Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zaanstad

Verordening op de heffing en de invordering van binnenhaven- en kadegeld 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZaanstad
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van binnenhaven- en kadegeld 2015
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpBelasting

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 216
  2. Gemeentewet, art. 229, eerste lid, aanhef en onder a en b

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201501-01-2016Nieuwe regeling

13-11-2014

Gemeenteblad 2014, 83514

2014/190931

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van binnenhaven- en kadegeld 2015

 

 

Verordening op de heffing en de invordering van binnenhaven- en kadegeld 2015

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1

1.

Algemene wet:

de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Wet van 2 juli 1959,Stb. 301);

2.

binnenschip

een vaartuig, niet zijnde een pleziervaartuig, dat uitsluitend wordt gebruikt voor de vaart op de binnenwateren;

3.

dag

een aaneengesloten tijdvak van 24 uren;

4.

dagdeel

een aaneengesloten tijdvak van 12 uren;

5.

1, 7 en 14 dagen

een aaneengesloten tijdvak van respectievelijk 1, 7 en 14 dagen;

6.

een jaar

een kalenderjaar.

7.

een kwartaal

een kalenderkwartaal;

8.

gebruik van de haven

het in artikel 2 bedoelde gebruik van de voor de openbare dienst bestemde wateren of van voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen;

9.

vervallen

 

10.

historisch vaartuig

vaartuig dat aantoonbaar staat ingeschreven in het Nationaal Register Varende Monumenten als varend monument;

11.

ingenomen wateroppervlakte

het product van de loodrechte projecties op het wateroppervlak van de grootste lengte en de grootste breedte van het vaartuig;

12.

inspecteur

de gemeenteambtenaar, als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onder b, van de Gemeentewet belast met de heffing van het binnenhaven- en kadegeld;

13.

Invorderingswet 1990

de Wet van 30 mei 1990 inzake invordering van Rijksbelastingen, andere dan invoerrechten en accijnzen (Stb. 221);

14.

kegelschip

een vrachtschip dat gevaarlijke stoffen vervoert en bij dag kenbaar is aan 1, 2 of 3 blauwe kegels en bij nacht aan 1, 2 of 3 blauwe lichten;

15.

laadvermogen

het in tonnen uitgedrukte verschil tussen de zoetwaterverplaatsing van het schip bij de grootst toegelaten diepgang en die van het ledige schip;

16.

maand

een kalendermaand;

17.

meetbrief

het document als bedoeld in artikel 782, derde lid, van het Wetboek van koophandel juncto het Besluit binnenschependocumenten (besluit van 24 oktober 1983, staatsblad nr. 548);

18.

ontvanger

de gemeenteambtenaar, als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onder c, van de Gemeentewet, belast met de invordering van het binnenhavengeld;

19.

pleziervaartuig

een vaartuig dat hoofdzakelijk wordt gebruikt voor de niet-bedrijfsmatige recreatie en waarvan de lengte minder dan 20 meter bedraagt zulks met uitzondering van een schip dat meer dan 12 passagiers mag vervoeren, een veerpont, een vissersschip, een sleep- of duwbak;

20.

Pleisterplaats

een door het college op grond van artikel 5.25a van de APV aangewezen ligplaats in openbaar water waar het toegestaan is voor pleziervaartuigen om voor de duur van maximaal drie maal vierentwintig uur een ligplaats in te nemen en die als zodanig met bebording is gemarkeerd.

21.

schip

een binnenschip;

22.

ton

een massa van 1000 kilogram;

23.

tabel

de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel;

24.

termijn

een in de tabel genoemd tijdvak waarin het gebruik van de haven plaatsvindt;

25.

tijdseenheid, maten en gewicht

een gedeelte van een dag of dagdeel, een nacht, een etmaal, een week, een maand, een kubieke meter, een vierkante meter, een strekkende meter en duizend kilogram voor een gehele dag of dagdeel, een gehele nacht, een geheel etmaal, een gehele week, een gehele maand, een gehele kubieke meter, een gehele vierkante meter, een gehele strekkende meter en duizend kilogram gerekend;

26.

vaartuig

een drijvend lichaam dat wegens zijn drijfvermogen wordt gebezigd dan wel bestemd of geschikt is voor het dragen of vervoer te water van personen of goederen of voor het dragen of vervoer van al dan niet met het drijvende lichaam één geheel uitmakende voorwerpen;

