Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zoetermeer

Subsidieverordening wijk- en buurtwerk2006

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZoetermeer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieverordening wijk- en buurtwerk2006
CiteertitelSubsidieverordening wijk- en buurtwerk 2006
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpsociale zaken, welzijn en onderwijs

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening is vervangen door de Algemene Subsidieverordening Zoetermeer 2016.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene wet bestuursrecht, art. 4:23

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-05-201618-05-2016intrekking

18-04-2016

Elektronisch Gemeenteblad, 04-05-2016

DOC-2016-001489
16-06-200618-05-2016nieuwe regeling

29-05-2006

Streekblad 2-6-2006

060238
16-06-2006nieuwe regeling

29-05-2006

Streekblad 2-6-2006

060238

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieverordening wijk- en buurtwerk2006

 

 

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht, de Wet van 4 juni 1992 (Stb.315), zoals die luidt ten tijde van de vaststelling van de verordening.

  • b.

    Subsidieontvanger: de organisatie aan wie op grond van deze verordening door het college subsidie wordt verleend.

  • c.

    Subsidieaanvrager: de organisatie die op grond van deze verordening subsidie aanvraagt bij het college.

  • d.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer

  • e.

    Subsidie: een subsidie als bedoeld in artikel 4:21 Awb te weten “financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het gemeentebestuur geleverde goederen of diensten”.

  • f.

    Subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van gemeentelijke subsidies.

  • g.

    Organisatie: elke privaatrechtelijke rechtspersoon, die een programma van activiteiten en diensten voor buurt- en wijkwerk aanbiedt en die van de gemeente langdurig ruimte in een wijk- of buurtcentrum huurt.

  • h.

    Activiteitenplan: het programma van activiteiten en diensten over een kalenderjaar, dat wordt aangeboden door de subsidieaanvrager en waarvoor subsidie wordt gevraagd.

  • i.

    Activiteit: elke vorm van handelen door een privaatrechtelijk rechtspersoon, die de gemeente in het kader van deze verordening van belang acht.

  • j.

    Wijk- en buurtwerk: sociaal-culturele activiteiten en diensten, die in of vanuit een buurt- of wijkcentrum worden aangeboden en zijn gericht op de realisering van maatschappelijke doelen en op de bevrediging van de behoeften van de doelgroep.

  • k.

    Maatschappelijke doelen: door de raad in het kader van het wijk- en buurtwerk vastgestelde doelen.

  • l.

    Doelgroep: bewoners uit de eigen wijk en/of buurt en in het bijzonder vertegenwoordigers uit door het college te bepalen groeperingen.

  • m.

    Wijk- of buurtcentrum: de door het college aangewezen sociaal-culturele accommodatie ten behoeve van de uitvoering van wijk- en buurtwerk.

  • n.

    Huur: de zuivere vergoeding voor het gebruik van de ruimte exclusief bijkomende lasten voor verzekeringen, verbruik water en energie, onderhoud, belastingen en overige huisvestingskosten

  • o.

    Bezettingsnorm: het minimaal aantal dagdelen per week dat berekend over een jaar ten behoeve van wijk- en buurtwerk wordt benut. De bezettingsnorm is vastgesteld op 15 dagdelen per week.

Artikel 2 Reikwijdte van de verordening

Deze verordening is uitsluitend van toepassing op de subsidieverlening voor activiteiten van wijk- en buurtwerk van huurders van door het college aangewezen wijk- en buurtaccommodaties.

Artikel 3 Bevoegdheid

  • 1.

    Het college is het bevoegde bestuursorgaan met betrekking tot het nemen van beslissingen op grond van deze verordening.

  • 2.

    Het college is bevoegd in individuele gevallen ontheffing te verlenen van één of meer bepalingen van deze verordening.

  • 3.

    Het college is bevoegd, naast de bepalingen van deze verordening, eventueel tussentijds, bijzondere voorwaarden aan de subsidie te verbinden.

