellings- of beoordelingsverklaring;
De verordening is geheel afgestemd op hetgeen gesteld is in de derde tranche van de Algemene Wet Bestuursrecht over subsidieverlening en beleidsregels, alsook op de nieuwe rolverdeling tussen de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders in het duale stelsel. Vanuit praktisch oogpunt zijn in de subsidieverordening alleen rechtsregels en technische regels met betrekking tot het proces van subsidiëring opgenomen.
Krachtens de Algemene Wet Bestuursrecht vormt de verordening de wettelijke grondslag voor de subsidieverstrekking op cultureel-sociaal of kunstzinnig terrein. Met het in de verordening gehanteerde begrip cultureel-sociale of kunstzinnige ontplooiing wordt bedoeld het culturele leven in al zijn uitingen en vormen aan te duiden, zoals dat in de gemeentelijke cultuurnota van 2001 wordt beschreven vanuit de 4 onderkende hoofdfuncties van cultuur:
Op grond van de verordening kan bezien worden of een aanvrager in principe in aanmerking komt voor een gemeentelijke subsidie.
De verordening geeft antwoord op vragen als:
In de subsidieverordening worden geen uitspraken gedaan over de uitvoering van de subsidieverlening, bijvoorbeeld hoeveel subsidie kan worden verkregen voor welke prestaties. Deze zogenaamde beleidsregels van het college waarmee het subsidiebeleid wordt uitgevoerd, worden in principe vastgelegd voor de lopende raadsperiode. Het vastleggen van een aantal zaken voor de lopende raadsperiode houdt niet in dat het beleid gedurende de raadsperiode niet aangepast kan worden. Bijstelling van het cultuurbeleid kan gebeuren in de gemeentelijke beleidskadernota die vóór de zomer in het voorafgaande jaar door de gemeenteraad wordt vastgesteld. Het college vertaalt dat vervolgens in een bijstelling van de beleidsregels.
In de subsidieverordening worden ook geen uitspraken gedaan over inspraak voorafgaande aan de besluitvorming en over het maken van bezwaar tegen een genomen subsidiebesluit. Deze zaken zijn uitputtend geregeld in de Algemene Wet Bestuursrecht.
Voor de praktijk van de subsidieverlening betekent een en ander het volgende. Op de subsidieaanvrage reageert het college met een concept-subsidietoekenningsbesluit. De subsidievrager heeft vervolgens een maand de tijd om zijn zienswijze daarover kenbaar te maken aan het college. Met inachtneming van die zienswijze en, indien vereist na een overleg met organisaties van werkgevers en werknemers neemt het college na de vaststelling van de gemeentebegroting een definitief subsidietoekenningsbesluit. Tegen dit besluit kan de subsidievrager bezwaar maken binnen een termijn van 6 weken.
Deze verordening biedt de mogelijkheid te komen tot een meer outputgerichte subsidiëring. Dit gebeurt enerzijds door het begrip 'prestatie' centraal te stellen, anderzijds biedt ook de vorm van budgetsubsidie meer mogelijkheden om met instellingen te overleggen over de te leveren prestaties en aldus te komen tot outputgerichte sturing.
In de artikelen 2, 3 en 4 worden de randvoorwaarden en de financiële reikwijdte van de subsidieverordening afgebakend. Randvoorwaarden om voor een subsidie in aanmerking te kunnen worden gebracht zijn de volgende:
De financiële reikwijdte wordt afgebakend in artikel 3 lid b met de formulering van het subsidieplafond: een aanvraag kan slechts worden gehonoreerd indien in de begroting of de geëigende voorzieningen de benodigde gelden zijn opgenomen. Het uitgeput zijn van de gereserveerde gelden is altijd een grond om een aanvraag af te wijzen.
In artikel 4 wordt daarnaast nog een aantal eisen gesteld aan de aanvrager. De aanvrager dient aan te tonen dat hij rechtspersoonlijkheid bezit en een passende financiële bijdrage van de gebruikers vraagt.
Het onderscheiden van verschillende subsidievormen in artikel 5 biedt de mogelijkheid flexibel in te spelen op verschillende aanvragen. Door met aanvragers in een uitvoeringsovereenkomst afspraken te maken over de te realiseren prestaties, kan de gemeente sturing geven aan cultureel-sociale en kunstzinnige processen.
Bij een budgetsubsidie kan een aanvrager zelf bepalen hoe het toegekende budget ingezet wordt, zolang hij de overeengekomen prestaties maar realiseert.
Met een waarderingssubsidie wil de gemeente haar waardering uitspreken voor bepaalde activiteiten, zonder dat zij deze naar aard en inhoud wil beïnvloeden. Een waarderingssubsidie wordt verstrekt in de vorm van een bepaald bedrag en kan voor meerdere jaren worden toegekend tot ten hoogste de lopende raadsperiode.
Bij een eenmalig subsidie kan een budgetsubsidie of een garantiesubsidie worden toegekend voor onvoorziene activiteiten enerzijds en kunnen calamiteiten achteraf worden opgevangen.
Artikel 6 bepaalt dat het college beleidsregels vaststelt ter uitvoering van het subsidiebeleid. Bij wijziging van het subsidiebeleid door de raad via de beleidskadernotitie in het voorjaar kan het college zonodig de beleidsregels jaarlijks bijstellen.
In artikel 7 wordt bepaald dat een aanvrager als regel vóór 1 september van het voorafgaande kalenderjaar een aantal stukken indient (waaronder in elk geval een activiteitenplan en begroting) aan de hand waarvan het college van burgemeester en wethouders het subsidieverzoek beoordeelt.
Het college verstrekt de subsidies op grond van de verordening en overeenkomstig de vastgestelde beleidsregels. De aanvrager wordt van deze beslissing op de hoogte gesteld middels een subsidiebeschikking. Hierin wordt ook aangegeven of de subsidie door middel van voorschotten wordt uitbetaald (artikel 8).
Op grond van artikel 9 dienen aanvragers aan wie een budget- of projectsubsidie is verstrekt, uiterlijk binnen vijf maanden na afloop van het tijdvak waarover subsidie is verleend een aanvraag tot subsidievaststelling in bij het college van burgemeester en wethouders. In het eerste lid is geregeld welke stukken bij deze aanvraag gevoegd moeten zijn.
In artikel 10 is geregeld dat het college vervolgens binnen drie maanden een besluit neemt over het definitieve subsidiebedrag. Dit besluit wordt schriftelijk aan de aanvrager medegedeeld.
Het in artikel 10 genoemde vrij besteedbaar vermogen/risicofonds maakt onderdeel uit van de vermogenspositie van een instelling die bestaat uit:
Bestemmingsreserves zijn bedoeld voor het financieren van bepaalde uitgaven of investeringen bijvoorbeeld op het gebied van onderhoud accommodatie, inventaris, duurzame goederen en jubilea. Op grond van artikel 12 dient over het vormen van bestemmingsreserves overleg gevoerd te worden met het college.
Met betrekking tot de accountantsverklaring merken wij het volgende op:
Het college zal dit uiteraard pas doen na overleg met de betrokken instelling.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 26 april 2007