Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bergen op Zoom

Subsidieverordening Welzijn Bergen op Zoom 2007

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBergen op Zoom
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieverordening Welzijn Bergen op Zoom 2007
CiteertitelSubsidieverordening Welzijn Bergen op Zoom 2007
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Coalitieprogramma 2006-2010
  2. Gemeentewet
  3. Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-200701-01-2011nieuwe regeling

28-06-2007

Weekblad Bergen op Zoomse Bode 29-07-2007

RVB07-0073

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieverordening Welzijn Bergen op Zoom 2007

De raad van de gemeente Bergen op Zoom;

gezien het voorstel van het college van      , nr. SMD/07/11 ;

gelet op ;

  • het coalitieprogramma 2006-2010,

  • de gemeentewet

  • de Algemene wet bestuurswet

BESLUIT:

vast te stellen de “Subsidieverordening Welzijn Bergen op Zoom 2007”.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen.

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

Awb:

de Algemene wet bestuursrecht

College:

het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Bergen op Zoom

Raad:

de gemeenteraad van de Gemeente Bergen op Zoom

Subsidie:

het subsidiebegrip zoals bedoeld in artikel 4:21 Awb “onder subsidie wordt verstaan; de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten”.

Subsidieplafond:

het bedrag dat ten hoogste beschikbaar is gedurende een jaar voor het verstrekken van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift, zoals bedoeld in artikel 4:2:2 Awb.

Eenmalige subsidie:

een subsidie voor activiteiten en/of projecten die eenmalig voorkomen of een experimenteel karakter hebben.

Waarderingssubsidie:

een subsidie die verstrekt wordt ten behoeve van bepaalde activiteiten, waarmee niet of nauwelijks wordt beoogd aan deze activiteiten sturing te geven.

Contractsubsidie:

een subsidie waaraan meetbare resultaten en/of prestaties worden gekoppeld aan te leveren activiteiten, producten en diensten.

Projectsubsidie:

een subsidie bedoeld om meerjarige voorzienbare activiteiten mogelijk te maken, waarbij vanaf aanvang al vaststaat wanneer de te bereiken doelen en/of prestaties dienen te zijn gerealiseerd, met een maximum van 4 jaar.

Uitvoeringsovereenkomst:

een overeenkomst ter uitvoering van een besluit van het college en de subsidieontvanger waarin afspraken zijn opgenomen met betrekking tot activiteiten, producten en diensten die worden uitgevoerd en/of geleverd in relatie tot het verleende subsidiebedrag, zoals bedoeld in artikel 4:36 Awb.

Activiteitenplan:

een plan waarin de activiteiten voor het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft zijn beschreven. In het plan dienen tenminste de aard, de omvang en de frequentie van de activiteiten te worden beschreven, de meetbare resultaten c.q. prestaties en de beoogde doelgroep.

Jaar:

kalenderjaar van 1 januari tot en met 31 december.

Instelling:

een organisatie (vereniging of stichting) met rechtspersoonlijkheid die zich ten doel stelt zonder winstoogmerk activiteiten te verrichten, producten en/of diensten te leveren ten behoeve van de inwoners van de Gemeente Bergen op Zoom.

Egalisatiereserve:

een reserve bedoeld om te fungeren als buffer waarmee tekorten in het ene jaar kunnen worden opgevangen met overschotten in het ander jaar. Met de egalisatiereserve kunnen verschillen tussen werkelijk gemaakte kosten en subsidiebedragen worden opgevangen (artikel 4:72 Awb).

Bestemmingsreserve:

een reserve waaraan een concrete bestemming is verbonden.

Jaarrekening:

de laatst vastgestelde jaarrekening van de instelling, als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Accountantsverslag:

een verslag zoals bedoeld in artikel 393, lid 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 2. Reikwijdte.

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op alle door de Gemeente Bergen op Zoom gesubsidieerde instellingen die activiteiten, producten en/of diensten aanbieden op het beleidsterrein van welzijn, maatschappelijke ondersteuning, sociaal cultureel werk en maatschappelijke zorg in de gemeente of ten behoeve van inwoners van de gemeente. Tenzij er een afzonderlijke rijks-, provinciale of andere gemeentelijke subsidieregeling op de beleidsterreinen van toepassing is.

  • 2.

    Het college kan beleidsregels vaststellen ter uitvoering van de in het eerste lid vermelde beleidsterreinen.

  • 3.

    Het college of de raad kan bepalen dat deze verordening ook van toepassing is voor het verstrekken van subsidies op andere dan in het eerste lid genoemde terreinen.

  • 4.

    Activiteiten van godsdienstige-, levensbeschouwelijke- of politieke aard en belangenbehartiging worden niet gesubsidieerd.

Artikel 3. Rechtspersoonlijkheid.

  • 1.

