Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zoeterwoude

Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet gemeente Zoeterwoude 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZoeterwoude
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet gemeente Zoeterwoude 2015
CiteertitelBeleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet gemeente Zoeterwoude 2015
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Participatiewet
  2. Verordening Individuele inkomenstoeslag Participatiewet gemeente Zoeterwoude 2015

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2015nieuwe regeling

04-11-2014

Gemeenteblad, 2014, 0317

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet gemeente Zoeterwoude 2015

Beleidsregels individuele inkomenstoeslagParticipatiewet gemeente Zoeterwoude 2015

Artikel 1. Beoordeling uitzicht op inkomensverbetering

Het college beoordeelt of belanghebbende op de peildatum uitzicht heeft op inkomensverbetering. Deze beoordeling geschiedt aan de hand van:

  • a.

    de krachten en bekwaamheden van een belanghebbende en;

  • b.

    de inspanningen die belanghebbende heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.

Artikel 2. Uitzicht op inkomensverbetering

Van uitzicht op inkomensverbetering zoals genoemd in artikel 36 lid 1 Participatiewet is in ieder geval sprake als belanghebbende uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs volgt of tijdens de referteperiode heeft gevolgd.

Artikel 3. Inwerkingtreding en citeertitel

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2015 en wordt aangehaald als “Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet gemeente Zoeterwoude 2015”.

 

Zoeterwouder, 4 november 2014.

Burgemeester en wethouders van Zoeterwoude,

 

De secretaris,

W.A.M. Zoetemelk-van der Hulst

 

De burgemeester,

E.G.E.M. Bloemen

Toelichting

Algemeen

Met ingang van 1 januari 2015 is de Participatiewet van kracht. Eén van de wijzigingen ten opzichte van de Wet werk en bijstand is de vervanging van de langdurigheidstoeslag door de individuele inkomenstoeslag. Deze toeslag is, net als de langdurigheidstoeslag, bedoeld voor personen die langdurig van een laag inkomen rond moeten komen zonder uitzicht op inkomensverbetering.

 

Bij verordening moeten regels vastgesteld worden over het verlenen van een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’. Naast het bovengenoemde geldt het criterium ‘geen uitzicht hebben op inkomensverbetering’ als voorwaarde om in aanmerking te komen voor de langdurigheidtoeslag. De nadere invulling van deze voorwaarde wordt neergelegd in onderhavige beleidsregels. Hierbij wordt verwezen naar artikel 3 van de Verordening Individuele inkomenstoeslag Participatiewet gemeente Zoeterwoude 2015: het college kan voor de uitvoering van de Individuele inkomenstoeslag nadere beleidsregels vaststellen.

 

Iedere aanvraag wordt beoordeeld op de criteria uit de verordening maar ook op de vraag of er sprake is van ‘uitzicht op inkomensverbetering’. Daarvoor moet worden gekeken naar de omstandigheden van het geval. Op die manier voorkomt de gemeente dat de toeslag terecht komt bij personen die het niet echt nodig hebben.

 

In artikel 36 Participatiewet staat dat bij de beoordeling van de aanvraag de omstandigheden van de persoon moeten worden betrokken. Tot de omstandigheden worden in ieder geval gerekend:

  • a.

    De krachten en bekwaamheden van die persoon; en

  • b.

    De inspanningen die de persoon (en de eventuele partner) heeft verricht om te komen tot inkomensverbetering.

     

Artikelsgewijs

 

Artikel 1. Beoordeling uitzicht op inkomensverbetering

 

a.Krachten en bekwaamheden

Het Rijk heeft geen definitie gegeven wat verstaan wordt onder de krachten en bekwaamheden van een persoon. Het college heeft de bevoegdheid deze definitie nader te specificeren. Voor de definitiebepaling wordt aangesloten op de bepalingen van het UWV bij de beoordeling van het begrip passende arbeid in relatie tot arbeids(on)geschiktheid. Bij krachten gaat het om een beperkte belastbaarheid, zowel fysiek als psychisch, waardoor sprake is van geen of verminderde uitzicht op inkomensverbetering. Bij bekwaamheden gaat het om beperkende kennis en vaardigheden die aanleiding geven tot geen of verminderde uitzicht op inkomensverbetering. Deze definitiebepalingen van het UWV vormen het vertrekpunt bij de beoordeling van de individuele aanvraag.

