Organisatie | Haarlem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel Verhaal Participatiewet gemeente Haarlem |
Citeertitel | Beleidsregel Verhaal Participatiewet gemeente Haarlem |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
De citeertitel van deze regeling is gewijzigd.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-02-2022 | artikel 31, toelichting | 25-01-2022 | |||
01-01-2015 | 10-02-2022 | Nieuwe regeling | 16-12-2014 Gemeenteblad | Onbekend |
Artikel 1. Gebruik maken van de wettelijke bevoegdheid
Burgemeester en wethouders maken gebruik van de bevoegdheid tot:
Artikel 2. Herziening of intrekking van het toekenningsbesluit
Een besluit tot toekenning van bijstand wordt herzien of ingetrokken indien:
het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting als bedoeld in artikel 65 van de Abw, artikel 17 eerste lid Participatiewet, of de artikelen 30c tweede en derde lid van de Wet Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet Suwi), heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand; of
Bijstand wordt teruggevorderd in de gevallen zoals neergelegd in de artikelen 58 tot en met 60 van de Participatiewet.
Artikel 5. Terugvordering van gezinsleden
Als de bijstand als gezinsbijstand had moeten worden verleend, maar dit achterwege is gebleven omdat belanghebbenden verplichtingen niet of niet behoorlijk zijn nagekomen, kunnen de kosten van bijstand mede worden teruggevorderd van de gezinsleden met wiens middelen bij de verlening van bijstand rekening had moeten worden gehouden.
Als de bijstand terecht als gezinsbijstand is verstrekt, maar de belanghebbende toch de verplichtingen, bedoeld in artikel 17 Participatiewet, of artikel 30c tweede en derde lid van de Wet Suwi, niet of niet behoorlijk is nagekomen. Worden de kosten van de bijstand mede teruggevorderd van de gezinsleden met wiens middelen bij de verlening van bijstand rekening had moeten worden gehouden.
De onder de voorgaande leden genoemde personen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van de kosten van bijstand die worden teruggevorderd.
De terugvordering van bijstand omvat ook de loonbelasting en de premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de bijstand verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtige is, alsmede de vergoeding, bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet, voor zover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de door het college af te dragen loonbelasting en premies volksverzekeringen.
Artikel 7.Verplichtingen met betrekking tot de invordering
Voor debiteuren met een lopende uitkering bij de hoofdafdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de gemeente Haarlem (SZW) wordt de betalingsverplichting geïncasseerd door middel van inhouding op de maandelijks verleende uitkering ingevolge de Participatiewet op grond van artikel 6: 127 van het Burgerlijk Wetboek.
Een netto-vordering wordt in deze gevallen altijd met de hoogste prioriteit afgelost conform uitvoering te geven aan artikel 58 lid 4 Participatiewet.
Artikel 8. Vaststellen aflossingscapaciteit voor belanghebbenden die niet langer een Participatiewetuitkering voor levensonderhoud ontvangen.
De hoogte van de aflossingscapaciteit wordt vastgesteld door op het netto-inkomen per maand de volgende bedragen in mindering te brengen:
Als belanghebbende een eerder opgelegde betalingsverplichting of betalingsregeling niet meer nakomt, wordt het terugvorderingsbesluit tenuitvoergelegd door middel van een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Het executoriaal beslag op loon of uitkering kan op verzoek van betrokkene gematigd worden door vrijlating van het vakantiegeld indien het gemiddelde inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar (door de beslaglegging van SZW) de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan.
Artikel 12. Afzien van invordering
In afwijking van de artikelen 4 en 5 kunnen burgemeester en wethouders besluiten van invordering af te zien, als:
de belanghebbende bij een niet-fraudevordering of een geldlening gedurende 3 jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar de achterstallige betalingen over die periode, vermeerderd met de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog binnen 30 dagen na het betalingsverzoek heeft betaald;
4.Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op vorderingen die door pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt, tenzij zij niet op die goederen verhaald kunnen worden.
In geval sprake is van een combinatie van boete, fraude- en niet-fraudevorderingen en/of geldleningen, zal debiteur eerst de boete moeten aflossen, vervolgens de fraudeschuld, en zal debiteur vervolgens gedurende (maximaal) 36 maanden moeten aflossen op de niet-fraudeschuld of geldlening, waarna een restsaldo van deze niet fraudeschuld of geldlening buiten invordering wordt gesteld.
Als het saldo van het voorschot hoger is dan € 250,00 en er gedurende 60 maanden geen
invorderingsmogelijkheden zijn, kan worden afgezien van invordering van dit saldo.
Artikel 15. Bevoegdheid tot verhaal
Burgemeester en wethouders maken gebruik van de bevoegdheid tot het verhalen van kosten van bijstand als bedoeld in artikel 61 Participatiewet:
tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoel in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek op degene die bij het ontbreken van gezinsverband zijn onderhoudsplicht jegens zijn echtgenoot, of minderjarig kind niet of niet behoorlijk nakomt en op het minderjarige kind dat zijn onderhoudsplicht jegens zijn ouders niet of niet behoorlijk nakomt;
tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek op degene die zijn onderhoudsplicht op grond van artikel 395 a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek niet of niet behoorlijk nakomt jegens zijn jong meerderjarig kind aan wie bijzondere bijstand is verleend.
