Organisatie | Oldebroek |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel re-integratie en loonkostensubsidie gemeente Oldebroek 2015 |
Citeertitel | Beleidsregel re-integratie en loonkostensubsidie gemeente Oldebroek 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-03-2015 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 23-12-2014 Gemeenteblad, 03-03-2015 | Onbekend. |
Beleidsregel re-integratie en loonkostensubsidie gemeente Oldebroek
Het college van de gemeente Oldebroek,
Gelet op de artikelen 6, tweede lid, 8a, eerste lid, aanhef en onder a, c, d en e, en tweede lid, en 10b, vierde lid, van de Participatiewet;
Gelet op de Re-integratieverordening Participatiewet 2015 en de Verordening loonkostensubsidie Participatiewet 2015;
besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:
“Beleidsregel re-integratie en loonkostensubsidie gemeente Oldebroek 2015”
Deze beleidsregel is een uitwerking van de Re-integratieverordening Participatiewet 2015 en de Verordening loonkostensubsidie 2015. De regel bevat onder andere het instrumentenpakket voor werkgevers. Dit instrumentenpakket is in afstemming met de regiogemeenten IJsselvechtstreek tot stand gekomen. Voor het overige wordt verwezen naar de betreffende verordeningen en de Participatiewet.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In de beleidsregel wordt een onderscheid gemaakt tussen instrumenten ten behoeve van uitstroom naar werk, het instrumentenpakket voor werkgevers (hoofdstuk 3) en overige instrumenten, waarbij verkleining van de afstand tot de arbeidsmarkt dan wel participatie het doel is (hoofdstuk 4).
We kennen drie doelgroepen, die een verschillende benadering nodig hebben:
ZORG: Bijstandsgerechtigden voor wie ZORG de eerste stap is, alvorens naar een volgende stap naar een volgende stap op de participatieladder te kunnen (trede 1 en 2).
De instrumenten zoals opgenomen in hoofdstuk 2 en 3 zijn toe te passen bij werkzoekenden die zijn ingedeeld in de categorie WERK.
De instrumenten zoals opgenomen in hoofdstuk 4 zijn toe te passen bij de categorieën MEEDOEN en ZORG.
De indeling zoals hier boven genoemd is in principe leidend. Gemotiveerd kan hiervan worden afgeweken. Al naar gelang de noodzaak kunnen de instrumenten in combinatie met elkaar of na elkaar toegepast worden.
Artikel 2 Concurrentieverhoudingen/verdringing op de arbeidsmarkt
Verdringing op de arbeidsmarkt is van toepassing als voor de werkzaamheden binnen het afgelopen jaar nog werd betaald, of als de organisatie waarbij de werkzaamheden worden uitgevoerd, een vacature heeft openstaan voor dezelfde of bijna dezelfde werkzaamheden.
Artikel 3 Ontheffing van de arbeidsverplichting
De plicht tot arbeidsinschakeling valt ruwweg uiteen in twee onderdelen: 1. de sollicitatieplicht (algemeen geaccepteerde arbeid proberen te verkrijgen) en 2. de re-integratieplicht (meewerken aan een onderzoek voor mogelijkheden tot arbeidsinschakeling en gebruikmaken van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling). De gemeente kan (binnen de in artikel 9 juncto 9a van de WWB geformuleerde kaders) op bepaalde gronden ontheffing verlenen van de verplichting tot arbeidsinschakeling, namelijk als het gaat om:
Hoofdstuk 2 Gemeentelijke instrumenten
Artikel 4 Oldebroek werkt met elkaar (OWME)
Het uitgangspunt van werk boven inkomen staat centraal. Is er perspectief op werk, dan start de werkzoekende met het groepsproject OWME. Eén tot twee dagdelen per week gaat de werkzoekende in een groep met andere werkzoekenden aan de slag met het in beeld krijgen en vergroten van zijn arbeidsmogelijkheden en hij gaat concreet op zoek naar werk.
Tijdens het groepsproject vindt er een nauwe samenwerking plaats tussen de werkcoach en de accountmanager werk.
Bij de diagnose is de werkzoekende ingeschaald in de groep WERK. Het groepsproject is overigens niet alleen bedoeld voor de nieuwe instroom, maar ook voor het zittend bestand met arbeidsmogelijkheden. Ook kunnen WW-gerechtigden in de laatst drie maanden van hun WW-uitkering al meedoen met het project.
Het groepsproject wordt één tot twee dagdelen per week gegeven, gedurende 10 weken.