27.

vrachtschip

een binnenschip dat hoofdzakelijk gebezigd wordt voor het vervoer van goederen;

28.

waterverplaatsing

de waterverplaatsing vermeld in de geldige Nederlandse meetbrief of de buitenlandse meetbrief, indien deze met de Nederlandse meetbrief is gelijkgesteld, bij gebreke waarvan de waterverplaatsing door het college wordt vastgesteld;

29.

wachtplaats

een plaats gelegen in een vaarweg, bedoeld voor het innemen van een ligplaats met:

·vaartuigen die wachten op opening van de brug en sluis of;

·vaartuigen die beroepsmatig in gebruik zijn, niet zijde een woonschip of een recreatievaartuig, voor maximaal aaneengesloten duur  van twee maanden, wachtend op de mogelijkheid tot het lossen van lading of het aannemen van nieuwe lading.

30.

woonschip

een schip uitsluitend of hoofdzakelijk als woning gebruikt of tot woning bestemd.

 

Artikel 2 Aard van de heffing en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam binnenhavengeld wordt een recht geheven ter zake van het gebruik met een vaartuig overeenkomstig de bestemming van voor de openbare dienst bestemde gemeentewateren of van andere voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen, die in beheer of onderhoud zijn bij de gemeente.

  • 2.

    Onder de naam “kadegeld” wordt een recht geheven wegens het reserveren, het gebruik of het genot van de hier onder lid 3 genoemde kaden of steigers die in eigendom van de gemeente zijn of die voor rekening van de gemeente worden onderhouden door:

    • a.

      daaraan met een vaartuig aan te leggen;

    • b.

      daaraan met een vaartuig een vaste plaats of met een woonschip een vaste ligplaats in te nemen;

    • c.

      daarop of daaraan te laden of te lossen;

    • d.

      daarop of daarboven ten behoeve van of als gevolg van het laden of lossen één of meer voorwerpen te hebben.

  • 3.

    Kadegeld wordt geheven op de kades zoals gespecificeerd in het Uitvoeringsbesluit Binnenhaven- en kadegeld.

  • 4.

    Het college kan voor bepaalde of onbepaalde tijd kaden of steigers aanwijzen waarop het recht van kadegeld wordt geheven indien de gemeente werkzaamheden verricht ten behoeve van het ordentelijk gebruik van deze kaden.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig voor het binnenhavengeld is:

    • a.

      de schipper, de reder, de eigenaar of de gebruiker van het vaartuig;

    • b.

      degene die het vaartuig heeft gecharterd of

    • c.

      degene die als vertegenwoordiger voor één van dezen optreedt.

  • 2.

    Belastingplichtig voor het kadegeld is:

    • a.

      de kapitein, schipper, voerder, reder, eigenaar, verhuurder of huurder van het vaartuig, dat aan de kade of steiger aanlegt of een plaats inneemt;

    • b.

      degene die op of aan de kade of steiger laadt, lost of doet laden of lossen;

    • c.

      degene die op of boven de kade of steiger één of meer voorwerpen heeft;

    • d.

      de eigenaar, gebruiker of bewoner van een woonschip, waarmee een ligplaats is ingenomen;

    • e.

      degene die de kade of steiger heeft gereserveerd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1.

    Maatstaf voor de berekening van binnenhavengeld is voor een:

    • a.

      vrachtschip: het laadvermogen van het vaartuig, uitgedrukt in tonnen;

    • b.

      overige vaartuigen: de oppervlakte van het vaartuig, uitgedrukt in vierkante meters;

    • c.

      pleziervaartuig: per vaartuig.

  • 2.