Artikel 4 Weigeringsgronden

Subsidieverstrekking kan naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Awb genoemde gevallen geweigerd worden, indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

  • -

    de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op, of niet aanwijsbaar ten goede zullen komen van de ingezetenen van de gemeente;

  • -

    de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • -

    de aanvrager met de subsidie doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • -

    de aanvrager ook zonder subsidieverlening over voldoende middelen, hetzij uit eigen middelen hetzij middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • -

    subsidieverstrekking niet past binnen het door het gemeentebestuur op het betreffende beleidsterrein gevoerde beleid, dan wel de betreffende activiteiten in dat kader onvoldoende prioriteiten hebben;

  • -

    de aanvrager de activiteiten met winstoogmerk verricht;

  • -

    de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd gericht zijn op het uitdragen van overtuigingen en denkbeelden van religieuze, levensbeschouwelijke of politieke aard, met uitzondering van onderwijs, niet zijnde specifiek gericht op één religie;

  • -

    de aanvrager zijn activiteiten niet heeft opengesteld voor alle groeperingen zonder onderscheid naar ras, land van herkomst, godsdienst, levensovertuiging, sekse of seksuele geaardheid;

Artikel 5 Eerste subsidieaanvraag en onderling overleg

  • 1.

    Een rechtspersoon die voor de eerste maal een subsidie aanvraagt overlegt:

    • -

      een exemplaar van de stichtingsakte, de statuten en/of het reglement waarin haar taken en bevoegdheden zijn geregeld;

    • -

      een opgave van de bestuurssamenstelling;

    • -

      een overzicht van haar financiële situatie.

  • 2.

    Subsidieontvangers nemen, indien dit gewenst is, deel aan onderling overleg en samenwerking met de gemeente dan wel met door het college aan te wijzen organen en andere subsidieontvangers.

Artikel 6 Subsidieplafond

De gemeenteraad kan jaarlijks een subsidieplafond vaststellen.

Artikel 7 Bevoorschotting

Het college is bevoegd voorschotten te verstrekken op een nog vast te stellen subsidie, nadat een besluit tot subsidieverlening is genomen. Dit voorschot kan, met instemming van de subsidieontvanger worden verrekend met de huur van het wijk- of buurtcentrum.

Artikel 8 Inrichten administratie

  • 1.

    De administratie van de subsidieontvanger moet zodanig zijn ingericht, dat op eenvoudige wijze een overzicht kan worden verkregen van de bezittingen, vorderingen en schulden van de subsidieontvanger en van de verkregen exploitatieresultaten, alsmede dat de controle van gemeentewege op bevredigende wijze voortgang kan hebben; het college kan terzake nadere regels stellen.

  • 2.

    Van alle uitgaven en inkomsten moeten bewijsstukken aanwezig zijn ten name van de subsidieontvanger, waaruit de aard van de geleverde goederen of de verrichte diensten en inkomsten duidelijk blijkt.

  • 3.

    De in dit artikel voorgeschreven stukken, alsmede alle contracten welke kosten veroorzaken die voor subsidiëring in aanmerking komen, moeten berusten op het adres waar de boekhouding wordt bewaard.

  • 4.

    Alle door of namens het college gevraagde inlichtingen welke voor de beoordeling van de doel- en rechtmatigheid van de subsidieverlening van belang kunnen zijn, moeten zonder voorbehoud en naar waarheid worden verstrekt.

  • 5.

    Het college kan nadere eisen stellen aan de inrichting van de administratie.

Artikel 9 Verzekering

De subsidieontvanger is verplicht haar roerende en onroerende bezittingen behoorlijk te verzekeren en verzekerd te houden op basis van herbouw- of vervangingswaarde tegen de schade van brand, storm en inbraak en andere door het college verder eventueel aan te duiden risico’s, waartoe gerekend moeten worden een verzekering tot dekking van schade, voortvloeiend uit de wettelijke aansprakelijkheid.

Artikel 10 Ontbinding, fusie en beëindiging van activiteiten

De subsidieontvanger brengt onverwijld ter kennis van het college:

  • a.

    het voornemen van ontbinding van de rechtspersoon;

  • b.

    het aangaan van een fusie of het anderszins aangaan van een vorm van samenwerking;

  • c.

    het geheel of gedeeltelijk staken van activiteiten;

  • d.

    het wijzigen van de statuten;

  • e.

    een voorgenomen vervreemding, bezwaring of bestemmingswijziging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen.

HOOFDSTUK 2 Procedure subsidieverlening en -vaststelling

Artikel 11 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om een subsidie wordt bij het college ingediend vóór een jaarlijks door het college te bepalen datum, voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    De aanvraag gaat vergezeld van een activiteitenplan, begroting en een gebruiksrooster van het in gebruik zijnde of in gebruik te nemen buurt- of wijkcentrum.

  • 3.

    Het activiteitenplan bevat een beschrijving van de geplande activiteiten voor het komende subsidiejaar. In de aanvraag wordt gemotiveerd aangegeven op welke maatschappelijke doelen de activiteiten zijn gericht en op welke doelgroepen.

  • 4.