Artikel 5 Persoonlijke ondersteuning (werkcoach)
Door middel van een bemiddelingstraject wordt de werkzoekende begeleid naar een passende baan/studie. De nadruk ligt hierbij op het vinden van arbeid die past bij de mogelijkheden en competenties van de werkzoekende.
Tijdens dit traject vindt er nauwe samenwerking plaats tussen de werkcoach en de accountmanager werk.
Bij de diagnose is de werkzoekende ingeschaald in de groep WERK.
Het bemiddelingstraject loopt in ieder geval gedurende het groepsproject OWME. Ook na afronding van het groepsproject kan dit traject ingezet worden.
Hoofdstuk 3 Instrumentenpakket voor werkgevers
De proefplek houdt in dat iemand met behoud van uitkering onbetaalde werkzaamheden verricht bij een werkgever. De proefplek is een voor werkgevers stimulerend middel om werkzoekenden relevante en perspectiefvolle werkervaring te laten opdoen. Daarnaast kan tijdens deze proefperiode beoordeeld worden of de werkzoekende voldoende competenties heeft voor een beoogde werkplaats.
De proefplek kan worden ingezet als voorloper op een dienstverband. De proefplek wordt ook gebruikt in de periode dat de loonwaarde moet worden bepaald in het geval er een beroep wordt gedaan op loonkostensubsidie.
Artikel 7 Indienstnemingssubsidie
De indienstnemingssubsidie is een voorziening die ingezet kan worden om de arbeidsinschakeling te bevorderen voor zover dit gezien de afstand tot arbeidsmarkt passend is. Anders dan de loonkostensubsidie is deze subsidie niet noodzakelijk gericht op personen met een arbeidsbeperking.
Het doel van de indienstnemingssubsidie is het bieden van compensatie voor het feit dat voor de belanghebbende tenminste het wettelijk minimumloon moet worden betaald, terwijl de werkgever de belanghebbende (nog) niet ten volle kan inzetten.
De duur van de arbeidsovereenkomst bedraagt minimaal zes maanden.
De indienstnemingssubsidie wordt maximaal twaalf maanden verstrekt.
De hoogte van de subsidie wordt bepaald op basis van de individuele omstandigheden, maar bedraagt maximaal 50% van de werkelijke loonkosten ter hoogte van het toepasselijke Wettelijke Minimum Loon (exclusief werkgeverslasten). Gedurende het jaar wordt de subsidie afgebouwd.
Loonkostensubsidie is een voorziening die ingezet kan worden om de arbeidsinschakeling te bevorderen van personen met een arbeidsbeperking. Het gaat hierbij om personen die niet het wettelijk minimumloon per uur kunnen verdienen, en hierdoor niet volledig productief zijn.
Voor personen die door een medische beperking alleen maar in deeltijd kunnen werken maar daarbij per uur wel volledig productief zijn, kan geen loonkostensubsidie worden ingezet.
Voorafgaand aan het dienstverband wordt tijdens de inzet van een proefplek de loonwaarde op de werkplek vastgesteld.
De loonkostensubsidie is in principe niet gebonden aan een termijn en kan indien nodig voor een langere periode worden ingezet.
De loonwaarde en de loonkostensubsidie worden jaarlijks opnieuw beoordeeld. Wordt de loonkostensubsidie ingezet bij de voorziening beschut werk, dan worden de loonwaarde en loonkostensubsidie eenmaal per drie jaar vastgesteld.
De loonkostensubsidie is een aanvulling op het loon dat op basis van de loonwaarde wordt verdiend, tot het wettelijk minimumloon. De hoogte van de subsidie is maximaal 70 procent van het wettelijk minimumloon. Wanneer de werknemer een Cao-loon heeft dat hoger is dan het WML dan komen de loonkosten boven WML voor rekening van de werkgever. De gemeente gaat bij het vaststellen van de
loonkostensubsidie dus altijd uit van het WML.
In de loonkostensubsidie wordt daarnaast een bedrag voor vergoeding van werkgeverslastenopgenomen, waarbij gedacht moet worden aan premies werknemersverzekering, inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en pensioenpremie.
De no-riskpolis is een instrument om aarzelingen bij werkgevers weg te nemen om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. De no-riskpolis zorgt ervoor dat de werkgever compensatie ontvangt voor de loonkosten, wanneer een werknemer met arbeidsbeperkingen ziek wordt.
Zoals opgenomen in artikel 6 lid 1 van de Re-integratieverordening Participatiewet 2015 en de polisvoorwaarden.
