Organisatie | Cromstrijen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening 2015 |
Citeertitel | Algemene Plaatselijke Verordening 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
vb Gemeentewet, artikel 149
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2016 | Nieuwe regeling | 16-12-2014 GVOP d.d. 13 januari 2015 | 14215201 |
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder:
A-evenement: Regulier evenement met een score uit de risicoscan < 12 pnt. Start van 0 t/m 11 punten. Evenement met een laag risico, waarbij sprake is van een beperkte impact op de omgeving en / of beperkte gevolgen voor het verkeer en tevens een geringe extra capaciteit van de hulpverleningsdiensten is vereist;
Artikel 1:3 Indiening aanvraag
1.Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan zes weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bestuursorgaan
besluiten de aanvraag niet te behandelen.
aangevraagd en ontvankelijk is;
b.Een B- of C-evenement niet ten minste 10 weken voor aanvang van het evenement is aangevraagd
3.Voor bepaalde, door het bestuursorgaan aan te wijzen, andere dan de in lid 2 genoemde vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd met ten hoogste acht weken.
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
AFDELING 1. BESTRIJDING VAN ONGEREGELDHEDEN
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
AFDELING 5. BRUIKBAARHEID EN AANZIEN VAN DE WEG
Artikel 2:10 A: vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg
Artikel 2:10 B: afbakeningsbepalingen en uitzonderingen
a voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard.
Op de vergunning bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing. De vergunning wordt geacht te zijn geweigerd, wanneer niet binnen de in artikel 1:2 eerste en tweede lid genoemde termijn een beslissing is genomen op de aanvraag voor een vergunning die niet met toepassing van artikel 2:10 A, vierde lid, wordt verleend.
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit;
door het college in de overige gevallen.
. Het verbod geldt voorts niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, het Provinciaal wegenreglement, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde gemeentelijke Telecommunicatieverordening.
AFDELING 6. VEILIGHEID OP DE WEG
De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht ze te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken, en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op een openbare plaats achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan voetgangers en het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat er op andere wijze voor voetgangers en het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2:20 Vallende voorwerpen
Het is verboden aan een weg of enig deel van een bouwwerk een voorwerp te hebben dat niet deugdelijk beveiligd is tegen neervallen op de weg.
b in enig opzicht van slecht levensgedrag is, of
c de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt.
hulpverleningscapaciteit een onevenredig beroep op de beschikbare bezetting doet;
AFDELING 8. TOEZICHT OP OPENBARE INRICHTINGEN
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden;
ii. terras: een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt;
Voor publiek openstaande lokaliteiten, open plaatsen, tuinen of gedeelten daarvan, zomede de daarbij behorende terrassen en de daarmee gemeenschap hebbende vertrekken die niet uitsluitend als woning of winkel worden gebruikt, alsmede de niet voor publiek toegankelijke lokaliteiten welke voor het publiek op de weg bereikbaar zijn, uitgezonderd standplaatsen als bedoeld in artikel 5:18 voor zover daar regelmatig of op gezette tijden:
ii. Amusement of ontspanning wordt aangeboden, met uitzondering van een speelautomatenhal, of
iii. Voorstellingen of vertoningen van porno-erotische aard worden gegeven dan wel door middel van automaten dergelijke voorstellingen of vertoningen kunnen worden gegeven
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting
de openbare inrichting ondergeschikt zijn aan de winkelactiviteit;
dat in de toekomst zich een feit of feiten gaan voordoen waardoor de openbare orde en/of het woon- of leefklimaat in de omgeving van de openbare inrichting op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed;
b.de exploitant of de beheerder het bij of krachtens de bepalingen in deze paragraaf
c.de exploitant of de beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij
activiteiten of strafbare feiten in of vanuit de openbare inrichting, dan wel toestaat of gedoogt dat in zijn openbare inrichting strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd, waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed;
er aanwijzingen zijn dat in de openbare inrichting personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid Vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde.
Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgronden houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin de openbare inrichting is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van de openbare inrichting en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.
De burgemeester kan aan de houder van een horecabedrijf vrijstelling verlenen van het in het eerste lid vervatte verbod, voor een openstelling voor bezoekers op vrijdagavond en zaterdagavond - en als naar zijn oordeel sprake is van een bijzonder geval op andere dagen - tot uiterlijk 03.00 uur de dag daarop volgend. Bij de beslissing op een aanvraag betreffende een vrijstelling let de burgemeester in het bijzonder op de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf en/of de openbare orde. Alvorens de burgemeester overgaat tot verlening van een vrijstelling dient allereerst een veiligheidsplan ter beoordeling te worden overlegd aan de politie. Aan een vrijstelling worden voorschriften verbonden. Deze voorschriften hebben in elk geval betrekking op het tijdstip tot wanneer nieuwe bezoekers mogen worden toegelaten, het tijdstip waarop geen alcohol meer verstrekt mag worden, het omlaag brengen van het geluidsniveau en op het ontsteken van alle verlichting. Een vrijstelling wordt verleend voor de periode van maximaal 3 jaar.
De burgemeester kan aan de houder van een horecabedrijf, zijnde een discotheek, vrijstelling verlenen van het in het eerste lid vervatte verbod voor een openstelling voor bezoekers op vrijdagavond en zaterdagavond tot uiterlijk 05.00 uur de dag daarop volgend. Bij de beslissing op een aanvraag betreffende een vrijstelling let de burgemeester in het bijzonder op de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf en/of de openbare orde. Alvorens de burgemeester overgaat tot verlening van een vrijstelling dient allereerst een veiligheidsplan ter beoordeling te worden overlegd aan de politie. Aan een vrijstelling worden voorschriften verbonden. Deze voorschriften hebben in elk geval betrekking op het tijdstip tot wanneer nieuwe bezoekers mogen worden toegelaten, het tijdstip waarop geen alcohol meer verstrekt mag worden, op het omlaag brengen van het geluidsniveau en op het ontsteken van alle verlichting. Een vrijstelling wordt verleend voor de periode van maximaal 3 jaar.
Artikel 2:29b Sluitingstijden sportkantines
Het is de houder van een horecabedrijf, zijnde een gebouw, in gebruik als kantine of clubhuis van een vereniging, welke zich met actieve veld- en of zaalsport bezig houdt, waarvoor ingevolge artikel 3 van de Drank- en Horecawet door de burgemeester vergunning is verleend, verboden dit door bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven na 23.00 uur en voor 07.00 uur.
Artikel 2:31 Aanwezigheid in een gesloten openbare inrichting
Het is bezoekers verboden zich in een openbare inrichting te bevinden gedurende de tijd dat het bedrijf krachtens artikel 2:29 of 2:29a of ingevolge een op grond van artikel 2:30 genomen besluit gesloten dient te zijn.
AFDELING 9. TOEZICHT OP INRICHTINGEN TOT HET VERSCHAFFEN VAN NACHTVERBLIJF
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
De houder van een inrichting is verplicht een register, als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht, bij te houden dat is ingericht volgens het door de burgemeester vastgestelde model.
AFDELING 10. TOEZICHT OP SPEELGELEGENHEDEN
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
AFDELING 11. MAATREGELEN TEGEN OVERLAST EN BALDADIGHEID
Artikel 2:41a Verblijfsontzegging
De burgemeester kan, in het belang van de openbare orde of veiligheid, een verbod opleggen aan degene die de openbare orde of veiligheid heeft verstoord om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen. Dit verbod geldt gedurende de in de bekendmaking van het verbod genoemde periode die ten hoogste twaalf weken kan bedragen.
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
De in het eerste en tweede lid gestelde verboden zijn niet van toepassing op degenen die ter plaatse en ten genoegen van een ambtenaar van de politie aannemelijk kan maken dat genoemde voorwerpen of stoffen bestemd zijn of gebezigd worden voor andere handelingen dan die welke in die leden worden genoemd.