    Op grond van deze verordening worden instellingen gesubsidieerd die beschikken over volledige rechtspersoonlijkheid, zoals bedoeld in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2.

    Het college en de raad kunnen in uitzonderlijke gevallen subsidie verlenen aan andere dan in het eerste lid bedoeld. De in deze verordening opgenomen bepalingen zijn dan zoveel mogelijk van toepassing.

Artikel 4. Algemene voorwaarden.

  • 1.

    De activiteiten, de te leveren producten en diensten waarvoor subsidie wordt aangevraagd moeten gericht zijn op de inwoners van de Gemeente Bergen op Zoom.

  • 2.

    De activiteiten, de te leveren producten en diensten waarvoor subsidie wordt aangevraagd dienen open te staan voor alle inwoners van de Gemeente Bergen op Zoom. Aan instellingen die activiteiten uitvoeren voor specifieke door de gemeente vastgestelde doelgroepen is het toegestaan activiteiten te organiseren die gericht zijn op één of meerdere doelgroepen.

  • 3.

    De instelling vraagt van de deelnemers aan de activiteiten of de gebruikers van de te leveren producten of diensten een passende financiële bijdrage.

  • 4.

    Het college kan de instelling ontheffing verlenen van de in het derde lid gestelde voorwaarden.

  • 5.

    De activiteiten van een instelling mogen niet in strijdig zijn met de wet of met in internationale verdragen opgenomen de rechten van de mens.

Artikel 5.
  • 1.

    De instelling dient zodanig georganiseerd te zijn dat het in dienst zijnde personeel en de voor de instelling werkzame vrijwilligers in de gelegenheid zijn invloed uit te oefenen op het beleid van de instelling.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de wijze waarop de werkzame vrijwilligers in een instelling invloed op het beleid uit kunnen oefenen.

  • 3.

    De instelling is verplicht haar bezittingen, het in dienst zijnde personeel en de voor de instelling werkzame vrijwilligers te verzekeren tegen schade en het risico van wettelijke aansprakelijkheid.

Artikel 6.
  • 1.

    De instelling stelt onmiddellijk het college in kennis van het voornemen van ontbinding van de rechtspersoon of van zijn faillissement, dan wel het voornemen tot het doen van aangifte hiervan of het aanvragen van surséance van betaling.

  • 2.

    Bij ontbinding of faillissement van de instelling dienen de aanwezige middelen die met subsidiegelden zijn opgebouwd te worden terugbetaald.

Artikel 7. Bevoegdheden college.

  • 1.

    Het college is verantwoordelijk voor en belast met de uitvoering van deze verordening.

  • 2.

    Het college stelt op basis van deze verordening nadere beleidsregels vast. Hierin worden tenminste opgenomen:

    • -

      Het doel van de subsidieverlening,

    • -

      De van toepassing zijnde subsidievorm,

    • -

      Nadere criteria en voorwaarden aan de subsidieverlening,

    • -

      De mogelijke grondslagen voor de berekening van de subsidie,

    • -

      Mogelijke toepassing verdelingsgronden bij het overschrijden van het subsidieplafond.

  • 3.

    De in lid 2 van dit artikel genoemde beleidsregels zijn gebaseerd op door de raad vastgestelde raadsprogramma’s, de programmabegroting en kadernota’s.

Artikel 8. Subsidieplafond.

  • 1.

    Het subsidieplafond wordt jaarlijks via de gemeentebegroting door de raad vastgesteld.

  • 2.

    Indien de hoogte van de gevraagde subsidie door de instellingen het subsidieplafond overstijgt vindt verdeling plaats op basis van de in de nadere beleidsregels opgenomen verdelingsgronden.

  • 3.

    Het college kan de gevraagde subsidie door een instelling geheel of gedeeltelijk weigeren indien door toekenning van de subsidie het vastgestelde subsidieplafond wordt overschreden.

Artikel 9. Weigeringsgronden.

De subsidie kan naast de artikel 4:25 en artikel 4:35 Awb vastgelegde gevallen geweigerd worden indien:

  • a.

    de activiteiten, producten of diensten waarvoor de instelling subsidie vraagt niet gericht zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan de inwoners van de gemeente,

  • b.

    het subsidie betreft voor activiteiten, producten of diensten die niet passen binnen het door de gemeente vastgestelde beleid met betrekking tot de geformuleerde beleidsterreinen waarop deze verordening van toepassing is,

  • c.

    de subsidie niet of in onvoldoende mate wordt besteed aan activiteiten, producten of diensten voor het doel waarvoor de instelling de subsidie heeft aangevraagd,

  • d.

    er een afzonderlijke rijks-, provinciale of andere gemeentelijke subsidieregeling op de beleidsterreinen van toepassing is,

  • e.

    de instelling ook zonder subsidietoekenning over voldoende gelden beschikt, hetzij uit eigen gelden of uit gelden van derden, om de kosten van de activiteiten, producten of diensten te kunnen voldoen.