    Maatstaf voor berekening van kadegeld is voor:

    • a.

      pleziervaartuigen: lengte van het vaartuig over alles, uitgedrukt in meters;

    • b.

      pleziervaartuigen met vaste aanlegplaats: lengte van de in gebruik genomen kade of steiger, uitgedrukt in meters;

    • c.

      vaartuigen voor het organiseren van shows, feesten of dergelijke evenementen: lengte van het vaartuig over alles, uitgedrukt in meters of de lengte van de in gebruik genomen kade of steiger indien deze groter is dan de lengte van het vaartuig over alles;

    • d.

      bedrijfsmatige binnenvaart: lengte van het vaartuig over alles, uitgedrukt in meters of de lengte van de in gebruik genomen kade of steiger indien deze groter is dan de lengte van het vaartuig over alles;

    • e.

      het gebruik of genot van een gedeelte van de kade of steiger ; de in beslag genomen ruimte van de kade of steiger, uitgedrukt in vierkante meters;

    • f.

      het hebben van zandtrechters en dergelijke werktuigen ten behoeve van het laden of lossen van goederen: de in beslag genomen ruimte van de kade of steiger, uitgedrukt in vierkante meters;

    • g.

      woonschip: lengte van het woonschip over alles, uitgedrukt in strekkende meters;

     

Artikel 5 Tarieven

Het binnenhaven- en kadegeld wordt geheven naar de tarieven, die zijn opgenomen in de tarieventabel, zulks met inachtneming van daarin gegeven aanwijzingen en van het bepaalde in artikel 6

Artikel 6 Toepassing van de tarieven

Voor de toepassing van de tarieven binnenhavengeld:

  • 1.

    geldt als laadvermogen in tonnen van een vaartuig, het aantal tonnen zoals dat blijkt uit de bij het vaartuig horende meetbrief;

  • 2.

    voor historische vaartuigen wordt 50% van het tarief toegepast, tenzij deze vaartuigen:

    • a.

      voor commerciële doeleinden worden gebruikt, in welk geval 100% van het tarief wordt toegepast;

    • b.

      historische pleziervaartuigen zijn;

  • 3.

    wordt de oppervlakte van een vaartuig gesteld op het product van de lengte over alles en de grootste breedte, mits deze blijken uit de bij het vaartuig behorende meetbrief;

  • 4.

    wordt de lengte van een vaartuig gesteld op de lengte over alles, zoals die blijkt uit de bij het vaartuig behorende meetbrief;

  • 5.

    wordt de maatstaf ambtshalve vastgesteld indien de in dit artikel onder 1, 3 of 4 bedoelde meetbrief niet wordt overgelegd, of indien deze de vereiste gegevens niet vermeldt;

  • 6.

    wordt ten aanzien van vaartuigen, niet zijnde pleziervaartuigen, een gedeelte van een inhoud, van massa, van oppervlakte of van lengte voor een gehele eenheid gerekend;

  • 7.

    wordt ter bepaling van de duur van het gebruik niet in aanmerking genomen de tijd, nodig voor het dokken of het herstellen van het schip door een in de gemeente gelegen scheepsreparatiebedrijf;

  • 8.

    bij annulering van een reservering van een kade wordt het verschuldigde kadegeld verminderd Met:

    • a.

      75% van het aanslagbedrag, indien de annulering plaatsvindt meer dan 3 dagen voor de aanvang van het gebruik of genot van de gereserveerde kade of steiger;

    • b.

      50% van het aanslagbedrag, indien de annulering plaatsvindt binnen 3 dagen voor de aanvang van het gebruik of genot van de gereserveerde kade of steiger.

      9.wordt voor het gebruik van de vaarweg, waarbij bediening van sluis of brug in de Zaan of Nauernasche Vaart nodig is, buiten de vastgestelde bedientijden op basis van de Scheepvaartwegenverordening Noord-Holland 1995, de tarieven binnenhavengeld zoals genoemd in de bij deze verordening behorende tarieventabel, verhoogd met de kosten voor brugbediening en scheepvaartbegeleiding op basis van een kostenopgave, waarbij een uurtarief berekend wordt zoals opgenomen in lid 6 van de tarieventabel bij het Binnenhavengeld.

 

Hiervoor gelden de voorwaarden dat;

 

  • 9.

     

    • a.

      een schriftelijk verzoek daartoe minimaal 4 weken voor gewenst gebruik van de vaarweg wordt ingediend

    • b.

      de provincie toestemming verleent tot bediening van objecten buiten de door haar vastgestelde bedientijden;

    • c.

      de eigenaar van de bruggen en/of sluizen toestemming heeft verleend tot bediening van het object op het betreffende tijdstip;

    • d.

      de bediening van de objecten tijdig te organiseren is door het hoofd van de afdeling Havens en Vaarwegen;

    • e.

      de aanvrager heeft ingestemd met de door de gemeente opgegeven kostenopgave.

