Organisatie | Assen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels jeugdhulp gemeente Assen 2015 |
Citeertitel | Nadere regeling jeugdhulp gemeente Assen 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | zorg en welzijn |
Geen.
NVT
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2017 | Nieuwe regeling | 16-12-2014 | BB00778 |
Bij het maken van een afspraak informeert het college de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure, waaronder de mogelijkheid om een familieplan op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.
De professional informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken, voor zover het college daar niet al bij wet toe bevoegd is. De professional vraagt eventueel, na toestemming van de jeugdige of zijn ouders, aanvullende gegevens op bij derden, voor zover het college daar niet al bij wet toe bevoegd is.
1. Wanneer de professional besluiten overweegt die betrekking hebben op de veiligheid van een jeugdige is de professional verplicht om een gedragswetenschapper te betrekken en dit vast te leggen. Het betreft in ieder geval besluiten om:
Wel of niet actie te ondernemen naar aanleiding van een signaal over een bedreiging van de veiligheid van een derde over een jeugdige of van een signaal van de jeugdige zelf;
Wel of niet professionele interventie(s) in te zetten om de bedreiging van de veiligheid van de jeugdige op te heffen;
Wel of niet een maatregel van kinderbescherming te verzoeken om de bedreiging af te wenden c.q. de noodzakelijke hulp te kunnen bieden;
Wel of niet een (machtiging) uithuisplaatsing aan te vragen;
Wel of niet een uithuisgeplaatste jeugdige terug naar huis te laten gaan; en
Wel of niet de bemoeienis met een jeugdige en gezin te beëindigen.
De overwegingen die tot een besluit zoals genoemd onder lid 1 hebben geleid worden vastgelegd, evenals de namen van de bij het besluit betrokken deskundigen en de datum waarop dit besluit is genomen.
In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval opgenomen:
1°. bij een eerste toekenning de voorziening voor maximaal één jaar kan worden toegekend;
2°. bij daaropvolgende toekenningen de voorziening ook voor een langere periode kan worden toegekend waarbij tweejaarlijkse toetsmomenten worden vastgelegd;
d.als er sprake is van een te betalen ouderbijdrage worden de jeugdige of zijn ouders daarover geïnformeerd.
3. 3. De jeugdige of zijn ouders aan wie een persoonsgebonden budget is verleend, komt met de zorgverlener een schriftelijke overeenkomst overeen waar ten minste afspraken in zijn opgenomen over
4.Het college kan in afwijking van het vorige lid andere eisen stellen aan de in het vorige lid bedoelde overeenkomst indien het persoonsgebonden budget wordt besteed aan een persoon uit het sociale netwerk van de jeugdige en zijn ouders of aan een persoon die niet als beroepskracht wordt aangemerkt.
In deze nadere regels zijn de gemaakte afspraken in de jeugdregio Drenthe vertaald naar regelgeving. In deze nadere regels is ervan uitgegaan dat in de verordening ervoor gekozen is dat de gemeenteraad het vaststellen van procedureregels delegeert aan het college. Voor de basis van deze nadere regels is gebruik gemaakt van de tekst uit het VNG model voor de verordening Jeugdhulp over de procedureregels.
Daarbij is uitgegaan van het volgende artikel in de verordening waarbij wordt opgemerkt dat de onderstreepte passage niet is opgenomen in het VNG model, maar wel noodzakelijk is gezien het bepaalde in art. 2.9 sub b van de Jeugdwet:
Het college stelt bij nadere regeling regels met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening en hoe deze wordt afgestemd met andere voorzieningen. Het college geeft daarbij aan op welke wijze hij jeugdigen en ouders informeert over de mogelijkheid en het belang om in bepaalde gevallen een beroep op jeugdhulp te doen.
In dit artikel worden de in deze beleidsregels gebruikte begrippen toegelicht. Ten overvloede is ook vermeld dat de begrippen uit de verordening en de wet van toepassing zijn, dit om eventuele twijfel daarover bij de uitvoering te voorkomen.
Artikel 2. Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag
Omdat het belangrijk is de drempel voor een hulpvraag zo laag mogelijk te houden, is ervoor gekozen dit vormvrij te houden. Het college kan zelf bepalen hoe de jeugdige of zijn ouders zich kan melden. Dit kan bijvoorbeeld via internet, telefonisch, aan de balie etcetc. Voorts is ervoor gekozen dat de jeugdige en zijn ouders ook bij een ander dan de professional kan melden. Dit voorkomt dat een baliemedewerker de melding niet aan zou mogen nemen. Vanzelfsprekend staat het de medewerker die een melding aanneemt vrij om zo nodig een professional in te schakelen.
In dit artikel is er voor gekozen dat het vooronderzoek niet per definitie door de professional verricht hoeft te worden. In de praktijk kan het goed mogelijk zijn dat bijvoorbeeld als onderdeel van het vooronderzoek, een baliemedewerker een standaard formulier meegeeft waarop staat welke stukken ingeleverd moeten worden voorafgaand aan een gesprek. Hiervoor hoeft dan niet een professional ingezet te worden. Ook een bepaling van het woonplaatsbeginsel kan bijvoorbeeld uitgevoerd worden door een ander dan de professional.
Binnen de jeugdregio Drenthe is er afgesproken dat er afwijkend aan de landelijke lijn bij een verhuizing binnen de regio tijdens de al gestarte jeugdhulp of maatregel de woonplaats niet opnieuw bepaald. Bij de start of verlenging van jeugdhulp of maatregel volgt wel een nieuwe bepaling van het woonplaatsbeginsel. Aanleiding voor het afwijken van de landelijke richtlijn is het beperken van administratieve lasten vanuit de wetenschap en ervaringsgegevens dat dergelijke verhuizingen beperkt van omvang zijn en de risico’s daarmee beheersbaar zijn. In dit artikel worden de gemaakte afspraken weergegeven.