 

b.Verrichte inspanningen

Het college zal in het individuele geval moeten beoordelen of belanghebbende inspanningen heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen. Dit is in beginsel niet het geval als belanghebbende in de referteperiode één van de re-integratieverplichtingen ingevolge de Participatiewet en de Afstemmingsverordening heeft geschonden. In het bijzonder geldt dit voor de zwaardere overtredingen waarbij verondersteld kan worden dat door het verzuim het uitzicht op inkomensverbetering aanzienlijk is verminderd. Dit is het geval als een persoon niet of onvoldoende naar vermogen heeft getracht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen, te behouden of te aanvaarden zonder dat er sprake is van bijzondere omstandigheden, die aanleiding hebben gegeven om af te zien van een verlaging van de uitkering. Het handelt hier specifiek om de volgende gedragingen:

 

De overtreding van de zwaardere geuniformeerde arbeidsverplichtingen van artikel 18 lid 4 Participatiewet:

  • 1.

    het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;

  • 2.

    bereid zijn om te verhuizen, indien het college is gebleken dat er geen andere mogelijkheid is voor het naar vermogen verkrijgen, het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid, en een belanghebbende een arbeidsovereenkomst met een duur van tenminste 1 jaar en een netto beloning die ten minste gelijk is aan de voor de belanghebbende geldende bijstandsnorm, kan aangaan.

     

De bepalingen van artikel 7. Gedragingen Participatiewet van de Afstemmingsverordening Participatiewet gemeente Zoeterwoude:

  • 1.

    Verlaging van de tweede categorie: het onvoldoende nakomen van verplichtingen als bedoeld in de artikelen 9, eerste lid, of 55 van de Participatiewet, voor zover het gaat om een belanghebbende jonger dan 27 jaar, gedurende vier weken na een melding als bedoeld in artikel 43, vierde en vijfde lid, van de Participatiewet, voor zover deze verplichtingen niet worden genoemd in artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet;

  • 2.

    Verlaging van de derde categorie: het niet naar vermogen proberen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen voor zover dit niet voortvloeit uit een gedraging als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet.

     

De bepalingen van artikel 8. Gedragingen IOAW en IOAZ van de Afstemmingsverordening Participatiewet gemeente Zoeterwoude:

 

  • 1.

    Verlaging van de derde categorie: het niet naar vermogen proberen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;

  • 2.

    Verlaging van de vierde categorie: het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid en het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid.

     

Het college hanteert het uitgangspunt dat bij deze zwaardere gedragingen het in de lijn der verwachting ligt dat een persoon zijn uitzicht op inkomensverbetering aanzienlijk heeft verminderd.

Bij lichtere schendingen van de re-integratieverplichtingen is het minder evident dat een persoon zijn uitzicht op inkomensverbetering heeft verspeeld. Alleen als in redelijkheid een causaal verband gelegd kan worden tussen de schending en het verspeeld perspectief op inkomensverbetering bestaat geen recht op de inkomenstoeslag. Dit is bij de zwaardere gedragingen volgens het college meer evident. Bij lichtere gedragingen is deze relatie minder evident. Zo is het causale verband tussen niet tijdige verlenging van de inschrijving bij het UWV WERKbedrijf en het ontbrekend uitzicht op inkomensverbetering wel erg ver verwijderd.

 

Artikel 2. Uitzicht op inkomensverbetering

Net zoals bij de langdurigheidstoeslag het recht hierop ontbreekt wanneer men over uitzicht op inkomensverbetering beschikt, ontbreekt per 1 januari 2015 om dezelfde reden het recht op een individuele inkomenstoeslag. De intentie van de wetgever is om met deze voorwaarde vast te leggen dat bepaalde groepen met een goed arbeidsmarktperspectief niet in aanmerking zouden kunnen komen voor de individuele inkomenstoeslag.

 

Voor studenten (opleiding als bedoeld in de WTOS of studie als bedoeld in de WSF 2000) geldt dit in het bijzonder. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat een studerende die een opleiding of scholing volgt of heeft gevolgd met studiefinanciering of een tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, op de peildatum of gedurende de referteperiode, zicht heeft op inkomensverbetering. Die personen hebben in beginsel dan ook geen recht op de toeslag. Omdat het niet is toegestaan om categorieën bij voorbaat uit te sluiten van de aanspraak op de individuele inkomenstoeslag moet ook hier altijd een individuele toetsing plaatsvinden. Als iemand bijvoorbeeld in de afgelopen drie jaar slechts enkele maanden onderwijs heeft gevolgd kan niet automatisch worden aangenomen dat die persoon zicht heeft op inkomensverbetering.

 

Artikel 3. Inwerkingtreding en citeertitel

De Participatiewet treedt per 1 januari 2015 in werking. Deze beleidsregels treden na publicatie op 1 januari 2015 in werking.