Artikel 2:47a Openbare zedelijkheid
Het is verboden zich op een openbare plaats of op een daarvan af waarneembare plaats zich te bevinden in een houding, toestand of kleding, die uit een oogpunt van openbare zedelijkheid kennelijk kwetsend is of redelijkerwijze kan worden geacht.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien:
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:57 Loslopende honden
De verboden genoemd in het eerste lid onder a en b gelden niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat begeleiden en de hond als zodanig aantoonbaar gekwalificeerd is of indien een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond.
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
In het eerste lid wordt verstaan onder:
muilkorf: een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof, of van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn;
De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
AFDELING 12. BEPALINGEN TER BESTRIJDING VAN HELING VAN GOEDEREN
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:71 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74a Openlijk gebruik van drugs
Het is verboden op of aan de weg, op een voor publiek toegankelijke plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw, middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen voorhanden te hebben.
AFDELING 15. BESTUURLIJKE OPHOUDING, VEILIGHEIDSRISICOGEBIEDEN, CAMERATOEZICHT OP OPENBARE PLAATSEN EN GEBIEDSONTZEGGINGEN
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2:1, 2:2, 2:10, 2:11, 2:16, 2:19, 2:47, 2:48, 2:49, 2:50, 2:79, 5:1 van deze verordening groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verrichten een bevel geven zich gedurende ten hoogste 24 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
In het geval van overtredingen als bedoeld in het eerste lid kan de burgemeester aan een persoon aan wie tenminste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste acht weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
HOOFDSTUK 3. SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE E.D.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
AFDELING 2. SEKSINRICHTINGEN, STRAATPROSTITUTIE, SEKSWINKELS EN DERGELIJKE
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500,00 of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a. van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste één maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4 eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten als genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie;
Het is verboden op of aan de weg, op een andere voor publiek toegankelijke plaats of op een plaats zichtbaar vanaf de weg of vanaf een andere voor publiek toegankelijke plaats, door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.
De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid, bij besluit verbieden zich gedurende een bepaalde termijn anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en plaatsen bedoeld in het eerste lid.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Grondwet.
AFDELING 3. BESLISSINGSTERMIJN; WEIGERINGSGRONDEN
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
AFDELING 4. BEËINDIGING EXPLOITATIE; WIJZIGING BEHEER
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 4. BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
AFDELING 1. GELUIDHINDER EN VERLICHTING
bouw- en slooplawaai: Geluid vanwege de aanleg, bouw of sloop van infrastructuur, civiele of waterbouwkundige werken of bouwwerken, geproduceerd door (bouw)materieel en de daarbij behorende activiteiten. Het heeft twee belangrijke kenmerken: 1˚ het wisselend karakter van het bouwlawaai door de spreiding van de bouw- en sloopactiviteiten in tijd binnen de gehele duur van aanleg, bouw of sloop en in plaats binnen de begrenzing van het bouw- of sloopterrein of het tracé (veelal is sprake van ‘voortschrijdend’ werk) 2˚ het tijdelijke karakter: na realisatie van het project is er geen sprake meer van bouwlawaai;
dagwaarde: De dagwaarde is de waarde van het equivalente geluidsniveau bepaald over de periode lopend van 7.00 tot 19.00 uur vermeerderd met een straftoeslag voor geluid met een impulsachtig karakter. De bijbehorende eenheid is dB(A). De dagwaarde wordt bepaald overeenkomstig de Handleiding Meten en Rekenen industrielawaai. De dagwaarde wordt bepaald op de gevel van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en op de grens van geluidsgevoelige terreinen. De hier gehanteerde definitie komt overeen met de dagwaarde van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (L Ar,LT,dag), zij het dat alleen de impulstoeslag wordt toegepast.
