AFDELING 1. ONDERSTEUNING BIJ HET HUISHOUDEN
Artikel 6.1 Ondersteuning bij het huishouden
- 1.
Het college verstaat onder ondersteuning bij het huishouden de organisatie van het huishouden in combinatie met de overname van huishoudelijk werk.
- 2.
Het college bepaalt de omvang van de te verstrekken ondersteuning bij het huishouden in uren en minuten.
- 3.
Het college bepaalt de omvang van het recht op ondersteuning bij het huishouden aan de hand van het afwegingskader ZRM en de Richtlijn indicatieadvisering Hulp bij het huishouden zoals laatstelijk bekendgemaakt door de MO-zaak.
- 4.
In afwijking van het gestelde in het derde lid indiceert het college 120 minuten per week voor zwaar huishoudelijk werk voor een eenpersoonswoning met drie kamers.
- 5.
Bij verblijf van een belanghebbende in een hospice in de gemeente Assen kent het college maximaal zes uur per week toe zonder indicering.
- 6.
Het college past de richtlijnen als genoemd in het derde lid niet toe voor personen van 75 jaar en ouder.
- 7.
Als de ingezetene na ziekenhuisopname ondersteuning bij het huishouden geïndiceerd krijgt door een transferverpleegkundige verstrekt het college in afwijking van het eerste lid gedurende maximaal 3 maanden deze ondersteuning.
Artikel 6.2 Voortzetten hulp bij het huishouden na overlijden huisgenoot
Wanneer belanghebbende overlijdt en een huisgenoot die beperkingen heeft achterblijft, zal de ondersteuning bij het huishouden maximaal twee weken worden voortgezet.
AFDELING 2 ROLSTOEL EN VERVOER
Artikel 6.3. Rolstoel en vervoer
- 1.
Het college verstaat onder een rolstoel:
- a.
een handbewogen, elektrische of duwrolstoel;
- 2.
Het college kent een voorziening in de vorm van een rolstoel of vervoer toe om de belanghebbende in staat te stellen om te kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer en zich zoveel mogelijk zelfstandig te bewegen in zijn woonomgeving.
Artikel 6.4 Termijn
Een indicatie voor een rolstoelvoorziening wordt voor onbepaalde tijd afgegeven. Tussentijdse wet- en beleidswijzigingen kunnen van invloed zijn op de lopende indicatie. Belanghebbenden worden daarvan tijdig op de hoogte gesteld.
Artikel 6.5 Verzekeringsplicht
Voorzieningen, zoals een elektrische rolstoel, die buiten de eigen woon- en leefomgeving worden gebruikt voor bijvoorbeeld vakantie in binnen of buitenland, dienen door belanghebbende zelf voldoende verzekerd te worden voor diefstal, schade, noodzakelijk onderhoud en pech.
Artikel 6.6 Accessoires
Het college vergoedt geen accessoires, zoals bijvoorbeeld een boodschappenmand en een extra spiegel.
Artikel 6.7 Vervoer
- 1.
Het college verstrekt een vervoersvoorzieningen ter compensatie van problemen op het gebied van het zelfstandig lokaal verplaatsen per vervoermiddel en het kunnen ontmoeten van mensen en het op basis daarvan aangaan en onderhouden van sociale relaties.
- 2.
Het college verstaat onder lokaal verplaatsingen in een straal van maximaal 25 kilometer rond de woning.
- 3.
Voor verplaatsingen boven het bereik als genoemd onder het tweede lid maakt belanghebbende gebruik van de mogelijkheden van het bovenregionaal vervoer.
- 4.
Het college verstrekt de volgende collectieve vervoersvoorziening:
Voorziening in collectief aanvullend vervoer.
- 5.