  • f.

    de instelling activiteiten ontplooit die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang en/of de openbare orde.

  • g.

    de activiteiten, producten en diensten van de instelling van godsdienstige, levensbeschouwelijke of politieke aard zijn, dan wel belangenbehartiging.

  • h.

    de subsidieaanvraag door de instelling niet tijdig is ingediend.

  • i.

    de inhoudelijke en/of financiële verantwoording niet tijdig of niet volledig is ingediend. Het college kan in deze besluiten de subsidie op nihil vast te stellen.

  • j.

    er bij meerdere instellingen een offerte is opgevraagd voor het uitvoeren van dezelfde of vergelijkbare activiteiten, producten of diensten en na een selectieprocedure de subsidie aan een andere instelling wordt toegekend.

  • k.

    als in strijd is gehandeld met het gestelde in artikel 5 van deze verordening.

Hoofdstuk 2 Subsidieaanvraag.

Artikel 10. Subsidieaanvraag.

  • 1.

    Een subsidieaanvraag dient te voldoen aan het gestelde in artikel 4:1, artikel 4:2 en artikel 4:61 van de Awb.

  • 2.

    Het college kan een instelling in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van de in het eerste lid vermelde voorwaarden en/of criteria.

  • 3.

    Bij een eerste subsidieaanvraag dienen de volgende stukken te worden overlegd:

    • -

      een activiteitenplan en begroting,

    • -

      de jaarrekening van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar,

    • -

      de statuten van de organisatie,

    • -

      opgave van de bestuurssamenstelling,

    • -

      opgave van de eigen financiële bijdrage c.q. contributie van deelnemers aan activiteiten,

    • -

      opgave van het aantal leden.

  • 4.

    Bij een tweede of vervolgaanvraag om subsidie dient tenminste een activiteitenplan, een begroting en een jaarrekening toegevoegd te worden.

  • 5.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de subsidieaanvraag.

  • 6.

    Het college kan een aanvraagformulier vaststellen.

  • 7.

    Indien de subsidieaanvraag niet voldoet aan de door het college vastgestelde regels, wordt de instelling hiervan op de hoogte gesteld en wordt deze een hersteltermijn van maximaal 4 weken geboden.

Hoofdstuk 3 Subsidievormen.

Paragraaf 3.1

Artikel 11. Subsidievormen.

  • 1.

    De Gemeente Bergen op Zoom hanteert de vier volgende subsidievormen:

    • -

      eenmalige subsidie,

    • -

      waarderingssubsidie,

    • -

      contractsubsidie,

    • -

      projectsubsidie.

  • 2.

    Het college kan per subsidievorm nadere beleidsregels vaststellen.

Paragraaf 3.2

Artikel 12. Aanvraag eenmalige subsidie.

  • 1.

    De aanvraag om in aanmerking te komen voor eenmalige subsidie dient tenminste 2 maanden voor de start van de bijzondere activiteit en/of het experiment ingediend te worden.

  • 2.

    De aanvraag bevat een motivering en omschrijving van de bijzondere activiteit en/of het experiment, de beoogde doelgroep, het beoogde resultaat en een begroting.

  • 3.

    De aanvraag dient betrekking te hebben op kosten die rechtstreeks verband houden met de bijzondere activiteiten en/of het experiment.

    Het college kan een aanvraagformulier vaststellen

Artikel 13. Verlening eenmalige subsidie.

  • 1.

    Binnen 2 maanden na indiening van de aanvraag om eenmalige subsidie neemt het college hierover een besluit.

  • 2.

    De subsidie wordt verstrekt als een eenmalig vast bedrag aan subsidie via een voorschot.

Artikel 14. Verantwoording en vaststelling eenmalige subsidie.

  • 1.

    Uiterlijk 3 maanden na afloop van de bijzondere activiteiten en/of het experiment dient de aanvrager c.q. instelling een inhoudelijk en financieel verslag in.

  • 2.

    De subsidievaststelling vindt uiterlijk 2 maanden na indiening van het inhoudelijke en financiële verslag plaats.

Paragraaf 3.3

Artikel 15. Aanvraag waarderingssubsidie.

  • 1.

    Een aanvraag om in aanmerking te komen voor waarderingssubsidie dient vóór 1 oktober in het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar bij het college ingediend te worden.

  • 2.

    Bij de aanvraag dient te worden toegevoegd:

    • a.

      een activiteitenplan,

    • b.

      een opgave van in de vastgestelde beleidsregel opgenomen kengetallen.

    • c.

      een opgave van de bestuurssamenstelling.

  • 3.

    Het college kan een aanvraagformulier vaststellen.

Artikel 16. Verlening waarderingssubsidie.

  • 1.

    Uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar wordt het besluit van het college op de ingediende subsidieaanvraag waarderingssubsidie aan de instelling medegedeeld.

  • 2.