Dit instrument kan alleen worden ingezet bij het instrument loonkostensubsidie
Zoals opgenomen in artikel 6 lid 4 van de Re-integratieverordening Participatiewet 2015 en de polisvoorwaarden.
Kosten no-riskpolis en exacte voorwaarden worden nog nader bepaald.
Voor werkzoekenden voor wie de kans op inschakeling in het arbeidsproces gering is en die als gevolg daarvan nog niet bemiddelbaar zijn kan een participatieplaats worden ingezet. Het gaat hierbij om onbeloonde additionele werkzaamheden.
Na zes maanden werken op een participatieplaats moet aan werkzoekenden zonder startkwalificatie scholing of een opleiding worden aangeboden, tenzij dit niet bijdraagt aan hun kansen op de arbeidsmarkt.
Artikel 12 Persoonlijke ondersteuning (jobcoach)
Bij deze vorm van ondersteuning gaat het primair om systematische ondersteuning op de werkplek waarbij het van belang is dat de werknemer zonder die ondersteuning zijn werkzaamheden niet kan verrichten. Dit betekent dat het moet gaan om ondersteuning op vaste tijden en gedurende een langere periode.
De jobcoach spreekt met de betreffende persoon een individueel begeleidings- en inwerkprogramma op de werkplek af. De jobcoach bewaakt afspraken tussen de werknemer en zijn werkgever en adviseert de werkleiding. Het uiteindelijke doel van de jobcoach is dat degene die begeleid wordt de baan uiteindelijk volkomen zelfstandig kan uitvoeren.
Dit instrument wordt primair gekoppeld aan:
Artikel 13 Ondersteuning bij leer-werktraject
Doel van de voorziening is om extra ondersteuning te bieden aan jongeren in de leeftijd van 16 tot 27 jaar die dreigen uit te vallen uit school, maar middels een leer-werktraject alsnog een startkwalificatie kunnen behalen.
Er wordt alleen extra ondersteuning ingezet als de ondersteuning die reeds door de school of door de werkgever wordt geboden onvoldoende is.
De duur van de ondersteuning is gekoppeld aan de duur van het leer-werktraject. Tijdens leer-werkstage vinden tussentijdse evaluatie plaats, daarin dient meegenomen te worden of ondersteuning nog nodig is.
Het vergoeden van concrete feitelijke kosten die ten laste van de persoon uit de doelgroep komen en die een belemmering vormen voor het deelnemen aan een voorziening of instrument of het uitstromen naar betaalde arbeid. Bijvoorbeeld de aanschaf van (persoonlijke) gereedschappen of kleding, zoals een overall en veiligheidsschoenen voor een timmerman.
Voor reiskosten samenhangend met woon-werkverkeer worden in beginsel geen vergoedingen verstrekt . Voorliggende voorzieningen voor mensen met een beperking en zelfredzaamheid/inkomen van de inwoner wordt verondersteld toereikend te zijn.
Afhankelijk van de kostensoort.
Afhankelijk van de feitelijke kosten, waarbij gekeken wordt naar de goedkoopst adequate oplossing.
Hoofdstuk 4 Overige instrumenten
In principe wordt uitgegaan van de kortste weg naar werk. Scholing wordt alleen aangeboden als het zonder deze scholing niet mogelijk is om uit te stromen naar werk.
Wanneer de werkzoekende gebruik maakt van een participatieplaats en niet over een startkwalificatie beschikt, moet aan deze werkzoekende scholing of een opleiding worden aangeboden.
Onder sociale activering wordt verstaan: het verrichten van onbeloonde maatschappelijke zinvolle activiteiten ter voorbereiding op een traject gericht op op arbeidsinschakeling of, als arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is, op zelfstandige maatschappelijke participatie en het voorkomen van sociaal isolement. Bij activiteiten in het kader van sociale activering kan worden gedacht aan het zelfstandig, zonder externe begeleiding, verrichten van vrijwilligerswerk of deelnemen aan activiteiten in de wijk of de buurt.
Artikel 17 Praktijkervaringsplekpolis
In de verordening is bij een aantal instrumenten opgenomen dat het college zich voor een plaatsing ervan vergewist dat de aansprakelijkheids- en ongevallenrisico’s ten behoeve van een persoon zijn afgedekt. Is dit niet het geval, dan wordt de praktijkervaringsplekpolis ingezet. Deze polis dekt schade ontstaan bij het uitoefenen van de functie van werkzoekenden die met behoud van uitkering werken.