Organisatie | Cromstrijen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nota waarderings-, rente-, en afschrijvingsbeleid 2015 |
Citeertitel | Nota waarderings-, rente-, en afschrijvingsbeleid 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, artikel 212
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2021 | Nieuwe regeling | 16-12-2014 Het Kompas, d.d. 30 december 2015 | 14212533 |
De nota waarderings-, rente- en afschrijvingsbeleid is primair bedoeld als instrument ten behoeve van de kaderstellende rol van de raad. Deze nota vloeit voort uit onze financiële verordening (artikel 212 van de Gemeentewet) en sluit aan bij het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV).
Wij werken in deze nota niet alle artikelen van het BBV uit, maar geven de belangrijkste relevante voorschriften kort weer.
De doelstelling van deze nota is het formuleren van beleid en vastlegging van uniforme regels voor:
Investeringen zijn uitgaven ter verwerving van een goed of ter bereiking van een doel waaraan wij een nuttigheid kunnen toekennen die langer duurt dan een jaar.
In bedrijfseconomische termen verstaan wij onder investeren het beleggen van geld of het aanschaffen van duurzame productiemiddelen met het oogmerk het verwerven van extra inkomsten of rendement. De gemeente Cromstrijen investeert daarnaast ook in duurzame zaken: aanleg van wegen, riolering, gebouwen en dergelijke. Het zijn zaken waarvan de nuttigheid zich uitstrekt over een langere periode dan één jaar.
Investeringen verantwoorden wij op de balans onder de post vaste activa.
Onder de vaste activa onderscheiden wij, conform het BBV, de volgende vaste activa:
Activa waarderen wij op basis van de verkrijgings- of vervaardigingprijs. De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten.
De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten die wij rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen toerekenen, inclusief interne uren.
In overeenstemming met het BBV (artikel 34) verstaan wij onder de immateriële vaste activa:
In overeenstemming met het BBV (artikel 35) onderscheiden wij twee soorten materiële vaste activa, te weten:
Investeringen met een economisch nut
Investeringen met een economisch nut zijn alle investeringen die kunnen bijdragen aan het genereren van middelen en/of die verhandelbaar zijn. Het gaat hierbij nadrukkelijk om de mogelijkheid middelen te genereren.
Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut
Het BBV bepaalt dat wij investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut mogen activeren. Het gaat om activa die geen economisch, maar uitsluitend een maatschappelijk nut hebben. Voorbeelden van dergelijke activa zijn wegen, bruggen en openbaar groen.
In overeenstemming met het BBV (artikel 36) is een financieel vast actief aanwezig als er sprake is van een duurzaam financieel belang. Het BBV onderscheidt een viertal categorieën:
De waardering van activa is van belang omdat het de basis vormt voor het vaststellen van de financiële consequenties van activa. Anders geformuleerd: de gekozen systematiek voor de waardering van activa is van invloed op de exploitatie van de gemeente en daarmee op de financiële resultaten die gemeenten behalen. In het BBV staan de bepalingen voor de waardering van activa.
Meer specifiek gaat het dan om de volgende aspecten:
Het BBV bepaalt dat wij alle vaste activa moeten activeren voor het bedrag van de investering (artikel 62, lid 1).
Daarnaast bepaalt het BBV expliciet welke investeringen wij wel en niet moeten activeren (artikel 59). De belangrijkste zijn:
Het huidige BBV stelt voor om de investeringen met een maatschappelijk nut niet te activeren. Het zijn namelijk investeringen, waarvan het onderhoud essentiëler is dan de vervanging. Het gaat echter vaak om aanzienlijke bedragen, die wij niet altijd rechtstreeks ten laste van de exploitatie kunnen brengen. Indien wij het noodzakelijk achten, activeren wij dergelijke investeringen conform de afschrijvingstermijn volgens bijlage 1 en indien mogelijk een kortere termijn. Wij mogen op deze investeringen extra afschrijven.
Op initiatief van de Vereniging van de Nederlandse Gemeenten (VNG) is een advies uitgebracht over de vernieuwing van de BBV. In het BBV zijn regels opgenomen voor de gemeentelijke begroting en jaarrekening. Eén van de adviezen is om nieuwe investeringen met maatschappelijk nut verplicht te activeren en over de gebruiksduur af te schrijven, aangezien de huidige regels over de investeringen met maatschappelijk nut in sterke mate de vergelijkbaarheid tussen gemeenten verstoren. Indien dit advies wordt omgezet in regelgeving, dan hanteren wij deze regels.
Het eerste en tweede lid van artikel 65 BBV hebben betrekking op waardeverminderingen die naar verwachting duurzaam zijn, indien het niet voorzienbaar is dat de waardevermindering zal ophouden te bestaan. Wij kunnen denken aan nieuwe inzichten in de technische en/of de economische levensduur van activa of de aantasting van het vermogen van deelnemingen. Duurzame waardevermindering van vaste activa boeken wij af.
Het derde lid BBV (artikel 65) schrijft voor dat bij een volledige buitengebruikstelling wij het actief afwaarderen tot hetzij nul, hetzij tot de restwaarde, indien wij die redelijkerwijs verwachten. Wanneer wij een actief gedeeltelijk buiten gebruik stellen, dienen wij het actief proportioneel af te waarderen.
Uit oogpunt van efficiency is het raadzaam om een ondergrens voor het activeren van vaste activa te hebben. Wij activeren alleen investeringen met een minimale waarde van
€ 10.000,00. Investeringen met een waarde beneden € 10.000,00 activeren wij niet. Wij brengen deze uitgaven in het jaar van investering geheel ten laste van de exploitatie.