    Het college kan besluiten een waarderingssubsidie voor meerdere jaren toe te kennen, doch ten hoogste voor 4 jaren.

  • 3.

    De waarderingssubsidie wordt als een vast bedrag verstrekt en er vindt geen verrekening achteraf plaats.

Artikel 17. Verantwoording en vaststelling waarderingssubsidie.

  • 1.

    Na afloop van het subsidiejaar dient de instelling voor 1 juni een inhoudelijk jaarverslag in, inclusief een opgave van het eigen vermogen en de omvang van bestemmingsreserves.

  • 2.

    Het inhoudelijke jaarverslag bevat een opgave van de in de vastgestelde beleidsregel waarderingssubsidie opgenomen kengetallen.

  • 3.

    Bij waarderingssubsidie is het besluit tot verlening van de subsidie tevens de vaststelling.

Paragraaf 3.4

Artikel 18. Aanvraag contractsubsidie.

  • 1.

    Een aanvraag om in aanmerking te komen voor contractsubsidie dient vóór 1 juli in het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar bij het college ingediend te worden.

  • 2.

    Een aanvraag om in aanmerking te komen voor contractsubsidie dient ingezonden te worden in de vorm van een concept uitvoeringsovereenkomst en een begroting. De concept uitvoeringsovereenkomst dient gebaseerd te zijn op het door het college uitgebrachte programma van eisen, zoals dat vorm wordt gegeven via een opdrachtformulering.

  • 3.

    De in de concept uitvoeringsovereenkomst vermelde activiteiten, producten en diensten dienen benoemd te worden naar beoogde doelgroepen en in meetbare resultaten en prestaties.

  • 4.

    Het college stelt nadere regels vast omtrent de procedure van verlening van contractsubsidie.

Artikel 19. Verlening contractsubsidie.

  • 1.

    Uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar wordt het besluit van het college op de ingediende subsidieaanvraag contractsubsidie aan de instelling medegedeeld.

  • 2.

    In de beschikking tot subsidieverlening wordt als voorwaarde opgenomen de verplichting van de subsidieontvanger om mee te werken aan het sluiten van een uitvoeringsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 4:36 Awb. In de uitvoeringsovereenkomst is opgenomen welke activiteiten, producten en diensten er geleverd dienen te worden, de hoogte van het subsidiebedrag, de beoogde doelgroepen en de meetbare resultaten en prestaties.

Artikel 20. Verantwoording en vaststelling contractsubsidie.

  • 1.

    Na afloop van het subsidiejaar dient de instelling voor 1 juni een inhoudelijk jaarverslag in, waarin informatie wordt gegeven over alle aspecten zoals in de beschikking en de uitvoeringsovereenkomst genoemd.

  • 2.

    Daarnaast dient de instelling een financiële jaarrekening in te dienen en een balans per 31 december van het subsidiejaar.

  • 3.

    De subsidievaststelling wordt gebaseerd op datgene dat is overeengekomen in de beschikking en uitvoeringsovereenkomst.

  • 4.

    De subsidievaststelling vindt uiterlijk plaats voor 1 oktober na afloop van het subsidiejaar.

Artikel 21. Overschot contractsubsidie.

  • 1.

    Bij contractsubsidies kunnen, ook bij volledige levering van activiteiten, producten en diensten op basis van de uitvoeringsovereenkomst, aan de subsidie gerelateerde voordelige of nadelige verschillen ontstaan. De instelling vormt daartoe een egalisatiereserve.

  • 2.

    Het jaarlijks aan de egalisatiereserve toe te voegen bedrag bedraagt niet meer dan 10% van het toegekende subsidiebedrag.

  • 3.

    De totale hoogte van de egalisatiereserve bedraagt niet meer dan 10% van de werkelijke uitgaven in het betreffende boekjaar.

  • 4.

    Het gestelde in lid 3 is niet van toepassing op verleende contractsubsidie aan regionaal werkende instellingen.

Artikel 22. Toestemmingsvereisten contractsubsidie.

  • 1.

    De subsidieontvanger van een contractsubsidie behoeft de toestemming van het college voor rechtshandelingen bedoeld in artikel 4:71, eerste lid, onderdelen a, b, c, d, f, g, i en j van de Awb.

  • 2.

    Het verzoek tot het vormen van een reserve of fonds (artikel 4: 71 eerste lid, onderdeel g) dient vergezeld te gaan van een beschrijving van het doel van de reserve of fonds.

Paragraaf 3.5

Artikel 23. Aanvraag projectsubsidie

  • 1.

    De aanvraag om in aanmerking te komen voor projectsubsidie dient tenminste 4 maanden voor de start van het project ingediend te worden. De aanvraag dient een beschrijving te bevatten van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, de na te streven doelen, de doelgroep en een begroting.

  • 2.

