Organisatie | Brummen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, Bbz 2004, IOAW en IOAZ 2015 Brummen |
Citeertitel | Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, Bbz 2004, IOAW en IOAZ 2015 Brummen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-07-2020 | nieuwe regeling | 23-12-2014 | BW14.0779 |
Artikel 2. Schriftelijke waarschuwing
In plaats van een boete wordt een schriftelijke waarschuwing gegeven als de schending van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan verstrekte uitkering, tenzij de schending van de inlichtingenplicht plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat de belanghebbende voor een eerdere schending van de inlichtingenplicht een waarschuwing heeft gekregen.
Artikel 3. Verminderde verwijtbaarheid
Bij de beoordeling van de mate waarin de gedraging aan de belanghebbende kan worden verweten, leiden de volgende criteria tot verminderde verwijtbaarheid:
de belanghebbende verkeerde in onvoorziene en ongewenste omstandigheden, die niet tot het normale levenspatroon behoren en die hem weliswaar niet in de feitelijke onmogelijkheid brachten om aan de inlichtingenverplichting te voldoen, maar die emotioneel zo ontwrichtend waren dat hem niet volledig valt toe te rekenen dat de inlichtingen niet tijdig of volledig zijn verstrekt;
de belanghebbende heeft wel inlichtingen verstrekt, die echter onjuist of onvolledig waren, of heeft anderszins een wijziging van omstandigheden niet onverwijld gemeld, maar uit eigen beweging alsnog de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd, tenzij de belanghebbende deze inlichtingen heeft verstrekt in het kader van toezicht op de naleving van een inlichtingenverplichting;
Aldus vastgesteld in de B&W-vergadering d.d. 23 december 2014
gemeentesecretaris, E.V. Schmitz
wnd. burgemeester, A.J. van Hedel
Met de Wet aanscherping handhaving- en sanctiebeleid SZW-wetgeving per 1 januari 2013 zijn verschillende wetten op het gebied van handhaving en sanctiebeleid geharmoniseerd en tegelijkertijd aangescherpt. Voor de gemeente ging het om de Wet werk en bijstand (sinds 1 januari 2015: Participatiewet), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ).
De grootste wijzigingen per 1 januari 2013 waren de introductie van een bestuurlijke boete en het verplicht terugvorderen van benadelingsbedragen als gevolg van een schending van de inlichtingenplicht. De inlichtingenplicht gaat uit van de plicht om informatie onverwijld te melden, waarvan het de belanghebbende redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kan zijn op het recht op en de hoogte van de uitkering.
In genoemde wet is op een aantal punten sprake van beleidsvrijheid voor gemeenten. In deze beleidsregels wordt dit uitgewerkt. Per 1 januari 2015 zijn de Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, Bbz 2004, IOAW en IOAZ 2015 in werking getreden. Deze nieuwe beleidsregels zijn aangepast aan de invoering van de Participatiewet en aangevuld met de Bbz2004. Inhoudelijk is geen sprake van nieuw beleid in vergelijking met de voorheen geldende beleidsregels.
Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.
Artikel 2 Schriftelijke waarschuwing
De gemeente maakt gebruik van de bevoegdheid om in die gevallen waarin de schending van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot teveel verstrekte uitkering, geen boete op te leggen maar te volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing. Een waarschuwing is niet aan de orde als er in een periode van twee jaar voorafgaand aan de schending van de inlichtingenverplichting al een waarschuwing is opgelegd. Een waarschuwing wordt altijd schriftelijk opgelegd, door middel van een voor bezwaar vatbare beschikking.
Artikel 3 Verminderde verwijtbaarheid
Indien een boete wordt opgelegd, wordt de hoogte hiervan afgestemd op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan belanghebbende kan worden verweten. Daarbij wordt rekening gehouden met de omstandigheden waarin belanghebbende verkeert. De bewijslast om aan te tonen dat de schending niet, of verminderd verwijtbaar is, ligt bij belanghebbende.
Als de belanghebbende de schending van de inlichtingenverplichting niet volledig valt te verwijten, kan de op te leggen boete op een lager bedrag worden vastgesteld. In het Boetebesluit socialezekerheidswetten heeft de regering vastgelegd in welke gevallen in ieder geval sprake is van verminderde verwijtbaarheid (zie de criteria die genoemd worden onder a t/m c). Het college heeft dit aangevuld.
Hieronder volgen enkele concrete voorbeelden bij de genoemde criteria:
Het overlijden van de partner of kind, een plotselinge ziekenhuisopname of onvoorzien ontslag. De belanghebbende is tijdelijk administratief onbekwaam, vanwege zijn geestelijke vermogens. Gaat het om een structurele situatie dan mag worden verwacht dat belanghebbende zich laat bijstaan door een wettelijke vertegenwoordiger.
In de volgende situaties is geen sprake van verminderde verwijtbaarheid:
De inlichtingenplicht gaat uit van de plicht om informatie onverwijld te melden, waarvan het de belanghebbende redelijkerwijs duidelijk is dat deze van invloed kan zijn op het recht op en de hoogte van de uitkering. Van belanghebbende wordt daarnaast een redelijke inspanning gevergd om op de hoogte te zijn en blijven van de feiten die van invloed zijn op de uitkering. Het enkele feit dat de gemeente belanghebbende niet expliciet op de hoogte heeft gesteld van de plicht een bepaalde omstandigheid door te geven, is geen reden om verminderde verwijtbaarheid aan te nemen.
Artikel 4 Hoogte boete bij verminderde verwijtbaarheid
Uit oogpunt van onder meer zorgvuldigheid en rechtszekerheid is bij verminderde verwijtbaarheid gekozen voor halvering van de boete. De hoogte van de boete bij verminderde verwijtbaarheid bedraagt 50% van het vastgestelde boetebedrag.
Artikel 5 Verrekenen voor andere gemeente
Als belanghebbende in een andere gemeente een recidiveboete heeft gekregen die volledig verrekend wordt met de uitkering (waarbij dus de beslagvrije voet buiten werking is gesteld), en hij verhuist in de periode naar de gemeente Brummen waar hij een uitkering op grond van de Participatiewet gaat ontvangen, is de gemeente Brummen verplicht de recidiveboete van de andere gemeente volledig te verrekenen met de uitkering.
De belanghebbende kan bij het college van de gemeente Brummen een verzoek indienen om toch de beslagvrije voet te respecteren. Het college van de gemeente Brummen beoordeelt dit verzoek volgens de regels die met betrekking tot de verrekening bestuurlijke boete bij recidive door de gemeenteraad van Brummen zijn vastgesteld (zie Verordening maatregelen Participatiewet, IOAW, IOAZ en verrekening bestuurlijke boete 2015 Gemeente Brummen)
In artikel 60b, derde lid, van de Participatiewet is bepaald dat de bevoegdheid om te verrekenen met de beslagvrije voet ook van toepassing is op eerder opgelegde bestuurlijke boetes voor zover op het moment van verrekening van de recidiveboete, die eerdere boetes nog niet zijn betaald.
Voor onvoorziene situaties is de hardheidsclausule opgenomen in de beleidsregels. Als toepassing van de overige artikelen leidt tot kennelijke onredelijkheid en onbillijkheid, kan het college van de beleidsregels afwijken.