Het college verstrekt de volgende individuele vervoersvoorzieningen:
- a.
voorziening in een al dan niet aangepaste auto;
- b.
voorziening in een aanpassing van een eigen auto;
- c.
voorziening in het gebruik van een eigen auto;
- d.
voorziening in een al dan niet aangepast gesloten gehandicaptenvoertuig;
- e.
voorziening in een scootmobiel;
- f.
voorziening in een taxi voor verplaatsingen met een omvang tussen 1500 en 2000 kilometer per jaar;
- g.
voorziening in een rolstoeltaxi voor verplaatsingen met een omvang tussen 1500 en 2000 kilometer per jaar;
- h.
voorziening in een ander verplaatsingsmiddel;
- i.
rijvaardigheidstraining t.b.v. gehandicaptenvoertuig en scootmobiel;
- 6.
Het college verstrekt de een voorziening in het gebruik van een eigen auto, in een taxi of rolstoeltaxi niet in natura.
- 7.
Het college kan in aanvulling op collectief vervoer een voorziening verstrekken in:
- a.
- b.
een ander verplaatsingsmiddel als bedoeld in dit artikel onder lid 5 sub h.
- 8.
Het college bepaalt de omvang van het recht aan de hand van het afwegingskader vervoer en de ZRM.
Artikel 6.8 Hoogte persoonsgebonden budgetten voor vervoer
- 1.
Als belanghebbenden partners zijn zoals bedoeld in artikel 5a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en beide in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoersvoorzieningen als hierboven bedoeld in artikel 6.7 lid 5 onder a, b, c, d, f en g bedraagt de hoogte van het PGB per persoon maximaal 75% van de bedragen zoals opgenomen in de Financiële bijlage PGB Maatwerkvoorzieningen 2015 bij dit besluit.
- 2.
Als een belanghebbende over een vervoersvoorziening in natura beschikt, stelt het college de hoogte van de financiële tegemoetkoming voor een voorziening als bedoeld in artikel 6.7 lid 5 a, b, c, d, f en g van de verordening vast op 75% van de bedragen zoals opgenomen in de Financiële bijlage PGB Maatwerkvoorzieningen 2015 bij dit besluit.
Artikel 6.9 Reizigersbijdrage
De belanghebbende op een voorziening in collectief aanvullend vervoer betaalt als algemeen gebruikelijke kosten per rit een reizigersbijdrage die gelijk is aan het voltarief voor reizen met de
OV-chipkaart in de bus in Drenthe en Groningen.
Artikel 6.10 Bijzondere beperkingen en weigeringsgronden
- 1.
Een belanghebbende komt alleen voor de in artikel 6.7 lid 5 sub a, b, c, f en g van dit besluit genoemde maatwerkvoorzieningen in aanmerking als zijn beperkingen het gebruik van de voorziening genoemd in artikel 6.7 lid 4 onmogelijk maken.
- 2.
Een belanghebbende komt alleen voor de in artikel 6.7 lid 5 sub a en b van dit besluit genoemde maatwerkvoorzieningen in aanmerking als zijn beperkingen het gebruik van de overige in artikel 6.7 lid 5 van dit besluit genoemde voorzieningen onmogelijk maken.
- 3.
De belanghebbende die in aanmerking komt voor een voorziening in een scootmobiel en een andere uitvoering wenst dan de voor hem goedkoopst compenserende voorziening draagt zelf de meerkosten.
Artikel 6.11 Aanschaf auto
- 1.
Het college verstrekt een PGB voor de aanschaf van een eigen auto toe als het collectief vervoer, individueel (rolstoel)taxivervoer en/of andere vervoersvoorzieningen geen compenserende oplossing bieden voor het vervoersprobleem van belanghebbende en als een eigen auto niet als algemeen gebruikelijk gezien kan worden.
- 2.
De hoogte van het PGB voor de aanschaf van een eigen auto wordt vastgesteld aan de hand van een goedgekeurde offerte voor de aanschaf van een auto, waarbij rekening gehouden wordt met de volgende voorwaarden:
- a.
de auto is niet ouder dan 7 jaar;
- b.
de verwachte technische levensduur is nog minimaal 7 jaar;
- 3.
Belanghebbende is zelf verantwoordelijk voor aanschaf, onderhoud, reparatie wegenbelasting en verzekering van de auto.
- 4.
Het PGB voor een autoaanpassing wordt éénmalig verstrekt voor een periode van minimaal 7 jaar.
- 5.