    De aanvraag dient een opgave te bevatten van uit te voeren activiteiten, producten en diensten, de na te streven doelen naar beoogde doelgroepen en meetbare resultaten en prestaties.

  • 3.

    De instelling dient een opgave te overleggen van bij andere bestuursorganen of organisaties ingediende aanvragen voor subsidie of een financiële bijdrage voor hetzelfde project, met vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling of besluiten op die aanvragen.

Artikel 24. Verlenen projectsubsidie

  • 1.

    Binnen 4 maanden na indiening van een aanvraag om in aanmerking te komen voor projectsubsidie wordt het besluit van het college aan de instelling medegedeeld.

  • 2.

    In de beschikking tot subsidieverlening wordt als voorwaarde opgenomen de verplichting van de subsidieontvanger om mee te werken aan het sluiten van een uitvoeringsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 4:36 Awb. In de uitvoeringsovereenkomst is opgenomen welke activiteiten, producten en diensten er geleverd dienen te worden, de hoogte van het subsidiebedrag, de beoogde doelgroepen en de meetbare resultaten en prestaties.

Artikel 25. Verantwoording en vaststelling projectsubsidie

  • 1.

    Binnen 5 maanden na afloop van het project dient de instelling een inhoudelijk en financieel jaarverslag in, waarin informatie wordt gegeven over alle aspecten zoals in de beschikking en de overeenkomst zoals genoemd in artikel 30, lid 2 van deze verordening.

  • 2.

    De subsidievaststelling wordt gebaseerd op datgene dat is overeengekomen in de beschikking en de overeenkomst.

  • 3.

    De subsidievaststelling vindt uiterlijk plaats 4 maanden na indiening van de verantwoording.

Hoofdstuk 4 Subsidieverlening en bevoorschotting.

Artikel 26. Subsidieverlening en bevoorschotting.

  • 1.

    Het college verleent subsidie overeenkomstig de vastgestelde beleidsregels en de afgesloten uitvoeringsovereenkomsten.

  • 2.

    Het college kan aan het verlenen van subsidie nadere regels verbinden overeenkomstig het gestelde in artikel 4:37, artikel 4:38 en artikel 4:39 Awb.

  • 3.

    Het college kan de toegekende subsidie geheel of gedeeltelijk bij voorschot uitbetalen.

  • 4.

    Het college kan de toegekende subsidie verrekenen met bij de gemeente openstaande vorderingen van de instelling.

  • 5.

    Het verlenen van een subsidie en de wijze van voorschotbetaling maakt het college schriftelijk aan de instelling bekend.

Hoofdstuk 5 Subsidievaststelling en controle.

Artikel 27. Subsidieverantwoording en vaststelling.

  • 1.

    Bij een subsidieverlening van meer dan € 50.000, - dient het inhoudelijk jaarverslag en de financiële jaarrekening vergezeld te zijn van een accountantsverklaring.

  • 2.

    Het college kan een instelling ontheffing verlenen van de in het eerste lid gestelde voorwaarden.

  • 3.

    De subsidievaststelling is gebaseerd op datgene dat is overeengekomen in de beschikking en/of uitvoeringsovereenkomst.

  • 4.

    Indien een instelling een niet volledige verantwoording heeft ingediend wordt de instelling in de gelegenheid gesteld het verzuim binnen 4 weken schriftelijk te herstellen.

  • 5.

    Indien het eigen vrij besteedbare vermogen van de instelling meer bedraagt dan 10% van de werkelijke uitgaven in het boekjaar stelt het college de subsidie naar verhouding lager vast.

  • 6.

    De subsidievaststelling vindt uiterlijk plaats voor 1 oktober na afloop van het subsidiejaar.

Artikel 28. Controle.

  • 1.

    Het college is bevoegd om controle uit te oefenen op de betrouwbaarheid van de overlegde jaarverslagen en jaarrekeningen. De administratie van de instelling dient op een zodanig wijze vorm te zijn gegeven dat deze controle op een eenvoudige wijze mogelijk is.

  • 2.

    De instelling is verplicht om de door het college aangewezen persoon c.q. personen inzage te geven in de boeken en andere zakelijke bescheiden.

Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen.

Artikel 29 Overgangsbepaling.

  • 1.

    Rechten en verplichtingen welke voortvloeien uit de ‘Subsidieverordening Welzijn Bergen op Zoom 2005” blijven gelden tot ten hoogste één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening.

  • 2.

    Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de overgangssituatie in de periode tussen de huidige procedurele verwerking van subsidieverzoeken en het in werking treden van de nieuwe subsidieverordening.

Artikel 30. Hardheidsclausule.

  • 1.

    Het college kan in individuele gevallen ontheffing verlenen van één of meerdere bepalingen van deze verordening.

  • 2.

    In gevallen waarin deze verordening niet voorziet of waarin zij tot onredelijkheid leidt kan het college van het bepaalde in deze verordening afwijken.

Artikel 31. Citeertitel.