  • 10.

    wordt voor jachthavens voor het verkopen van havengeldstickers, 75% van het tarief toegepast onder de voorwaarden dat naam-, adres- en woonplaatsgegevens, scheepsgegevens en het verstrekte nummer van de havengeldsticker aan de gemeente worden verstrekt

 

Artikel 7 Vrijstellingen

Binnenhavengeld wordt niet geheven terzake van het gebruik van de haven:

 

  • 1.

    waarvoor zeehavengeld wordt geheven;

  • 2.

    met een vaartuig uitsluitend voor het in de haven dokken, het op of aan de werf herstellen, het voor de eerste maal vaarklaar maken, het ontschepen van doden mits:

    • a.

      de belastingplichtige bij de aangifte, als bedoeld in artikel 10, eerste lid, aangeeft gebruik te willen maken van de hierboven genoemde vrijstelling;

    • b.

      de aangifte vergezeld gaat van een door de scheepswerf afgegeven schriftelijke verklaring, waaruit de inhoud van de voorgenomen handelingen of werkzaamheden blijkt;

  • 3.

    met een vaartuig in eigendom van het Rijk, Provincie, Gemeenten of Waterschappen; van deze vaartuigen wordt evenmin kadegeld geheven;

  • 4.

    met een jol of een sloep welke tot de inventaris van een schip behoort;

  • 5.

    met pleziervaartuigen met een lengte kleiner dan vier meter of met niet gemotoriseerde pleziervaartuigen langer dan vier meter waarvan voortbeweging uitsluitend plaatsvindt door menskracht zoals kano’s, roeiboten en waterfietsen met een maximale lengte van tien meter;

  • 6.

    door de volgende schepen: motorpassagierschip De Zonnebloem met Rijnvaartnummer 2327391, vakantieschip J. Henry Dunant met Rijnvaartnummer 2322387 en het vakantieschip Prins Willem Alexander met Rijnvaartnummer 2325776; van deze schepen wordt evenmin kadegeld geheven;

  • 7.

    kadegeld wordt niet geheven voor vaartuigen, waarvoor precariobelasting wordt geheven;

  • 8.

    kadegeld wordt niet geheven voor de volgende activiteiten die maximaal 1,5 uur in beslag nemen:

    • a.

      het laden van water of elektriciteit;

    • b.

      het lozen van afvalwater;

    • c.

      het laden of lossen van personenauto voor gebruik door de bemanning van het schip.

  • 9.

    het college kan categorieën van vaartuigen, al dan niet onder het vaststellen van nadere voorschriften, vrijstellen van de verplichting tot betaling van binnenhaven- of kadegeld

  • 10.

    Kadegeld wordt niet geheven voor gebruik als pleisterplaats of wachtplaats aan de kades die in het uitvoeringsbesluit Binnenhaven- en kadegeld als zodanig zijn aangewezen.

Artikel 8 Wijze van heffing

Het binnenhaven- en kadegeld wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 9 Verschuldigdheid

  • 1.

    Het binnenhavengeld is verschuldigd zodra het gebruik begint van de in artikel 2, eerste lid, genoemde gemeentewateren, werken of inrichtingen;

  • 2.

    Het kadegeld is verschuldigd zodra het gebruik of genot begint van de in artikel 2, tweede lid, genoemde kaden, steigers en glooiingen, die eigendom van de gemeente zijn of die voor rekening van de gemeente worden onderhouden;

  • 3.

    Het kadegeld voor reserveren van kade of steiger is verschuldigd op het moment van reservering van een kade of steiger voor de tijdspanne en het gebruik van de kade of steiger zoals dat is aangegeven bij de reservering.

Artikel 10 Aangifte en betaling

  • 1.

    Voor de heffing van binnenhavengeld wordt door de belastingplichtige, als bedoeld in artikel 3, bij de aanvang van het gebruik van de in artikel 2 genoemde gemeentewateren, werken of inrichtingen aangifte gedaan bij de inspecteur.

  • 2.

