Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bergen op Zoom

Verordening 2003 op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen en ontheffingen voor het parkeren

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBergen op Zoom
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening 2003 op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen en ontheffingen voor het parkeren
CiteertitelParkeerverordening 2003
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149
  2. Wegenverkeerswer 1994, art. 2a
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-04-200314-07-2015nieuwe regeling

18-12-2002

Weekblad Bergen op Zoomse Bode 20-04-2003

RVBSROB/129

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening 2003 op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen en ontheffingen voor het parkeren

De raad van de gemeente Bergen op Zoom;

gezien het voorstel van het college van 19 november 2002, nr. SROB/129 ;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 2a van de Wegenverkeersweg 1994, overwegende, dat het wenselijk is om regels vast te stellen voor een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte en voor het uitgeven van vergunningen aan belanghebbenden bij parkeerplaatsen;

BESLUIT:

Vast te stellen de navolgende ‘Verordening 2003 op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen en ontheffingen voor het parkeren’

Afdeling I Definities en begripsomschrijvingen.

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • A.

    Het RVV 1990: Het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;

  • B.

    Motorvoertuig: Hetgeen dat daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

  • C.

    Parkeren: Het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • D.

    Houder: Degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeersweg 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • E.

    Parkeerapparatuur: Parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • F.

    Parkeerapparatuurplaats: Een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

  • G.

    Belanghebbendenplaats: Een parkeerplaats die:

    • 1.

      Is aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990;

    • 2.

      Gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

    • 3.

      Van gemeentewege is gemarkeerd voor het parkeren door vergunninghouders;

  • H.

    Vergunning: Een door burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

  • I.

    Ontheffing: Een door burgemeester en wethouders verleende ontheffing, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuurplaatsen;

  • J.

    Vergunninghouder: De natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning of ontheffing is verleend.

  • K.

    Straatgedeelten: Een straat, plein, terrein , sector of zone.

Afdeling II Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en ontheffingen

Artikel 2 Aanwijzing weggedeelten

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen bij openbaar te maken besluit weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen daarbij:

    • a.

      de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan;

    • b.

      het maximum aantal uit te geven vergunningen en ontheffingen per straatgedeelte aangeven;

    • c.

      aangeven voor welk(e) straatgedeelte(n) sprake is van een gegarandeerde parkeerplaats door middel van een slagboom of een parkeerbeugel.

Artikel 3 Vergunningverlening

  • 1.

    Burgmeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning of ontheffing verlenen voor het parkeren op een belanghebbendenplaats, een parkeerapparatuurplaats of een gegarandeerde parkeerplaats.

  • 2.

    Een vergunning of ontheffing kan worden verleend aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig wanneer deze:

    • a.

      woont in een gebied waar belanghebbendenparkeerplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerappartuurplaatsen aanwezig zijn;

    • b.

      een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenparkeerplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en aantoont dat het in het belang van zijn beroeps- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren;

    • c.

      een beroep of bedrijf uitoefent binnen een sector waar parkeerplaatsen voor woon-werkvergunningen zijn vastgesteld;

    • d.

      het bedrijf, dat een voertuig bezigt bij het verrichten van herstel- onderhouds- of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, voor zover dit voertuig nodig is voor het uitoefenen van die werkzaamheden in de onmiddelijke omgeving van de betreffende locatie, op plaatsen als bedoeld in het eerste lid;

    • e.

      de eigenaar of houder van een motorvoertuig wanneer deze overigens tijdelijk een voertuig moet parkeren of plaatsen bedoeld in het eerste lid;

    • f.

      gehandicapt is en daarnaast een beroep uitoefent in een gebied waar belanghebbendenparkeerplaatsen en/of mede vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen een vergunning of ontheffing verlenen aan eigenaren of houders van motorvoertuigen die niet voldoen aan één of meer van de in het tweede lid genoemde voorwaarden.

  • 4.

    De eigenaar of houder van een motorvoertuig die voldoet aan twee of meer in het tweede lid gestelde voorwaarden wordt, voor wat betreft de eerste aangevraagde vergunning of ontheffing, geacht te beantwoorden aan de onder a genoemde voorwaarde.

  • 5.

    Burgemeesters en wethouders kunnen op daartoe strekkende aanvraag een dagvergunning verlenen.

  • 6.

    Burgemeesters en wethouders kunnen op een, door hen nader te bepalen terrein, aan marktkooplieden een vergunning of ontheffing verlenen voor het parkeren van hun motorvoertuig.

Artikel 4 Beperkingen aan vergunningverlening

  • 1.

    Aan de vergunning of ontheffing kunnen zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning of ontheffing van kracht is.

  • 2.

    Burgemeesters en wethouders kunnen aan een vergunning of ontheffing ook andere voorschriften en beperkingen verbinden. Deze beperkingen mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Artikel 5 Vergunning- en ontheffingaanvraag

  • 1.

    Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden van dit artikel, bij openbaar besluit regels geven omtrent:

    • a.

      het aanvragen en verlenen van een vergunning of ontheffing;

    • b.

      de eisen waaraan een aanvrager van een vergunning of ontheffing aan moet voldoen;

    • c.

      het aantal per adres te verlenen vergunningen of ontheffingen, alsmede het aantal op vergunningen of ontheffingen te vermelden kentekens;

    • d.

      het aantal per beroep of bedrijf uit te geven vergunningen of ontheffingen, als bedoeld in artikel 3, lid 2, sub b;

    • e.

      het aantal per beroep of bedrijf uit te geven woon-werk vergunningen, als bedoeld in artikel 3, lid 2, sub c;

    • f.

      de wijze waarop het belang van het gebruik voor uitoefening van het beroep of bedrijf door aanvrager moet aangetoond;

    • g.

      de behandeling en afhandeling van aanvragen van een vergunning c.q. ontheffing;

    • h.

      de berekening van de verschuldigde parkeerbelasting voor vergunningen/ontheffingen welke in de loop van een jaar, dan wel voor een deel van een jaar worden aangevraagd;

    • i.

      de uitgifte van vergunningen/ontheffingen in bijzondere gevallen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning/ontheffing.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen de in het tweede lid genoemde termijn met ten hoogste acht weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 6 Voorschriften voor vergunningen/ontheffingen

  • 1.

    Een vergunning/ontheffing wordt verleend voor een periode van maximaal 1 jaar.

  • 2.

    De vergunning/ontheffing bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning of ontheffing geldt;

    • b.

      het gebied en de sector waarvoor de vergunning of ontheffing geldt;

    • c.

      de naam van der vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning/ontheffing is verleend.

Artikel 7 Intrekking of wijziging

  • 1.

    Burgemeester en Wethouders kunnen een vergunning of ontheffing intrekken of wijzigen;

    • a.

      op verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning/ontheffing is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

    • c.

      wanneer er zich een wijziging voordoet in één van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning/ontheffing;

    • d.

      wanneer in het betreffende gebied het stelsel van vergunningen of ontheffingen komt te vervallen;

    • e.

      wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften;

    • f.

      wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning/ontheffing onjuiste gegevens zijn verstrekt;

    • g.

      om redenen van openbaar belang.

  • 2.

    Een besluit tot het intrekken van of wijzigen van een vergunning of ontheffing is met redenen omkleed. De betrokkene wordt van het intrekken of wijzigen van de vergunning of ontheffing schriftelijk in kennis gesteld.

Afdeling III Verbodsbepalingen

Artikel 8
  • 1.

    Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      op een belanghebbendenplaats.

  • 2.

    Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3.

    Het is verboden om op enigerlei wijze het gebruik van de parkeerapparatuur te hinderen.

  • 4.

    Burgemeesters en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 9

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere betaalmiddelen dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

Artikel 10
  • 1.

    Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;

    • c.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Afdeling IV Strafbepaling

Artikel 11

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

Afdeling V Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 12

Met de opsporing van overtredingen van deze verordening zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren,als mede de door de burgemeester en wethouders aangewezen buitengewone opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering, belast.

Artikel 13
  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die van bekendmaking van het openbaar besluit door Burgemeester en Wethouders

  • 2.

    De Parkeerverordening 1994 vervalt met ingang van de in het eerste lid genoemde datum.

  • 3.

    Vergunningen en ontheffingen welke zijn verleend krachtens de Parkeer- en parkeergeldverordening 1990, de Parkeerverordening 1993 en de Parkeerverordening 1994 worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

Artikel 14

Deze verordening kan aangehaald worden als: de ‘Parkeerverordening 2003’;

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van

De loco-secretaris

beoogd griffier F.P. de Vos

De voorzitter