Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Artikel 1 Inleidende bepaling
Krachtens deze verordening worden geheven:
Artikel 2 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
‘gebruik maken’ in hoofdstuk II Afvalstoffenheffing: gebruik
maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer;
- b.
gemengd pand: de gebouwde onroerende zaak of een zelfstandig
gedeelte daarvan, als bedoeld in hoofdstuk III, artikel 16 van
de Wet waardering onroerende zaken, waar huishoudelijke
afvalstoffen kunnen ontstaan en waaruit geregeld
bedrijfsafvalstoffen worden aangeboden;
- c.
bedrijfsafvalstoffen: afvalstoffen afkomstig van bedrijven,
kantoren en instellingen, welke door geringe omvang of
hoeveelheid gelijk te stellen zijn met huishoudelijk afval en
als zodanig mede in aanmerking komen voor het periodiek
inzamelen.
Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing
Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar
feit
- 1.
Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe
belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de
Wet milieubeheer.
- 2.
De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening wordt
naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het
gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan
krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet
milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van
huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Artikel 4 Belastingplicht
De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de
omstandighedenbeoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit,
beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel
ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21en 10.22 van de
Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen
vanhuishoudelijke afvalstoffen geldt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing en
belastingtarief
De belasting wordt geheven naar de volgende maatstaven en
tarieven en bedraagt:
- a.
per perceel per belastingjaar € 153,00;
- b.
de belasting voor het ter beschikking stellen van
opdrukzakken per 10 opdrukzakken € 11,00.
Artikel 6 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 7 Wijze van heffing
- 1.
De belasting bedoeld in artikel 5, onderdeel a wordt
geheven bij wege van aanslag.
- 2.
De belasting bedoeld in artikel 5, onderdeel b wordt
geheven door middel van een mondelinge dan wel een
gedagtekende schriftelijke kennisgeving.
Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending
of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de
belastingschuldige bekendgemaakt.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar
tijdsgelang
- 1.
De belasting bedoeld in artikel 5, onderdeel a is
verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo
dit later is, bij de aanvang van de
belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht in de loop van het
belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd
voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar
verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de
aanvang van de belastingplicht, nog volle
kalendermaanden overblijven.
- 3.
Indien de belastingplicht in de loop van het
belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing
voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar
verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde
van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden
overblijven.
- 4.
Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing
indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist
en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.
Artikel 9 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de
Invorderingswet 1990 worden de aanslagen betaald in drie
gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op
de laatste dag van de maand volgende op de maand die in
de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk
van de volgende termijnen telkens een maand later.
- 2.
In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, dat
zolang de verschuldigde bedragen door middel van
automatische incasso van het International Bank Account
Number (IBAN) van de belastingschuldige kunnen worden
afgeschreven, de aanslagen worden betaald in tien
gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op
de laatste dag van de maand volgende op de maand die in
de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk
van de volgende termijnen telkens een maand later.
- 3.
De belasting moet worden betaald ingeval de kennisgeving
bedoeld in artikel 7, tweede lid:
- a.
mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van
de kennisgeving;
- b.
schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het
uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van
toezending daarvan, binnen 14 dagen na dagtekening van
de kennisgeving.
- 4.
Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in
de voorgaande leden gestelde termijnen.
Hoofdstuk III Reinigingsrechten
Artikel 10 Belastbaar feit
Onder de naam ‘reinigingsrechten’ worden rechten geheven
zowel voor het genotvan door het gemeentebestuur
verstrekte dienstenals voor het gebruik van voor
deopenbare dienst bestemde gemeentebezittingen (werken
of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn).
Artikel 11 Belastingplicht
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag
dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of
van degene die van de bezittingen, werken of
inrichtingen gebruik maakt.