    De inspecteur reikt, na ontvangst van het aangiftebiljet, aan de in het eerste lid bedoelde belastingplichtige een aanslagbiljet uit.

  • 3.

    De aanslag binnenhavengeld moet betaald worden in één termijn welke vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 4.

    Bij voortgezet verblijf in de haven, na afloop van de termijn waarover binnenhavengeld is betaald, begint een nieuwe termijn en neemt met betrekking tot de laatstbedoelde termijn het gebruik van de haven opnieuw een aanvang; Alsdan moet opnieuw aangifte en betaling overeenkomstig het eerste, tweede en derde lid plaatsvinden.

  • 5.

    In afwijking van het derde lid kan het binnenhavengeld, verschuldigd uit hoofde van het tarief voor 1 dag, contant worden betaald aan de ontvanger bij aanvang van het gebruik van de gemeentewateren, werken of inrichtingen.

  • 6.

    Indien de belastingplichtige verzuimt om aangifte te doen, dan wordt een bestuurlijke boete opgelegd en het bedrag van de aanslag verhoogd met 25% met een minimum van € 50,-.

  • 7.

    Het kadegeld moet, behoudens het bepaalde in het achtste lid, worden betaald in één termijn welke vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 8.

    Het kadegeld, voor zover dit per dag of per week wordt berekend, is invorderbaar onmiddellijk nadat het verschuldigd is geworden.

  • 9.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het derde, vijfde, zevende of achtste lid gestelde termijn.

Artikel 11 Restitutie

  • 1.

    Van het binnenhavengeld dat wordt betaald voor de vrachtschepen en overige vaartuigen naar een termijn van een jaar, wordt, indien het gebruik van de haven is geëindigd voor het verstrijken van de termijn, op schriftelijk verzoek van de belastingplichtige, restitutie verleend voor zoveel vierden van het bedrag als er in dat jaar na de beëindiging van het gebruik van de haven nog volle kwartalen overblijven en waarbij het jaarbedrag eerst wordt herleid tot vier maal het kwartaaltarief;

  • 2.

    Van het kadegeld dat wordt betaald voor vaartuigen naar een termijn van een jaar, wordt, indien het gebruik van de kade of steiger is geëindigd voor het verstrijken van de termijn, op schriftelijk verzoek van de belastingplichtige, restitutie verleend voor zoveel vierden van het bedrag als er in dat jaar na de beëindiging van het gebruik van de kade of steiger nog volle kwartalen overblijven en waarbij het jaarbedrag eerst wordt herleid tot vier maal het kwartaaltarief;

  • 3.

    Van het kadegeld dat wordt betaald voor het reserveren van de kade of steiger, wordt op een, binnen 48 uur vóórdat het gebruik van de kade aanvangt, schriftelijk verzoek van belastingplichtige restitutie verleend voor 90% van het totale bedrag.

Artikel 12 Kwijtschelding

Van het binnenhaven- en kadegeld worden geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13 Nadere regels

  • 1.

    Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van het binnenhaven- en kadegeld.

  • 2.

    De aanwijzing van de kades waar de betaling van het kadegeld zoals dat bedoeld in deze verordening is verschuldigd, geschiedt in een door het college vast te stellen besluit.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Verordening Binnenhaven- en Kadegeld 2014, vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 14 november 2013, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan;

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking;

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015;

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening Binnenhaven- en Kadegeld 2015”.

Artikel 15 Bekendmaking

Deze verordening zal worden bekendgemaakt door het plaatsen van de verordening in het Gemeenteblad. In een huis-aan-huisblad wordt meegedeeld dat de verordening voor een ieder kosteloos ter inzage ligt in het gemeentehuis. Daarnaast zal de tekst van de verordening worden geplaatst op de website van de overheid.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 13 november 2014,

 

voorzitter, raadsgriffier

 

Tarieventabel behorende bij de verordening op de heffing en invordering van binnenhavengeld 2015

 

soort vaartuig

maatstaf

minimum tarief

1 dag

7 dagen

14 dagen

kwartaal

jaar

A.

vrachtschip

laadvermogen per ton

€ 3,99

€ 0,0906

€ 0,1474

€ 0,2605

€ 1,6379

€ 5,6367

B.

overige vaartuigen

oppervlakte per m2

€ 3,99

€ 0,0906

€ 0,1474

€ 0,2605

€ 1,6379

€ 5,6367

C.

binnenvaartschipdat containers vervoert met een lengte van 20 voet

per container

€ 60,20

€ 6,04

 

 

 

 

D.

pleziervaartuigen

per vaartuig

€ 4,42

€ 4,42

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

€ 36,11

Aanwijzingen tarieven binnenhavengeld:

  • 1.