Een overeenkomst waarbij echtgenoten of gewezen echtgenoten hebben bepaald dat na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, de een tegenover de ander in het geheel niet of slechts tot een bepaald bedrag tot een uitkering tot diens levensonderhoud zal zijn gehouden, al dan niet met het beding bedoeld in art.159 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, staat niet in de weg aan verhaal op een van de partijen en laat de vaststelling van het te verhalen bedrag onverlet.
Artikel 17. In acht te nemen maatstaven
Bij de beoordeling van het bestaan van het verhaalsrecht zoals bedoeld in de artikelen 15 en 16 en bij de beoordeling van de omvang van het te verhalen bedrag, wordt rekening gehouden met de maatstaven die gelden en de omstandigheden die van belang zijn in het geval dat de rechter dient te beslissen over de vraag of en, zo ja, tot welk bedrag een uitkering tot levensonderhoud na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed zou moeten worden toegekend.
Artikel 18. Verhaal bij aanwezigheid van een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud
De betekening en tenuitvoerlegging van het besluit geschiedt door toezending van een afschrift van de kennisgeving bij aangetekende brief aan de onderhoudsplichtige binnen 7 dagen na de dag, waarop die kennisgeving voor “gezien” getekend is terugontvangen.
Artikel 19. Rechterlijke uitspraak bij verhuizing naar een andere gemeente
Indien degene die bijstand ontvangt of heeft ontvangen en ten aanzien van wie door de rechter een verhaalsbedrag is vastgesteld, zijn woonplaats verplaatst naar een andere gemeente en aldaar bijstand ontvangt of heeft ontvangen, gaat de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak op de andere gemeente over.
Artikel 21. Wijziging van door de rechter vastgesteld verhaalsbedrag
Afzien van het (verder) opleggen van een verhaalsbijdrage
Invordering van een opgelegde verhaalsbijdrage
Het besluit tot verhaal ingevolge deze beleidsregels, anders dan met toepassing van artikel 18, wordt door de gemeente aan degene op wie verhaal wordt gezocht medegedeeld. Daarbij wordt het bedrag of de bedragen genoemd waarvan betaling wordt verlangd, alsmede de termijn of de termijnen waarbinnen betaling wordt verlangd.
Artikel 24. Termijn heronderzoeken
Indien de belanghebbende niet bereid blijkt de door de rechter vastgestelde bijdrage voor levensonderhoud of de, op verzoek van de gemeente, vastgestelde bijdrage te voldoen dan wordt die uitspraak tenuitvoergelegd door middel van executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Artikel 27. Beperking verhaal in tijd
Afzien van invordering van een opgelegde verhaalsbijdrage
Artikel 28. Afzien van invordering in verband met schuldenproblematiek
Artikel 29. Buiteninvorderingstelling
Burgemeester en wethouders kunnen overgaan tot het buiteninvordering stellen van een verhaalsbijdrage als de onderhoudsplichtige:
Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de betrokkene afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, als strikte toepassing van deze beleidsregels leidt tot onbillijkheden van zwaarwegende aard.
Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Beleidsregel Verhaal Participatiewet gemeente Haarlem”.
Deze beleidsregels treden op 1 januari 2015 inwerking.
Artikel 33. Intrekking van bestaande beleidsregels
Met ingang van de datum waarop deze beleidsregels in werking treden worden de Beleidsregels Terug- en Invordering en Verhaal Wet werk en bijstand gemeente Haarlem / 2012 / 473788 ingetrokken.
Toelichting op de beleidsregels
Per 1 januari 2015 treedt de Participatiewet (Participatiewet) in werking.
Op grond van de Participatiewet is het terugvorderen van onterecht verleende bijstand voor niet-fraudevorderingen en het verhalen van kosten van bijstand een bevoegdheid van Burgemeester en Wethouders. Dit houdt in dat het wettelijk kader op zichzelf geen sluitende basis vormt voor de gemeentelijke terugvorderings- en verhaalspraktijk. Daarom heeft het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Haarlem in deze beleidsregels neergelegd in welke gevallen en op welke wijze zij van de bevoegdheid tot terugvordering en verhaal gebruik maakt.
Het college wil dat bijstand alleen terechtkomt bij die burgers die daaraan behoefte hebben en die behoren tot de doelgroep. Uitgangspunt van deze beleidsregels is dat bijstand die ten onrechte dan wel te veel is verleend, in principe terugbetaald moet worden. Het kennen van onze klant en het – waar nodig - toepassen van maatwerk, zijn daarbij onontbeerlijk: door een goed contact met de klant en een – bij voorkeur - minnelijke regeling streven wij ernaar dat zoveel mogelijk debiteuren hun financiële verplichtingen in het kader van terugvordering nakomen.