De verordening kan aangehaald worden onder de titel “Subsidieverordening Welzijn Bergen op Zoom 2007”

Artikel 32. Inwerkingtreding.

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2007.

  • 2.

    Deze verordening is van toepassing op alle subsidieaanvragen voor 2008 en verder op de beleidsterreinen zoals genoemd in artikel 2, lid 1.

  • 3.

    Met ingang van 1 juli 2007 wordt de “Subsidieverordening welzijn Bergen op Zoom 2005” ingetrokken.

Toelichting

Algemeen

  • De Algemene wet bestuursrecht (Awb) regelt diverse aspecten met betrekking tot subsidiëring; aspecten waar in de verordening niet expliciet wordt verwezen. Hetgeen in de Awb is geregeld wordt niet opnieuw in de verordening opgenomen.

  • De Awb regelt de mogelijkheden van bezwaar en beroep tegen een subsidiebeschikking. Bij het weigeren van subsidie worden de mogelijkheden van bezwaar en beroep in de beschikking vermeld.

Artikel 1

In dit artikel zijn de begripsbepalingen die van toepassing zijn in de verordening opgenomen. Dit om interpretatieverschillen te voorkomen.

Artikel 2

Dit artikel geeft aan voor welke beleidsterreinen deze verordening van toepassing is. De verordening is niet van toepassing indien er een beroep kan worden gedaan op afzonderlijke rijks-, provinciale of andere gemeentelijke subsidieregeling op genoemde beleidsterreinen.

Artikel 3

In het 1ste lid van dit artikel is bepaald dat subsidie in principe alleen aan rechtspersonen wordt verleend. In lid 2 wordt aan het college de mogelijkheid geboden om ook natuurlijke personen subsidie te verlenen. Van deze mogelijkheid kan bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden bij kleinschalige (bewoners) initiatieven met een éénmalig karakter.

Artikel 4

In artikel 4 is geregeld dat de subsidie in principe het directe belang van de gemeente en haar inwoners moet dienen. Tevens dat de subsidieontvangers niet mogen discrimineren.

Artikel 5

In artikel 5 is bepaald dat vrijwilligers die actief zijn in een instelling aan wie subsidie is verleend de mogelijkheid moet worden geboden invloed c.q. medezeggenschap uit te oefenen op het uit te voeren beleid. De wijze c.q. mate waarin de invloed c.q. medezeggenschap vormgegeven kan worden is in o.a. de bestuurssamenstelling en een vastgesteld vrijwilligersbeleid binnen de instelling. Een en ander dient vermeld te worden in de subsidieaanvraag.

Artikel 6

In dit artikel is bepaald dat de instellingen een actieve melding- c.q. informatieplicht hebben naar het college.

Artikel 7

Het college is verantwoordelijk voor de uitvoering van de verordening. Deze verantwoordelijkheid houdt in dat het college bevoegd is te besluiten over de verlening en vaststelling van de subsidie, betaling van voorschotten, het opschorten van de verplichting tot betaling van voorschotten, het terugvorderen van onverschuldigd betaalde voorschotten en alle overige uitvoeringsbesluiten, waaronder het beslissen op ingediende bezwaarschriften op subsidiebesluiten.

De beleidsregels, zoals vermeld in lid 2 en 3 van dit artikel zijn aantoonbaar gebaseerd op de activiteiten zoals vermeld in de raadsprogramma’s op het beleidsterrein van welzijn, maatschappelijke ondersteuning, sociaal cultureel werk en maatschappelijke zorg. Daarnaast op de door de raad vastgestelde programmabegroting en kadernota’s.

Het door het college vaststellen van nadere beleidsregels geschiedt op basis van artikel 4:81 Awb.

Artikel 8

Door de gemeenteraad wordt via de gemeentebegroting het zogenaamde subsidieplatform vastgesteld. Met het vaststellen van dit platform wordt de aanspraak op subsidie beperkt tot een maximumbedrag.

Indien de aanvragen om subsidie het vastgestelde budget overschrijden kan op basis van een in de beleidsregel opgenomen berekeningsmethodiek een evenredige vermindering van subsidieverlening plaatsvinden.

Bij de subsidievorm “eenmalige subsidie” kan de situatie zich voordoen dat de aanvragen om subsidie het beschikbare budget overschrijden. Het aantal verzoeken om subsidie en de omvang ervan valt niet vooraf te voorspellen c.q. vast te stellen. Hierbij geldt de regel: op is op.

In de gemeentebegroting is voor gelijksoortige instellingen vaak één bedrag opgenomen. In de voor deze instellingen betreffende beleidsregel zal een verdeling per instelling worden opgenomen. Daarnaast kan een subsidiebedrag bestaan uit verschillende door het college te bepalen begrotingsposten (bijvoorbeeld voor samenlevingsopbouw, jeugd- en jongerenwerk, enz.).