    Onder een dag wordt verstaan een aaneengesloten tijdvak van 24 uren, met het recht van onderbreking binnen het tijdvak.

  • 2.

    Onder 1, 7 en 14 dagen wordt verstaan een aaneengesloten tijdvak van respectievelijk 1, 7 en 14 dagen, met het recht van onderbreking binnen het tijdvak.

  • 3.

    Historische vaartuigen, behalve historische pleziervaartuigen, vallen onder het tarief van de overige vaartuigen.

  • 4.

    De heffing zal bij vaartuigen onder A, B en D minimaal € 3,99 bedragen.

  • 5.

    Voor het onder C bedoelde binnenvaartschip dat containers vervoert, geldt voor de eerste tien containers een minimumtarief van € 60,20 met dien verstande, dat vanaf de elfde container het tarief € 6,04 per container per dag bedraagt; bij een container met een lengte van 40 voet wordt gerekend als tweemaal 20 voet.

  • 6.

    Voor dienstverlening zoals bedoeld in artikel 6 lid 9 van deze verordening voor bediening buiten de vastgestelde openingstijden, geldt een extra tarief van € 100,00 per uur.

  • 7.

    Over de bovengenoemde tarieven binnenhavengeld wordt 21% BTW berekend.

  • 8.

    Het tarief voor pleziervaartuigen, inclusief BTW, wordt rekenkundig afgerond op halve of hele euro’s.

Tarieventabel behorende bij de verordening op de heffing en invordering van kadegeld 2015

 

Het tarief voor het gebruik of genot van de kade, steiger of glooiing bedraagt:

  • 1.

    a. voor pleziervaartuigen per strekkende meter lengte van het vaartuig over alles:

    1. € 0,47 per dag

    2. € 1,34 per week

    b. voor eigenaren van pleziervaartuigen, op wier verzoek door het college onder nader door hem te stellen voorwaarden een vaste aanlegplaats aan de kade of steiger is toegewezen, € 32,22 per kalenderjaar voor elke in gebruik genomen meter lengte van de kade of steiger.

    c. voor vaartuigen voor het organiseren van shows, feesten, bedrijfspresentatie of andere vergelijkbare evenementen € 4,17 per dag voor elke in gebruik genomen meter lengte van de kade of steiger.

    d. voor overige vaartuigen € 1,92 per dag voor elke strekkende meter lengte van het vaartuig over alles.

  • 2.

    Het tarief voor industriële ondernemingen of handelsondernemingen of andere ondernemingen van bedrijfsmatige binnenvaart, op wier verzoek door het college onder nader door hem vast te stellen voorwaarden een vaste aanleg-, los-, en laadplaats op of aan de kade of steiger is toegewezen, bedraagt voor elke in gebruik genomen meter lengte van de kade of steiger:

    a. € 38,15 per maand

    b. € 72,73 per kwartaal

    c. € 228,65 per jaar

  • 3.

    Het tarief voor het gebruik of genot van het door het college daartoe bestemde gedeelte van de kade of steiger, voor zover dit niet in vast gebruik is afgestaan, bedraagt € 1,92 per dag voor elke vierkante meter in beslag genomen ruimte van de kade of steiger.

  • 4.

    Het tarief voor het hebben van zandtrechters en dergelijke werktuigen ten behoeve van het laden of lossen van goederen op de kade bedraagt € 1,25 per dag voor elke vierkante meter door de werktuigen in beslag genomen ruimte op de kade of steiger.

  • 5.

    Over de bovengenoemde tarieven Kadegeld wordt 21% BTW berekend;

  • 6.

    Het tarief voor het innemen van een vaste ligplaats met een woonschip aan de kade bedraagt € 26,42 per strekkende meter lengte van het woonschip over alles.

  • 7.

    Het tarief voor een dagdeel bedraagt 50% van het dagtarief.