Maar voorop in ons beleid staat het bevorderen van duurzame uitstroom uit de bijstand naar werk en economische zelfstandigheid. Het college wil dan ook voorkomen dat een te rigide toepassing van de bevoegdheid tot terugvordering de uitstroom uit de uitkering belemmert of de instroom bevordert. Met deze beleidsregels streeft het college naar een klantgerichte uitvoering en het toepassen van maatwerk.
Daarnaast is een belangrijk beleidsuitgangspunt dat het plegen van bijstandsfraude niet mag lonen.
Met deze beleidsregels bieden wij elke debiteur het perspectief om op enig moment een ‘schone lei’ te behalen en zonder schulden aan SZW verder te gaan.
Artikel 2. Herziening of intrekking van het toekenningsbesluit
Artikel 4. Gronden tot terugvordering
Artikel 5. Terugvordering van gezinsleden
Artikel 7. Verplichtingen met betrekking tot de invordering
Artikel 8. Vaststellen aflossingscapaciteit voor belanghebbende die niet langer een Participatiewet- voor levensonderhoud ontvangen
Artikel 12. Afzien van invordering
Artikel 15. Bevoegdheid tot verhaal
Op grond van de Participatiewet maken burgemeester en wethouders gebruik van de bevoegdheid om kosten van bijstand te verhalen. Zij doen dat in de gevallen en op de manier zoals bepaald in deze beleidsregels.
Artikel 17. In acht te nemen maatstaven
Het betreft hier de uitvoering van de zogeheten TREMA-normen. Deze normen worden door de Rechtbank gehanteerd bij de vaststelling van de alimentatie die voorzien in zowel een zogenaamde netto- als brutoberekening. Ons uitgangspunt hierbij is dat zoveel mogelijk de nettomethode wordt gehanteerd. Verder wordt voor de bepaling van de behoefte van het kind gebruik gemaakt van in TREMA gepubliceerde tabellen. Deze tabellen geven aan hoe de behoefte van kinderen aan een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding bepaald moet worden.
Hier wordt benadrukt dat de bijstand uitsluitend wordt verhaald in de in deze beleidsregels vastgelegde gevallen. Tevens wordt aangegeven in welke gevallen burgemeester en wethouders afzien van het opleggen van een verhaalsbijdrage.
Met het in dit artikel genoemde bedrag wordt aangesloten bij het bedrag dat gehanteerd wordt in gevallen van terugvordering (artikel 7 lid 6).
Artikel 28. Afzien van invordering in verband met schuldenproblematiek
Het is mogelijk om af te zien van (verder) verhaal indien dit in verband met een schuldregeling wordt gevraagd. Het gaat hierbij om schuldregelingen waarin alle schulden van de belanghebbende worden geregeld. Het is niet wenselijk dat de gemeente afziet van verhaal in een situatie waarin één of meer schulden buiten de schuldregeling blijven voortbestaan. Dergelijke regelingen vormen geen definitieve oplossing van de problematische schuldensituatie van belanghebbende, terwijl de doelstelling juist is om aan een definitieve oplossing bij te dragen.
Artikel 29. Buiteninvorderingstelling
Als het duidelijk is dat een onderhoudsplichtige gedurende 60 maanden niet in staat is geweest om te betalen, dan wel de gemeente niet in 60 maanden in staat is geweest de verhaalsbijdrage te innen en, dat het aannemelijk is dat hij dat ook de komende jaren niet zal doen, is het mogelijk om de eerder opgeboekte verhaalsbijdrage buiten invordering te stellen.
Als de nog openstaande vordering minder dan € 250,00 bedraagt wordt de in lid 1 gestelde termijn, op grond van de afweging van kosten en baten, verkort naar 12 maanden.
Dit artikel voorziet in de mogelijkheid om ten gunste van de debiteur of onderhoudsplichtige af te wijken van de beleidsregels, indien strikte toepassing van deze beleidsregels leidt tot onbillijkheden van zwaarwegende aard. Bij de toepassing van de hardheidsclausule dient steeds een afweging te worden gemaakt tussen het belang van de regelgeving en de gevolgen van het handhaven van die regeling voor een individueel geval.
Zo kunnen er in een individuele situatie dringenderedenen zijn op grond waarvan van een terugvorderings- of verhaalsbesluit kan worden afgezien. Wat dringende redenen zijn, is afhankelijk van de concrete situatie en kan dus niet op voorhand worden vastgelegd. Gedacht kan worden aan een zodanige samenloop van omstandigheden dat door de terugvordering of het verhaal voor de betrokkene onaanvaardbare consequenties zouden optreden, bijvoorbeeld wanneer terugvordering of verhaal tot gevolg zou hebben dat de belanghebbende in een ernstige financiële noodsituatie komt, waardoor bijvoorbeeld onmiddellijke huisuitzetting dreigt of een schuldregeling wordt gefrustreerd. Dringende redenen zijn echter niet uitsluitend van financiële aard; ook immateriële omstandigheden kunnen een rol spelen.