Zoals afgesproken in de jeugdregio wordt het gesprek gevoerd door een POD3-gecertificeerde professional die voor of namens het college handelt.
Zoals in het model staat vermeld, kunnen opmerkingen van de jeugdige of zijn ouders toegevoegd worden aan het verslag. Daarbij is nadrukkelijk bedoeld dat dit een toevoeging is en niet een wijziging van het oorspronkelijke verslag.
Hoewel het overbodig lijkt te noemen dat de professional zo nodig het verwijsformulier invult, is ervoor gekozen dit wel te doen. Dit benadrukt dat het gesprek niet altijd gevolgd hoeft te worden door het invullen van het verwijsformulier; er kan immers ook verwezen worden naar interventieniveau 1 tot en met 3. Ook kan er in samenhang met het tweede lid geen onduidelijkheid bestaan over wie het verwijsformulier invult.
Uit praktische overwegingen wordt voorgesteld dat het verwijsformulier ondertekend kan worden en zo kan dienen als aanvraag.
Artikel 8. Inzet niveau 5 of hoger
Regionaal is afgesproken dat niet lichtvaardig wordt doorverwezen naar de niveau’s 5 t/m 8. Mede hierdoor en omdat er sprake moet zijn van een zorgvuldig onderbouwd besluit, is afgesproken dat inzet van deskundigheid vereist is. Om te waarborgen dat deze deskundigheid ook wordt ingezet, is ervoor gekozen om naast het invullen van het verwijsformulier, een beschikking af te geven. Het verwijsformulier maakt dan samen met de consultatie van de deskundige onderdeel uit van de motivering van het besluit. Het college kan er zelf middels mandaat voor kiezen op welk medewerkersniveau in de organisatie de beschikking afgegeven kan worden.
Opgemerkt wordt dat bij verwijzing naar niveau 4 het verwijsformulier feitelijk wel een beschikking is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Met dit formulier wordt immers toegang verkregen die de jeugdige of zijn ouders eerst nog niet had. Nu er ook geen ander “besluit” is waar de toegang uit volgt, betekent dit dat in de praktijk tegen het verwijsformulier bezwaar kan worden ingesteld.
In dit artikel zijn de afspraken overgenomen die in het jeugdzorgstelstel voorafgaand aan de invoering van de Jeugdwet. Er wordt expliciet gesproken over “wel of niet” om te benadrukken om ook wanneer niet tot actie wordt overgegaan, de genoemde instanties geraadpleegd moeten worden. Vanzelfsprekend moet de raadpleging vastgelegd worden zodat achteraf de uitkomst van de raadpleging nagegaan kan worden.
Artikel 10. Inhoud van de beschikking
Hoewel dit al volgt uit de Awb, wordt als handreiking voor de uitvoering erop gewezen dat in de beschikking verwezen moet worden naar de mogelijkheid tot bezwaar.
In de jeugdregio is afgesproken dat de jeugdhulpverlener eventueel ook een voorziening passend bij een lager interventieniveau mag inzetten wanneer dit aan de zorgvraag van de jeugdige tegemoetkomt. Vandaar dat er gesproken wordt dat gemeld wordt welk interventieniveau maximaal wordt toegekend.
Wanneer de jeugdhulpverlener na de start van de voorziening van mening is dat de jeugdige geholpen moet worden op een ander interventieniveau, of wanneer aan het eind van de toegekende voorziening de zorgvraag nog niet is weggenomen, kan deze zich wenden tot het college. Los van de in dit model omschreven uitgebreide procedure, kan het college ambtshalve een nieuwe en/of andere beschikking voor de jeugdige afgeven.
Over de duur van de voorziening is in de jeugdregio afgesproken dat men bij een eerste toekenning voor een periode van maximaal één jaar toe wil kennen. In deze periode kan duidelijk worden dat een jeugdige voor langere tijd aangewezen is op een voorziening. Om de administratieve lasten te beperken, kan dan voor een langere periode worden toegekend. Wanneer er geen twijfel bestaat over het verloop van de zorgvraag, zou een voorziening zelfs tot de leeftijd van 18 jaar kunnen worden toegekend.
Artikel 11. Verstrekking in PGB
Bij het specificeren van kwaliteitseisen kan gedacht worden aan het vermelden aan welke opleidings- en/of certificeringseisen iemand moet voldoen om de zorg aan de jeugdige middels pgb te leveren. Nu dit per jeugdige en per interventieniveau heel wisselend kan zijn, moet hier per jeugdige naar gekeken worden met afweging van alle feiten en omstandigheden en dit duidelijk worden omschreven in de beschikking. Daarom is hier nu geen nadere invulling aan gegeven.
Nu het PGB straks verstrekt wordt in de vorm van een trekkingsrecht via de SVB, zal er door de SVB bepaald worden hoe er verantwoord moet worden. Hiernaar kan verwezen worden in de beschikking.
Artikel 12. Citeertitel en inwerkingtreding
Dit behoeft geen nadere toelichting. Het is niet nodig om een hardheidsclausule in te voegen nu het beleidsregels betreft en het college op grond van art.4:84 Awb al af kan wijken indien de beleidsregels onevenredig uitpakken voor een jeugdige gezien het doel van de beleidsregels.