Organisatie | Nijmegen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordening van parkeerbelasting 2015 |
Citeertitel | Verordening Parkeerbelastingen 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Tarieventabel Parkeerbelasting 2015 |
Geen
Gemeentewet, art. 225
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 11-01-2016 | Onbekend | 17-12-2014 GB78697 | Onbekend |
VERORDENING PARKEERBELASTINGEN 2015
De Raad van de Gemeente Nijmegen, bijeen in zijn openbare vergadering van 17 december 2014;
burgemeester en wethouders van 11 november 2014; MO10, nr. 14.0010564;
artikel 225, van de Gemeentewet;
vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelasting 2015 (Verordening parkeerbelasting 2015)
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
zelfstandige woning: woning welke een eigen toegang heeft, voorzien is van een toilet en keuken en welke de bewoner kan bewonen zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woning, dan wel een woning waarvan met van een notariële acte wordt aangetoond dat sprake is van een zelfstandige woning. Voor deze verordening wordt onder woning mede verstaan: woonwagen op een daartoe aangewezen centrum en woonboot op een reguliere ligplaats:
zorginstelling: instellingen in de curatieve zorg die beschikken over een erkenning van het College van Ziekenhuisvoorzieningen (CvZ), sectoren Verpleging en Verzorging, de geestelijke en gezondheidszorg (ggz) en gehandicaptenzorg volgens de Awbz-zorg, alsmede professionele organisaties voor stervensbegeleiding.
bezoekersregeling: de regeling waarbij een bezoeker van een belanghebbende, die in een betaald parkeren gebied woont , tegen een gereduceerd uurtarief kan parkeren. De regeling geldt voor een maximaal aantal uren op jaarbasis. Urenregistratie vindt digitaal plaats middels een digitale aan- en afmelding van het parkeertijdstip;
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak
De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deeluitmakende tarieventabel.
Artikel 5 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht als bedoeld in artikel 2, onderdeel a in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de
voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na einde van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 6 Wijze van heffing en termijnen van betaling
In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen een maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer.
Artikel 7 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen
De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belastingen, bedoeld in artikel 2 mag worden geparkeerd, geschiedt door het college bij openbaar te maken besluit. (zie Aanwijzingsbesluit en Uitwerkingsbesluit)
Artikel 8 Kosten naheffingsaanslag
De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, bedragen €59,-.
Artikel 9 Vrijstelling van het betalen van parkeerbelastingen
Het parkeren van de volgende gebruikers wordt niet gereguleerd en is derhalve vrijgesteld van het parkeren van parkeerbelastingen als bedoeld in artikel 2 van deze verordening:
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.
De "Verordening Parkeerbelastingen 2014" gepubliceerd onder nr. GB 2014-14 en de Verordening tot wijziging van de verordening parkeerbelastingen 2014-A gepubliceerd onder nr. GB 2014-028 worden ingetrokken met ingang van de in artikel 13 genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Toelichting Verordening parkeerbelastingen
In de verordening parkeerbelastingen is de toepassing van betaald parkeren geregeld, zoals bedoeld in artikel 225 van de gemeentewet. In artikel 2 van deze verordening zijn de vormen van parkeerbelastingen zoals die in de gemeentewet zijn opgenomen letterlijk weergegeven.
Parkeerbelastingen hebben uitsluitend betrekking op wegen die openbaar zijn in de zin van de Wegenwet. Dit zijn wegen die niet zijn afgesloten voor het verkeer door fysieke maatregelen of het bord “verboden toegang, art 461 wetboek van strafrecht”. Parkeerbelasting is ook verschuldigd op particulier terrein dat behoort tot de openbare weg en wordt beheert door de Gemeente (uitspraak gerechtshof Arnhem van 3 mei 2011 (LJN: BQ5226)).
Voor de betaling van parkeervergunningen zijn twee tarieven opgenomen. Een maandtarief en een halfjaartarief, waarbij het halfjaartarief gelijk aan 6 x het maandtarief is. Betaling via het maandtarief is uitsluitend mogelijk als men kiest voor betaling via automatische incasso. Betaalt men aan de balie of met acceptgirokaart, dan betaalt men het halfjaartarief.
De restitutieregeling zoals opgenomen in het vierde lid van dit artikel geldt niet bij tussentijdse beëindiging van de bezoekersvergunning en of Hulpverlenersvergunning.
Artikel 7 regelt de bevoegdheden van het College van B&W. Het aanwijzen van parkeerplaatsen waar een fiscaal regime geldt, geschiedt in het “Aanwijzingsbesluit”, terwijl de tijden dat betaald parkeren van kracht is en de wijze waarop moet worden betaald is geregeld in het “Uitwerkingsbesluit”.
Er bestaat behoefte aan een product waarmee gebruikers voor langere tijd kunnen parkeren in het gebied waar betaald parkeren van kracht is. Denk bijvoorbeeld aan aannemers, incidentele werknemers of bedrijven die op meerdere plaatsen in de stad moeten parkeren op 1 dag. Voor deze groep is onder 2G is de mogelijkheid opgenomen om voor langere tijd een parkeerkaart aan te schaffen. De tarieven daarvoor zijn gelijkgesteld aan de tarieven voor de parkeerontheffing uit de Legesverordening.
Artikel 10 gaat in op de mogelijkheid van kwijtschelding. Bij parkeerbelastingen die worden geheven bij wege van voldoening op aangifte is het verlenen van kwijtschelding niet aan de orde. De van hogerhand gegeven regels geven geen ruimte om voor deze belasting de rijksregels zonder meer toepassing te laten vinden. Derhalve is een uitsluiting in deze verordening opgenomen.
Vanaf januari 2015 wordt de bezoekersregeling gefaseerd ingevoerd over het betaaldparkeren gebied. In wijken waar de nieuwe bezoekersregeling van kracht wordt, wordt de oude bezoekersvergunning beëindigd.
Het jaartarief voor de bezoekersvergunning wordt op het moment dat de nieuwe bezoekersregeling ingevoerd wordt omgezet in een tegoed aan te parkeren uren van de bezoeker (€10,00 staat gelijk aan 50 uur).
Omdat het huidige tegoed van maximaal 400 uur per jaar voor bezoek te weinig kan zijn voor de mantelzorg is het mogelijk om na indicatie verzorgingsbehoeftigen die mantelzorg hebben maximaal 400 uur extra toe te kennen. De criteria om voor de parkeerregeling mantelzorg in aanmerking te komen zijn opgenomen in het vigerende uitwerkingsbesluit betaald parkeren.