Belanghebbende kan na deze periode van 7 jaar opnieuw in aanmerking komen voor een PGB voor een autoaanpassing als:
- a.
de auto technisch is afgeschreven én:
- b.
belanghebbende voldoet aan de voorwaarden voor verstrekking.
Artikel 6.12 Eigen verantwoordelijkheid belanghebbende
Kosten voor vervanging van accu’s behorend bij een verstrekte voorziening vanwege het niet of niet voldoende opladen door belanghebbende, kunnen in rekening gebracht worden bij belanghebbende van de voorziening.
Artikel 6.13 Verzekering voorziening
Voorzieningen, zoals een scootmobiel, die buiten de eigen woon- en leefomgeving worden gebruikt voor bijvoorbeeld vakantie in binnen of buitenland, dienen door belanghebbende zelf voldoende verzekerd te worden voor diefstal, schade, noodzakelijk onderhoud en pech.
AFDELING 3 WOONVOORZIENINGEN
Artikel 6.14 Algemeen
Het college verstaat onder een woonvoorziening een verstrekking aan ingezetene ter stimulering van:
- a.
het zelfstandig gebruik kunnen maken van de woning waarin hij hoofdverblijf houdt;
- b.
het bezoekbaar maken van woningen als dit noodzakelijk is om sociale relaties te kunnen onderhouden.
Artikel 6.15 Afwegingskader
Het college bepaalt de omvang van het recht aan de hand van het afwegingskader woonvoorzieningen en de ZRM.
Artikel 6.16 Soorten woonvoorzieningen
- 1.
Het college kan de volgende soorten woonvoorzieningen verstrekken:
- a.
voorziening in verhuizing en/of herinrichting;
- b.
voorziening in huurderving
- c.
voorziening in tijdelijke huisvesting
- d.
een bouwkundige of woontechnische voorziening
- e.
een niet-bouwkundige of niet-woontechnische voorziening
- f.
voorziening in uitraasruimte
- g.
voorziening in het op verzoek van het college ontruimen van woonruimte voor een belanghebbende
- h.
het verwijderen van woonvoorzieningen
- i.
een voorziening in het bezoekbaar maken van woonruimte
- j.
een voorziening in de vorm van woningsanering
- 2.
Het college stelt het PGB voor woonvoorzieningen genoemd onder b, d, f en i betaalbaar aan de eigenaar van de woonruimte waarvoor de woonvoorziening bestemd is.
- 3.
Een minderjarige belanghebbende van wie de ouders zijn gescheiden en ieder afzonderlijk woonruimte bewonen, komt voor woonvoorzieningen aan deze beide woonruimten in aanmerking als:
- a.
de ouders hun co-ouderschap schriftelijk vastgelegd hebben;
- b.
het kind evenredig in tijd verdeeld in beide woonruimten bij de ouders inwoont;
- c.
de beide woonruimten op het grondgebied van de gemeente Assen liggen.
- 4.
Het bepaalde in het derde lid geldt niet voor woonvoorzieningen genoemd in artikel 6.16 lid 1 sub a tot en met c en e.
- 5.
Bij woningvoorzieningen wordt rekening gehouden met afschrijvingstermijnen van bijv. keukens en badkamers.
Artikel 6.17 Verhuizing en/of herinrichting
- 1.
Als de kosten van een verbouwing aan de woning meer dan € 5.000,-- bedragen beoordeelt het college of het doel als bedoeld in 6.16 lid 1 sub a te bereiken is via een verhuizing.
- 2.
Het college verstrekt verhuis-en inrichtingskosten uitsluitend in de vorm van een PGB.
- 3.
Het college stelt de hoogte van het PGB vast in de Financiële bijlage PGB Maatwerkvoorzieningen 2015 PGB.
- 4.
Het college verstrekt het PGB voor verhuiskosten vooraf en verantwoording vindt plaats op basis van declaraties.
Artikel 6.18 Huurderving
- 1.