    Het college kan nadere richtlijnen vaststellen, waaraan de aanvraag, de begroting, het activiteitenplan en het gebruiksrooster dienen te voldoen.

Artikel 12 Subsidieverlening

  • 1.

    Het college toetst de aanvraag aan het door de raad vastgestelde beleid voor het wijk- en buurtwerk met betrekking tot maatschappelijke doelen, doelgroepen en de bezettingsnorm zoals bepaald in artikel 1 onder o.

  • 2.

    Indien nodig wordt voorafgaand aan de beslissing op de aanvraag, overleg gepleegd met de aanvrager.

  • 3.

    Mede aan de hand van dit genoemde overleg beslist het college op een aanvraag om subsidie.

  • 4.

    De beslissing op de subsidieaanvraag wordt uiterlijk 31 december van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar genomen.

Artikel 13 Subsidiegrondslag
    • 1.

      De maximaal te verlenen subsidie bedraagt een door de gemeenteraad vastgesteld percentage van de huur.

    • 2.

      Subsidie kan worden verleend als wordt voldaan aan de bezettingsnorm en het vastgestelde beleid voor het wijk- en buurtwerk.

    • 3.

      Indien de aanvraag in onvoldoende mate voldoet aan de bezettingsnorm of de overige voorwaarden van deze verordening, kan een lagere subsidie worden verleend dan op grond van lid 1 is bepaald.

    • 4.

      Het college stelt de aanvrager een nader te bepalentermijn, waarbinnen deze alsnog in staat wordt gesteld aan de gestelde voorwaarden te voldoen.

    • 5.

      Aan een organisatie met een bovengenormeerde bezetting kan bovenop de ingevolge lid 1 berekende subsidie een door het college te bepalenstimuleringsbijdrage worden verleend. Deze wordt achteraf verleend op basis van de gerealiseerde gemiddelde bezetting in het subsidiejaar.

Artikel 14 Gebruiksrooster
  • De subsidieontvanger houdt op een door het college te bepalen wijze een gebruiksrooster bij van de aan hem verhuurde ruimte.

Artikel 15 Subsidievaststelling
    • 1.

      Degene die een subsidie heeft ontvangen, dient voor een door het college te bepalen datum een rekening met toelichting, een verslag van de in het voorgaande boekjaar uitgevoerde activiteiten en een overzicht van de gerealiseerde bezetting van het wijk- of buurtcentrum in bij het college.

    • 2.

      Deze rekening en toelichting bevat het verslag van de financiële resultaten, de vermogenspositie, alsmede de afrekening.

    • 3.

      De onder lid 1 en 2 genoemde financiële en inhoudelijke verslagen en het overzicht van de gerealiseerde bezetting van het wijk- of buurtcentrum worden op een door het college nadervast te stellen wijze aangeleverd.

    • 4.

      De rekening gaat vergezeld van een verklaring van een kascontrolecommissie. Bij afwezigheid van een statutair verplichte kascommissie dient het verzoek tot vaststelling op een andere door het college nader te bepalen wijze gecontroleerd te worden.

    • 5.

      Vaststelling van de subsidie vindt binnen negen maanden na toezending van de in het eerste lid genoemde bescheiden plaats.

     

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 16 Onvoorzien

In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet of onduidelijk is, treft het college de nodige voorzieningen en/of neemt de nodige beslissingen.

Artikel 17 Inwerkingtreding en overgangsbepalingen

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking twee weken na de bekendmaking hiervan, tenzij over de verordening een referendum wordt begonnen. In dat geval wordt over de inwerkingtreding een nieuw besluit genomen.

  • 2.

    Met ingang van het in het eerste lid genoemde tijdstip komt de subsidieregeling wijk- en buurtverenigingen 1995 te vervallen.

  • 3.

    Zaken met betrekking tot de jaren voor 2007, die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening reeds aanhangig zijn, worden afgehandeld volgens de regeling zoals die is neergelegd is de algemene subsidieverordening Zoetermeer 1999 en de subsidieregeling wijk- en buurtverenigingen 1995.

  • 4.

    Zaken met betrekking tot 2007 en volgende jaren worden afgehandeld volgens deze verordening.

  • 5.

    De jaren 2007 en 2008 worden aangemerkt als overgangsperiode. Gedurende deze jaren zal de subsidie in afwijking van artikel 14 lid 1 ten hoogste gelijk zijn aan de subsidie die het college verleende in 2006.

Artikel 19 Aanhaling verordening

Deze verordening kan worden aangehaald als “subsidieverordening wijk- en buurtwerk 2006 .

 

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van 29 mei 2006

In werking getreden 30 mei 2006