In hoofdstuk 3 gaven wij aan welke investeringen wij (kunnen) activeren en welke niet.
De lasten van de investeringen die wij activeren bestaan uit afschrijving en rente. Het rentebeleid behandelen wij in hoofdstuk 5. In dit hoofdstuk behandelen wij de afschrijving.
Een kenmerk voor vaste activa is dat ze hun nut over meerdere jaren hebben. De levensduur van vaste activa is echter niet oneindig. Door technische slijtage of economische veroudering neemt de gebruikswaarde af en daarmee de waarde in het economisch verkeer. Het zichtbaar maken van deze waardevermindering van activa noemen wij afschrijven. Bij het bepalen van de afschrijving dienen wij een aantal aspecten in ogenschouw te nemen, te weten de levensduur en de wijze van afschrijving.
De afschrijvingstermijn van een actief is afhankelijk van de verwachte nuttigheids- of de gebruiksduur. De technische levensduur (slijtage) en economische levensduur (veroudering) bepaalt de gebruiksduur van duurzame productiemiddelen. De technische levensduur is de periode waarin het technisch mogelijk is de investering te gebruiken.
De economische levensduur is de periode waarin wij het actief naar schatting economisch gezien kunnen gebruiken.
Omdat wij de economische levensduur baseren op een schatting moeten wij hiervoor richtlijnen opstellen voor de diverse activa. Om te komen tot een uniform afschrijvingsbeleid nemen wij in bijlage 1 een overzicht op waarin wij per activasoort de levensduur weergeven waarover wij afschrijven.
De in bijlage 1 genoemde investeringen en afschrijvingstermijnen zijn niet uitputtend. Komt een investering niet in de bijlage voor, dan vermelden wij de afschrijvingstermijn in het raadsvoorstel.
Er zijn verschillende methoden om op basis van de afschrijvingsduur te komen tot de afschrijvingslasten.
De belangrijkste methoden zijn:
Wij passen de lineaire afschrijvingsmethode toe.
De lineaire afschrijvingsmethode houdt in afschrijven op basis van de economische levensduur van de investering (minus eventuele restwaarde). De afschrijvingslasten zijn hierdoor jaarlijks gelijk. Wij schrijven af in het jaar volgend op het jaar na de volledige realisering van de investering. Hierbij nemen wij in het eerste jaar na de volledige realisering de volledige afschrijving mee.
Het afschrijven op gronden neemt een bijzondere plaats in omdat gronden duurzame goederen zijn die niet aan slijtage onderhevig zijn. Het is volgens het BBV niet toegestaan om af te schrijven op gronden.
Wij kunnen investeringen op twee manieren financieren. Enerzijds met vreemd vermogen (bijvoorbeeld geldleningen) en anderzijds met eigen vermogen. Jaarlijks bij het opstellen van de meerjarenraming brengen wij de liquiditeitspositie in beeld. Indien er extra financiële middelen nodig zijn, nemen wij in de meerjarenbegroting rentekosten op voor nieuwe geldleningen. Hierbij houden wij in het eerste jaar van de investering rekening met 25% van de jaarlijkse rentelasten (gemiddelde aanname).
Bij de behandeling van de kadernota stelt de gemeenteraad het te hanteren rentepercentage voor nieuwe geldleningen vast. Bij de bepaling van de hoogte is het belangrijk de gevolgen van mutaties in het rentepercentage goed in ogenschouw te nemen. Een dalende rente kan een budgettair voordeel betekenen. Een stijgende rente kan een aanmerkelijke structurele lastenverhoging betekenen. Het is dan ook belangrijk dat wij in dit kader kiezen voor een evenwichtige benadering. Hiermee willen wij voorkomen dat er van jaar tot jaar grote schommelingen in het percentage ontstaan.
Rente is een onderdeel van de kostprijs van een product. Vandaar dat rentelasten evenals overheadkosten toegerekend worden aan producten. Jaarlijks rekenen wij rentekosten toe aan de exploitatie van de riolering en bouwgronden. De rentekosten maken onderdeel uit van de kostprijs en verwerken wij in de tarieven. Het rentebedrag dat wij toerekenen berekenen wij door de boekwaarde van de activa per 1 januari van het betreffende begrotingsjaar te vermenigvuldigen met het rentepercentage. Vooral voor bouwgrondexploitaties geldt dat een evenwichtig percentage belangrijk is, omdat grote schommelingen in de rente kunnen leiden tot (ongewenst) grote fluctuaties in de kosten van bouwgrondexploitaties. Renteverhogingen kunnen wij immers veelal niet meer verhalen, na afronding van onderhandelingen.
Naast rentekosten van bestaande en nieuwe geldleningen en opbrengsten van doorbelaste rentekosten (aan bouwgrond en riolering) ontvangen wij ook rentebaten op de
rekening-courant of spaarrekening. Alle rentekosten en rentebaten verantwoorden wij op programma 9- “Financiering en algemene dekkingsmiddelen”.
Deze nota treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.
Bijlage 1 - Overzicht afschrijvingstermijnen
In onderstaande tabel geven wij per onderwerp aan welke afschrijvingstermijnen wij hanteren.
Onderwerp afschrijvingstermijn (jaren)
Civieltechnische kunstwerken (bruggen, viaducten, tunnels en dergelijke):
reconstructie en verbeteringen 25
Geldleningen (kosten afsluiting/dis)agio) Gelijk aan looptijd geldlening/ 5
aanwezigheids-/tijdschrijf- en beveiligingsinstallatie 15
Restauratiesubsidie/monumentenbeleid 25
Riolering en afvalwatersystemen:
voorzieningen ten behoeve van waterkwaliteit 60
mechanisch/technische voorzieningen 15