Artikel 9

In de Awb is bepaald in welke gevallen subsidie in ieder geval geweigerd kan worden. In artikel 9 zijn daarnaast gevallen benoemd waarin subsidie geweigerd kan worden.

Een verleende subsidie kan lager of mogelijk op nihil worden vastgesteld indien niet is voldaan aan de gestelde voorwaarden.

In artikel 4:46 Awb is bepaald wanneer een verleende subsidie lager kan worden vastgesteld. Indien een subsidie al per voorschot is uitbetaald, kan dit leiden tot een terugbetalingsverplichting.

Artikel 10

In dit artikel is bepaald aan welke vereiste een subsidieaanvraag moet voldoen. Indien de ingediende aanvraag niet voldoet aan de door college gestelde regels, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld dit binnen 4 weken te herstellen

Artikel 11

De gemeente kent een aantal verschillende subsidievormen die in het volgende hoofdstuk van deze verordening worden genoemd. Het college bepaalt welke vorm van subsidie van toepassing is op een ingediende aanvraag.

Artikel 12-14

Het is van belang dat er bijzondere activiteiten c.q. experimenten in de gemeente plaats vinden. Vaak wordt hiermee een vorm van vernieuwing in het aanbod binnen de gemeente bereikt. Met het verlenen van eenmalige subsidie wordt dit gestimuleerd.

Ten aanzien van het verlenen van eenmalige subsidie wordt een beleidsregel vastgesteld.

Artikel 15-17

Met een waarderingssubsidie spreekt de gemeente haar waardering uit voor bepaalde activiteiten, zonder dat zij deze naar aard en inhoud wil beïnvloeden. Een waarderingssubsidie wordt verstrekt in de vorm van een vast bedrag. Aan de verlening van de waarderingssubsidie kunnen nadere voorwaarden worden gesteld met betrekking tot leden of deelnemers. In de vast te stellen beleidsregel wordt een en ander nader uitgewerkt.

Artikel 18-22

Contractsubsidie wordt voornamelijk verleend aan professionele instellingen. De subsidie wordt verleend om bepaalde resultaten te bereiken dan wel maatschappelijke effecten te realiseren.

In artikel 19 is bepaald dat de instelling aan wie contractsubsidie wordt verleend een uitvoeringsovereenkomst moet sluiten. De voorwaarden en procedure om te komen tot een dergelijke overeenkomst wordt vastgesteld in een beleidsregel.

Van een overschot is sprake indien de instelling waarmee een uitvoeringsovereenkomst is afgesloten de afgesproken te leveren activiteiten, producten en diensten heeft gerealiseerd tegen een lager bedrag dan overeengekomen. Op basis van het gestelde in artikel 21 wordt het hierdoor ontstane overschot niet automatisch teruggevorderd, maar blijft een deel ter beschikking aan de instelling. Bij gehele terugvordering van het overschot gaat er geen stimulans uit naar de instelling om zo efficiënt mogelijk om te gaan met subsidiemiddelen.

Het gestelde in het derde lid van dit artikel 21 heeft geen betrekking op regionaal werkende instellingen aan wie contractsubsidie is verleend. De betreffende instellingen werken voor diverse gemeenten en ontvangen van elk van deze gemeenten subsidie. Daarbij komt nog dat de subsidievoorwaarden c.q. –verordeningen van elkaar afwijken waardoor het niet mogelijk is het aandeel van iedere afzonderlijke gemeente in de vermogens- of reservevorming vast te stellen binnen de totale verantwoording van de instelling.

Artikel 23-25

Bij het indienen van een aanvraag projectsubsidie zal het project zo concreet mogelijk moeten worden omschreven, waardoor een goede beoordeling van het belang ervan in beeld komt c.q. duidelijk wordt. Bij projectsubsidie dient er een duidelijke relatie te zijn met het beleid op het terrein van welzijn, sociaal cultureel werk en maatschappelijke zorg. Een onderdeel van de projectbeschrijving dient te zijn of bij beëindiging van het project een inpassing in het reguliere beleid op deze beleidsterreinen mogelijk is c.q. aan de orde is. Dit gezien de mogelijke structurele consequenties die aan het verlenen van projectsubsidie kunnen zijn verbonden. Een mogelijke structurele verhoging van een andere subsidievorm is geen automatisme. Een ander onderdeel van de beschrijving dient de looptijd van het project aan te geven.

Bij het indienen van een aanvraag om in aanmerking te komen voor projectsubsidie zal de aanvrager duidelijk dienen te maken welke inspanningen er zijn geleverd om het project op een andere wijze te bekostigen.

Indien een instelling aan wie al een andere subsidievorm is verleend een aanvraag indient voor projectsubsidie moet de betreffende instelling een aparte administratie hiervoor opzetten c.q. bij te houden.