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 10 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 10 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Artikel 4:4 (Geluid)hinder door dieren
Degene die de zorg heeft voor een dier, moet voorkomen dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder veroorzaakt.
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
AFDELING 2. BODEM-, WEG- EN MILIEUVERONTREINIGING
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
AFDELING 3. HET BEWAREN VAN HOUTOPSTANDEN
Artikel 4:12a Gevaarlijke bomen
Bomen die gevaar opleveren voor een veilig gebruik van de weg en vermeldt staan op de Bomenlijst, kunnen terstond bij besluit van het college worden gekapt.
Artikel 4:12b Bestrijding boomziekte
Indien zich op een terrein een of meer bomen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren voor verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van schadelijke kevers en of bacteriën, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
AFDELING 4. MAATREGELEN TEGEN ONTSIERING EN STANKOVERLAST
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer , in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Artikel 4:14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen
Onverminderd het bepaalde in het Besluit gebruik meststoffen is het verboden op gronden meststoffen uit te rijden, op te brengen, te doen uitrijden of te doen opbrengen op zondag en op de volgende feest- en gedenkdagen: Koninginnedag, tweede paasdag, tweede pinksterdag, Hemelvaartsdag, eerste en tweede kerstdag en nieuwjaarsdag.
Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
1.Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder ontstaat voor de omgeving.
AFDELING 5. KAMPEREN BUITEN KAMPEERTERREINEN
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: Een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
HOOFDSTUK 5. ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen e.d.
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 5 meter of een hoogte van meer dan 2 meter, op of aan de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5:21 Aanhoudingsplicht
Het college houdt de aanvraag om een standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag een activiteit betreft waarvoor tevens een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer is vereist en indien geen toepassing kan worden gegeven aan het tweede lid, tot de dag waarop is beslist op de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer.
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de Provinciale vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5:25 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens artikel 5:26, tweede lid bepaalde.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
AFDELING 7. CROSSTERREINEN EN GEMOTORISEERD EN RUITERVERKEER IN NATUURGEBIEDEN
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
AFDELING 9. VERSTROOIING VAN AS
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele as verstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
HOOFDSTUK 6. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Overtreding van een artikel in deze verordening en de op grond van artikel 1.4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aangewezen personen.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Vergunningen en ontheffingen – hoe ook genaamd – verleend krachtens verordeningen bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, blijven – indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - van kracht tot de tijd waarvoor zij werden verleend of totdat zij worden ingetrokken.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens verordeningen bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, blijven – indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en bepalingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken – nog gedurende één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing – hoe ook genaamd – op grond van een verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
Op een aanhangig beroep- of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing, bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid.
In afwijking van het in het eerste lid bepaalde, blijft een vergunning of ontheffing – hoe ook genaamd – van kracht, totdat onherroepelijk is beslist op een aanvraag voor een, krachtens een in deze verordening overeenkomstig opgenomen gebod of verbod vereiste, vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag ten minste acht weken voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn bij het bevoegde bestuursorgaan is ingediend.
De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.
Aanvragen om een vergunning als bedoeld in de artikelen 2:10 A, derde lid, 2:11, 2:12, 4:11 en 4:16 die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening worden afgehandeld volgens het recht zoals dat gold vóór het tijdstip waarop artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking is getreden.
