Organisatie | Arnhem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Individuele Inkomenstoeslag gemeente Arnhem 2015 |
Citeertitel | Verordening individuele inkomenstoeslag |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening Langdurigheidstoeslag.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 25-03-2021 | nieuwe regeling | 15-12-2014 | 2014.0.106.465 |
DE RAAD VAN DE GEMEENTE ARNHEM
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 november 2014, nummer docnr. 2014.0.106.465
gelet op de artikelen 8, eerste lid, onder b, en tweede lid, artikel 36 en artikel 78z van de Participatiewet
vast te stellen de volgende verordening
Verordening Individuele Inkomenstoeslag gemeente Arnhem 2015
Een verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de wet, wordt ingediend middels een door het college vastgesteld formulier onder bijvoeging van de in het formulier gevraagde bewijsstukken.
Aan de bijstand ligt het uitgangspunt ten grondslag dat het normbedrag, bedoeld ter voorziening in
de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan met inbegrip van een component reservering, in
beginsel toereikend is. Toch kan de financiële positie van mensen die langdurig op een
minimuminkomen zijn aangewezen onder druk komen te staan als er na verloop van tijd geen enkel
perspectief lijkt te zijn om door inkomen uit arbeid het inkomen te verhogen. Om die reden is bij de
invoering van de Wet werk en bijstand (hierna: WWB) in 2004 de langdurigheidstoeslag in het leven
geroepen. Sinds 1 januari 2009 is de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd. Ook is de
langdurigheidstoeslag sinds die datum een bijzondere vorm van (categoriale) bijzondere bijstand. Per
1 januari 2015 vervangt de individuele inkomenstoeslag de langdurigheidstoeslag. Sindsdien is het
verlenen van de toeslag geen gebonden bevoegdheid meer, maar een discretionaire bevoegdheid.
Dit betekent dat het college een individuele inkomenstoeslag kan verlenen als een persoon voldoet
aan de voorwaarden daarvoor. Het college kan in beleidsregels aangeven welke groepen niet in
aanmerking komen voor individuele inkomenstoeslag en in welke gevallen personen uitzicht hebben
Bij verordening moeten regels vastgesteld worden over het verlenen van een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’. Op grond van deze verordening is geen sprake van een laag inkomen bij een inkomen hoger dan 105% van de toepasselijke bijstandsnorm. Daarnaast moet bij verordening de hoogte van de individuele inkomenstoeslag bepaald worden. Het college kan in (wetsinterpreterende) beleidsregels aangeven wanneer sprake is van 'geen uitzicht op inkomensverbetering'. Gelet op de tekst van artikel 8, tweede lid, van de Participatiewet hoeft dit criterium niet te worden vastgelegd in de verordening. Bij de beoordeling van het criterium 'geen uitzicht op inkomensverbetering' moet het college rekening houden met de omstandigheden van de persoon. In artikel 36, tweede lid, van de
Participatiewet is bepaald dat tot die omstandigheden in ieder geval worden gerekend:
Per 1 januari 2015 vervangt de individuele inkomenstoeslag de langdurigheidstoeslag. Het is niet
nodig om in deze verordening overgangsrecht op te nemen met betrekking tot eerder verstrekte
langdurigheidstoeslagen, omdat artikel 78z van de Participatiewet voorziet in algemeen
overgangsrecht met betrekking tot de wijzigingen in de Participatiewet als gevolg van de
inwerkingtreding van de Invoeringswet Participatiewet en de Wet maatregelen WWB op 1 januari
2015.De individuele inkomenstoeslag en voorheen de langdurigheidstoeslag worden immers
toegekend tegen een peildatum. Toekenning van het recht op individuele inkomenstoeslag tegen een datum gelegen op of ná 1 januari 2015 is uitsluitend mogelijk als wordt voldaan aan de in artikel 36 van de Participatiewet en deze verordening opgenomen voorwaarden.
De leefvorm (alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwd) van een persoon kan wijzigen binnen
de referteperiode. Dit is bijvoorbeeld het geval indien gehuwden individuele inkomenstoeslag
aanvragen, maar zij over een gedeelte van de referteperiode als alleenstaande moeten worden
aangemerkt. Personen moeten dan ook over dat deel van de referteperiode aan de voorwaarden
voldoen om voor individuele inkomenstoeslag in aanmerking te komen. Gehuwden moeten immers
zowel gezamenlijk als afzonderlijk aan de voorwaarden voldoen.