Het college verstrekt uitsluitend in de volgende situaties een financiële bijdrage in de kosten van huurderving:
- a.
als de aanvrager om medisch objectiveerbare redenen de nieuw te betrekken woning niet kan betrekken totdat de aanpassingswerkzaamheden afgerond zijn, is een bijdrage in de dubbele huur mogelijk of
- b.
als het college er voor kiest om in samenspraak met een verhuurder een aangepaste woning te reserveren voor hergebruik kunnen de gederfde huurkosten aan de verhuurder vergoed worden.
- 2.
Het college verstrekt financiële bijdrage uitsluitend in de vorm van een PGB.
- 3.
Het college stelt de hoogte van het PGB vast in de Financiële bijlage PGB Maatwerkvoorzieningen 2015 PGB.
Artikel 6.19 Terugbetaling bij verkoop woning
- 1.
Bij verkoop van de aangepaste woning kan het college verzoeken om terugbetaling van (een gedeelte van) de kosten van aanpassingen.
- 2.
Als bij woningaanpassingen sprake is van waardevermeerdering van de woning, kan de terugbetalingsregeling van toepassing zijn. Dit wordt besproken met belanghebbende en vastgelegd in de beschikking.
- 3.
Eventuele waardevermindering van de woning door woningaanpassingen kunnen niet verhaald worden het college.
Artikel 6.20 Voorziening bezoekbaar maken woonruimte
- 1.
Het bezoekbaar maken van woonruimte is het bereikbaar maken van de woonkamer en één toilet in de woonruimte.
- 2.
Een belanghebbende komt in aanmerking voor een voorziening in het bezoekbaar maken van woonruimte als:
- a.
hij zijn hoofdverblijf heeft in op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling;
- b.
deze voorziening betrekking heeft op woonruimte gelegen op grondgebied van de gemeente Assen.
Artikel 6.21 Uitraaskamer
- 1.
Het college verstaat onder een uitraaskamer een verblijfsruimte waarin een belanghebbende, die vanwege een gedragsstoornis, ernstig ontremd gedrag vertoont, zich kan afzonderen of tot rust kan komen.
- 2.
Het college verstrekt een voorziening voor een uitraaskamer als:
- a.
belanghebbende vanwege een gedragsstoornis ernstig ontremd gedrag vertoont;
- b.
het gaat om een verstandelijke en/of lichamelijke handicap met een psychische component in de handicap;
- c.
het ontremde gedrag ernstig is, dat wil zeggen het gedrag is te rangschikken binnen de reikwijdte van indicatie voor een opname in een inrichting;
- d.
het risico van fysiek letsel kan niet worden beheerst door oppas- en/of andere maatregelen.
- 3.
De uitraaskamer is uitsluitend bedoeld voor de gehandicapte en dus niet om de hinder voor andere (inwonende) personen weg te nemen.
Artikel 6.22 Woningsanering
- 1.
Het college verstaat onder woningsanering het vervangen van de in de slaapkamer aanwezige vloerbedekking door glad, afneembaar materiaal.
- 2.
Het college verstrekt deze voorziening als:
- a.
de vloerbedekking in de slaapkamer niet van glad, afneembaar materiaal zijn;
- b.
de vloerbedekking in de slaapkamer niet afgeschreven zijn;
- c.
de belanghebbende een rapport heeft waarin een positief saneringsadvies is opgenomen van een Cara-verpleegkundige;
- d.
de aanvraag niet het gevolg is van verhuizing;
- e.
de belanghebbende bij aanschaf van het artikel redelijkerwijs niet kon weten dat hij overgevoelig op bepaalde stoffen reageert én
- f.
de vloerbedekking niet ouder is dan 7 jaar.
- 3.
Bij een belanghebbende in de leeftijd van één tot vier jaar wordt ook vloerbedekking van de woonkamer vervangen.
Artikel 6.23 Bijzondere weigeringsgronden voor een woonvoorziening
Het college weigert een woonvoorziening als:
- a.
de belanghebbende geen hoofdverblijf houdt in de woonruimte waarop een woonvoorziening betrekking heeft tenzij deze voorziening het bezoekbaar maken van een woning betreft.
- b.
de belanghebbende voor het eerst zelfstandig gaat wonen en de aanvraag een voorziening in verhuizing en/of herinrichting betreft.
- c.
de belanghebbende verhuisd is uit óf naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden.