Artikel 12 Maatstaf van heffing en
belastingtarief
De rechten voor het periodiek verwijderen van
bedrijfsafval van beperkte omvang of hoeveelheid worden
geheven naar de volgende maatstaven, tarieven en
bedragen:
- a.
per bedrijfspand per belastingjaar €
153,00;
- b.
in afwijking van onderdeel a. voor het periodiek
verwijderen van bedrijfsafvalstoffen aangeboden
vanuit een gemengd pand per bedrijfspand per
belastingjaar € 57,00;
- c.
voor het ter beschikking stellen van opdrukzakken 10
opdrukzakken € 11,00.
Artikel 13 Belastingjaar
Met betrekking tot de rechten die per jaar worden
geheven is het belastingjaar gelijk aan het
kalenderjaar.
Artikel 14 Wijze van heffing
- 1.
De rechten bedoeld in artikel 12, onderdeel a en
onderdeel b worden geheven bij wege van aanslag
met dien verstande dat per belastbaar feit een
afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.
- 2.
De rechten bedoeld in artikel 12, onderdeel c
worden geheven door middel van een mondelinge dan
wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving
waarop het gevorderde bedrag is vermeld.
Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door
toezending of uitreiking van de schriftelijke
kennisgeving aan de belastingschuldige
bekendgemaakt.
Artikel 15 Ontstaan van de belastingschuld en de
heffing naar tijdsgelang
- 1.
De rechten bedoeld in artikel 12, onderdeel a en
onderdeel b zijn verschuldigd bij het begin van
het belastingjaar of, zo dit later is, bij de
aanvang van de belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht in de loop van het
jaar aanvangt zijn de rechten verschuldigd voor
zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar
verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de
aanvang van de belastingplicht, nog volle
kalendermaanden overblijven.
- 3.
Indien de belastingplicht in de loop van het
belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op
ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de
voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat
jaar, na het einde van de belastingplicht, nog
volle kalendermaanden overblijven.
- 4.
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing
indien de belastingplichtige binnen de gemeente
verhuist.
Artikel 16 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de
Invorderingswet 1990 worden de aanslagen betaald
in drie gelijke termijnen, waarvan de eerste
termijn vervalt op de laatste dag van de maand
volgende op de maand die in de dagtekening van het
aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende
termijnen telkens een maand later.
- 2.
In afwijking in zoverre van het eerste lid
geldt, dat zolang de verschuldigde bedragen door
middel van automatische incasso van het
International Bank Account Number (IBAN) van de
belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, de
aanslagen worden betaald in tien gelijke termijnen
waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste
dag van de maand volgende op de maand die in de
dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en
elk van de volgende termijnen telkens een maand
later.
- 3.
De reinigingsrechten moeten worden betaald
ingeval de kennisgeving als bedoeld in artikel 14,
tweede lid:
- a.
mondeling wordt gedaan, op het moment van het
doen van de kennisgeving;
- b.
schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het
uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van
toezending daarvan, binnen 14 dagen na de
dagtekening van de kennisgeving.
- 4.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing
op de in de voorgaande leden gestelde
termijnen.
Artikel 17 Kwijtschelding
Voor de belasting als bedoeld in artikel 5, onderdeel
b,respectievelijk de rechtenals bedoeld in artikel 12,
a, b en c van deze verordening wordt geen
kwijtscheldingverleend.
Hoofdstuk IV Aanvullende
bepalingen
Artikel 18 Nadere regels door het college van
burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere
regels geven met betrekking tot de heffing en de
invordering van de reinigingsheffingen.
Artikel 19 Overgangsrecht
De ‘Verordening reinigingsheffingen 2014’, vastgesteld
bij besluit van 9 december 2013, wordt ingetrokken met
ingang van de in artikel 20, tweede lid, genoemde datum
van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij
van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich
voor die datum hebben voorgedaan.
Artikel 20 Inwerkingtreding
- 1.
Deze verordening treedt in werking op 1 januari
2015.
- 2.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari
2015.
Artikel 21 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als
‘Verordeningreinigingsheffingen 2015’.