In artikel 24, lid 2, is bepaald dat de subsidieontvanger waaraan projectsubsidie verleend is als voorwaarde krijgt opgelegd dat medewerking moet worden verleend aan het afsluiten van een uitvoeringsovereenkomst.

Artikel 26

Met het opnemen van dit artikel in de verordening is voorzien in de mogelijkheid om subsidies bij voorschot uit te betalen. Het uitbetalen dan wel weigeren ervan is een beschikking in de zin van de Awb.

Artikel 27

Bij een subsidieverlening van meer dan € 50.000, - dient een accountantsverklaring bij de subsidieverantwoording te worden overlegd. Uit de verklaring van de accountant dient te blijken dat het gevoerde financiële beleid van de instelling in overeenstemming is met de subsidievoorwaarden en de subsidie is aangewend voor het doel waarvoor deze ter beschikking is gesteld.

Het college kan een instelling ontheffing verlenen van de verplichting een accountantsverklaring te overleggen.

Artikel 28

Ten behoeve van (een mogelijke steekproefsgewijze) controle op de besteding van de subsidiemiddelen moet er sprake zijn van een deugdelijke administratie bij de subsidieontvanger c.q. instelling.

Artikel 29

Als deze subsidieverordening in werking treedt is het mogelijk dat instellingen al subsidieaanvragen hebben ingediend voor het jaar 2008. Op basis van lid 2 van dit artikel heeft het college de mogelijkheid nadere regels vast te stellen met betrekking tot de overgangssituatie.

Artikel 30

Dit artikel bevat een hardheidsclausule. Het college kan in bijzondere situaties en omstandigheden afwijken van de bepalingen van deze verordening of een strikte toepassing ervan.

Artikel 31

Dit artikel geeft de officiële benaming van de verordening aan.

Artikel 32

De verordening treedt in werking per 1 juli 2007. Op genoemde datum wordt de oude subsidieverordening ingetrokken. Dit betekent dat een aanvraag voor subsidieverlening op basis van deze verordening betrekking zal dienen te hebben op het subsidiejaar 2008.

Leeswijzer per subsidievorm

De volgende artikelen zijn van toepassing op alle subsidievormen:

  • Artikel 1 tot en met 11 en 26 tot en met 30.

Schematisch overzicht van bepalingen per subsidievorm:

Eenmalige subsidie

Artikel

Indienen

Tenminste 2 maanden voor aanvang activiteit, artikel 12, lid 1

Indienen bescheiden

Omschrijving activiteit of experiment, artikel 12, lid 2

Besluitvorming

Besluit college binnen 2 maanden na indiening, artikel 13, lid 1

Verantwoording

Uiterlijk 3 maanden na afloop activiteit of experiment, artikel 14, lid 1

Vaststelling

Uiterlijk 2 maanden na indiening inhoudelijk en financieel verslag, artikel 14, lid 2

Waarderingssubsidie

Artikel

Indienen

Voor 1 oktober, artikel 15, lid 1

Indienen bescheiden

Activiteitenplan, artikel 15, lid 2

Besluitvorming

Uiterlijk op 31 december door college, artikel 16, lid 1

Meerjarige toekenning door college mogelijk, artikel 16, lid 2

Verantwoording

Inhoudelijk verslag voor 1 juni na afloop van subsidiejaar, artikel 17, lid 1

Vaststelling

Bij toekenning, artikel 17, lid 3

Contractsubsidie

Artikel

Indienen

Voor 1 juli, artikel 18, lid 1

Indienen bescheiden

Concept uitvoeringsovereenkomst, gebaseerd op de opdrachtformulering, artikel 18, lid 2

 

 

Besluitvorming

Uiterlijk 31 december door college, artikel 19, lid 1

Aanvullende eisen

Uitvoeringsovereenkomst, artikel 19, lid 2

Vorming egalisatiereserve, artikel 21, lid 1 en 2

Subsidieoverschot, artikel 19, lid 3

Toestemmingsvereisten, artikel 22, lid 1 en 2

Verantwoording

Inhoudelijk en financieel jaarverslag, artikel 25, lid 1 en 2

Vaststelling

Voor 1 oktober, artikel 20, lid 3 en 4

Projectsubsidie

Artikel

Indienen

Tenminste 4 maanden voor start project, artikel 23, lid 1

Indienen bescheiden

Projectplan met bijlagen, artikel 23, lid 2 en 3

Besluitvorming

Besluit college binnen 4 maanden na indienen projectplan, artikel 24, lid 1

Aanvullende eisen

Overeenkomst, artikel 24, lid 2

Verantwoording

Binnen 5 maanden na afloop project, artikel 25, lid 1

Vaststelling 4 maanden na indiening inhoudelijk en financieel verslag, artikel 25, lid 2

Vaststelling

Uiterlijk 4 maanden na indiening inhoudelijk en financieel verslag, artikel 25, lid 3

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van

De griffier, De voorzitter,

F.P. de Vos