- d.
de belanghebbende verhuisd is naar een Wlz-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg.
Artikel 6.24 Onderhoud en reparatie
Het college verbindt de volgende voorwaarden aan de verstrekking van een woonvoorziening:
- a.
de belanghebbende zorgt als een goed huisvader voor de voorziening:
- b.
kosten van onderhoud en reparaties ten gevolge van opzet, grove schuld of ernstige nalatigheid komen voor rekening van de belanghebbende;
- c.
het college wijst aan door welk bedrijf of welke persoon reparaties en onderhoud verricht worden.
Artikel 6.25 Bijzondere voorwaarde bruikleen traplift
Het college verbindt de volgende voorwaarden aan het in bruikleen geven van een traplift:
- a.
verplaatsing of verwijdering van de traplift vindt plaats door of namens de gemeente met toestemming van het college;
- b.
de belanghebbende is verplicht om de traplift te verzekeren als onderdeel van zijn inboedel
Artikel 6.26 Teruggave
- 1.
Belanghebbende of zijn rechtsopvolgers onder algemene titel zijn verplicht om de voorziening die in bruikleen is verstrekt terug te leveren aan de gemeente indien het recht op de voorziening is geëindigd
- 2.
Belanghebbende of zijn rechtsopvolgers dragen de kosten voor het terugbrengen van de woning in de oorspronkelijke staat na verwijdering van de voorzieningen
AFDELING 4 BEGELEIDING
Artikel 6.27 Begeleiding
- 1.
Het college verstaat onder begeleiding:
- a.
toezicht of aansturing bij activiteiten (zowel thuis als buitenshuis) op het gebied van praktische vaardigheden;
- b.
ondersteuning bij het aanbrengen van structuur cq. het voeren van regie;
- c.
oefenen van in behandeling aangeleerde vaardigheden of gedrag;
- d.
ondersteuning bij het organiseren van het dagelijks leven (huishouden, agenda, administratie, geldzaken, regelzaken etc.); dan wordt het vaak “thuisbegeleiding “genoemd.
- 2.
Individuele begeleiding wordt vastgesteld in uren met een maximum van 20 uur per week.
- 3.
Het college bepaalt de omvang van het recht op begeleiding aan de hand van het afwegingskader ZRM en de CIZ indicatiewijzer versie 7.0 januari 2014.
Artikel 6.28 Dagbesteding
- 1.
Het college verstaat onder dagbesteding begeleiding in groepsvorm met de volgende kenmerken:
- a.
programmatisch (met een vast dag en/of weekprogramma);
- b.
methodisch (een methode voor werken met de doelgroep als basis) met een welomschreven doel;
- c.
is gericht op het structureren van de dag, oefenen met vaardigheden, die de zelfredzaamheid bevorderen;
- d.
waarbij het vervoer door de zorgaanbieder wordt verzorgd.
- 2.
Dagbesteding wordt vastgesteld in dagdelen tot een maximum van 10 dagdelen per week.
- 3.
De omvang van het recht in uren wordt bepaald aan de hand van het afwegingskader ZRM.
Artikel 6.29 Logeren
- 1.
Het college verstaat onder logeren:
- a.
een voorziening om de mantelzorger te ontlasten;
- b.
met een maximale duur van 3 etmalen per week en
- c.
voor personen die permanent zorg en /of toezicht nodig hebben.
- 2.
De belanghebbende is zelf verantwoordelijk voor vervoer van en naar de instelling voor logeren.
- 3.
De omvang van het recht in uren wordt bepaald aan de hand van het afwegingskader ZRM.
- 4.
Als de ondersteuning van de mantelzorger acuut wegvalt geldt de spoedprocedure als genoemd in artikel 2.7.
Artikel 6.30 Beschermd wonen
1.Het college verstaat onder beschermd wonen het bieden van een 24-uurs setting aan
personen met psychische of psychosociale problemen. Onder 24-uurs setting vallen:
- a.
- b.
- c.
dagbesteding.
- 2.
De omvang van het recht wordt bepaald aan de hand van het afwegingskader beschermd wonen en het afwegingskader ZRM.