Vastgesteld door de raad van gemeente Cromstrijen in zijn openbare vergadering gehouden op 16 december 2014,
de griffier,
de voorzitter,
Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen
Artikel 1.1 - Begripsbepalingen
Artikel 1.3 - Indiening aanvraag
Artikel 1.4 -Voorschriften en beperkingen
Artikel 1.5 -Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
Artikel 1.6 - Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
Artikel 1.8 -Weigeringsgronden
Afdeling 1 -Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2.1 -Samenscholing en ongeregeldheden
Artikel 2.2 -Optochten (vervallen)
Artikel 2.3 -Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Artikel 2.4 -Afwijking termijn (vervallen)
Artikel 2.5 -Te verstrekken gegevens (vervallen)
Afdeling 3 -Verspreiden van gedrukte stukken
Artikel 2.6 -Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
Afdeling 4 -Vertoningen e.d. op de weg
Artikel 2.7 -Feest, muziek en wedstrijd e.d. (vervallen)
Artikel 2.8 -Dienstverlening (vervallen)
Afdeling 5 -Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2.10 A -Vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg
Artikel 2.10 B -Afbakeningsbepalingen en uitzonderingen
Artikel 2.10 D -Vrij te stellen categorieën
Artikel 2.11 -(Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Artikel 2.12 -Omgevingsvergunning voor het maken, veranderen van een uitweg
Afdeling 6 -Veiligheid op de weg
Artikel 2.13 -Veroorzaken van gladheid
Artikel 2.15 -Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Artikel 2.16 -Openen straatkolken e.d.
Artikel 2.17 -Kelderingangen e.d.
Artikel 2.18 -Rookverbod in bossen en natuurterreinen
Artikel 2.19 -Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp (vervallen)
Artikel 2.20 -Vallende voorwerpen
Artikel 2.21 -Voorzieningen voor verkeer en verlichting
Artikel 2.22 -Objecten onder hoogspanningslijn
Artikel 2.23 -Veiligheid op het ijs
Afdeling 8 -Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2.27 -Begripsbepalingen
Artikel 2.28 -Exploitatievergunning openbare inrichting
Artikel 2.29b -Sluitingstijden sportkantines
Artikel 2.30 -Afwijking sluitingstijden; tijdelijke sluiting
Artikel 2.31 -Aanwezigheid in een gesloten openbare inrichting
Artikel 2.32 -Handel in een openbare inrichting
Artikel 2.33 -Verboden gedragingen
Artikel 2.34 -Het college als bevoegd bestuursorgaan
Afdeling 9 -Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2.36 -Kennisgeving exploitatie
Artikel 2.38 -Verschaffing gegevens nachtregister
Afdeling 10 -Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2.39 -Speelgelegenheden
Artikel 2.40 -Kansspelautomaten
Afdeling 11 -Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.41 -Betreden gesloten woning of lokaal
Artikel 2.41a -Verblijfsontzegging
Artikel 2.42 -Plakken en kladden
Artikel 2.43 -Vervoer plakgereedschap e.d.
Artikel 2.44 -Vervoer inbrekerswerktuigen
Artikel 2.45 -Betreden van plantsoenen e.d.
Artikel 2.46 -Rijden over bermen e.d.
Artikel 2.47 -Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Artikel 2.47a -Openbare zedelijkheid
Artikel 2.48 -Openlijk drankgebruik
Artikel 2.49 -Verboden gedrag bij of in gebouwen
Artikel 2.50 -Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Artikel 2.51 -Neerzetten van fietsen e.d.
Artikel 2.52 -Overlast van fiets of bromfiets op markt- en kermisterrein e.d.
Artikel 2.53 -Bespieden van personen
Artikel 2.54 -Bewakingsapparatuur (vervallen)
Artikel 2.55 -Nodeloos alarmeren (vervallen)
Artikel 2.56 -Alarminstallaties (vervallen)
Artikel 2.57 -Loslopende honden
Artikel 2.58 -Verontreiniging door honden
Artikel 2.59 -Gevaarlijke honden
Artikel 2.60 -Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Artikel 2.61 -Wilde dieren (gereserveerd)
Afdeling 12 -Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2.67 -Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
Artikel 2.68 -Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht
Artikel 2.69 -Vervreemding van door opkoop verkregen goederen (gereserveerd)
Artikel 2.70 -Handel in horecabedrijven (vervallen)
Artikel 2.71 -Begripsbepalingen
Artikel 2.72 -Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Artikel 2.73 -Gebruiken van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
Artikel 2.74 -Drugshandel op straat
Artikel 2.74a -Openlijk gebruik van drugs
Afdeling 15 -Bestuurlijke ophouding, veiligheidsricisogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen en gebiedsontzeggingen
Artikel 2.75 -Bestuurlijke ophouding
Artikel 2.76 -Veiligheidsrisicogebieden
Artikel 2.77 -Cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2.78-Gebiedsontzeggingen
Hoofdstuk 3 - Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
Artikel 3.1 -Begripsbepalingen
Artikel 3.2 -Bevoegd bestuursorgaan
Afdeling 2 -Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels e.d.