In dit artikel is onder andere vastgelegd wat onder 'langdurig' en 'laag inkomen' wordt verstaan. Daarmee is uitvoering gegeven aan de opdracht die de wetgever in artikel 8 Participatiewet aan de gemeenteraad heeft gegeven om deze begrippen nader in te vullen. Onder 'langdurig' wordt een aaneengesloten periode van 36 maanden verstaan. Een inkomen is laag als het niet hoger is dan 105% van de toepasselijke bijstandsnorm. Daarmee wordt bereikt dat meer werkenden met een laag inkomen in aanmerking kunnen komen voor de toeslag. Dat geldt eveneens voor uitkeringsgerechtigden met een uitkering die geacht wordt op bijstandsniveau te liggen maar door een afwijkend bruto-nettotraject feitelijk net iets boven de bijstandsnorm uitkomt. Bij de langdurigheidstoeslag werd de inkomensgrens eveneens op 105% gesteld.
Met inkomen wordt bedoeld het inkomen zoals bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet. In
afwijking hiervan wordt algemene bijstand voor de beoordeling van het recht op individuele
inkomenstoeslag ook in aanmerking genomen als inkomen. Bijzondere bijstand kan niet als inkomen
in aanmerking worden genomen. Aangezien de individuele inkomenstoeslag een vorm van bijzondere
bijstand is, is het niet nodig expliciet te bepalen dat een eerder verstrekte individuele
inkomenstoeslag buiten beschouwing moet worden gelaten bij de vaststelling van het inkomen. Het
wordt niet wenselijk geacht een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag in aanmerking te
nemen als inkomen, omdat dit het ongewenst effect kan hebben dat een persoon geen recht op een
individuele inkomenstoeslag heeft omdat hij een te hoog inkomen heeft gehad in de referteperiode
vanwege een eerder verstrekte toeslag. Wat voor een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag
geldt, dat geldt ook voor een eerder verstrekte langdurigheidstoeslag op grond van de WWB.
De Wet maatregelen WWB heeft artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet dusdanig gewijzigd dat
een persoon een verzoek tot verlening van individuele inkomenstoeslag kan indienen. Voorheen was
de langdurigheidstoeslag alleen op aanvraag verkrijgbaar. Onder aanvraag wordt verstaan: een
verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, van de Awb). Een aanvraag
dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 Awb).Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek moet worden ingediend, bepaalt artikel 2 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het college vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele inkomenstoeslag zoals bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet.
Bij de hoogte van de individuele inkomenstoeslag wordt allereerst onderscheid gemaakt tussen een
alleenstaande en een gezin. Onder gezin worden zowel alleenstaande ouders als gehuwden verstaan.
Bij gehuwden moet in het oog worden gehouden dat het recht op individuele inkomenstoeslag de
gehuwden gezamenlijk toekomt. Worden personen op de peildatum als gehuwden aangemerkt, dan
moeten beide gehuwden voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de
Participatiewet. Voldoet één van hen niet aan deze voorwaarden, dan bestaat voor beiden geen
recht op individuele inkomenstoeslag. Voor personen in een inrichting geldt in het algemeen dat zij objectief gezien een minder grote behoefte hebben aan extra inkomensondersteuning. Daarom kan voor deze groep, gelijk de langdurigheidstoeslag, de individuele inkomenstoeslag lager worden vastgesteld.
Dit artikel bepaalt dat het college in bijzondere gevallen ten gunste van de burger kan afwijken van
de bepalingen van deze verordening, en dus niet van de in de wet zelf genoemde bepalingen. Dit
afwijken kan alleen maar ten gunste, en nooit ten nadele van de burger. Met nadruk is gemeld: in
bijzondere gevallen. Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet beschouwd worden als een
uitzondering en niet als een regel. Het college moet in verband met de rechtszekerheid ook duidelijk
aangeven waarom in een bepaalde situatie van de verordening wordt afgeweken.
Artikel 5 IntrekkingIntrekking
Dit artikel behoeft geen toelichting.