Artikel 3.5 -Gedragseisen exploitant en beheerder
Artikel 3.7 -Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
Artikel 3.8 -Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
Artikel 3.9 -Straatprostitutie
Artikel 3.11 -Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen e.d.
Afdeling 3 -Beslissingstermijn; weigeringsgronden
Artikel 3.12 -Beslissingstermijn
Artikel 3.13 -Weigeringsgronden
Afdeling 4 -Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3.14 -Beëindiging exploitatie
Artikel 3.15 -Wijziging beheer
Hoofdstuk 4 - Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 -Geluidhinder en verlichting
Artikel 4.1 -Begripsbepalingen
Artikel 4.2 -Aanwijzing collectieve festiviteiten
Artikel 4.3 -Kennisgeving incidentele festiviteiten
Artikel 4.4 -(Geluid)hinder door dieren
Artikel 4.5 -Onversterkte muziek
Artikel 4.6 -Overige geluidhinder
Afdeling 2 -Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4.8 -Natuurlijke behoefte doen
Artikel 4.9 -Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen
Afdeling 3 -Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4.10 -Begripsbepalingen
Artikel 4.11 -Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
Artikel 4.12 -Bijzondere vergunningsvoorschriften
Artikel 4.12a -Gevaarlijke bomen
Artikel 4.12b -Bestrijden boomziekte
Afdeling 4 -Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4.13 -Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Artikel 4.14 -Stankoverlast door gebruik van meststoffen
Artikel 4.15 -Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
Artikel 4.16 -Omgevingsvergunning voor lichtreclame
Afdeling 5 -Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 4.18 -Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
Artikel 4.19 -Aanwijzing kampeerplaatsen
Hoofdstuk 5 - Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5.1 -Begripsbepalingen
Artikel 5.2 -Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Artikel 5.3 -Te koop aanbieden van voertuigen
Artikel 5.4 -Defecte voertuigen
Artikel 5.6 –Kampeermiddelen, aanhangers e.a.
Artikel 5.7 -Parkeren van reclamevoertuigen
Artikel 5.8 -Parkeren van grote voertuigen
Artikel 5.10 -Parkeren van voertuigen met stank verspreidende stoffen
Artikel 5.11 -Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
Artikel 5.12 -Overlast van fiets of bromfiets
Artikel 5.13 -Inzameling van geld of goederen
Artikel 5.16 -Vrijheid van meningsuiting (vervallen)
Artikel 5.18 -Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Artikel 5.19 -Toestemming rechthebbende
Artikel 5.20 -Afbakeningsbepalingen
Artikel 5.21 -Aanhoudingsplicht
Artikel 5.23 -Organiseren van een snuffelmarkt
Artikel 5.24 -Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Artikel 5.25 -Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
Artikel 5.26 -Aanwijzingen ligplaats
Artikel 5.27 -Verbod innemen ligplaats
Artikel 5.28 -Beschadigen van waterstaatswerken
Artikel 5.29 -Reddingsmiddelen
Artikel 5.30 -Veiligheid op het water
Artikel 5.31 -Overlast aan vaartuigen
Afdeling 7 -Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Artikel 5.33 -Beperking verkeer in natuurgebieden
Afdeling 8 -Verbod vuur te stoken
Artikel 5.34 -Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Afdeling 9 -Verstrooiing van as
Artikel 5.36 -Verboden plaatsen
Artikel 5.37 -Hinder of overlast
Hoofdstuk 6 - Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 6.3 -Binnentreden woningen
Artikel 6.4 -Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening